direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Hattem Zuidoost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0244.bpHattemZO-0003

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan voor 't Veen in het zuidoosten van Hattem dient te worden herzien. Dit is nodig omdat het geldende bestemmingsplan voor dit gebied in september 2015 al 10 jaar geldt. Actualisering van bestemmingsplannen ouder dan tien jaar is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht. Het plangebied bestaat uit twee gebieden met woningen en sportvoorzieningen en een gebied waar bedrijven zijn gevestigd. Ten behoeve van de actualisatie is onderscheid gemaakt tussen het bestaande bedrijventerrein en de woonbuurten. Het bedrijventerrein wordt herontwikkeld en heeft een eigen planologische regeling. Dit bestemmingsplan (Hattem Zuidoost) voorziet in een nieuwe juridische planologische regeling voor het overige deel van 't Veen: de woonbuurten (zie ook paragraaf 2.1). Met het nieuwe bestemmingsplan wordt voldaan aan de wettelijke actualisatieplicht.

1.2 Uitgangspunten bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Hattem Zuidoost heeft een beheersmatige opzet en bevat geen nieuwe ontwikkelingen. Het plan kent een eenvoudige en transparante bestemmingsplanopzet met uniforme regels, waardoor herkenbaarheid en gebruiksvriendelijkheid worden vergroot.

1.3 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk komen in hoofdstuk 2 de relevante feiten en belangenafweging aan bod. Daarbij wordt ingegaan op de ligging van het plangebied en wordt de bestaande situatie getoetst aan het geldende beleid. In hoofdstuk 3 worden de het plan getoetst aan de Waterwet en komen ook de andere wateraspecten aan de orde. De toetsing aan de overige omgevingsaspecten vindt plaats in hoofdstuk 4. De toelichting op de bestemmingen is in hoofdstuk 5 aangegeven. Hoofdstuk 6 geeft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan weer.

Hoofdstuk 2 Relevante feiten- en belangenafweging

Dit hoofdstuk geeft een afweging van de voor het plangebied relevante feiten en belangen. Dit wordt mede bepaald door de begrenzing van het plangebied, de ligging en begrenzing van het plangebied wordt daarom eerst toegelicht. Vervolgens wordt ingegaan op de geldende bestemmingsplanregeling en de belangen op verschillende overheidsniveaus. In de paragrafen wordt aangegeven hoe dit doorwerkt in de regeling van dit bestemmingsplan.

2.1 Ligging plangebied

Zoals aangegeven betreft het plangebied van dit bestemmingsplan Hattem Zuidoost (globaal) de woongebieden van 't Veen, gelegen ten zuidoosten van de historische kern van Hattem. Het plangebied ligt tussen de Apeldoornseweg (westzijde), de dijk langs de IJssel (oostzijde) en de grens met de gemeente Heerde (zuidzijde).

De begrenzing van dit bestemmingsplan is afgestemd op het geldende bestemmingsplan "Het Veen 2005" (vastgesteld op 25 april 2005). Daarnaast zijn enkele locaties waarvoor recentelijk een planologische procedure is gevoerd ook meegenomen in dit bestemmingsplan. De bedrijvengebieden en het plangebied van het bestemmingsplan Hattemse Loo zijn buiten het plangebied gelaten. De ligging van het plangebied bestemmingsplan Hattem-Zuidoost is in onderstaande figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpHattemZO-0003_0001.jpg"

Ligging plangebied

2.2 Rijksbelangen

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een meer selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

2.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deels 30 december 2011 en deels op 1 oktober 2012 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 13 nationale belangen zijn:

  • 1. Rijksvaarwegen
  • 2. Mainportontwikkeling Rotterdam
  • 3. Kustfundament
  • 4. Grote rivieren
  • 5. Waddenzee en waddengebied
  • 6. Defensie
  • 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen
  • 8. Elektriciteitsvoorziening
  • 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen
  • 10. Ecologische hoofdstructuur
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

In hoofdstuk 2 van de Barro worden regels gesteld, van belang voor onder meer de implementatie van de nationale belangen in bestemmingsplannen. Voor het plangebied is het nationaal belang 'Grote rivieren' van toepassing. Het gaat daarbij om de aanduidingen 'rivierbed' en 'stroomvoerend deel van het rivierbed', die op een klein deel noordelijk in het plangebied liggen. De regels die daarbij horen schrijven voor dat ontwikkelingen niet uitgesloten zijn, maar dat deze gericht moeten zijn op een select aantal ontwikkelingen.

2.2.3 Conclusies rijksbelangen

Binnen het plangebied is een deel aangeduid voor het nationale belang 'Grote rivieren'. Hierin liggen enkele woonpercelen. De bestaande situatie bij deze woonpercelen mag in dit bestemmingsplan niet wijzigen. Op die manier blijft het nationale belang in stand.

2.3 Provinciale belangen

In deze paragraaf komt het relevante provinciale beleid aan bod. Daarbij wordt ingegaan op het Omgevingsvisie Gelderland, de Omgevingsverordening Gelderland en het Kwalitatief Woonprogramma (KWP) 3.

2.3.1 Omgevingsvisie Gelderland

De omgevingsvisie geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkeling in de periode van 2005 tot 2015, binnen de provincie Gelderland. In juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Dit bestemmingsplan wordt alvast daaraan getoetst, omdat het ontwerpbestemmingsplan na de vaststelling van de Omgevingsvisie in procedure gaat. Het voldoet alvast aan het meest recente provinciale beleid.

In het beleid van de omgevingsvisie maakt de provincie Gelderland onderscheid in verschillende regio's. Voor iedere regio zijn de kenmerkende aspecten opgenomen. De speerpunten van het beleid zijn voor de verschillende regio's verschillend. Het plangebied maakt deel uit van de regio Noord-Veluwe. Het voor het plangebied direct doorwerkende beleid wordt hierna weergegeven.

In de omgevingsvisie zijn voor deze regio kenmerkende aspecten opgenomen. Daarbij is genoemd welke ambities de provincie en haar partners nastreven voor deze regio. Voor het plangebied is het van belang dat de provincie streeft naar het behouden, versterken en benutten van bestaande kwaliteiten en het verbinden van leefbaarheid in kernen met natuurgebieden en het waterlandschap.

