Plan: | Waterfront-Zuid - Watersportboulevard |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0243.UP00131-0002 |
De gemeente Harderwijk werkt al vanaf 1996, in nauw overleg met andere overheden en betrokkenen, aan plannen voor een ingrijpende transformatie van het Waterfront. Nadat achtereenvolgens een strategisch plan en een masterplan zijn opgesteld en vastgesteld heeft de gemeenteraad in 2004 het Structuurplan Waterfront vastgesteld. Dit vormde de planologische basis voor alle vervolgstappen.
Het gehele project Waterfront strekt zich uit van de wijk Stadsweiden (aan de zuidzijde van Harderwijk tot de Hierdense Beek (de noordelijke gemeentegrens). Het project Waterfront behelst een complexe ruimtelijke operatie, die primair is gericht op een grondige kwaliteitsimpuls van de gebieden ten noorden en ten noordoosten van de historische binnenstad. In de huidige situatie doen zich hier veel knelpunten voor, die onder meer te maken hebben met bereikbaarheid, parkeren, belevingswaarde, (woon)milieu, het verouderde industrieterrein Haven en bodemverontreiniging. Het project Waterfront is gericht op een structurele verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de Boulevard en omgeving en van het gebied waar tot voor kort het industrieterrein Haven lag. Het industrieterrein Haven is inmiddels (begin 2014) ontruimd om plaats te maken voor een nieuwe invulling: de woonwijk Waterstad.
Een overzichtskaartje van het gehele project Waterfront is bij dit hoofdstuk afgedrukt.
Voor een uitvoerige beschrijving van het gehele project Waterfront wordt verwezen naar de Nota van Uitgangspunten Waterfront Harderwijk, die te vinden is op de website www.waterfrontharderwijk.nl.
Het voorliggende Uitwerkingsplan Watersportboulevard heeft betrekking op een gedeelte van het plandeel Waterstad, dat is gelegen tussen de binnenstad, het Dolfinarium en de provinciale weg N302. Voor dit gebied heeft de gemeenteraad op 5 februari 2008 het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad vastgesteld. Dit bestemmingsplan is onherroepelijk sinds 22 december 2009. Het grootste deel van het plangebied is bestemd als 'Gemengd-uit te werken'. In dit gebied kunnen woningen en voorzieningen worden gebouwd, maar pas nadat het bestemmingsplan door burgemeester en wethouders nader is uitgewerkt.
Inmiddels zijn al voor enkele delen van het plangebied van het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad uitwerkingsplannen vastgesteld. Ook het voorliggende uitwerkingsplan Watersportboulevard betreft een uitwerking van een gedeelte van het bestemmingsplan 'Waterfront-Zuid Waterstad'.
Voor de ontwikkeling van een groot gedeelte van Waterfront-Zuid (waarvan Waterstad deel uitmaakt) is een op ontwikkeling gerichte samenwerkingsovereenkomst met marktpartijen gesloten. Dit geldt ook voor het plandeel Watersportboulevard. Het bebouwings- en inrichtingsplan voor dit gebied is daarom in opdracht van de marktpartijen opgesteld, in nauwe samenwerking met de gemeente Harderwijk.
Overzichtskaartje van het project Waterfront met aanduiding van de locatie van dit uitwerkingsplan
Het doel van dit uitwerkingsplan is om het plandeel Watersportboulevard te kunnen inrichten. Dit plan voorziet onder meer in het verlengen van de Strandboulevard-Oost in noordoostelijke richting.
Daarnaast dient dit uitwerkingsplan om in het plangebied de realisering van bebouwing mogelijk te maken waarvan de hoofdfunctie wonen is. In die bebouwing worden in beperkte mate ook andere functies dan wonen mogelijk gemaakt.
Het ruimtelijk ontwerp dat aan deze uitwerking ten grondslag ligt komt in hoofdlijnen overeen met de ruimtelijke opzet zoals die al was voorgesteld in het Masterplan Waterfront uit 2003.
Uitsnede uit het ruimtelijk plan voor Waterfront-Zuid; de grens van het Uitwerkingsplan is indicatief met een gele lijn aangegeven.
Het plangebied van dit Uitwerkingsplan Watersportboulevard wordt gevormd door een gedeelte van het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad (het zogenoemde 'moederplan', zie ook paragraaf 2.2). Het plangebied van het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad wordt aan de noordoostelijke zijde begrensd door de provinciale weg N302. De zuidoostelijke grens van dat plan wordt gevormd door de Burgemeester de Meesterstraat. Het Uitwerkingsplan Watersportboulevard heeft alleen betrekking op een gedeelte van de gronden die in het moederplan zijn bestemd als Gemengd - Uit te werken.
Het plangebied van dit Uitwerkingsplan Watersportboulevard ligt min of meer in het verlengde van de bestaande Strandboulevard-oost, en strekt zich uit van de Vissershaven aan de zuidwestzijde tot de provinciale weg N302 aan de noordoostzijde. De westelijke plangrens van dit uitwerkingsplan valt gedeeltelijk samen met de grens van het bestemmingsplan Waterfront-Zuid De Eilanden.
Aan de oostzijde overlapt het plangebied van dit Uitwerkingsplan Watersportboulevard het plangebied van het Uitwerkingsplan Fase 3 met enkele meters. Daardoor komt (ter plaatse van de overlapping) een klein gedeelte van het Uitwerkingsplan Fase 3 te vervallen.
Het Uitwerkingsplan Watersportboulevard heeft als IMRO-idn NL.IMRO.0243.UP00131-0002 en bestaat uit een gml-bestand, regels en een toelichting. Het gml-bestand kent een analoge en digitale verbeelding. De analoge versie van het plan betreft een boekje met kaarten (PDF of hardcopy). De digitale versie is te raadplegen via de landelijke voorziening (www.ruimtelijkeplannen.nl). De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het uitwerkingsplan en dienen in samenhang gelezen te worden. Indien er verschil bestaat tussen de analoge en de digitale verbeelding, gaat de digitale verbeelding voor.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld.
Na vaststelling van dit uitwerkingsplan maakt het deel uit van het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad. De toelichting van dit uitwerkingsplan heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het uitwerkingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het uitwerkingsplan vooraf is gegaan. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het uitwerkingsplan.
De toelichting van het Uitwerkingsplan Watersportboulevard bestaat uit de volgende hoofdstukken:
Het plangebied van dit Uitwerkingsplan ligt midden in het voormalige industrieterrein Haven. In het kader van het project Waterfront is dit bedrijventerrein inmiddels ontmanteld. Het merendeel van de bedrijven is van het industrieterrein Haven verplaatst naar dat nieuwe bedrijventerrein ('Uitbreiding Lorentzhaven') dat aan de noordoostzijde van Harderwijk is aangelegd. Medio 2014 was het merendeel van de bestaande bedrijfsbebouwing gesloopt; het vrijkomende terrein wordt de komende jaren (na bodemsanering) getransformeerd in een nieuw woongebied. Daardoor verandert het karakter en de kwaliteit van het plangebied volledig.
Het plangebied van dit uitwerkingsplan wordt doorsneden door de Lelyhaven; een voormalige industriehaven die in het nieuwe woongebied wordt gehandhaafd. In het noordelijke uiteinde van het plangebied lag tot dusver een klein gedeelte van de jachthaven De Knar. Deze jachthaven wordt vervangen door een nieuwe jachthaven, westelijk van het plangebied van dit Uitwerkingsplan. Na ingebruikname van de nieuwe haven (in 2015) wordt de huidige jachthaven gedempt. Van de huidige ruimtelijke structuur en terreininrichting in het plangebied zal in de toekomst alleen de Lelyhaven in de toekomst nog herkenbaar aanwezig zijn.
Luchtfoto van het plangebied van het Uitwerkingsplan Watersportboulevard met ruime omgeving. De grens van het Uitwerkingsplan is indicatief met een rode lijn aangegeven.
Voor het gehele plangebied vigeert het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 5 februari 2008, en is onherroepelijk sinds 22 december 2009. Het plangebied van dit bestemmingsplan omvat het gebied dat is gelegen tussen de binnenstad en de provinciale weg N302. Het bestemmingsplan maakt een volledige herontwikkeling van het plangebied mogelijk. Het plangebied heeft een 'uit te werken bestemming', wat inhoudt dat het plan door burgemeester en wethouders moet worden uitgewerkt alvorens de nieuwe bestemmingen kunnen worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad maakt het realiseren van de nieuwe jachthaven De Knar binnen het plangebied mogelijk zonder nadere uitwerking van het bestemmingsplan. Na de vaststelling van het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad zijn voor verschillende delen van het plangebied uitwerkingsplannen in procedure gebracht.
Plankaart van het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad. De grens van het Uitwerkingsplan Watersportboulevard is hierop indicatief met een rode lijn aangegeven.
Voor een gedeelte van het plangebied van het voorliggende uitwerkingsplan Watersportboulevard is in 2010 het uitwerkingsplan De Eilanden vastgesteld; dit betrof de geprojecteerde bebouwing nabij de N302 (de 'eerstelijnsbebouwing') die een geluidsafschermende functie vervult voor achterliggende bebouwing. De desbetreffende geluidsafschermende bebouwing is anno 2014 nog niet gerealiseerd. Door het vaststellen van het voorliggende uitwerkingsplan Watersportboulevard komt ter plaatse het uitwerkingsplan De Eilanden te vervallen.
