direct naar inhoud van Artikel 10 Wonen - Dijkbebouwing - 1
Plan: Gellicum 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0236.GELLgellicum2009-VGS1

Artikel 10 Wonen - Dijkbebouwing - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor Wonen - Dijkbebouwing - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden;
  • b. niet-woonfuncties, voor zover het betreft gronden welke zijn aangeduid als een niet-woonfunctie, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend de niet-woonfuncties zijn toegestaan, zoals deze zijn aangeduid;
    • 2. niet-woonfuncties uitsluitend zijn toegestaan in combinatie met een bijbehorende woning;
  • c. kamerverhuurbedrijf;
  • d. waterberging, voor zover het betreft de gronden die buitendijks zijn gelegen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-rijksmonument" en "specifieke bouwaanduiding-gemeentelijk monument", behoud, beheer en herstel van rijks- en gemeentelijke monumenten en van binnen deze bestemming aanwezige cultuurhistorische waarden;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

10.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
a Niet-woonfunctie

Niet-woonfuncties in combinatie met een bijbehorende woning, zijn uitsluitend toegestaan via de wijzigingsbevoegdheid van 10.6.1.

b kamerverhuurbedrijf

Een kamerverhuurbedrijf is uitsluitend toegestaan via wijziging als bedoeld in 10.6.2.

c Openbare nutsgebouwen

Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd.

d Aan huis gebonden beroep

De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:

  • 1. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met een beroepsmatige activiteit in of bij een woning;
  • 2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroepsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2;
  • 3. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied. Als gevolg van de aanleg van parkeerplaatsen mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het cultuurhistorische en groene karakter van de omgeving.
e Aan huis gebonden bedrijf

De uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf is niet toegestaan.

f Aantal woningen

Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan met dien verstande dat:

  • 1. woningen zijn toegestaan voor zover deze bestaan op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • 2. een kangoeroewoning wordt aangemerkt als één woning.
g Steigers, beschoeiingen, e.d.

Het aanbrengen van grondkeringen, plankieren, steigers, beschoeiingen e.d., anders dan in verband met het normale onderhoud van oevers is niet toegestaan, behoudens steigers en vlonders als bedoeld in 10.2.6 onder d en e.

h Cultuurhistorische waarden

Binnen deze bestemming is het beleid primair gericht op behoud van de cultuurhistorische waarde en het waardevol ruimtelijk beeld als bedoeld in 10.1.1 onder g.
Vanuit die visie is beheer en herstel van het bestaande bebouwingsbeeld de basis voor ontwikkelingsmogelijkheden.

Deze bestemming heeft betrekking op de woonpercelen gelegen aan de Lingedijk en de dijkstoep die wordt gevormd door Vlietskant tot aan de Laageindseweg.

De bebouwing dient een bij voorkeur aan de dijk gebonden karakter te hebben, hetgeen tot uiting komt in de situering van de hoofdgebouwen binnen de zone van het dijktalud.

Gebouwen die zijn gesitueerd binnen een afstand van 3 m uit het openbaar gebied hebben qua situering nog een sterke binding met de kruin van de dijk of de dijkstoep en kunnen wat maatvoering betreft hieraan worden gerelateerd. Liggen gebouwen iets verder van de dijk dan is de relatie met het aanwezige talud of hoogteverschil bepalend en wordt de hoogte van gebouwen aan de terreinhoogte gerelateerd. In de wijze van meten wordt hiermee rekening gehouden. De regeling mag niet leiden tot een verstoring van de architectonische samenhang tussen gebouwen onderling als gevolg van ongewenste hoogteverschillen. Gebouwen dienen zoveel mogelijk te worden voorzien van een kap. De bebouwde gedeelten hebben een vrij hoge dichtheid. De vrij smalle woningen staan soms dicht op elkaar of zijn zelfs met meerdere woningen aan elkaar gebouwd.

Uitbreiding van de bebouwing dient bij te dragen aan de ruimtelijke karakteristiek, in die zin dat sprake moet zijn van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie. Daarbij mag de bouwwijze en de erfinrichting niet essentieel veranderen ten opzichte van het bestaande beeld.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming.

10.2.2 Situering gebouwen

Voor de situering van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-hoofdgebouw";
  • c. bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen".
10.2.3 Maatvoering gebouwen

Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen, gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen en bijgebouwen mogen worden uitgebreid tot 110% van de bestaande oppervlakte, behoudens voor zover deze zijn gesitueerd binnen buitendijks gelegen gronden;
  • b. de bestaande goothoogte van hoofd- en bijgebouwen mag worden verhoogd en / of verlaagd, waarbij de afwijking niet meer mag bedragen dan 10% van de bestaande hoogte, mits de dakhelling minimaal 40° en maximaal 60° bedraagt;
  • c. de bestaande bouwhoogte van hoofd- en bijgebouwen mag worden verhoogd en/of verlaagd, waarbij de afwijking niet meer mag bedragen dan 10% van de bestaande hoogte, mits de dakhelling minimaal 40° en maximaal 60° bedraagt;
  • d. voor zover de gevels van hoofd- en bijgebouwen welke zijn gericht naar de dijk, zijn geplaatst in de naar de dijk gekeerde grens van de aangeduide bouwvlakken, moet deze situering van de gevels worden gehandhaafd;

één en ander, voor zover van toepassing, met inachtneming van de gemeentelijke monumentenverordening.