Het provinciaal woonbeleid is vooral gericht op behoud van de bestaande kwaliteiten en afspraken maken over de (over)capaciteit van nieuwbouwplannen. De kwantitatieve regionale afspraken worden vastgelegd in het Regionaal Programma Wonen. In het plangebied is echter geen sprake van nieuwbouw van woningen. De kwalitatieve woningbouwafspraken staan in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP) 3 (zie ook paragraaf 2.3.3).

Daarnaast loopt door het plangebied een toeristische routestructuur (wandelen en fietsen). Het betreft de langeafstandswandelroute (LAW) 4. Deze routes zijn onderdeel van het landelijke routenetwerk, dat met financiële steun van Rijk en provincie is aangelegd. Zij hebben een grote belevingswaarde. Deze routes worden van zo'n belang geacht voor het toerisme in Gelderland dat deze in dit bestemmingsplan een beschermende regeling krijgt.

Tot slot is in het plangebied sprake van een grondwaterfluctuatiegebied. Dit is een zone die extra gevoelig is voor grondwateroverlast. Het is daarom van belang om hiermee bij de inrichting of herinrichting van stedelijk gebied, via de watertoets, rekening te houden en zonodig maatregelen te nemen. In hoofdstuk 3 staat meer informatie over het aspect water.

2.3.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op 15 december 2010 heeft Provinciale Staten van de provincie Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. Deze verordening is inmiddels herzien in de ontwerp-Omgevingsverordening Gelderland (2013), die in oktober 2014 vastgesteld wordt. Dit bestemmingsplan wordt alvast getoetst aan het beleid uit deze nieuwe verordening, omdat het ontwerpbestemmingsplan na de vaststelling van de verordening in procedure gaat. Het bestemmingsplan voldoet dan aan de meest recente verordening.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsverordening Gelderland op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. Hierna staat een beschrijving van die aspecten uit de verordening die een directe doorwerking hebben op dit bestemmingsplan.

In het plangebied is sprake van het 'Gelders natuurnetwerk' (GNN), 'Groene ontwikkelingszones' (GO) en een 'Hydrologische beschermingszone'. De regels bij het GNN en GO zijn gericht op het behoud en de bescherming van de kernkwaliteiten van beide gebieden. Grootschalige ontwikkelingen zijn in beide gebieden niet gewenst. Kleinschalige ontwikkelingen mogen alleen onder voorwaarden en als er geen reële alternatieven zijn. Over de Hydrologische beschermingszone zijn in de verordening (nog) geen regels opgenomen. Het bestemmingsplan staat bij recht geen nieuwe ontwikkelingen toe.

2.3.3 Kwalitatief Woonprogramma (KWP) 3

De regiogemeenten voor de Noord-Veluwe (Hattem, Elburg, Epe, Ermelo, Harderwijk, Heerde, Nunspeet, Oldebroek en Putten) en de provincie Gelderland hebben voor de periode 2010 - 2019 het Kwalitatief Woonprogramma voor de regio vastgesteld.

In het KWP3 is per regio een afsprakenkader opgenomen, zo ook voor de regio Noord-Veluwe. De ontwikkeltrajecten voor de regio Noord-Veluwe zijn gericht op het aanpakken van de belangrijkste verschillen met de uit onderzoeken gebleken behoeften aan woningen (het referentiekader). De trajecten zijn een resultaat van de vergelijking van het referentiekader en de regionaal opgetelde woningbouwprogramma's.

Het KWP 3 van de provincie gaat in op de kwaliteit van de woning en de woonomgeving. Inbreiding krijgt voorrang boven uitbreiding en er is specifieke aandacht is voor duurzaamheid en levensloopbestendigheid. Er blijft aandacht voor het realiseren van voldoende goedkope huur en koopwoningen en er is aandacht voor specifieke doelgroepen zoals senioren en starters. De ambities van Hattem passen goed bij de ambitie van het KWP 3. De afnemende bevolkingsgroei in de regio heeft effect op het totaal aantal woningen dat is toegewezen aan de regio. Bij de onderlinge verdeling van woningaantallen mag Hattem 564 woningen bouwen in de periode 2010 t/m 2019. In het plangebied worden in dit bestemmingsplan bij recht geen nieuwe woningen toegevoegd. Dit heeft geen invloed op het KWP.

2.3.4 Conclusie provinciaal beleid

Het bestemmingsplan wordt in overeenstemming gebracht met het provinciaal beleid. Dit heeft de volgende gevolgen voor het bestemmingsplan:

  • Het behoud van de bestaande kenmerken wordt in dit bestemmingsplan geregeld. Dit betekent onder meer dat de systematiek van het voorheen geldende bestemmingsplan zo veel mogelijk wordt overgenomen.
  • Daarnaast krijgt de landelijke wandelroute (LAW4) in dit plan een beschermende regeling via de bestemming "Verkeer - Voet-/fietspad" (zie ook paragraaf 2.3.1).

Voor de overige beleidsuitgangspunten geldt dat het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft en deze dus geen invloed hebben op de regeling in het plangebied. Het bestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op de bestaande situatie van het plangebied.

2.4 Gemeentelijke belangen

In deze paragraaf komt het gemeentelijk beleid aan bod. Daarbij wordt ingegaan op de Structuurvisie gemeente Hattem, bestaande uit het Ruimtelijk ontwikkelingsplan gemeente Hattem en de Uitvoeringsparagraaf. Daarnaast wordt ingegaan op de Nota Grondbeleid 2010 - 2014 en het Landschapsontwikkelingsplan (LOP).

2.4.1 Structuurvisie gemeente Hattem

Op 4 oktober 2010 heeft de gemeenteraad de Uitvoeringsparagraaf 2010-2020 vastgesteld. Het vastgestelde Ruimtelijke ontwikkelingsplan gemeente Hattem van december 2008 geeft aan hoe Hattem zich de komende jaren gaat ontwikkelen. In de Uitvoeringsparagraaf wordt aangegeven hoe dat gaat gebeuren. Het Ruimtelijk ontwikkelingsplan en de Uitvoeringsparagraaf vormen samen de Structuurvisie gemeente Hattem zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Het ruimtelijke beleid vanuit de diverse thema's is neergelegd in het Ruimtelijk ontwikkelingsplan Hattem. In het plangebied is in de ontwikkelingsvisie het volgende aangegeven (van noord naar zuid):

  • a. Noordelijk langs de Nieuweweg: 'Kwalitatief opgewaardeerde IJsselzone';
  • b. Noordwestelijk: 'Uiterwaarden met agrarisch natuurbeheer';
  • c. Zuidoostelijk over het Apeldoorns Kanaal: 'Bevaarbaar / recreatief Apeldoorns kanaal';
  • d. Zuidelijk over het golf- en bosterrein: 'Hattemer poort: combinatie van natuur en sport'.

