direct naar inhoud van 2.2 Historie
Plan: Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0244.bpBinnenstad-0003

2.2 Historie

Hattem is gelegen op de grens van de beboste omgeving van de Veluwe en het open polderlandschap van de rivier de IJssel. Het stadje werd gevestigd op een natuurlijke zandrug, die enkele meters boven de omgeving uitsteekt, op de kruising van de handelsroute te land tussen Duitsland en Utrecht en de route over de IJssel. De hoge ligging is bij hoog water een rustgevend idee.

In oude archiefstukken wordt het bestaan van de nederzetting Hattem in 891 genoemd. De kern van het dorp is rond 1170 ruim een kilometer naar het Oosten opgeschoven. Vanwege groei van de bevolking werd Hattem in 1176 kerkelijke zelfstandigheid verleend door de bisschop van Utrecht. In 1299 kreeg de nederzetting stadsrechten. Het kleine stadje (hooguit 400 meter in doorsnede) op de strategische plek werd vervolgens van stadsmuren en stadspoorten voorzien. Terwijl aan het eind van de hoofdstraten de poorten lagen, werden aan het uiteinde van de stegen torens, bastions of andere uitbouwen in de stadsmuren gebouwd.

In 1401 schonk hertog Willem van Gelre een grote uiterwaard, de Hoenwaard aan de burgers voor gemeenschappelijke beweiding en baksteenfabricage. Aangezien het recht van weiden verbonden was aan de eigendommen binnen de stad, zijn de Hattemse boeren eeuwenlang verplicht geweest binnen de stad te blijven wonen. Het "binnen de stadsmuren" van 1401 is tot in de jaren vijftig van deze eeuw letterlijk genomen en in de stad overwinterden dan ook enkele honderden koeien. Pas na 1945 is een begin gemaakt met de overbrenging van boerderijen naar de Hoenwaard. Willem van Gelre bouwde een kasteel (Sint Lucia) met de grootste torens en dikste muren van Nederland. De steenbakkerij moet een behoorlijke omvang hebben gekregen.

Rond 1600 is Hattem aangesloten geweest bij het Hanzeverbond. Naast Hasselt, Zwolle, Kampen, Deventer, Zutphen en Doesburg is het één van de zeven Hanzesteden aan de IJssel. Terwijl in de eerste helft van de 17de eeuw een bloeiperiode zich voordeed, waarin verscheidene nu nog resterende mooie panden werden gebouwd, is Hattems welvaren daarna ingezakt. Oorzaken daarvan waren de malaise in de landbouw, de pestepidemie van 1656, alsmede de bezetting van de Munstersen en Fransen in 1672 en 1673. Door grote stadsbranden tijdens de aanvallen en belegeringen van de Spanjaarden zijn aanzienlijke delen van de stad in de as gelegd. Na de tachtigjarige oorlog verloor de vesting haar betekenis.