NB. In 2012 is een gedeelte van het uitwerkingsplan De Eilanden vervangen door het bestemmingsplan Waterfront-Zuid De Eilanden; dit plan maakt de aanleg en inrichting mogelijk van de twee wooneilanden ten westen van de Watersportboulevard.
Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een nadere uitwerking van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Harderwijk is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan.
In dit hoofdstuk wordt daarom met name ingegaan op de voor de ontwikkeling van het plangebied relevante beleid.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is van kracht sinds 13 maart 2012. Deze structuurvisie vormt sindsdien het integrale kader voor het rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte uit 2005.
De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt het kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Nederland heeft ruimte nodig om te leven en te bewegen, om economisch te kunnen blijven groeien en voor burgers en bedrijven om initiatief te nemen. Het Rijk kan en wil niet alles zelf doen, en geeft daarom meer ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, zelf beslissingen te nemen en geven ruimte aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling.
Infrastructuur en ruimte worden door alle overheden in samenhang opgepakt.
In het SVIR worden geen beleidsuitspraken gedaan die specifiek van toepassing zijn voor de omgeving van Harderwijk of voor het plangebied.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.
Op grond van artikel 2.12.2 mag een bestemmingsplan geen nieuwe bebouwing en landaanwinning mogelijk maken. In lid 2 onder c is een expliciete uitzondering gemaakt voor 35 hectare voor de gemeente Harderwijk ten behoeve van het project Waterfront Harderwijk.
Voor een goed waterbeheer is het nodig dat bij ruimtelijke plannen en besluiten rekening wordt gehouden met de ruimtelijke aspecten die de verschillende functies van de rijkswateren met zich meebrengen. Dat is niet nieuw, maar als gevolg van de aanpassing van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 wordt het nog belangrijker om in een vroeg stadium kenbaar te maken met welke aspecten vanuit het waterbeheer rekening gehouden moet worden bij provinciale structuurvisies en verordeningen, gemeentelijke bestemmingsplannen, inpassingsplannen en projectbesluiten. Zoals ook het Nationaal Waterplan stelt, is de watertoets hierbij een belangrijk instrument. De watertoets is vooral een procesinstrument dat een zorgvuldige integrale ruimtelijke afweging van de waterbelangen bevordert. Het watertoetsproces brengt de waterbeheerder in een betere positie in het beginstadium van het ruimtelijke ordeningsspoor
Op 9 juli 2014 is de nieuwe Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
De provinciale hoofddoelen zijn vervolgens vertaald in provinciale ambities. Afhankelijk van het accent van de ambitie zijn ze opgenomen onder het deel 'Divers', 'Dynamisch' of 'Mooi' Gelderland. Per ambitie is de aanpak op hoofdlijnen beschreven. De nadere invulling vindt plaats via provinciale uitvoeringsprogramma's en samenwerking met partners. Daarmee is de Omgevingsvisie een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt; geen plan met exacte antwoorden. Ofwel: 'de Omgevingsvisie gaat over het speelveld en de spelregels, niet over de uitkomst van het spel.
In de omgevingsvisie is opgenomen dat het een provinciale ambitie is om de regionale centrumfunctie van Harderwijk het versterken.
Op 24 september 2014 is de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. In de Omgevingsverordening zijn regels (randvoorwaarden) opgenomen passend bij de provinciale aanpak van ambities en doelen in de Omgevingsvisie. Veel van deze regels waren eerder in diverse andere verordeningen van de provincie opgenomen. De provincie trekt deze oude verordeningen in en brengt de Omgevingsverordening ervoor in de plaats. De regels in de Omgevingsverordening zijn zodanig dat zij goed passen bij de accenten in de aanpak van de Omgevingsvisie.
Met betrekking tot nieuwe woonlocaties is bijvoorbeeld in de Omgevingsverordening de volgende bepaling opgenomen: “In een bestemmingsplan worden nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio successievelijk het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma Wonen.”
Op basis van voornoemde afspraken is binnen de Regio Noord-Veluwe de regionale woonopgave voor de periode 2013-2024 verdeeld over de deelnemende gemeenten. Als afgeleide daarvan is door de gemeente het Meerjarenprogramma Woningbouw 2014-2024 opgesteld. De te realiseren woningaantallen in dit plangebied passen binnen dit meerjarenprogramma.
De Structuurvisie Harderwijk 2031 is op 20 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze integrale structuurvisie is een uitwerking van de in juni 2010 door de gemeenteraad vastgestelde stadsvisie. In de structuurvisie is aangegeven wat in de periode tot 2031 voor de gemeente Harderwijk de belangrijkste thema's zijn waar integraal aan gewerkt gaat worden door gemeente, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en inwoners. In de visie is het economische, sociale en ruimtelijke beleid met elkaar in verband gebracht. Er zijn kaders gesteld met doelstellingen teneinde de in de Stadsvisie verwoorde ambitie te verwezenlijken. Deze doelstellingen zijn ondergebracht in 4 ontwikkelsporen: Zorgzame stad, Ondernemende stad, Aantrekkelijke stad en Verbindende stad.
De structuurvisie zal fungeren als beoordeling- en sturingsinstrument op alle gemeentelijke beleidsterreinen. Het is daarmee een beleidsdocument dat de gemeente bindt; er kan daar alleen van worden afgeweken indien daar een goede motivering voor is. Daarnaast wordt richting gegeven aan te verrichten inspanningen en te nemen maatregelen die moeten leiden tot de realisatie en totstandkoming van de in het beleid nagestreefde doelen. De structuurvisie vervangt hiermee het structuurplan Harderwijk 2020 en is daarmee:
Over woningbouw is onder meer vermeld dat met de regio afspraken zijn gemaakt over het aantal te bouwen woningen tot 2019. De aantallen die Harderwijk kan bouwen worden voornamelijk in het Waterfront en Drielanden-West gebouwd. Op de ontwikkeling van het Waterfront wordt expliciet ingegaan op diverse pagina's in de Structuurvisie, onder meer op de pagina's 14, 18, 52 en 75.
In 2008 heeft de gemeente de nota Cultuurhistorie vastgesteld. Uitgangspunt in de nota is om de fysieke cultuurhistorie te behouden en te beschermen. Cultuurhistorische waardevolle panden zijn aangewezen als rijks- of gemeentelijke monumenten. Deze worden sectoraal beschermd door de Monumentenwet 1988 en de monumentenverordening. Bijzonder Cultuurlandschap wordt beschermd bij bestemmingsplan.
De gemeente Harderwijk heeft in april 2011 het Archeologiebeleid Harderwijk vastgesteld.
In de Beleidskaart Archeologie is aangeven wanneer bij nieuwe planontwikkelingen archeologisch vooronderzoek plaats dient te vinden.
Op grond van artikel 40 van de Monumentenwet 1988 kan bij bestemmingsplan worden bepaald, dat een aanvrager van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit (bouwvergunning), of een aanlegactiviteit van werken geen bouwwerken zijnde (aanlegvergunning), een rapport over de archeologische waarden dient te overleggen. Aan de omgevingsvergunning kunnen indien nodig archeologische voorschriften worden verbonden. Op grond van artikel 41a van de Monumentenwet 1988 geldt deze verplichting niet bij projecten met een oppervlakte kleiner dan 100 m². De gemeenteraad kan hiervan een afwijkende oppervlakte (zowel naar boven als naar beneden) vaststellen. Op de Beleidskaart archeologie zijn per waarde- of verwachtingsgebied de vrijstellingsgrenzen aangeven.
In paragraaf 5.2.3. van deze toelichting wordt nader ingegaan op het aspect archeologie in relatie tot dit uitwerkingsplan.
Naast de eisen uit het bestemmingsplan en de bouwtechnische eisen waaraan een bouwwerk moet voldoen, zijn er ook regels met betrekking tot de uiterlijke verschijningsvorm van bebouwing. De beoordeling hiervan vindt plaats door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (de welstandscommissie).
In de Welstandsnota gemeente Harderwijk 2013 zijn de criteria opgenomen die worden gehanteerd voor de beoordeling van de uiterlijke verschijningsvorm van bebouwing.
Voor nieuwe ontwikkelingen in het gebied, waarin de criteria uit de welstandsnota niet voorzien, kunnen afzonderlijke beeldkwaliteitplannen worden opgesteld. Deze beeldkwaliteitplannen worden door de raad vastgesteld als welstandscriteria die gelden als aanvulling op de welstandsnota.
In de Welstandsnota is een kaart (de Welstandskaart, bladzijde 27) opgenomen die aangeeft dat de locatie van dit bestemmingsplan is gelegen binnen een 'ontwikkelingsgebied' waarvoor een beeldkwaliteitplan geldt.
Het Beeldkwaliteitplan Waterfront-Zuid is vastgesteld door de gemeenteraad op 28 februari 2013.
Voor Waterfront-Zuid was al in 2006 een beeldkwaliteitplan opgesteld, dat was gebaseerd op de ruimtelijke opzet zoals die was opgenomen in het Optimalisatieplan uit 2004. Omdat de ruimtelijke opzet nadien op diverse onderdelen is aangepast (zoals de vorm van De Eilanden) is het beeldkwaliteitplan in 2013 geactualiseerd. De opvattingen over het nagestreefde ruimtelijke beeld zijn daarbij niet wezenlijk gewijzigd.
Op bladzijde 34 van het Beeldkwaliteitplan Waterfront-Zuid is het plandeel Watersportboulevard als volgt beschreven en getypeerd:
Het deelgebied Watersportboulevard ligt in het verlengde van de Bakens en vormt de overgang naar het toeristische gebied. De bebouwing maakt onderdeel uit van de hoofdstructuur van de boulevard. Ook hier zal aan de boulevard gestreefd moeten worden naar een eenheid met de bebouwing in de andere deelgebieden.