De Uitvoeringsparagraaf 2010-2020 geeft aan hoe en met welke middelen Hattem de komende jaren gaat ontwikkelen. Het programma wordt jaarlijks geactualiseerd. Voor de hiervoor genoemde projecten zijn factsheets opgenomen. Deze geven inzicht in de planning en de financiering die daarbij hoort. Dit bestemmingsplan faciliteert waar nodig de gewenste maatregelen, door de nodige flexibiliteit in de regeling op te nemen.

2.4.2 Nota Grondbeleid 2010 - 2014

In de Nota Grondbeleid 2010-2014 voert de gemeente in beginsel een passief grondbeleid voor woningbouw, bedrijvigheid en inbreiding bij particuliere initiatieven. In het geval van revitalisering, herontwikkeling of transformatie bepaalt gemeente Hattem per situatie of gekozen wordt voor een actief, faciliterend of passief grondbeleid. Voor het thema 'groen, recreatie, landschap, ecologie' voert de gemeente in beginsel een actief grondbeleid.

2.4.3 Landschapsontwikkelingsplan (LOP)

De doelstelling van het LOP is om aan te geven hoe het landschap kan worden ontwikkeld, gebruikmakend van kwaliteiten en potenties. De gemeente wil daarmee:

  • zorgen voor kwaliteitsverbetering van het landschap;
  • bestaand beleid ten aanzien van het landschap uitwerken en actualiseren;
  • initiatieven en projecten op het gebied van landschapsversterking stroomlijnen;
  • structureel beheer van het landschap organiseren;
  • de ontwikkeling van het landschap koppelen aan de ontwikkeling van cultuurhistorie, water en recreatie en natuur;
  • kennisontwikkeling over het landschap nastreven.

Het LOP betreft het gehele buitengebied van Hattem. Het plangebied valt hier deels onder, namelijk de Uiterwaarden en de Hattemerpoort. Het uitvoeringsprogramma van het Ruimtelijke ontwikkelingsplan Hattem (zie 2.4.1) geeft hiervoor de ontwikkelingswensen aan. Dit gebeurt via een aantal concreet benoemde projecten. Deze projecten zijn weergegeven in onderstaand kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpHattemZO-0003_0002.png"

Deelgebieden

  • Gebiedsvisie Uiterwaarden:

De uiterwaarden van Hattem, en dan voornamelijk de Hoenwaard, hebben hoge natuurlijke, aardkundige en cultuurhistorische waarden. Hier beconcurreren verschillende functies, zoals recreatie, (agrarisch) natuurbeheer en landbouw, elkaar. Deze visie is van belang, omdat Europa het gebied heeft aangewezen als Natura 2000 gebied en het daardoor een strenge wettelijke bescherming heeft. Zo kan de ecologische potentie van dit gebied goed tot zijn recht komen en kan afstemming van en ontwikkelingskaders voor functies worden verkregen. In het kader van dit project is Belvedère subsidie beschikbaar.

  • Realisatie Hattemerpoort:

Het realiseren van deze ecologische verbinding tussen Veluwe en IJssel heeft grote prioriteit bij de provincie: het is een onmisbare schakel in de robuuste verbinding Veluwe - Salland. De ambitie is het opheffen van versnippering. Hattem onderschrijft dit belang en ondersteunt het werk van de provincie onder andere door gemeentelijke activiteiten te combineren met of te koppelen aan de diverse deelprojecten in deze poort. Besluitvorming vindt plaats in de stuurgroep Veluwekroon (gemeente Hattem, Heerde, waterschap, provincie en RWS. Belangrijke deelprojecten zijn: Rasters, Passage Apeldoornse weg & Grote weg, Sportvelden, Kanaaldijk, Recreatievaart, Fietsroute Apeldoorns Kanaal, Herontwikkeling Hoenwaardse weg, Fietsroutes, Wandelroutes, Uitkijktoren, Gemeente opslag.

2.4.4 Conclusies gemeentelijk beleid

In dit bestemmingsplan is waar mogelijk en nodig rekening gehouden met de gewenste ontwikkelingen die in het gemeentelijk beleid zijn genoemd. Dit is bijvoorbeeld gedaan door flexibiliteit in uitwisseling van de functies water en groen in deze zelfde bestemmingen.

Hoofdstuk 3 Water

3.1 Beleid Waterschap Vallei en Veluwe

In het waterbeheer in de 21e eeuw heeft water ruimte nodig. Daarom is het belangrijk dat de gemeente een watertoets in het ruimtelijke plan meeneemt. Sinds november 2003 is een watertoets wettelijk verplicht in bestemmingsplannen. Een waterparagraaf moet de manier beschrijven waarop het plan rekening houdt met de waterhuishouding. Waterschap Vallei en Veluwe wil graag in een vroeg stadium meedenken over de watertoets en haar gebiedskennis inbrengen. Waterschap en gemeente kunnen namelijk samen kijken naar een zo efficiënt mogelijke inpassing van het water in het ruimtelijk ontwerp. Zo loopt de gemeente niet het risico zijn ruimtelijke plannen in een later stadium bij te moeten stellen in verband met de waterhuishouding.

In het Waterbeheersplan Veluwe 2010 t/m 2015 (vastgesteld op 25 november 2009) beschrijft het waterschap voor de planperiode 2010 tot en met 2015 haar strategische visie op de uitvoering van haar taken, en werken zij dit uit in concrete doelen en een uitvoeringsstrategie. Op onderdelen (robuust watersysteem, waterkwaliteit en ecologie) geeft het waterschap een doorkijk tot 2027. In het Waterbeheersplan beschrijft het waterschap haar missie.

