direct naar inhoud van 2.6 Milieuhygiënische aspecten
Plan: Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0244.bpBinnenstad-0003

2.6 Milieuhygiënische aspecten

2.6.1 Algemeen

Omdat verschillende milieuaspecten invloed kunnen hebben op de mogelijkheden en wenselijkheden voor de inrichting van een gebied, dient het onderzoek hieraan aandacht te besteden.

In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan:

  • mogelijke geluidhinder vanwege het wegverkeer;
  • mogelijke hinder vanwege bedrijven;
  • mogelijke bodemverontreiniging.
2.6.2 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Met betrekking tot geluid veroorzaakt door het wegverkeer is in deze wet de verplichting opgenomen tot het verrichten van onderzoek naar de geluidbelasting op de gevels van (nieuw geprojecteerde) woningen en andere geluidsgevoelige objecten. De geluidbelasting van wegverkeer op de gevels mag niet meer bedragen dan 48 dB. De wet biedt mogelijkheden - zij het onder strenge voorwaarden - van de hierin genoemde voorkeurswaarde af te wijken. Hiertoe kan de maximaal toelaatbare geluidbelasting eventueel worden verhoogd.

De verplichting tot het verrichten van een onderzoek geldt niet indien:

  • het een woonerf betreft;
  • een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt;
  • uit een geluidsniveaukaart blijkt dat de geluidbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 48 dB of minder bedraagt.

Voor wat betreft de legalisering van de bestaande situatie (woningen en wegen) behoeft vanzelfsprekend geen nader akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Aangezien het voorliggend bestemmingsplan een conserverend karakter heeft en er geen nieuwe ontwikkelingen zijn, behoeft er geen akoestisch onderzoek te worden verricht.

2.6.3 Hinder door bedrijvigheid

De Wet Milieubeheer is van belang in verband met de (toekomstige) aanwezigheid van bedrijven in de relatie met (burger)woningen. De hinderproblematiek kan uit een aantal factoren van het productieproces voortvloeien zoals lawaai, trillingen, stank en andere vormen van verontreiniging. Hier is de Wet milieubeheer het aangewezen instrument om, eventueel met toepassing van andere wetgeving op het gebied van de milieuhygiëne, mogelijke vormen van hinder en/of verontreiniging te voorkomen. Dat neemt overigens niet weg, dat gezien het feit , dat de Wet milieubeheer slechts regels bevat met betrekking tot de technische hinder van een specifiek bedrijf, ook in het bestemmingsplan aandacht dient te worden besteed aan de ruimtelijke consequenties, die aan bepaalde bedrijfsvestigingen zijn verbonden. Daardoor is het mogelijk, dat op voorhand een beeld wordt gegeven over de toelaatbaarheid van bepaalde bedrijven en niet uitsluitend behoeft te worden gewacht tot het moment van toetsing aan de milieuwetgeving.

Om de mogelijke hinder van bedrijven naar woningbouw zoveel mogelijk te voorkomen, is een bedrijvenlijst opgesteld op basis van de VNG-handreiking "Bedrijven en Milieuzonering". Deze bedrijvenlijst is een lijst, waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar de mate van belasting van het milieu. Op basis van milieuaspecten zijn de bedrijven ingedeeld in een categorie of klasse. Hiertoe zijn de aspecten geur, stof, geluid en gevaar kwantitatief beoordeeld, wat zich weerspiegelt in een afstand van het bedrijf tot aaneengesloten woonbebouwing, die gewenst is om hinder uit te sluiten of althans tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De lijst bevat een indeling in categorieën van bedrijven van zeer licht (categorie 1) tot zeer zwaar (categorie 5 en 6).

In de binnenstad bevinden zich geen bedrijven. Het is echter door middel van een vrijstellingsbevoegdheid wel mogelijk om een aan huis gebonden bedrijf, als genoemd in categorie 1 van de in de voorschriften opgenomen lijst van bedrijven, te kunnen realiseren. Dergelijke bedrijven mogen op een afstand van 10 meter van woonbebouwing worden gerealiseerd. De lijst is als bijlage bij de regels toegevoegd.

2.6.4 Bodemonderzoek

Vanwege het feit, dat het bestemmingsplan geen nieuwe bouwmogelijkheden biedt, behoeft geen onderzoek te worden verricht naar de aanwezigheid van bodem- of grondwaterverontreiniging.