10.2.4 Ondergeschikte bouwdelen

In afwijking van het bepaalde in 10.2.2. zijn buiten het bouwvlak voor de voorgevel van een hoofdgebouw aangebouwde ondergeschikte bouwdelen toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw.

10.2.5 Openbare nutsgebouwen

In afwijking van het bepaalde in 10.2.3. zijn tevens openbare nutsgebouwen toegestaan, waarvoor de volgende maatvoeringseisen gelden:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat de bestaande goothoogte als maximum geldt, voor zover deze goothoogte hoger is dan 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de bestaande bouwhoogte als maximum geldt, voor zover deze bouwhoogte hoger is dan 6 m.
10.2.6 Andere bouwwerken

Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn tot een hoogte van 2 m, met dien verstande dat:

  • a. vlaggenstokken, tuinmeubilair en antennes zijn toegestaan tot een hoogte van 10 m;
  • b. de hoogte van andere bouwwerken buiten de aangeduide bouwvlakken, niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • c. de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zwembaden niet meer dan 0,50 m mag bedragen;
  • d. steigers en vlonders evenwijdig aan en aangrenzend aan de rivier de Linge mogen worden gebouwd tot maximaal 30% van de lengte van de oeverzone van het desbetreffende perceel, tot een totale lengte en breedte van respectievelijk 8 m en 2 m per perceel;
  • e. overige steigers en vlonders uitsluitend zijn toegestaan indien het bestaande steigers en vlonders betreft;
  • f. overige andere bouwwerken met een bebouwde oppervlakte van meer dan 6 m2 niet zijn toegestaan behoudens ten behoeve van de onder c genoemde zwembaden.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering van bijgebouwen;
  • b. de situering van hoofdgebouwen, voor zover het betreft gedeelten van hoofdgebouwen, die niet als zodanig op de plankaart zijn aangegeven;
  • c. de vorm van de kap van hoofd- en bijgebouwen;
  • d. de afmetingen van de gebouwen;

één en ander ten behoeve van de bescherming van een karakteristiek bebouwingsbeeld, het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden zoals nader beschreven in 10.1.

10.4 Ontheffing van de bouwregels
10.4.1 Ontheffing aantal woningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.1.2 onder f, teneinde meer woningen per hoofdgebouw toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontheffing dient bij te dragen aan het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische en monumentale waarden;
  • b. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden genoemd in 10.1.
10.4.2 Ontheffing overschrijding bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.2.2, tenneinde overschrijding van een bouwvlak toe te staan ten behoeve van de uitbreiding van een hoofdgebouw, de uitbreiding van een bijgebouw en/of de oprichting van een nieuw bijgebouw, mits:

  • a. het bebouwingsbeeld vanaf de openbare weg niet wordt gewijzigd, tenzij er aantoonbaar sprake is van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie;
  • b. hoofdgebouwen en bijgebouwen voor niet meer dan 50% van de gezamenlijke bestaande oppervlakte worden gesitueerd in het gebied buiten het bouwvlak;
  • c. tegen de overschrijding uit milieukundig oogpunt geen bezwaar bestaat; dit betekent in ieder geval dat binnen de 48 dB-contouren van wegen geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder mogen worden opgericht en dat geen aantasting mag plaatsvinden van het woon- en leefmilieu op nabijgelegen percelen;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden genoemd in 10.1.
10.4.3 Ontheffing bebouwde oppervlakte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.2.3, teneinde een grotere maximale bebouwde oppervlakte van een gebouw toe te staan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. voor zover de ontheffing betrekking heeft op buitendijks gelegen gronden, advies wordt ingewonnen bij het waterschap in verband met het waterbergend vermogen van de Linge;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden genoemd in 10.1.
10.4.4 Ontheffing hoogte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.2.3, teneinde een hogere en/of lagere goot- en/of bouwhoogte van een hoofd- en/of bijgebouw toe te staan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de goothoogte en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen na ontheffing niet meer dan 20% afwijkt van de bestaande goothoogte en/of bouwhoogte, met dien verstande dat de maximale goothoogte en/of bouwhoogte 6 respectievelijk 12 meter mogen bedragen;
  • c. de goothoogte en/of bouwhoogte van bijgebouwen na ontheffing niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 4,35 m en 7,50 m met dien verstande dat voor zover dit bijgebouwen betreft in de vorm van een schuurberg de goothoogte en de bebouwingshoogte respectievelijk maximaal 5 m en 8 m mogen bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b en c een hogere goothoogte en/of bouwhoogte kan worden toegestaan voor zover, als gevolg van situering van gebouwen in geaccidenteerd terrein, dit uit architectonische samenhang tussen gebouwen wenselijk is;
  • e. de dakhelling niet meer dan 60° bedraagt;
  • f. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden genoemd in 10.1.
10.4.5 Ontheffing dakhelling
  • g. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden genoemd in 10.1.