De Keur is een verordening van het waterschap die regelt wat wel en niet mag in of nabij oppervlaktewater en dijken. Het vaststellen van de Keur is een eigen bevoegdheid van het algemeen bestuur van het waterschap. Op 22 december 2009 is de Keur Waterschap Veluwe in werking getreden. De Keur is van belang voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap Vallei en Veluwe. De Keur is gekoppeld aan de Legger, waarin onder meer de belangrijke watergangen aangegeven zijn. In het plangebied zijn enkele van deze watergangen aanwezig (zie volgende afbeelding). Deze watergangen zijn mogelijk in de bestemmingen waarin ze opgenomen zijn. De bescherming van deze watergangen is geregeld in de Keur en daarom niet verder in dit bestemmingsplan geregeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpHattemZO-0003_0003.png"

Fragment Legger 

In de planperiode 2010 tot en met 2015 wil het waterschap doelgericht werken. Elk doel heeft één of meer opgaven die op enig moment in de planperiode (aangegeven met een jaartal) of gedurende de gehele planperiode (aangegeven met 2010-2015) moet worden uitgevoerd. Stedelijk waterbeheer is een van deze doelen.

Het Waterschap Vallei en Veluwe is ook in het stedelijk gebied verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van alle oppervlaktewateren. Dit betekent dat het stedelijk watersysteem op orde moet zijn voor de effecten van de klimaatsverandering. Daarnaast is het watersysteem zowel fysisch-chemisch als ecologisch van goede kwaliteit. Vooral in het stedelijk gebied bevinden zich de aanhakingspunten tussen waterketen en watersysteem van waaruit problemen opgelost kunnen worden. Samenwerking tussen gemeente en waterschap blijft daarbij van het allergrootste belang.

3.2 Conclusies waterbeleid

Het bestemmingsplan voorziet in een actualisering van feitelijke situaties en een aanpassing aan gewijzigde beleidsinzichten. Dit bestemmingsplan is gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Het plan biedt geen ontwikkelingsruimte voor activiteiten die verandering in de waterhuishouding met zich brengen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten aan de orde gesteld.

4.1 Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Normstelling en beleid

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van Wamz is, wanneer de bodem wordt verstoord, dat de archeologische resten intact moeten blijven.

In 2009 heeft de gemeente Hattem een Archeologienota Hattem met bijbehorende Waarderingskaart Hattem vastgesteld. Archeologisch waardevolle gebieden moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan. Hier worden 'archeologische' regels opgenomen voor de afgifte van een omgevingsvergunning zoals de mogelijkheid tot behoud in situ, vooronderzoek en archeologische begeleiding.

In de Archeologische Waarderingskaart Hattem (AWH) is het archeologisch potentieel van de verschillende gebieden in Hattem gewaardeerd in een bepaald percentage (0%, 10%, 50%, 90% en 100%). Een 0% gebied is archeologisch leeg, geheel verstoord of reeds opgegraven. Dit loopt op tot een 100% gebied, waar sprake is van een archeologische toplocatie. Uit de AHW blijkt dat een groot deel van het gemeentelijk grondgebied valt in de categorie 10% en 0%.

In dit bestemmingsplan krijgen gebieden met een vondstkans van 50% of meer een dubbelbestemming die voorziet de bescherming van de archeologische waarden. Bij deze gebieden is een omgevingsvergunning vereist wanneer de bodemverstorende activiteiten groter zijn dan 100 m2 en dieper zijn dan 50 cm onder maaiveld.

Toetsing

Van belang zijn de gebieden die op bijlage 1 behorende bij Archeologienota Hattem 2009 zijn weergegeven met een percentage van 50% of meer. Dit zijn gebieden die in het bestemmingsplan een beschermende regeling (dubbelbestemming) moeten hebben.

Conclusie

Voor de aangegeven gebieden wordt de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" opgenomen. Daarin is een regeling opgenomen die ervoor zorgt dan werken en werkzaamheden niet zonder meer gerealiseerd kunnen worden. Hiervoor is een vergunning en (archeologisch) onderzoek nodig. Hiermee wordt voldaan aan het beleid van de gemeente en de uitgangspunten van de Wamz.

4.2 Wet Milieubeheer

4.2.1 Bedrijven en milieuzonering

Normstelling en beleid

Onder andere vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt bedrijvigheid een goede afstemming met andere, in de omgeving aanwezige functies. Voor het bepalen welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (2009).

Toetsing  

Bij de toetsing is het van belang dat de woonomgeving geen grotere milieuhinder krijgt dan in de bestaande situatie. Daarnaast mogen de mogelijkheden van bestaande (vergunde) bedrijfsactiviteiten niet worden beperkt door nieuwe (woningbouw)ontwikkelingen.

In en om het plangebied zijn enkele bedrijven en instellingen aanwezig met een milieucategorie. Wanneer dit bedrijven zijn met een milieucategorie 1 of 2, dan passen deze goed binnen de woonomgeving. Bedrijven en beroepen aan huis vallen hier onder meer onder. Bedrijven en instellingen met een zwaardere milieucategorie (3.1 en hoger) passen hier minder goed in. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een autobedrijf met werkplaats en tankstation (incl. LPG) aan de Nieuweweg. Door uitbreiding van deze bedrijvigheid te voorkomen, levert deze geen grote(re) beperking op voor de woonomgeving.

Andersom mogen eventuele ontwikkelingen bij woningen de bestaande bedrijven en instellingen ook niet beperken in de bedrijfsvoering. Het gaat daarbij niet alleen om de bedrijven en instellingen in het plangebied, maar ook die in de omgeving ervan. Door uitbreiding van de woningen naar de bestaande bedrijven te weren, wordt een beperking voor de bedrijfsactiviteiten voorkomen.

Conclusie

Het grootste deel van de bedrijven en instellingen past goed in de woonomgeving. Door ze specifiek te bestemmen, wordt voorkomen dat de eventuele hinder op de omgeving wijzigt (vergroot). Ook voor woningen geldt dat zij niet dichter bij bedrijven en instellingen mogen worden gebouwd. Voor de mogelijkheden bij de bedrijven, instellingen en woningen zijn de bestaande rechten het uitgangspunt voor de regeling in dit bestemmingsplan.

4.2.2 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

Voor luchtkwaliteit zijn artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarop gebaseerde Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), het Besluit Nibm, van toepassing. Hierin worden ruimtelijk-economische besluiten, die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht, niet langer individueel getoetst aan die grenswaarden. De grenswaarden van de te toetsen stoffen staan in bijlage 2 van de Wm.