In het gebied van de Watersportboulevard wordt hoofdzakelijk gewoond. Je vindt er grondgebonden woningen met tuinen en uitzicht op het water maar ook is er ruimte voor appartementen. Vanwege de gunstige ligging is het voor te stellen dat in het gebied andere functies dan wonen een plek kunnen krijgen. Publieksgerichte water- en havengebonden activiteiten zijn in dit gebied toegestaan. Het is ook denkbaar dat hier een gemakscluster (buurtgerichte detailhandel en dienstverlening) wordt gerealiseerd. Enige mate van kleinschaligheid is daarbij nadrukkelijk gewenst
Typologie:
Architectuur en sfeer:
Plastiek:
Accenten:
Materiaal:
Plint:
Dakrand:
Openbare ruimte
De gemeente Harderwijk streeft naar samenhang in het bestaande veelomvattende milieubeleid. Het Milieubeleidsplan 2009-2012 maakt inzichtelijk waar Harderwijk voor staat, geeft richting aan het beleid voor de komende periode en vervult een aanjaagfunctie om verbeteringen te realiseren. Vanuit deze gedachte worden twee speerpunten benoemd waarbij rekening is gehouden met de landelijke beleidsontwikkeling: klimaatbeleid en een gebiedsgericht milieubeleid.
Het zorg dragen voor een duurzame leefomgeving is het hoofddoel van dit milieubeleid. Onder een duurzame leefomgeving verstaan we het voorzien in onze behoeften, zonder de toekomstige generaties de mogelijkheden voor dezelfde behoeften te ontnemen. Het Milieubeleidsplan geeft kaders voor beleid en laat de bevolking van Harderwijk en Hierden zien hoe de gemeente zich inzet om de lokale milieuproblemen op te lossen.
Binnen de gemeentegrenzen bestaat een grote diversiteit in gebieden, met elk hun eigen kenmerken en functies. Bij ruimtelijke ontwikkeling streeft de gemeente naar een optimale leefomgevingskwaliteit. Door gebieden te onderscheiden wordt duidelijk welke milieukwaliteit gewenst is en of een ontwikkeling in het desbetreffende gebied past. Deze gebiedsgerichte benadering biedt ruimte om milieubeleid beter te laten aansluiten bij de dynamiek van ruimtelijke ontwikkelingen.
In het Milieubeleidsplan zijn voor verschillende delen van Harderwijk milieugebiedsvisies opgesteld. Door het opstellen van een milieugebiedsvisie komen de specifieke kwaliteiten, knelpunten, de milieubelasting en de milieuambities van het gebied in beeld. Voor het Waterfront is een milieugebiedsvisie opgesteld.
Het belang van water als ordenend principe binnen de ruimtelijke planvorming neemt snel toe. Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten hebben in 2001 een start-overeenkomst getekend met als doel de watersystemen op orde te krijgen en te houden. De startovereenkomst voorziet in de opstelling van regionale stroomgebiedsvisies, waarin het toekomstige waterbeheer, in relatie tot de ruimtelijke ordening, wordt aangegeven.
Met het Waterbeleid 21e eeuw speelt het Rijk in op toekomstige ontwikkelingen, die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Dit zijn de tritsen:
De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms in een stroomgebied wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
In het plan heeft het waterschap leidende principes geformuleerd voor het waterbeheer.
Dit zijn:
Het Waterplan Harderwijk 2013-2018 is een gezamenlijk plan van de gemeente Harderwijk en Waterschap Vallei en Veluwe. Met dit plan willen beide partijen, samen met burgers, verenigingen en andere betrokkenen, verder werken aan het verbeteren van het water in Harderwijk. De hoofddoelstelling van het Waterplan Harderwijk is: "Streven naar een gezond, veerkrachtig, kwalitatief goed, aantrekkelijk en op de toekomst berekend watersysteem/waterketen, die aansluiten bij de natuurlijke omstandigheden op en om het Harderwijkse grondgebied voor nu en in de toekomst". In dit Waterplan is onder meer een Kansen- en knelpuntenkaart opgenomen. Voor het betreffende plangebied gelden geen specifieke doelstellingen vanuit het waterplan.
In het VGRP zijn de volgende beleidsmatige uitgangspunten gedefinieerd:
Stedelijk afvalwater:
Hemelwater:
Grondwater:
Grondwaterneutraal bouwen:
Voor de bouw van eventuele ondergrondse ruimten (kelders) moet de grondwaterstand gedurende de uitvoeringsperiode mogelijk worden verlaagd. De constructie van de kelder(s) moet zodanig waterdicht worden uitgevoerd dat na de bouw in de gebruiksfase geen (permanente) grondwaterstandverlaging nodig is. Tevens betekent dit, dat bij nieuwbouw het vloerpeil (bijvoorbeeld ophogen) of de bouwwijze (bijvoorbeeld kruipruimteloos) moet worden afgestemd op de grondwaterstand, zodat er geen permanente drainage nodig is.
Het verharde oppervlak in de openbare ruimte (voornamelijk wegen en parkeervlakken) watert direct af op de omgeving waar inzijging plaats vind. Uitgangspunten (VGRP) voor hemelwater bij nieuwbouw zijn:
Om het afstromend hemelwater schoon te houden worden geen uitlogende materialen gebruikt bij de woningbouw en in de openbare ruimte (straatmeubilair en dergelijke). Op nieuwe bouwlocaties zal alleen het huishoudelijk afvalwater worden aangesloten op de gemeentelijke riolering. Voor het hemelwater moet een andere wijze van afvoeren worden gevonden. Hiervoor bestaan in principe twee mogelijkheden, namelijk infiltratie in de bodem en lozing op het oppervlaktewater. Bij infiltratie in de bodem kunnen de hiervoor benodigde voorzieningen zowel op particulier terrein (in het geval van kleine bouwlocaties) als in de openbare ruimte worden aangebracht. Lozing op het oppervlaktewater vanuit het plangebied is mogelijk op het oppervlaktewater van de Vissershaven.
Het hemelwatersysteem voor nieuwbouwlocaties dient aan twee normen getoetst te worden. Voor infiltratiestelsels hanteert de gemeente Harderwijk de norm dat minimaal 10 mm moet kunnen worden geborgen en geïnfiltreerd binnen het plangebied. Bij de dimensionering dient het totale systeem van groenstroken en oppervlaktewater voldoende te zijn om, uitgaande van de landelijke afvoernorm van 1,5 l/s/ha, een T=100 gebeurtenis zonder schade te kunnen verwerken.
Bij het ontwikkelen van plannen voor het gebied Waterstad Watersportboulevard moet hiermee rekening worden gehouden.
In het Handboek Harderwijks Groen staat het Harderwijkse groenbeleid voor stad, landschap en bos in samenhang met elkaar beschreven. Dit beleidsplan is in december 2007 door de raad van de gemeente Harderwijk vastgesteld. Hoofddoelstelling van beleid is de hoofdstructuur van stedelijk groen (de Groene Mal) in stand te houden en te versterken. Hier zal niet worden gebouwd en worden ontbrekende schakels hersteld.
Het groen dient naast belevingswaarde een duidelijke gebruikswaarde te bezitten (sport/spel).
In het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan zal dat niet het geval zijn; openbaar groen komt hier alleen voor in de vorm van bermen langs water en straten en als smalle groenstroken.
Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Harderwijk is opgenomen in het Verkeersstructuurplan (VSP). Het VSP is in december 2010 vastgesteld door de gemeenteraad.
Voor het voorliggende bestemmingsplan is het Verkeersstructuurplan van ondergeschikt belang; in het plangebied komt slechts één weg voor, de Havendijk, welke een beperkte verkeersfunctie heeft.
Op 23 mei 2013 is door de gemeenteraad een Parkeernormennota vastgesteld. Deze Parkeernormennota is een uitwerking van de vastgestelde visie op parkeren in Harderwijk (GVVP).
De Parkeernormennota dient tevens als uitbreiding/toevoeging aan de parkeerfondsregeling.
Omdat er geen wettelijke, door de rijksoverheid vastgestelde en voorgeschreven parkeernormen bestaan, heeft de gemeente Harderwijk besloten om de parkeernormen in één document vast te stellen met normen die specifiek toepasbaar zijn voor de situaties binnen de gemeente Harderwijk.
Deze parkeernormen worden gebruikt bij het berekenen van de parkeerbehoefte bij voorzieningen als woningen, scholen, winkels, kantoren, bedrijven en maatschappelijke voorzieningen.
Het vaststellen van deze parkeernormen is onder meer voor burgers, projectontwikkelaars en de gemeente Harderwijk zelf van belang. Door het vaststellen is het namelijk voor iedere belanghebbende duidelijk en inzichtelijk welke parkeernormen voor een bepaalde functie gehanteerd worden.
In de Parkeernormennota is bepaald dat de parkeernormen voor het plangebied Waterfront verschillen van de normen die voor overig Harderwijk worden gehanteerd.
Het economische beleid is gericht op het optimaal benutten van de beschikbare ruimte en het bieden van meer uitgesproken, gedifferentieerde werkmilieus. Verder wordt er ruimte geboden aan kleinschalige werkgelegenheid in de woonomgeving waar dat kan (functiemenging). De milieuhinder van bestaande en nieuwe bedrijvigheid dient tot een zo laag mogelijk niveau te worden beperkt, terwijl milieuhinderlijke activiteiten dienen te worden geweerd uit de directe woonomgeving.
