Buitengebied Groesbeek

Status: Onherroepelijk
Identificatie: NL.IMRO.0241.BPBuitengebied-GVS2
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 24 Algemene bouwregels

 

24.1 Maatvoering

In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of de afstand tot enige aanduiding van bouwwerken, die krachtens het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

 

24.2 Bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

 

 

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

 

25.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

  2. het gebruik en laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning;

  3. het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven.

 

25.2 Beroep of dienstverlening aan huis

De uitoefening van een beroep of dienstverlening aan huis is toegestaan als nevenactiviteit bij de (bedrijfs)woning, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De voor het perceel geldende regels met betrekking tot de maximale oppervlakte, de maatvoering en de situering van de bebouwing ingevolge het bepaalde in hoofdstuk 2 blijven van kracht.

  2. De oppervlakte ten behoeve van activiteit mag maximaal 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken bedragen tot een maximum van 50 m².

  3. Het onbebouwde gedeelte van het perceel mag niet ten behoeve van beroepsmatige activiteiten c.q. ten behoeve van de genoemde diensten worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld voor buitenopslag.

  4. Cumulatie van beroepsuitoefening/dienstverlening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu.

  5. De bestaande parkeervoorzieningen mogen door het uitoefenen van een beroep c.q. door het verlenen van diensten niet onevenredig worden gebruikt en de parkeerdruk in de omgeving mag niet onevenredig toenemen.

  6. Parkeren dient plaats te vinden binnen het bouwvlak in de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden danwel het bestemmingsvlak van ‘Wonen’, ‘Gemengd - 1’, ‘Gemengd - 2’, Recreatie - 1’, Recreatie - 2’ of ‘Sport – Golfbaan’.

 

 

25.3 Mantelzorg

Het tijdelijk gebruik van een deel van de (bedrijfs)woning als afhankelijke woonruimte is toegestaan bij de woonfunctie, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Een dergelijke tijdelijke bewoning is noodzakelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg.

  2. De inhoud van de (bedrijfs)woning mag als gevolg van het realiseren van de afhankelijke woonruimte niet meer bedragen dan 750 m³.

  3. De oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer bedragen dan 80 m².

  4. De afhankelijke woonruimte is enkel toegestaan op de begane grond en in bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van vrijstaande bijgebouwen.

  5. Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

  6. Indien de afhankelijke woonruimte uit oogpunt van mantelzorg niet meer noodzakelijk is dient de voorziening te worden verwijderd.

 

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels

 

26.1 Geluidzone – industrie

Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone – industrie’, is de nieuwvestiging van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen niet toegestaan, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.

 

 

26.2 Milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied

 

26.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’ zijn de gronden, behalve voor de aldaar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkvoorziening.

 

26.2.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’ zijn, in afwijking van hetgeen overigens binnen de diverse bestemmingen is toegestaan, geen bouwwerken toegestaan.

 

26.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 26.2.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemming(en) toe te staan , waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Er bestaat uit hoofde van de grondwaterbescherming geen bezwaar.

  2. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wint zij schriftelijk advies in bij de provincie.

 

26.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

A Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen en verwijderen van houtopstanden;

  2. het aanbrengen van verhardingen;

  3. het aanleggen van ondergrondse leidingen.

 

B Uitzonderingen

Het onder A vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

C Toelaatbaarheid

  1. De onder A genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen bezwaar bestaat hoofde van grondwaterbescherming.

  2. Voor de verlening van de omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken waterbeheerder.

 

 

 

 

 

 

26.3 milieuzone – waterwingebied

 

26.3.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – waterwingebied’ zijn de gronden, behalve voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de drinkwaterkwaliteit in het waterwingebied.

 

26.3.2 Bouwregels

In afwijking van het elders in dit plan bepaalde mogen binnen de voor ‘milieuzone – waterwingebied’ geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd.

 

26.3.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 26.3.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende medebestemming, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. de belangen van de waterwinning niet onevenredig worden geschaad;

  2. er schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

26.3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

A Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het aanleggen en verwijderen van houtopstanden;

  2. het aanbrengen van verhardingen;

  3. het aanleggen van ondergrondse leidingen.

 

B Uitzonderingen

Het onder A vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

 

C Toelaatbaarheid

  1. De onder A genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen bezwaar bestaat hoofde van grondwaterwinning.

  2. Voor de verlening van de omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken beheerder van het waterwingebied.

 

 

26.4 Veiligheidszone – Bevi

Ter plaatse van de aanduiding ‘Veiligheidszone – Bevi’ is het bouwen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan.