Het Besluit Nibm en de Regeling Nibm geven aan wanneer een initiatief in betekenende mate bijdraagt. Projecten (nieuwe ontwikkelingen) die minder bijdragen dan 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes (PM10) of stikstofdioxide (NO2), dragen niet in betekende mate bij. Voor dergelijke projecten hoeft geen luchtkwaliteitonderzoek te worden uitgevoerd. Ook is toetsing aan normen niet nodig.

Toetsing

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Nieuwe ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan valt onder de Regeling Nibm.

Conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het aspect luchtkwaliteit hoeft niet onderzocht te worden en geeft geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

4.2.3 Bodem

Normstelling en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Toetsing

In het plangebied is geen sprake van nieuwe ontwikkelingen, dan de bestaande mogelijkheden. Het bestemmingsplan is conserverend van aard, een onderzoek is dan ook niet aan de orde.

Conclusie

Het aspect bodem geeft geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. Wanneer een omgevingsvergunning wordt verleend moet het aspect bodem overwogen worden. Dit is een vast onderdeel bij bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor bouwen.

4.2.4 Externe veiligheid

Risico's ten aanzien van het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn onvermijdelijk. Het is daarom van belang dat bestuurders op de hoogte zijn van de aanwezige risico's in hun gemeente en bewust afwegen welke risico's wel en welke niet acceptabel zijn. Zelfs wanneer de veiligheid zo veel mogelijk geoptimaliseerd is, kan er een zwaar ongeval of een ramp plaatsvinden. Het is daarom belangrijk dat alle betrokken partijen zich bewust zijn van dit restrisico en de mogelijke effecten van een ernstige calamiteit.

Normstelling en beleid

Bij externe veiligheid wordt gekeken naar risicovolle inrichtingen, leidingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen. De normstelling hiervoor is opgenomen in verschillende regelgeving, waaronder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi), het Besluit Externe Veiligheid Transport (Bevt) en het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb).

Externe veiligheid en de weerslag daarvan in bestemmingsplannen heeft altijd betrekking op berekende en geobjectiveerde risico's, waarvan de normstelling in de regelgeving is vastgelegd. Daarbij wordt rekening gehouden met het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting verblijft, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof is betrokken. Het algemene uitgangspunt is dat niemand blootgesteld mag worden aan de kans om door een gebeurtenis te overlijden van meer dan één op de miljoen, ofwel PR 10-6. Bij de PR gaat het om vastgestelde risicocontouren, waar in het bestemmingsplan rekening mee gehouden moet worden.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarbij de zogenaamde oriënterende waarde maatgevend is.

Het op te stellen bestemmingsplan moet voldoen aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en aan de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Bij externe veiligheid wordt verder een onderscheid gemaakt in inrichtingen en in vervoer van gevaarlijke stoffen.

Toetsing

In en direct om het plangebied is sprake van de volgende risicobronnen:

  • a. LPG-tankstation aan de Nieuweweg 101 (Bevi-inrichting);
  • b. ontvangststation Liander aan de Eikenlaan tegenover nr. 14;
  • c. ontvangststation Gasunie aan de Hoopjesweg 13;
  • d. (hogedruk) gasleidingen 63037, 101260 en 101521 Gasunie.

De ligging van de genoemde risicobronnen is op onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpHattemZO-0003_0004.png"

Fragment risicokaart

LPG tankstation

Het LPG-tankstation Autobedrijf Oving BV aan de Nieuweweg 101 is een Bevi-inrichting. Hiervoor zijn de volgende gegevens van toepassing:

  • Vergunde jaardoorzet LPG 1.000 m3 per jaar;
  • Risicoafstand (PR 10-6) vulpunt 40 meter;
  • Risicoafstand (PR 10-6) reservoir 25 meter;
  • Risicoafstand (PR 10-6) afleverinstallatie 15 meter;
  • Invloedsgebied Groepsrisico 150 meter (gem. dichtheid bevolking).

In onderstaande figuur staat een detail van de risicokaart met de genoemde PR-contouren. Binnen deze contouren zijn (beperkt) kwetsbare objecten niet aanwezig en worden deze in dit bestemmingsplan uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpHattemZO-0003_0005.png"

Risicocontouren LPG tankstation Autobedrijf Oving BV

Het invloedsgebied van het GR is vastgelegd op 150 m. Binnen dit gebied zijn in het plangebied (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig, waarvoor het groepsrisico verantwoord moet worden. De huidige situatie is toelaatbaar. Voor het tankstation aan de Nieuweweg is bij de milieuvergunning (12 juli 2006) geen groepsrisico berekend. De oriëntatiewaarde wordt voor dit tankstation met het gemiddeld aantal woningen en het kantoor niet overschreden. Het aantal (beperkt) kwetsbare objecten kan in dit bestemmingsplan niet toenemen. Het groepsrisico neemt daarom niet toe.

Gasontvangststations

Een gasontvangststation (gasdrukregel- en meetstation) is een installatie dat valt onder de werking van het Activiteitenbesluit. Rond deze installatie zijn (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig. De installatie geeft echter geen onaanvaardbare risico's voor deze objecten. Binnen de PR 10-6 rond beide installaties in het plangebied zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig. Deze contour is in het Activiteitenbesluit opgenomen en afhankelijk van de inlaatdruk. Voor beide installaties is de contour in het bestemmingsplan opgenomen, omdat deze buiten de inrichtingsgrens ligt. Daarbij is een regeling opgenomen die nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen de contour uitsluit. Een gasdrukregel- en meetstation heeft geen verplichting voor een QRA. Het groepsrisico is daarom nog niet berekend en voor dit bestemmingsplan niet nodig. Het bestemmingsplan laat in de omgeving van deze installatie geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toe.

Transportroutes

De snelwegen A28 en A50, op grotere afstand ten westen en noordwesten van het plangebied, zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Deze zijn opgenomen in de Circulaire en worden op termijn opgenomen in het Besluit externe veiligheid transportroutes. De plaatsgebonden risicocontouren (PR 10-6) liggen direct rond de wegen en hebben daardoor geen invloed op het plangebied. Het GR is kleiner dan 0,1 van de oriënterende waarde (bron: Basisnet Weg). Een verdere verantwoording van het groepsrisico is hiervoor niet nodig.