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.2.3, teneinde toe te staan dat de dakhelling minder dan 40° bedraagt, mits:

  • a. het bebouwingsbeeld vanaf de openbare weg niet wordt aangetast;
  • b. het gebouw zal worden voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 25°;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden genoemd in 10.1.
10.4.6 Ontheffing nieuwe vrijstaande bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.2.3, teneinde nieuwe vrijstaande bijgebouwen toe te staan, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de goothoogte maximaal 4,35 m en de bouwhoogte maximaal 7,5 m bedraagt;
  • c. voor zover nieuwe vrijstaande bijgebouwen worden opgericht in de vorm van een schuurberg de goothoogte maximaal 5 m en de bouwhoogte maximaal 8 m bedraagt;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder en een hogere goothoogte en/of bouwhoogte kan worden toegestaan voor zover, als gevolg van situering van gebouwen in geaccidenteerd terrein, dit uit architectonische samenhang tussen gebouwen wenselijk is;
  • e. de dakhelling niet meer dan 60° bedraagt;
  • f. voor zover de ontheffing betrekking heeft op buitendijks gelegen gronden, advies wordt ingewonnen bij het waterschap in verband met het waterbergend vermogen van de Linge;
  • g. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden genoemd in 10.1.
10.4.7 Ontheffing maatvoering andere bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.2.6, ten aanzien van de gestelde maximale hoogte en maximale bebouwde oppervlakte voor andere bouwwerken, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de hoogte na ontheffing niet meer dan 10 m bedraagt;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden genoemd in 10.1.
10.5 Ontheffing van de gebruiksregels
10.5.1 Ontheffing aan huis gebonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 10.1.2 onder e, teneinde de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf toe te staan, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. de bedrijfsactiviteit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu zal opleveren en geen onevenredige afbreuk zal doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • c. de activiteit naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is en het niet een activiteit betreft die in hoofdzaak op het publiek is gericht;
  • d. degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • e. het niet betreft activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • f. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  • g. als gevolg van de aanleg van parkeerplaatsen mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het cultuurhistorische en groene karakter van de omgeving.
  • h. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit;
  • i. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2;
  • j. in geval de activiteit de exploitatie van een theetuin/terras betreft dient te worden voldaan aan het hierboven onder a t/m g, met uitzondering van c, bepaalde met inachtneming van het volgende:
    • 1. In afwijking van het bepaalde in de definitie met betrekking tot het aan huis gebonden bedrijf mag de activiteit op het perceel plaats vinden buiten de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
    • 2. de omvang van een terras, veranda e.d. ten behoeve van het gebruik van consumpties door bezoekers mag ten hoogste 100 m² bedragen;
  • k. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden genoemd in 10.1.
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
10.6.1 Wijzigingsbevoegdheid nieuwe en andere niet-woonfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde bestaande niet-woon functies te wijzigen en/of nieuwe niet-woon functies in combinatie met een bijbehorende woning toe te staan, welke in de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals deze in de bijlage bij deze regels is opgenomen, zijn aangemerkt als categorie 1 dan wel, voor zover het betreft daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen niet-woon functies, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu;
  • b. de niet-woonfunctie naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is;
  • c. het niet mag betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. als gevolg van de aanleg van parkeerplaatsen mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het cultuurhistorische en groene karakter van de omgeving.
  • e. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden genoemd in 10.1.
10.6.2 Wijzigingsbevoegdheid kamerverhuurbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde de vestiging van een kamerverhuurbedrijf mogelijk te maken., mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu;
  • b. de functie is naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming;
  • c. het mag niet betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden genoemd in 10.1.
10.6.3 Wijzigingsbevoegdheid verplaatsen hoofdgebouw en/of bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde verplaatsing van het hoofdgebouw en de zonodig daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak toe te staan, mits:

  • a. aantoonbaar sprake is van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie;
  • b. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. tegen de overschrijding uit milieukundig oogpunt geen bezwaar bestaat; dit betekent in ieder geval dat binnen de 48 dB-contouren van wegen geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder mogen worden opgericht en dat geen aantasting mag plaatsvinden van het woon- en leefmilieu op nabijgelegen percelen;
  • d. geen uitbreiding plaatsvindt van de bestaande oppervlakte, behoudens de op grond van dit plan toegestane uitbreidingen;
  • e. de aanduiding “specifieke bouwaanduiding-hoofdgebouw" en eventueel de aanduiding "bouwvlak" worden verplaatst;
  • f. voor zover de wijziging betrekking heeft op buitendijks gelegen gronden, advies wordt ingewonnen bij het waterschap in verband met het waterbergend vermogen van de Linge;
  • g. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden genoemd in 10.1.