 

 

26.5 Landschappelijke kenmerken

 

26.5.1 Noordelijk hellinggebied

Ter plaatse van de aanduiding ‘noordelijk hellinggebied’ zijn de gronden mede bestemd voor:

  1. behoud en accentueren van het reliëf, geen vermindering van hoogteverschillen of beplanting van erosiedalen en geen egalisatie van steilranden;

  2. behoud afwisseling van halfopen en meer besloten ruimten;

  3. behoud en versterking van landschapselementen.

 

26.5.2 Noordelijk deel lage middengebied

Ter plaatse van de aanduiding ‘noordelijk deel lage middengebied’ zijn de gronden mede bestemd voor:

  1. behoud en versterking van halfbeslotenheid.

 

26.5.3 Zuidelijk deel lage middengebied

Ter plaatse van de aanduiding ‘zuidelijk deel lage middengebied’ zijn de gronden mede bestemd voor:

  1. behoud en versterking van natuurkerngebied de Bruuk;

  2. behoud en versterking van kleinschalig (half)besloten karakter;

  3. ontwikkeling van verbindende beplantingselementen en versterking van beken;

  4. behoud van hoge grondwaterstanden.

 

26.5.4 Plateau

Ter plaatse van de aanduiding ‘plateau’ zijn de gronden mede bestemd voor:

  1. behoud van openheid;

  2. behoud van bestaande bosjes, geen nieuwe opgaande beplanting tenzij in het kader van de landinrichting;

  3. verbindingszone met laag begroeide ruigtezone inrichten;

 

26.5.5 Stuwwal

Ter plaatse van de aanduiding ‘stuwwal’ zijn de gronden mede bestemd voor:

  1. behoud van beslotenheid, bosareaal, reliëf en hoogteverschillen van de erosiedalen;

  2. versterking van de natuurwaarden;

  3. behoud van en ontwikkeling tot ongelijkjarig gemengd bos.

 

26.5.6 Zuidelijk hellinggebied

Ter plaatse van de aanduiding ‘zuidelijk hellinggebied’ zijn de gronden mede bestemd voor:

  1. behoud en accentueren van het reliëf, geen vermindering van hoogteverschillen of beplanting van erosiedalen en geen egalisatie van steilranden;

  2. versterking afwisseling van open en besloten delen;

  3. behoud van beplanting, verdichting met enige beplanting mogelijk;

  4. behoud inzijging regenwater in de bodem.

 

 

 

 

 

26.6 Overige gebiedsaanduidingen

Voor de overige gebiedsaanduidingen gelden de volgende regels:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'erosiedal’: van toepassing is het bepaalde in artikel 3;

  2. ter plaatse van de aanduiding ‘landschapselement’: van toepassing is het bepaalde in artikel 3;

  3. ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’: van toepassing is het bepaalde in artikel 3;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘recreatieweg’: van toepassing is het bepaalde in artikel 3;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘steilrand’: van toepassing is het bepaalde in artikel 3.

 

 

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels

 

27.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  2. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:

  1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;

  2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;

  1. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:

  1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;

  2. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;

  1. de onder a tot en met c genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de verkeersveiligheid;

  3. de sociale veiligheid;

  4. de milieusituatie; en

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

 

27.2 Evenementen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bestemmingsregels en toestaan dat binnen de in dit plan opgenomen bestemmingen het tijdelijk gebruik van gronden voor evenementen is toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. Er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak, op het gebied van sport/recreatie, toerisme, muziek, of op sociaal-cultureel vlak.

  2. Omgevingsvergunning kan worden verleend voor evenementen van maximaal 3 aaneengesloten dagen.

  3. In afwijking van het bepaalde onder b kan maximaal 5 keer per jaar een meerdaags evenement worden toegestaan van minimaal 3 tot maximaal 7 aaneengesloten dagen.

  4. Detailhandel is niet toegestaan, behoudens detailhandel ten dienste van en ondergeschikt aan het evenement.

  5. Er dienen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein te worden gerealiseerd.

  6. De aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn; dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen/ingrepen.

  7. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.

 

 

Artikel 28 Algemene wijzigingsregels

 

28.1 Wijziging naar ‘Natuur’, ‘Natuur – Natte natuur’ en/of ‘Water’.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en Landschapswaarden’ en ter plaatse van de aanduiding ‘EHS – verweving’ en ‘EHS – EVZ’ te wijzigen in de bestemming ‘Natuur’, ‘Natuur – Natte natuur’ en/of ‘Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van een ecologische verbindingszone, nieuwe natuur en/of waterbeheer, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  1. De wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie.

  2. De inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven, geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling.

  3. De ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren.

 

 

28.2 Wijziging aanduiding ‘veiligheidszone – bevi’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door de aanduiding ‘veiligheidszone – bevi’ in omvang en/of vorm te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien de betreffende inrichting is beëindigd.

 

 

Artikel 29 Overige regels

 

29.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.