Ook de IJssel wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen (bron: Basisnet Water). De IJssel is aangeduid als 'zwarte vaarweg'; een binnenvaartverbinding chemische clusters en achterlandverbindingen mét toetsafstand. De PR 10-6 ligt op de rand van de vaarweg en heeft daardoor geen invloed op het plangebied. Bij zwarte vaarwegen is een verantwoording van het GR nodig. De brandweer wordt hiervoor bij het wettelijk overleg om een reactie gevraagd. Bij een bevolkingsdichtheid beneden de 1500 pers/ha dubbelzijdig en 2250 pers/ha enkelzijdig is een berekening van het GR echter niet verplicht. Proefberekeningen hebben aangetoond dat in die gevallen het GR beneden 0,1 x de oriënterende waarde ligt.

Zoals blijkt is een berekening van het groepsrisico niet nodig voor de transportroutes over snelwegen en IJssel. In het plangebied is geen sprake van nieuwe ontwikkelingen waarbij (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt.

Buisleidingen

De buisleidingen in het plangebied vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). De Bevb gaat niet meer uit van veiligheids-, bebouwings- en toetsingsafstanden maar van grens en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) en een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR). Voor gasleidingen met een druk tot 40 bar geldt een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de gasleiding. Bij 40 bar of meer geldt een belemmerende strook van 5 meter aan weerszijden van de gasleiding. Wanneer de PR 10-6-contour groter is dan de belemmerde strook moet deze in het bestemmingsplan worden geregeld.

Zoals aangegeven zijn in het plangebied drie buisleidingen aanwezig, namelijk:

  • een hogedruk gasleiding N-556-61-KR-001 met een diameter van 4,5 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. Deze loopt globaal gesproken vanaf het kruispunt Hoopjesweg/Daendersweg in oostelijke richting langs de Hoopjesweg (geheel buiten het plangebied). De PR 10-6-contour van deze buisleiding bedraagt nul meter. Voor deze leiding wordt een strook van 5 meter opgenomen, met een dubbelbestemming Leiding - Gas;
  • een hogedruk gasleiding N-556-60-KR-006 met een diameter van 8 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. Deze loopt globaal gesproken vanaf het kruispunt Hoopjesweg/Daendersweg in zuidelijke richting. De PR 10-6-contour van deze buisleiding bedraagt nul meter. Voor deze leiding wordt een strook van 5 meter opgenomen, met een dubbelbestemming Leiding - Gas;
  • een hogedruk gasleiding A-510 (gastransportleiding Ommen-Utrecht) met een diameter van 36 inch en een maximale werkdruk van 66,2 bar. Deze loopt zuidelijk door het plangebied. Binnen de PR 10-6-contour liggen in het plangebied geen kwetsbare objecten. Feitelijk betreft het hier een saneringslocatie waar maatregelen getroffen moeten worden om de PR 10-6-contour te verminderen tot buiten deze kwetsbare objecten. De zone van de PR 10-6-contour buiten de belemmeringstrook is op de verbeelding weergegeven. Deze loopt ten oosten van het plangebied op een afstand van circa 170 meter van de Geldersedijk.

Conclusie

Voor de verschillende risicobronnen in het plangebied worden specifieke regelingen in dit bestemmingsplan opgenomen. Dit vindt onder meer plaats via de bestemming "Leiding - Gas" en de aanduiding 'veiligheidszone lpg'. De PR 10-6 worden vastgelegd, waaraan regels worden gekoppeld die het bouwen van (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze contouren tegen gaan. De bestaande situatie kan in het plangebied gehandhaafd blijven en in dit bestemmingsplan geregeld worden. De risicobronnen zorgen in het plangebied niet voor saneringssituaties. 

4.2.5 Elektriciteitsverbinding

Door het plangebied loopt een bovengrondse 150 Kv-leiding. Rond een dergelijke leiding gelden beperkingen. Hiervoor is op de verbeelding een belemmeringenstrook van 27 meter (zakelijk rechtzone) aan weerszijden van de hoogspanningsleiding aangegeven. Deze is vastgelegd in de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding". Ondanks de belemmeringenstrook zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde nog wel mogelijk. Daarbij kan het gaan om bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding, waaronder de masten. Deze mogelijkheden gelden bovenop de mogelijkheden die de onderliggende bestemmingen mogelijk maken.

4.3 Wet Geluidhinder

Normstelling en beleid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/u en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Wanneer niet aan deze grenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd.

Voor dit plangebied is het geluid voor wegverkeerslawaai van belang. In het plangebied zijn wegen aanwezig waarvoor een wettelijke geluidszone geldt. Dit zijn wegen waarop de maximumsnelheid (ten minste) 50 km/uur bedraagt. De overige geluidsbronnen (spoor, water, industrie, vliegverkeer) zijn niet van toepassing, omdat de afstand tussen deze geluidbronnen en het plangebied te groot is.

Toetsing

In en direct om het plangebied zijn wegen aanwezig waarvoor wettelijke geluidscontouren gelden. Zoals aangegeven moet hiervoor akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. De genoemde onderzoeksverplichting geldt niet voor de - op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan - aanwezige woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen, wanneer op dat tijdstip de wegen al aanwezig of in aanleg zijn.

Conclusie

Het wegverkeerslawaai heeft geen consequenties voor het plangebied. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige functies en nieuwe wegen mogelijk.

4.4 Flora- en faunawet

Bij elk ruimtelijk plan moet rekening worden gehouden met de natuurregelgeving. Het gaat daarbij om gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.4.1 Gebiedsbescherming

Normstelling en beleid

De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Natuurbeschermingswet. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid voor de Ecologisch Hoofdstructuur (EHS). In de provincie Gelderland is de EHS overgenomen in het Gelders Natuurnetwerk (GNN)/ de Groene Ontwikkelingszone (GO).

Toetsing

Het gehele plangebied ligt in het nationale landschap Veluwe. Aan de oost- en westzijde grenst het plangebied aan de Natura 2000-gebieden Veluwe en Uiterwaarden IJssel. De ligging van deze gebieden is aangegeven in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpHattemZO-0003_0006.jpg"

Natura 2000 gebieden Veluwe en Uiterwaarden IJssel

Zoals aangegeven zijn delen van het plangebied aangewezen als Gelders Natuurnetwerk (GNN) en/of Groene Ontwikkelingszone (GO). De gevolgen hiervan voor het bestemmingsplan zijn aan de orde gekomen in paragraaf 2.3.2. In de onderstaande afbeeldingen zijn de begrenzing van beide gebieden aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpHattemZO-0003_0007.png"

Gelders Natuurnetwerk (GNN)

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpHattemZO-0003_0008.png"

Groene Ontwikkelingszone (GO)

Conclusie

Het plangebied maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk dit invloed hebben op de aanwezige natuurgebieden en natuurwaarden. Voor de bestaande natuurgebieden wordt in dit bestemmingsplan een regeling opgenomen die een beschermende werking heeft.