Bij activiteiten die wel worden toegestaan dienen adequate maatregelen te worden genomen om te voorkomen dat ontoelaatbare milieuhinder voor de omgeving wordt veroorzaakt.
Dit bestemmingsplan maakt de realisering mogelijk van een deel van het project Waterfront.
Het gehele project Waterfront is beschreven in de Nota van Uitgangspunten, die jaarlijks wordt geactualiseerd, en die daarom een goed beeld geeft van de doelstellingen, de ruimtelijke plannen en de planning van het project Waterfront.
In versie 1.1 oktober 2014 van deel A van de Nota van Uitgangspunten is kort beschreven wat met het project Waterfront wordt beoogd:
Door realisering van het plan Waterfront wordt Harderwijk weer een stad aan het water.
De relatie met het open water is in de loop der jaren verminderd; waar de stad ooit grensde aan de Zuiderzee ligt nu het Dolfinarium. De groei van het aantal Dolfinariumbezoekers heeft in toenemende mate geleid tot verkeers- en parkeerproblemen. De boulevard is verworden tot een groot parkeerterrein zonder kwaliteit, het water is hier nog nauwelijks waarneembaar.
Bovendien grenst de binnenstad aan het verouderde industrieterrein Haven, dat milieuhinder veroorzaakt en waarvan de bodem met asbest is verontreinigd. De hier gevestigde bedrijven kunnen niet uitbreiden omdat dit te veel overlast veroorzaakt.
Het project Waterfront Harderwijk heeft onder meer tot doel om deze knelpunten weg te nemen.
Het plandeel Watersportboulevard ligt in Waterfront-Zuid; het deel van het Waterfront dat ten zuidwesten van de provinciale weg N302 ligt. De plannen voor Waterfront-Zuid voorzien onder meer in herinrichting van het gebied tussen de binnenstad en de N302. Dit gebied was tot dusver in gebruik als bedrijventerrein (industrieterrein Haven), ook ligt hier een jachthaven (De Knar). Om dit gebied tussen binnenstad en N302 te kunnen ontwikkelen zijn de bedrijven van het industrieterrein Haven inmiddels verplaatst naar het nieuwe bedrijventerrein Uitbreiding Lorentzhaven (in Waterfront-Noord). Dat was een voorwaarde voor de herontwikkeling van Waterfront-Zuid.
De Nota van Uitgangspunten zegt over het plandeel Watersportboulevard: Een locatie met gemengde bebouwing langs de boulevard. In het Masterplan Waterfront (uit 2003) werd uitgegaan van realisering van winkels en recreatieve voorzieningen (leisure) in dit plangedeelte. Sindsdien is de marktsituatie aanmerkelijk veranderd; daarom wordt nu uitgegaan van een invulling met alleen woningbouw, deels in de vorm van gestapelde woningen (appartementen). De realisering van de Watersportboulevard is planologisch mogelijk gemaakt in het vigerende globale bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad. In dit Uitwerkingsplan wordt deze woningbouw mogelijk gemaakt, al dan niet in de vorm van gestapelde woningen (appartementen).
De regeling voor 'Aan huis verbonden beroep' die in dit uitwerkingsplan is opgenomen, biedt de mogelijkheid om een gedeelte van een woning te gebruiken voor beroepsmatige werkzaamheden. Hierdoor kunnen (bijvoorbeeld langs de boulevard) in woningen in beperkte mate bedrijfsmatige activiteiten worden ontplooid.
Een belangrijk element van het ruimtelijke ontwerp van het Waterfront is het doortrekken van de bestaande boulevard in noordoostelijke richting. Het nieuwe deel van de boulevard wordt aan de westzijde begeleid door water, aan de oostzijde door bebouwing. Binnen het plangebied van voorliggend plan kan een gedeelte van deze nieuwe boulevard worden gerealiseerd en een deel van de bebouwing aan de oostzijde langs de boulevard. De nieuwe boulevard krijgt een zekere verkeersfunctie; het is een schakel in een route voor voetgangers van en naar het Dolfinarium, en dient tevens ter ontsluiting voor autoverkeer van woningen en andere bebouwing langs de boulevard.
De bebouwing in het plangebied heeft de vorm van twee gesloten bouwblokken; op de binnenterreinen daarvan worden parkeerplaatsen voor bewoners aangelegd. De daarvoor beschikbare ruimte is echter onvoldoende om volledig te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte. Daarom zullen ook langs de boulevard nabij de in dit deelplan geprojecteerde bebouwing parkeerplaatsen worden aangelegd.
Direct ten zuiden van de bebouwing in dit plangebied wordt de nieuwe boulevard doorsneden door de Lelyhaven. Het plan voorziet in het hier realiseren van een brug in de boulevard die in beginsel alleen bedoeld is voor langzaam verkeer en in het hoogseizoen ook voor een kleinschalige vorm van toeristentransport tussen Dolfinarium en Overloopterrein. Oostelijk van de boulevard is binnen het plangebied nog een tweede brug over de Lelyhaven geprojecteerd. Deze moet wel geschikt zijn voor autoverkeer; deze brug dient ter ontsluiting van de te zijner tijd te realiseren parkeergarage op 'de Kop van de Stadswerven'.
Juist ten zuiden van het plangebied wordt een brug over de Vissershaven gerealiseerd. De zuidelijke helft van deze brug is mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Boulevard-Oost; de noordelijk helft is planologisch al mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad (in de bestemming Water mogen bruggen worden gebouwd).
Zie verder ook: Bijlage 1 Bebouwings- en inrichtingsplan Watersportboulevard (versie 12 februari 2015)
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Per onderzoeksaspect wordt een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.
Daarbij wordt aangetekend dat dit plan een uitwerking betreft van het al vastgestelde en vigerende bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad. Voorafgaand aan de vaststelling van dat bestemmingsplan is al uitvoerig onderzoek ingesteld naar diverse relevante aspecten. In dit hoofdstuk wordt waar nodig de informatie uit het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad aangevuld en/of geactualiseerd.
In 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.
Daarnaast heeft er met ingang van 1 januari 2012 een aanpassing plaatsgevonden van het Besluit Ruimtelijke Ordening. Vanaf 1 januari 2012 dient op grond van artikel 3.1.6, lid 2, sub a een beschrijving te worden gegeven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en de in de grond aanwezige en/of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
In het plangebied is (na sloop van de voormalige bedrijfspanden) geen bebouwing meer aanwezig. Er zijn (en waren tot dusver) in het plangebied ook zijn geen monumenten aanwezig.
De Monumentenwet 1988 verplicht gemeenten om bij het wijzigen van de bestemming van gronden, rekening te houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
De gemeenteraad heeft op 7 april 2011 het Archeologiebeleid 2011-2015, en als onderdeel daarvan de Beleidskaart Archeologie vastgesteld. Conform dit beleid vindt er bij (grootschalige) ontwikkelingen in een vroegtijdig stadium archeologisch vooronderzoek plaats. Op basis van dit onderzoek wordt bekeken of er archeologische waarden in het geding zijn.
Bijgaand kaartje toont een gedeelte van de Beleidskaart Archeologie 2011. De begrenzing van het bestemmingsplan is daarop met een rode lijn aangegeven. Uit deze kaart blijkt dat het gehele plangebied is aangemerkt als een gebied zonder archeologische verwachting, als gevolg verstoring en vergraving tot onder het 'archeologisch niveau'. Voor de realisering van dit plan behoeft daarom geen nader archeologisch onderzoek te worden verricht.
Beleidskaart Archeologie (fragment). De grens van het uitwerkingsplan is indicatief met een rode lijn aangegeven
Ten zuidoosten van het plangebied van dit uitwerkingsplan staat de historische de achtkante stellingmolen De Hoop. De afstand tussen de molen en de in dit plan geprojecteerde bebouwing bedraagt meer dan 400 meter.
Op grond van de Gelderse Molenverordening (12 januari 1996) en de aangepaste Uitvoeringsregeling Gelderse Molenverordening (16 november 2007) moet rekening worden gehouden met de invloed van geprojecteerde bebouwing op de windvang van de molen.
In de toelichting van het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad is op de bescherming van de molenbiotoop uitvoerig ingegaan (in paragraaf 6.11). Op basis van onderzoek (door A. Hofsteenge, 22 januari 2008) is in dat bestemmingsplan bepaald dat de hoogte van bebouwing op een afstand van meer dan 400 meter van de molen (dus ook ter plaatse van het voorliggende uitwerkingsplan) maximaal 12 meter mag bedragen. De bouwhoogte mag verhoogd worden tot maximaal 18 meter indien (voordat een uitwerkingsplan wordt vastgesteld) is aangetoond dat de toestroom en afvoer van de wind tot molen De Hoop zodanig blijft dat de molen op een adequate wijze kan blijven functioneren. Dit is vastgelegd in de voorschriften van het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad (artikel 4 lid 2 onder a sub 4).
Dit uitwerkingsplan staat voor een gedeelte van de nabij de N302 een bouwhoogte van maximaal 18 meter toe.