4.4.2 Soortenbescherming

Normstelling en beleid

Op grond van de Flora- en faunawet geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

Toetsing

Bij nieuwe ontwikkelingen, waarbij mogelijk negatieve effecten voor beschermde soorten optreden, is een ecologisch onderzoek nodig. Dit bestemmingsplan is echter een consoliderend plan, dat bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. De bestaande functies (onder andere: wonen en enige bedrijvigheid) en het grondgebruik blijven gehandhaafd en hierdoor vindt er geen functieverandering plaats. Het bestaande gebruik van onder andere (bedrijfs-)bebouwing en de gronden kan op de huidige wijze worden voortgezet. De bestaande beplanting blijft ook gehandhaafd.

Conclusie

Dit bestemmingsplan is een consoliderend plan, waardoor geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen. Negatieve effecten voor beschermde soorten treden niet op, nader onderzoek hoeft niet plaats te vinden. Bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor het slopen van gebouwen, het dempen van sloten of het kappen van bomen dient te worden bezien of vrijstelling/ontheffing mogelijk is. Dit hoeft niet in het bestemmingsplan geregeld te worden, omdat dit op basis van de Flora- en faunawet vereist en noodzakelijk is.

Hoofdstuk 5 Beschrijving van de bestemmingen

Art. 3.1.3 lid 1 sub a. van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat in de toelichting een beschrijving van de bestemmingen is opgenomen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. Onderstaand zijn alle in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen beschreven.

5.1 Agrarisch

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden bedrijfsvoering met de daarbijbehorende andere bouwwerken. nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden en parkeervoorzieningen.

5.2 Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarde

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarde' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische cultuurgrond met de daarbijbehorende andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, ontsluitingswegen en paden. Het plan kent naast de bestemming Agrarisch een bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarde'. Beide bestemmingen voorzien in de uitoefening van het agrarisch bedrijf en voorzien in beginsel niet in bedrijfsgebouwen. Bij de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurlijke waarde' is de uitoefening van het agrarisch bedrijf vanwege deze waarde aan diverse restricties gebonden. Deze restricties komen tot uitdrukking in het stelsel van regels met betrekking tot een benodigde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden.

5.3 Bedrijf

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven als genoemd in bijlage 1 van de regels onder de categorieën 1 en 2, met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Bedrijven uit een hogere categorie 3.1 en/of 3.2 zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2'. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan. Bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoningen'.

5.4 Bedrijf - Nutsvoorziening

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, erven en parkeervoorzieningen. De binnen het plangebied aanwezige gasdrukregel- en meetstations zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1'.

5.5 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor een verkooppunt van motorbrandstoffen inclusief LPG. Binnen de bestemming is daarnaast een aanduiding opgenomen die betrekking heeft op de verkoop van LPG. Ook de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen worden mogelijk gemaakt.

5.6 Bos

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor bos en/of beplantingsstroken, met de daarbijbehorende andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en paden. De gronden die zijn voorzien van deze bestemming maken deel uit van de ecologische zone. Om de ecologische zone te beschermen moet voor een aantal werkzaamheden een omgevingsvergunning worden aangevraagd.

5.7 Detailhandel

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel, met uitzondering van perifere detailhandel, met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Er is per bedrijf één bedrijfswoning toegestaan.

5.8 Gemengd

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor horecabedrijven en (bedrijfs)woningen, met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Het bedrijfsmatig verstrekken van (alcoholhoudende) dranken en etenswaren zijn binnen deze bestemming toegestaan. Een discotheek is, gezien de milieukundige, ruimtelijke en functionele uitstraling, uitgesloten. Er 2 appartementen op de verdieping toegestaan .

5.9 Groen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en speelterreinen, met de daarbijbehorende andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, wegen en paden, erven en terreinen.

5.10 Kantoor

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren, met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Het gaat om kantoren die geen onderdeel uitmaken van een ter plaatse gevestigd bedrijf. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

5.11 Maatschappelijk

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Binnen deze bestemming zijn voorzieningen in de medische, sociale, educatieve, culturele en religieuze sfeer en vergelijkbare voorzieningen toegestaan. Een combinatie van maatschappelijke voorzieningen is mogelijk. Uitwisseling van deze voorzieningen is toegestaan. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

5.12 Maatschappelijk - Begraafplaats

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor een begraafplaats. Een afzonderlijke begraafplaats, begraafplaatsen die niet bij kerken of andere voorzieningen liggen, zijn in dit bestemmingsplan als dusdanig bestemd. Een dergelijke begraafplaats ligt aan de Kerkhofdijk.

5.13 Natuur

Deze bestemming betreft gronden die deel uitmaken van de ecologische zone. De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurlijke waarden, zoals deze vooral tot uitdrukking komen in de vegetaties en de fauna, met de daarbijbehorende andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water en paden. Om ongewenste activiteiten in het gebied te voorkomen, bevat de bestemming een stelsel van regels met betrekking tot een benodigde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden. Binnen de bestemming 'Natuur' mag niet worden gebouwd.

5.14 Recreatie - Volkstuin

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor volkstuinen, met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen.

5.15 Sport

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sport- en speelterreinen, met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Motorcrosssporten en mechanische sporten zijn vanwege de te verwachten geluidhinder uitgesloten.

In het clubhuis van de golfbaan zijn ondergeschikte detailhandel en horeca toegestaan. Deze functies zijn aangeduid, omdat deze slechts ondergeschikt ten behoeve van de sportbestemming zijn toegestaan.

5.16 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en straten, voet- en rijwielpaden, waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer, met de daarbijbehorende andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. De jongeren ontmoetingsplek (jop) aan de Hoopjesweg is aangeduid in dit bestemmingsplan.

5.17 Verkeer - Parkeerterrein

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor parkeervoorzieningen, met de daarbijbehorende andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen en erven.