Teneinde te bepalen wat de invloed is van de geprojecteerde bebouwing op de molenbiotoop, is advies ingewonnen bij ir. E.J. Laméris (bureau Laméris-Huis adviseurs te Vlist). De heer Laméris heeft een methode ontwikkeld om op een gestandaardiseerde wijze de invloed van bebouwing op een molenbiotoop te beoordelen. In opdracht van de gemeente Harderwijk heeft Laméris onderzoek ingesteld naar de invloed van hogere bebouwing buiten de gebruikelijke cirkel met een straal van 400 m rond de molen. Dit onderzoek (' Effect van bebouwing op grotere afstand op de molenbiotoop van de molen De Hoop in Harderwijk'), dat als Bijlage 2 integraal bij deze toelichting is opgenomen, heeft uitgewezen dat de geprojecteerde bebouwing in het Uitwerkingsplan geen aantasting oplevert van het adequaat functioneren van molen De Hoop.
Opmerking: Het onderzoek is in 2010 uitgevoerd ten behoeve van het uitwerkingsplan De Eilanden; de geprojecteerde bebouwing (de 'eerstelijnsbebouwing') nabij de N302 met een bouwhoogte van maximaal 18 meter was destijds al opgenomen in het uitwerkingsplan De Eilanden.
Inhoudelijk is het onderzoek uit 2010 volledig bruikbaar voor het voorliggende uitwerkingsplan Watersportboulevard. Door het vaststellen van dit uitwerkingsplan Watersportboulevard komt ter plaatse van de Watersportboulevard het uitwerkingsplan De Eilanden te vervallen.
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.
Gebiedsbescherming
Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen. Voor ruimtelijke ontwikkelingen die invloed zouden kunnen hebben op natuurwaarden in Natura 2000-gebieden moet door middel van ecologisch onderzoek inzichtelijk worden gemaakt of en welke effecten op de natuurwaarden zijn te verwachten. Indien sprake is van effecten kan de beoogde ontwikkeling alleen plaatsvinden als daarvoor een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet is verleend.
In 2010 is voor het gehele project een zogenoemde 'Passende beoordeling' opgesteld, een integraal ecologisch onderzoek naar effecten te verwachten effecten van het project Waterfront op de natuurwaarden in de Natura-2000 gebieden Veluwe en Veluwerandmeren. In 2013 is deze 'Passende beoordeling' geactualiseerd.
Zowel in 2010 als in 2013 werd in de 'Passende beoordeling geconstateerd :
' De onderhavige passende beoordeling, die is opgesteld met de beste ter beschikking staande kennis en informatie, wijst uit dat het project Waterfront Harderwijk, zowel afzonderlijk als in combinatie met andere projecten, geen significant negatieve gevolgen heeft voor soorten waarvoor instandhoudingsdoelstellingen zijn opgesteld. Dit betekent dat er geen aantasting van de natuurlijke kenmerken plaatsvindt van de Natura 2000-gebieden Veluwerandmeren en Veluwe als gevolg van het project Waterfront.'
Op basis van de geactualiseerde Passende Beoordeling heeft de provincie Gelderland in 2014 een Natuurbeschermingswet-vergunning verleend voor de realisering van alle onderdelen van het project Waterfront waarvoor niet al eerder een Nb-wet-vergunning was verleend. Deze vergunning heeft mede betrekking op het plandeel Watersportboulevard.
Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Dit uitwerkingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk, die gepaard gaan met aanmerkelijke aantasting van vegetatie. In 2013 en begin 2014, nog voordat dit uitwerkingsplan in procedure is gebracht, zijn alle destijds nog aanwezige bedrijfsgebouwen gesloopt; ook de (zeer schaarse) vegetatie is weggehaald omdat in het voorjaar van 2014 de bodemsanering in het plangebied moest worden gestart. Daarvoor moest alle aanwezige bebouwing en beplanting worden verwijderd. Voordat is overgegaan tot het verwijderen van bebouwing en beplanting is door bureau Viridis uit Culemborg een onderzoek ingesteld naar gevolgen voor flora en fauna. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek is door de Dienst Regelingen van het ministerie van Economische zaken een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en Faunawet verleend. Bij het verlenen van de benodigde sloopvergunningen is rekening gehouden met de bij deze vergunning behorende voorschriften.
In het kader van bestemmingsplannen is een Watertoets vereist. De Watertoets omvat het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen en besluiten.
Voor het project Waterfront is al in oktober 2002 gestart met de procedure voor de Watertoets. In de afgelopen jaren heeft hierover regelmatig overleg plaatsgevonden tussen de gemeente Harderwijk, Waterschap Veluwe (sinds 2013 "Waterschap Vallei en Veluwe", na een fusie met "Waterschap Vallei en Eem") en Rijkswaterstaat Midden Nederland. Resultaten zijn vastgelegd in verschillende Watertoetsdocumenten en in de waterparagrafen van opgestelde bestemmingsplannen en MER-documenten. Hierbij is sprake van een 'aangroeidocument', waarbij steeds verdieping heeft plaatsgevonden aansluitend bij het proces in de ruimtelijke planvorming (Masterplan -> bestemmingsplan -> uitwerkingsplan).
In 2009 is met alle partijen overleg gevoerd en is een overkoepelend 'Basisdocument watertoets Waterfront Harderwijk' (12 januari 2010) opgesteld. In het Milieueffectrapport Waterfront Harderwijk (het MER, d.d. februari 2010), deel B, wordt in hoofdstuk 7 uitvoerig ingegaan op het aspect water. In het MER deel B, hoofdstuk 7, paragraaf 5 zijn aanbevelingen ('bouwstenen') opgenomen voor het 'Meest Milieuvriendelijk Alternatief' (MMA).
In 2012 is met de 'waterpartners' overleg gevoerd over diverse wateraspecten van het gehele plan Waterfront. Hierbij is afgesproken dat er voldoende aan de doelstelling van het watertoets proces is voldaan (het vroegtijdig betrekken en informeren), en dat toetsing van de nadere uitwerking plaats kan vinden in de reguliere vergunnningprocedures (waterwetvergunning). Gelet op het al gevoerde overleg, het beschikbare materiaal en het globale karakter van dit uitwerkingsplan Waterfront-Watersportboulevard was er geen aanleiding meer om specifiek voor dit bestemmingsplan afzonderlijk overleg over de watertoets te voeren.
Het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad, het moederplan, is in februari 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. In de toelichting bij dat bestemmingsplan is een uitvoerige paragraaf over de waterhuishouding opgenomen.
De voor dit bestemmingsplan relevante versie (12 januari 2010) van het aangroeidocument Watertoets is opgenomen in het MER (MER deel C bijlage 13). Deze watertoets beschouwt integraal de ontwikkelingen in Waterfront Zuid en Waterfront Noord-II.
Na januari 2010 hebben de volgende beleidswijzigingen plaatsgevonden.
Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan (NWP) beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid voor de periode 2009 - 2015. In de Waterwet is vastgelegd dat het Rijk dit plan eens in de zes jaar opstelt. Het is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en de vervanger van alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het NWP gaat over waterveiligheid, wateroverlast, droogte en waterkwaliteit. Op basis van de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro) heeft het NWP voor de ruimtelijke aspecten de status van rijksstructuurvisie.
Het huidige NWP loopt tot 22 december 2015. In 2013 heeft het ministerie van I en M verkend hoe er invulling gegeven kan worden aan de opvolger van het NWP, rekening houdend met de wettelijke eisen, aankomende deltabeslissingen en de ontwikkeling van de Omgevingswet. Besloten is tot een partiële herziening vanwege de deltabeslissingen in 2014 en het opstellen van een tweede Nationaal Waterplan voor de periode 2015-2021.
In het Nationaal Waterplan benoemt het Rijk vier opgaven voor het IJsselmeergebied: waterveiligheid, zoet water, ecologie en ruimtelijke ontwikkeling. Verbindend element voor deze opgaven is de ontwikkeling van het peilbeheer in het gebied, waarbij een keuze gemaakt dient te worden voor het meebewegen met de stijgende zeespiegel of het handhaven van het huidige peil.
In het deelprogramma Waterveiligheid is gewerkt aan nieuwe normen voor waterveiligheid. Hierbij wordt overgestapt van een overschrijdingskans benadering op een overstromingskans benadering. De hoogte van de normen (overstromingskansen) wordt onderbouwd aan de hand van de volgende doelen. Voor iedereen in Nederland die achter de dijk woont, gaat een zelfde basis veiligheidsniveau gelden. Daarbij richt men zich op een lokaal individueel risico (LIR), waarbij de kans op overlijden voor een individu ten gevolge van een overstroming niet groter mag zijn dan 1 op 100.000 per jaar. Waar grote groepen slachtoffers kunnen vallen, grote economische schade kan optreden of sprake is van ernstige schade door uitval van vitale en kwetsbare infrastructuur van nationaal belang, wordt een hoger beschermingsniveau geboden. Drie gebieden vragen hiervoor speciale aandacht: het rivierengebied, delen van de Rijnmond-Drechtsteden en het gebied rond Almere. Ook op andere plekken, zoals het Waddengebied, het IJsselmeergebied en de Zuidwestelijke Delta zal geïnvesteerd moeten worden om aan de nieuwe normen te voldoen. Tegelijkertijd zijn er ook plekken, vooral langs de kust, waar de bescherming reeds op orde is. Daar blijft goed onderhoud van belang. Voor de 'hoge gronden', waar gemeente Harderwijk ook onder valt, zijn geen normen voor overstromingskansen opgesteld.
Uit het Deltaprogramma 2015 (deelprogramma IJsselmeergebied) blijkt dat het winterpeil van de Veluwerandmeren tot 2050 niet aangepast wordt (huidig streefpeil in de winter is 0,30- mNAP). Voor de periode na 2050 blijft voor het IJsselmeer de optie open om het winterpeil beperkt mee te laten stijgen met de zeespiegel (maximaal 30 cm), maar alleen als dat noodzakelijk en kosteneffectief is. Voor het Markermeer en de Veluwerandmeren wordt ook na 2050 geen stijging van het gemiddeld winterpeil voorzien: in geval van verdere stijging van het IJsselmeer na 2050 treedt het ontkoppelingsbesluit in werking. Het zomerpeil in het IJsselmeer, het Markermeer en de Zuidelijke Randmeren kan op langere termijn mogelijk een grotere bandbreedte krijgen tussen 0,40- en 0,10+ mNAP. In de 'Tussentijdse wijziging van het Nationaal Waterplan', d.d. december 2014, is aangegeven, dat ook na 2050 geen verandering in het peilbeheer in de zomer optreedt in de Veluwerandmeren. Initiatiefnemers blijven zelf verantwoordelijk voor eventuele schade in buitendijkse gebieden.
De Keur van het Waterschap
Met betrekking tot het regionale waterbeleid is van belang dat per 1 januari 2014, dus na het vaststellen van het MER, de Keur van het Waterschap is geactualiseerd (de Keur is een verordening van het Waterschap die regelt wat wel en niet mag in of nabij regionaal oppervlaktewater / waterkeringen / grondwater). Met die actualisering zijn 'Algemene regels Waterschap Vallei en Veluwe' in de Keur opgenomen. Omdat het oppervlaktewater rondom het plangebied in open verbinding staat met het hoofdwatersysteem, is niet het waterschap maar Rijkswaterstaat Midden Nederland bevoegd gezag. Dit betekent dat de Algemene regels van het waterschap die betrekking hebben op wat wel/niet mag in of nabij regionaal oppervlaktewater voor dit bestemmingsplan niet van toepassing zijn. De Keur en algemene regels voor wat/wel en niet mag ten aanzien van het grondwater binnen het plangebied zijn wel van toepassing.
Waterbeheersplan Veluwe 2010-2015
In het Waterbeheersplan heeft het waterschap leidende principes geformuleerd voor het waterbeheer. Dit zijn:
Deze principes sluiten op hoofdlijnen goed aan bij de opzet van de waterparagraaf uit de toelichting van het bestemmingsplan Waterfront Zuid Waterstad.
De voor dit bestemmingsplan relevante versie (12 januari 2010) van het aangroeidocument Watertoets is als bijlage opgenomen in het MER (MER deel C bijlage 13). Deze watertoets beschouwt integraal de ontwikkelingen in Waterfront Zuid en Waterfront Noord-II. In het MER is het 'Meest Milieuvriendelijk Alternatief' (MMA) aangegeven. Dit bestemmingsplan maakt, wat de wateraspecten betreft, realisering van het MMA mogelijk.
In het MER wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling Waterfront Zuid een neutrale invloed zal hebben op de wateraspecten (paragraaf 4.6 van deel B-7 Water).
Opmerking: de MER-watertoets d.d. 12 januari 2010 betrof een concept document, waarop formeel geen integraal wateradvies is afgegeven. Het laatste wateradvies had betrekking op de watertoets Waterfront-Zuid d.d. 13 januari 2006. In dat advies is het verzoek geuit om in komende bestemmingsplannen een voorbeeld te geven hoe het richtinggevende karakter van de watertoets heeft doorgewerkt op de uiteindelijke inhoud van het bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan Watersportboulevard is echter zo globaal van opzet zodat hierin alleen richtinggevende oplossingsrichtingen/kanttekeningen over de doorwerking van het wateradvies zijn te geven.
De relevante aspecten voor het uitwerkingsplan Watersportboulevard zijn in deze waterparagraaf opgenomen en waar nodig geactualiseerd.
Veiligheid en wateroverlast
Ten gevolge van klimaatveranderingen zal de zeespiegel in de loop van deze eeuw waarschijnlijk gaan stijgen . Omdat het IJsselmeer afwatert in de Waddenzee, heeft een zeespiegelstijging gevolgen voor de afwateringssituatie van het IJsselmeer. De lozingssituatie van het IJsselmeer bepaalt voor een belangrijk deel ook de lozingssituatie van de Randmeren.
Waterfront-Zuid wordt op een hoogte van 1,60 m+NAP aangelegd. Bij het bepalen van de aanleghoogte is van het volgende uitgegaan:
Uitgaande van het huidige zomerpeil van 0,05 m-NAP is er bij een peilstijging van 1 m (mogelijke situatie 2100) een drooglegging van 65 cm. Dit is gering. Uitgaande van de Deltabeslissingen zoals vastgelegd in het Deltaprogramma 2015 is de kans dat het tot een dergelijke stijging van het streefpeil in de Veluwerandmeren zal komen eerder kleiner dan groter geworden dan in 2010.
Om het gebied te beschermen tegen hoog water, bestaat de mogelijkheid om de kades die het plangebied deels omgeven, uit te breiden, zodat het gehele plangebied in de toekomst kan worden afgesloten met een waterkering.
Vuilwater (Huishoudelijk afvalwater)
Het vuilwater wordt via een gemeentelijk vuilwaterriool ingezameld en afgevoerd naar RWZI Harderwijk. Er zijn geen riooloverstorten naar oppervlaktewater opgenomen in het nieuwe (en bestaande gemengde stelsel) in plangebied (ook niet elders in Waterfront Zuid).
Hemelwater
Het relatief schone hemelwater van daken en extensief belaste verharde oppervlakken wordt niet aangesloten op het vuilwaterstelsel, maar rechtstreeks geloosd op oppervlaktewater. Hemelwater van intensief belaste wegen wordt via een verbeterd gescheiden stelsel afgevoerd. De totale vuiluitworp naar oppervlaktewater is kleiner dan een verbeterde gescheiden stelsel met een berging van 4 mm en een pompovercapacitiet van 0,3 mm/uur.
Er wordt gebruik gemaakt van niet uitlogende materialen ter voorkoming van diffuse verontreinigingen.
Hiermee wordt het principe 'schoonhouden, scheiden, schoonmaken' gehanteerd.
Oppervlaktewater
In het plangebied (als onderdeel van Waterfront-Zuid) wordt gewoond aan water. De watergangen worden voornamelijk stedelijk ingericht en krijgen recreatieve en gebruiksfuncties (vaarwater, kijkwater, water om langs te recreëren, uitdrukkelijk geen zwemwater). Dit betekent dat de oeverovergangen met het vasteland hoofdzakelijk zullen bestaan uit kades. Kindveiligheid is een belangrijk aandachtspunt bij de verdere uitwerking van de inrichting. De watergangen worden zo ingericht, dat varend onderhoud mogelijk is.
De watergangen in Waterfront staan in open verbinding met het water in het Wolderwijd en (indirect) het Veluwemeer. Er worden (buiten het plangebied) maatregelen getroffen om de bestaande havenarmen te doorspoelen met oppervlaktewater uit de Friesegracht. Het hemelwater van het verharde oppervlak wordt geloosd op de watergangen, waardoor 'interne' verversing en doorspoeling optreedt. Door de watergangen voldoende breed (>10 m) en diep (>1 m) uit te voeren, wordt algenbloei niet verwacht.
In het MMA wordt voorgesteld om locaties aan te wijzen waar activiteiten plaatsvinden die mogelijk verontreinigingen op de waterkwaliteit veroorzaken. Een voorbeeld hiervan is een plaats waar auto's gewassen kunnen worden. Dit betekent dat op andere plaatsen in het plangebied wassen van auto's niet wordt toegestaan. Het voorliggende bestemmingsplan is niet zo gedetailleerd dat dit hierin kan worden geregeld.
Om het Waterfront aantrekkelijk in te richten en rekening te houden met (onvermijdelijk) contact met het oppervlaktewater is het van belang dat er niet te veel ziekteverwekkers in het water voorkomen die problemen kunnen opleveren voor de volksgezondheid. Potentiële besmettingsbronnen zijn menselijke en dierlijke ontlasting (feaces). De risico's worden onder andere beperkt door geen riooloverstorten te realiseren en geen honden uit te laten direct langs het water. Via een hemelwaterstelsel kan hondenpoep op straat ook voor afspoeling van ziektekiemen zorgen. Deze kiemen komen bij (directe) lozing vanuit het hemelwaterstelsel in het oppervlaktewater terecht.
Verontreinigde (water)bodems
Ernstig verontreinigde (water)bodems in het plangebied worden als onderdeel van het integrale saneringsplan Waterfront gesaneerd. In geval van risico op verspreiding van bodem- en grondwater verontreinigingen worden tijdig passende (monitoring)maatregelen getroffen.
Grondwateroverlast en -onderlast
Grondwateroverlast in het gebied wordt voorkomen door te zorgen voor voldoende ontwatering. Als minimale ontwateringsdiepte voor nieuw stedelijk gebied geldt in principe 70 cm beneden het maaiveld bij een overschrijding van 1 maal per jaar. De ontwateringsdiepte van 70 cm beneden het maaiveld is gericht op de grondwaterstand bij gebouwen, wegen, kabels en leidingen. In parken en ander stedelijk groen kunnen hogere grondwaterstanden worden geaccepteerd; ter plaatse van bijzondere (natte) natuur binnen stedelijk gebied is een hogere grondwaterstand gewenst.