5.18 Verkeer - Verblijfsgebied

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en straten, voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen, garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox', met de daarbijbehorende: andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, paden, speelvoorzieningen, tuinen en erven.

5.19 Verkeer - Voet-/fietspad

De bestemming 'Verkeer - Voet-/fietspad' ligt op de langeafstandswandelroute (LAW) 4. (zie ook paragraaf 2.3.4)

5.20 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water, met de daarbijbehorende andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, wegen en paden. De hoofdwatergangen met een belangrijke waterfunctie zijn vastgelegd. Waterlopen die cultuurhistorische waarden hebben, zijn specifiek aangeduid als waardevol.

5.21 Wonen - 1

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep, met de daarbijbehorende gebouwen, overkappingen, andere bouwwerken, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Een hoofdgebouw mag binnen deze bestemming een goothoogte hebben van maximaal 4 meter en een bouwhoogte hebben van maximaal 9 meter. Door middel van een binnenplanse afwijking is onder voorwaarden een aan-huis-verbonden bedrijf mogelijk.

5.22 Wonen - 2

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep, met de daarbijbehorende gebouwen, overkappingen, andere bouwwerken, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Een hoofdgebouw mag binnen deze bestemming een goothoogte hebben van maximaal 7 meter en een bouwhoogte hebben van maximaal 11 meter. Door middel van een binnenplanse afwijking is onder voorwaarden een aan-huis-verbonden bedrijf mogelijk.

5.23 Wonen - 3

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor landhuizen en villa's, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep, met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Een hoofdgebouw mag binnen deze bestemming een goothoogte hebben van maximaal 7 meter. Door middel van een binnenplanse afwijking is onder voorwaarden een aan-huis-verbonden bedrijf mogelijk.

5.24 Leiding - Gas

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een strook ten behoeve van een hoofdgasleiding, met de daarbijbehorende andere bouwwerken.

5.25 Leiding - Hoogspanningsverbinding

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding met bijbehorende belemmeringenstrook, met de daarbijbehorende andere bouwwerken.

5.26 Waarde - Archeologie

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden van de gronden.

5.27 Waterstaat - Waterkering

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, de afvoer van oppervlaktewater en voor de waterhuishouding, met de daarbijbehorende andere bouwwerken. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de regels in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) toegestane gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd. Ter bescherming van deze bestemming is een stelsel van regels opgenomen met betrekking tot een benodigde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden.

5.28 Algemene aanduidingen

Veiligheidszone - bedrijven 1 en 2

De aanduiding Veiligheidszone - bedrijven 1 en Veiligheidszone - bedrijven 2 is opgenomen ter voorkoming van de mogelijkheid voor het realiseren van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour rond het gasontvangstation aan de Hoopjesweg en het gasontvangststatuin aan de Eikenlaan.

Veiligheidszone - lpg

Voor het tankstation waar lpg verkocht wordt, is de gebiedsaanduiding veiligheidszone - lpg opgenomen. Binnen de veiligheidszone zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

Vrijwaringszone - dijk

Voor de enkele dijken in het plangebied, is een gebiedsaanduiding vrijwaringszone - dijk opgenomen. Binnen deze aanduiding is in principe geen bebouwing mogelijk. Hierdoor worden de dijken binnen het plangebied beschermd en wordt er geen bebouwing gerealiseerd die eventuele toekomstige aanpassingen aan de dijken in de weg kunnen zitten.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

In het kader van een bestemmingsplan is het van belang om de uitvoerbaarheid na te gaan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te achterhalen of de maatschappij het plan uitvoerbaar vindt. De bestemmingsplanprocedure kent meer momenten waarop de burgers en instanties hun mening over het bestemmingsplan kenbaar kunnen maken. De bestemmingsplanprocedure, zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening, is globaal als volgt opgebouwd:

6.1.1 Voorontwerpbestemmingsplan

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 9 oktober tot en met 19 november 2014 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode was een ieder in staat reacties naar voren te brengen. Binnen de termijn van ter inzage legging zijn 9 inspraakreacties ingediend, waarvan 8 schriftelijk en 1 mondeling.

Daarnaast is het voorontwerpbestemmingsplan Hattem Zuidoost in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan de hierna genoemde instanties verstuurd:

  • Provincie Gelderland
  • Waterschap Vallei en Veluwe

De ingekomen inspraak- en overlegreacties zijn in de Reactienota overleg en inspraak behandeld, deze is opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting. De reacties hebben geleid tot enkele kleine aanpassingen in dit bestemmingsplan. Daarnaast zijn ambsthalve aanpassingen doorgevoerd, ook deze zijn opgenomen in de reactienota.

6.1.2 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken (vanaf 19 februari 2015) ter inzage gelegd. Een ieder was daarbij in de gelegenheid schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het bestemmingsplan naar voren te brengen.

6.1.3 Vaststelling en vervolgprocedure

Er zijn zes zienswijzen ingediend. De samenvatting van de ingediende zienswijzen en de gemeentelijke reacties daarop staan in de Nota van beantwoording zienswijzen, deze is opgenomen als bijlage 2. Op 14 december is het bestemmingsplan door de gemeenteraad van Hattem vastgesteld. Naar aanleiding van de zienswijzen zijn enkele wijzigingen doorgevoerd in het bestemmingsplan. Ook zijn twee ambtshalve aanpassingen doorgevoerd.

De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt zo spoedig mogelijk na de vaststelling plaats. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (zes weken) is het voor belanghebbenden mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening wordt aangevraagd.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid moet aangetoond worden. Bepalend daarbij zijn de grondexploitatieregeling en de financiële haalbaarheid van eventuele ontwikkelingen die in het plangebied mogelijk worden gemaakt.

Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar. Enerzijds omdat de grondexploitatieregeling voor dit bestemmingsplan niet van toepassing is. Het bestemmingsplan maakt immers geen (nieuwe) bouwplannen mogelijk. Daarmee vervalt ook de verplichting voor het vaststellen van een exploitatieplan bij dit bestemmingsplan. Anderzijds heeft het gemeentebestuur voldoende middelen voor de actualisatie van de bestemmingsplannen beschikbaar gesteld. Deze middelen dekken de kosten voor het opstellen van de plannen en het doorlopen van de nodige procedure(s).