Voor Waterfront-Zuid geldt in het algemeen het volgende:
Beheer en onderhoud
Rijkswaterstaat is de waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheerder van het hoofdwatersysteem, waaronder de Randmeren. Op grond van het 'Besluit aanwijzing zijwateren van hoofdwateren' is Rijkswaterstaat in de huidige situatie ook beheerder van het havengebied in Harderwijk. De gemeente beheert de nautische aspecten van het havengebied en is eigenaar en beheerder van de kademuren.
Uit het watertoetsoverleg is geconstateerd dat de globale waterkwaliteit van de Veluwerandmeren momenteel met relatief geringe beheerinspanningen gehandhaafd kan worden (nadat er in de afgelopen decennia door meerdere partijen fors is geïnvesteerd om de kwaliteit substantieel te verbeteren). Mocht er door de gewijzigde inrichting en gebruiksfunctie (van industrieel havenwater naar dichtstedelijke oppervlaktewater) verhoogde beheerinspanningen noodzakelijk zijn, dan is dat in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer voor deze wijziging: de gemeente. Mogelijk dat hiervoor tegen een redelijke vergoeding een beroep gedaan wordt op de inzet van RWS/waterschap.
In de toekomst wordt de beheersituatie aangepast op de feitelijke veranderingen in het gebied Waterfront-Zuid. Uitgangspunt hierbij is het op orde houden van de waterkwaliteit tegen de laagste maatschappelijke kosten.
Bij milieuaspecten moet zowel worden gedacht aan de geschiktheid van de locatie voor de beoogde ontwikkelingen, als aan de mogelijk gevolgen van die ontwikkelingen voor de omgeving.
Voorafgaand aan de vaststelling van het 'moederplan', het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad, is al uitvoerig onderzoek ingesteld naar diverse relevante milieuaspecten. In dit hoofdstuk wordt waar nodig de informatie uit het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad aangevuld en/of geactualiseerd. Dit is voor diverse milieuaspecten noodzakelijk omdat inmiddels rekening gehouden moet worden met gewijzigde omstandigheden en/of met wijzigingen in de relevante regelgeving.
5.6.2 Geluidhinder
Dit uitwerkingsplan is een uitwerking van het globale bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad en heeft onder meer tot doel om woningbouw mogelijk te maken. Woningen zijn geluidgevoelige bestemmingen. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad is al eerder akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Uit dat onderzoek is gebleken dat er rondom het toekomstige woongebied diverse geluidbronnen aanwezig zijn die de milieukwaliteit in het plangebied beïnvloeden. Om woningbouw mogelijk te maken is in het akoestisch onderzoek vastgesteld dat in het plangebied Waterfront delen van het plangebied voorkomen die de wettelijke voorkeursgrenswaarde te boven gaan; om in die delen van het gebied woningen te kunnen bouwen dienen maatregelen te worden genomen.
Op grond daarvan is in het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad uitgegaan van het volgende:
Tabel. Vastgestelde hogere grenswaarde vanwege wegverkeerslawaai
Tabel. Vastgestelde hogere grenswaarde industrielawaai
In verband met de economische haalbaarheid en praktische uitvoerbaarheid is in 2012 besloten om eerst het gebied de Eilanden te realiseren. In 2014 is besloten om de Watersportboulevard te realiseren. In een later stadium zullen tenslotte de Bakens worden gerealiseerd. De bebouwing in De Bakens zal dan ook pas in een later stadium een akoestische afscherming geven. Hierdoor zullen gedeelten van de Eilanden en de Watersportboulevard tijdelijk een hogere geluidsbelasting ondervinden van wegverkeerslawaai en industrielawaai.
In dit bestemmingsplan is daarom twee situaties beoordeeld, namelijk de tussensituatie en de eindsituatie. In de tussensituatie zijn de Bakens nog niet gerealiseerd en in de eindsituatie zijn de plandelen de Eilanden, de Watersportboulevard en de Eilanden gerealiseerd.
Om te beoordelen of de geluidsbelastingen op de Watersportboulevard passen binnen de toetsingskaders voor geluid is door TAUW akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 3). Het toetsingskader bestaat uit de normen in de Wet geluidhinder en het Besluit hogere grenswaarde Waterfront Zuid. Daarnaast is ook getoetst of met de afschermende bebouwing van de Bakens en de Watersportboulevard in de eindsituatie de Eilanden voldoende geluidsluw zijn en voldaan wordt aan de regels in het Besluit hogere grenswaarde Waterfront Zuid Waterstad en aan de uitwerkingsregels van het globale bestemmingsplan.
In het akoestisch onderzoek zijn vanwege de fasering de volgende twee situaties onderzocht:
In het akoestisch onderzoek is de geluidbelasting bepaald van de volgende geluidbronnen:
De provinciale weg N302 en de weg naar de parkeergarage
Bij het moederplan zijn per deelgebied aantallen woningen met bijbehorende hogere waarde vastgesteld.
Situatie Watersportboulevard zonder de Bakens (tussensituatie)
In de tussensituatie wordt hiermee voldaan aan de uitgangspunten in het plan Waterfront-Zuid Waterstad.
Situatie Watersportboulevard met de Bakens (eindsituatie)
In de eindsituatie wordt hiermee voldaan aan de uitgangspunten in het plan Waterfront-Zuid waterstad.
Gezoneerd industrieterrein Lorentz
Om de geluidbelasting van het gezoneerde bedrijventerrein Lorentz op de woningen te bepalen is in de berekening uitgegaan van de geluidsruimte zoals die is vastgelegd in het bestemmingsplan Toedeling geluidruimte bedrijventerrein Lorentz. Dit bestemmingsplan is op 7 april 2010 vastgesteld. Het bestemmingsplan gaat uit van een volledig gebruik van de geluidsruimte binnen de zone. Dit geldt voor bestaande en nog op te richten bedrijven.
Uit de berekeningen blijkt dat 62 woningen op de Watersportboulevard een geluidbelasting ondervinden van te hoogste 52 dB(A). Dit ligt boven de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) maar beneden de vastgestelde hogere grenswaarden 55 dB(A).
In de eindsituatie (inclusief de Bakens) zijn er 114 woningen met een verhoogd geluidniveau. Dit aantal past ruim binnen het quotum van 350 woningen waarvoor hogere waarde is vastgesteld vanwege het industrieterrein. In tegenstelling tot wegverkeerslawaai gelden deze aantallen voor het hele plangebied van het moederplan (dus fase 2 en 3 van Waterfront-Zuid). Van het quotum resteert nog voldoende voor fase 3.
Conclusie geluid
Het plan Watersportboulevard is uitvoerbaar binnen de regels van het globale plan Waterfront-Zuid waterstad. Het aantal woningen en de daarbij behorende geluidbelastingen, passen voor wat betreft aantallen en voor wat betreft de vastgestelde hogere waarden.
In onderstaand schema zijn de aantallen gebruikte hogere waarden in tabelvorm opgenomen.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
Voor het moederplan is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. In het moederplan wordt in paragraaf 6.6 en 6.7 van de toelichting op basis van dit onderzoek geconcludeerd dat er ten aanzien van de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn. Onder andere naar aanleiding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit mag ervan worden uitgegaan dat de luchtkwaliteit sindsdien ten minste niet is verslechterd. Nader onderzoek kan daarom achterwege blijven.
In het saneringsrapport voor Waterfront is op genomen dat ter plaatse de bovenste twee meter wordt voorzien van asbestvrije grond. Daaronder zal op een deel van het bestemmingsplangebied (voornamelijk “voormalig” schiereiland) de asbestverontreiniging zitten met een folie als scheidende laag. Voor het hele gebied geldt dan ook tot deze twee meter geen beperking voor het bouwen of wonen.
De Watersportboulevard voorziet in woningbouw. Woningen zijn geurgevoelige objecten. Het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad gaat in algemene zin in op het aspect geur en maakt er melding van dat er ten aanzien van het aspect geur geen problemen hoeven te worden verwacht. Dat komt vooral doordat relevante geurbronnen op korte afstand ontbreken. De enige geurbron rond het gebied is de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) op bedrijventerrein Lorentz. De uitwerking voor De Watersportboulevard sluit aan op dit algemene advies binnen het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad.
RWZI
De Watersportboulevard is als onderdeel van Waterfront-Zuid omsloten door andere woongebieden, zowel bestaande als nieuw te realiseren en aan de noordkant door de N302. In het bestemmingsplan Waterfront-Zuid is voor de onderbouwing van het aspect geur gebruik gemaakt van een geuronderzoek uit 2006, dat eveneens onderdeel uitmaakt van de omgevingsvergunning van de RWZI van 15 oktober 2007. Uit dit rapport blijkt dat de geurcontour voor de richtwaarde van 1 ge/m3 als 98 percentiel tot op de N302 reikt. De geurcontour voor de grenswaarde van 3 ge/m3 als 98 percentiel blijft zelfs binnen de inrichtingsgrenzen van de RWZI. Beide contouren liggen buiten het plangebied zodat geen belemmering aanwezig is ten aanzien van het aspect geur.
Een recente aanvraag van februari 2014 laat zien dat een uitbreiding van de vergistingsinstallatie van de RWZI en de nieuwbouw van een co-vergistingsinstallatie een geurtoename van 3% oplevert. De nieuwe geurberekeningen die hieraan ten grondslag liggen laten zien dat de contour van de grenswaarde van 3 ge/m3 nog steeds ver van het plangebied ligt en amper de inrichtingsgrenzen van de RWZI overschrijdt. Ten aanzien van de bestaande RWZI kan dan ook de conclusie getrokken worden dat de contour van de grenswaarde van 3 ge/m3 als 98 percentiel nog ver van het plangebied verwijderd is en dat het aspect geur geen belemmering vormt voor de realisatie van het plangebied.
Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van De Watersportboulevard.
Inleiding
Activiteiten met gevaarlijke stoffen brengen risico's op ernstige ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om de productie, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen en het transport van deze stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen.
Externe veiligheid kent twee toetsingscriteria waarmee het risico gekwantificeerd kan worden, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Beide risico's zijn gebaseerd op een kansbenadering hetgeen inhoudt dat de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen ook merkbaar kunnen zijn buiten de afstanden die gelden voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Wet en regelgeving
Voor externe veiligheid langs provinciale wegen is geen wetgeving van toepassing. Wel is de Gezamenlijke beleidsvisie externe veiligheid gemeenten in de regio Veluwe-Noord vastgesteld. Omdat delen van het plangebied binnen het invloedsgebied van de provinciale weg N302 liggen, is het plan aan de beleidsvisie getoetst.
Onderhavig plan betreft een uitwerkingsplan van het bestemmingsplan Waterfront – Waterstad uit 2010 en is binnen de kaders van dat plan is opgesteld.
N302
Invloedsgebied
Het invloedsgebied van de N302 bedraagt 200 meter.
Plaatsgebonden risico
Voor het plaatsgebonden risico (PR) geldt dat realisatie van kwetsbare objecten binnen de aanwezige 10-6/jaar contour niet is toegestaan. Voor de N302 geldt dat er geen 10-6/jaar contour aanwezig is.
Groepsrisico
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico geldt dat zolang de overschrijdingsfactor beneden de 0,1 ligt (10% van de oriëntatiewaarde), er geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico nodig is bij een ruimtelijke ontwikkeling binnen het invloedsgebied.
In de rapportage inventarisatie risicobronnen Harderwijk van Tebodin is met behulp van tabellen uit de handleiding Risicoanalyse Transport bepaald wat de bevolkingsdichtheid is die resulteert in een groepsrisico overeenkomend met 10% van de oriënterende waarde. De woningbouw vindt plaats op een afstand vanaf ongeveer 30 meter tot het einde van het invloedsgebied (200 meter) van de N302. Op een afstand van 30 meter dient een nadere berekening van het groepsrisico plaats te vinden bij een bevolkingsdichtheid van 242 personen per hectare bij eenzijdige bebouwing. Op een afstand van 200 meter dient een nadere berekening van het groepsrisico plaats te vinden bij een bevolkingsdichtheid van 1.291 personen per hectare bij eenzijdige bebouwing. Deze aantallen worden met het uitwerkingsplan niet gehaald. Een nadere berekening van het groepsrisico is derhalve niet noodzakelijk. Omdat er wel sprake is van een toename van het aantal personen in het plangebied en derhalve ook een toename van het groepsrisico, dient het groepsrisico wel te worden verantwoord.
Verantwoording groepsrisico
Aanwezige en te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied
De functie van het gebied binnen de 200 meterzone langs de N302 verandert van industrieterrein in een locatie met woningen. In het plangebied neemt het aantal aanwezige personen toe en daarmee ook het groepsrisico.
Invloed van het plan op het groepsrisico
Zoals hierboven beschreven neemt het groepsrisico toe door het plan.
Maatregelen ter beperking van het groepsrisico
Bronmaatregelen aan de weg liggen buiten de invloedssfeer van dit bestemmingsplan. Maatregelen bij de ontvanger leiden tot ingrijpende (ruimtelijke) wijzigingen en grote financiële inspanning en staan niet in verhouding met het plan waarvoor het groepsrisico moet worden verantwoord.
Bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Bij bestrijdbaarheid gaat het zowel om de voorbereiding op de bestrijding van een ramp of een zwaar ongeval, als om het beperken van de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken. Hulpverleningsdiensten kunnen de omvang van een ramp beperken door bijvoorbeeld gerichte alarmering en evacuatie en door het bieden van snelle en adequate hulpverlening. De hulpverleningsdiensten zijn hier in voldoende mate voor uitgerust. De mogelijkheden tot bestrijding van een ramp of het beperken van de omvang van een ramp, zijn aan de bronkant een verantwoordelijkheid van de vervoerders van gevaarlijke stoffen en de beheerders van de weg.
Zelfredzaamheid
Goede en logische vluchtroutes zijn een essentiële voorwaarde voor de zelfredzaamheid. In het moederplan zijn hiervoor al aanbevelingen gedaan waardoor de infrastructuur in voldoende mate de mogelijkheid zal bieden om in het geval van een calamiteit het gebied te kunnen ontvluchten. Het plan voorziet niet in realisatie van functies voor grote groepen personen die niet of in mindere mate zelfredzaam zijn.
In het plangebied bevinden zich geen bovengrondse leidingen die ruimtelijk relevant zijn.
In het plangebied bevinden zich enkele ondergrondse leidingen onder of langs de bestande Flevoweg en de Ir. Lelykade. Dit betreft geen hoofdtransportleidingen die als zodanig dienen te worden bestemd.
Voor zover deze leidingen een belemmering vormen voor de beoogde ontwikkelingen zullen deze in overleg met de desbetreffende leidingbeheerder (Liander) worden verplaatst.
Dit plan is een nadere uitwerking van het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad. Daarom zijn op dit uitwerkingsplan, voor zover relevant, ook de regels van het bestemmingsplan Waterfront-Zuid Waterstad van toepassing.
In het plan is voor het gehele plangebied de bestemming 'Gemengd' opgenomen waarbij de functies in de regels en op de verbeelding nader zijn uitgewerkt.
Het betreffen de volgende functies:
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan indien het bestemmingsplan een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening mogelijk maakt. De gemeente kan hiervan afzien indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd.
Voor het plandeel 'Waterfront-Zuid De Eilanden' is kostenverhaal anderszins verzekerd door een overeenkomst met een consortium van marktpartijen. Gezien het vorenstaande kan in het kader van de vaststelling van het uitwerkingsplan 'Waterfront-Zuid - Watersportboulevard' worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan.
Het plangebied van het bestemmingsplan Waterfront-Zuid De Eilanden is gelegen binnen de exploitatiegrens van de Grondexploitatie Waterfront 17 februari 2015. De economische uitvoerbaarheid hiervan is gebaseerd op de grondexploitatie 'Waterfront' die jaarlijks wordt herzien. De totale grondexploitatie 'Waterfront' sluit op een negatief resultaat van -/- € 51,5 miljoen (nominaal) per 1 januari 2015. De netto contante waarde bedraagt (per 1 januari 2015) -/- € 61,6 miljoen. De grondexploitatie per 1 januari 2015 is als zodanig vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.
Ondanks de vastgoedcrisis blijkt uit woningbouwonderzoek dat er voldoende vraag is naar het woningbouwprogramma binnen de bestemmingsplanperiode.
Opgemerkt wordt dat de gemeente in december 2006 een overeenkomst heeft gesloten met een consortium van marktpartijen, gericht op de transformatie van fase 2 van het Waterfront. Het onderhavige plandeel Waterfront-Zuid - Watersportboulevard maakt onderdeel uit van deze overeenkomst. In de samenwerkingsovereenkomst met het consortium is bepaald dat het consortium zorg draagt voor de realisering van de opstallen en de inrichting van de openbare ruimte.
De dekking van het negatieve resultaat van de deelexploitatie waar het plan Waterfront-Zuid - Watersportboulevard deel van uitmaakt, vindt plaats door cumulatie met de overige deelexploitaties tot een bedrag van -/- € 61,6 miljoen. Voor dit tekort is een voorziening getroffen ten laste van de algemene middelen. Hiermee is de grondexploitatie 'Waterfront' economisch uitvoerbaar.
Het ontwerp van het uitwerkingsplan heeft van 23 april tot en met 3 juni 2015 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode kon een ieder zienswijzen tegen het plan kenbaar maken. Er is één zienswijze ingediend door de Vereniging Historische Schepen Harderwijk. De terinzagelegging heeft gelijktijdig plaatsgevonden met die van het wijzigingsplan Waterfront-Zuid - Brug Vissershaven'. '.
Zienswijze Vereniging Historische Schepen Harderwijk
De Vereniging Historische Schepen Harderwijk (verder:VHSH) heeft kennis genomen van het ontwerpuitwerkingsplan “Waterfront-Zuid - Watersportboulevard”. Zij reageert in de zienswijze op het bebouwings- en inrichtingsplan, dat als bijlage is opgenomen bij de toelichting van dit plan. Zij is van mening dat de bruggen in het plan door de positionering van de bruggen of door te krappe doorvaarbreedtes alleen onveilig of zelfs onmogelijk door een schip gepasseerd kunnen worden. De zeinswijze wordt niet gedeeld, omdat de bruggen op zichzelf en de wijze van uitvoeren geen onderdeel zijn van het uitwerkingsplan. Hiervoor zijn de volgende argumenten aan te voeren:
Deze zienswijze heeft derhalve niet geleid tot aanpassing van het plan.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Het vooroverleg heeft gelijktijdig plaatsgevonden met het vooroverleg voor het wijzigingsplan Waterfront-Zuid - Brug Vissershaven'.
Ambtelijke reactie Rijkswaterstaat
Er is één ambtshalve wijziging naar aanleiding van een ambtelijke reactie van Rijkswaterstaat over de toelichting. De toelichting is aangevuld met een paragraaf over het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en een paragraaf over het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren (BPRW) (respectievelijk paraaf 3.2.2 en 3.2.3) . Voor het overige blijft het plan ongewijzigd.