direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Dorpsgebied
Plan: Geldermalsen woongebied 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0236.GDMgldmwoongeb2011-ONHE

Artikel 3 Agrarisch - Dorpsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch - Dorpsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. één of meer vormen van agrarisch grondgebruik met bijbehorende voorzieningen;
  • b. een jongeren ontmoetingsplek ter plaatse van de aanduiding "jongeren ontmoetingsplek";
  • c. behoud, beheer en herstel van aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • d. bescherming van het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gebieden;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. water;
  • g. maximaal één ontsluiting ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting" ten behoeve van de noordelijk hiervan gesitueerde bestemming 'Maatschappelijk - 2'; de breedte van de ontsluiting bedraagt maximaal 8 m;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
a Landschappelijke en cultuurhistorische waarden

Onder landschappelijke en cultuurhistorische waarden als bedoeld in 3.1.1 onder c wordt in ieder geval het contrast van de onbebouwde gronden met de bebouwde omgeving te worden verstaan. De gronden binnen deze bestemming dienen nagenoeg onbebouwd te blijven (behoud van de openheid).
Het agrarisch dorpsgebied heeft een belangrijke landschappelijke en cultuurhistorische betekenis. Het contrast van de onbebouwde gronden met de bebouwde omgeving dient gehandhaafd te blijven.

b Openbare nutsgebouwen

Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd.

c Ontsluiting

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' zijn ontsluitingen voor aangrenzende functies toegestaan, met dien verstande dat er niet meer dan 1 ontsluiting per aanduiding is toegestaan.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend zijn toegestaan in de vorm van:

  • a. een gebouw ten behoeve van een jongeren ontmoetingsplek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "jongeren ontmoetingsplek";
  • b. openbare nutsgebouwen.
3.2.2 Maatvoering gebouwen

Ter plaatse van de aanduidingen "maximum bebouwingspercentage (%)" en "maximale goot- en bouwhoogte (m)", mogen het bebouwingspercentage, de goothoogte en de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven.

3.2.3 Openbare nutsgebouwen

Uitsluitend zijn toegestaan bestaande openbare nutsgebouwen. Hiervoor gelden de volgende maatvoeringseisen:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat de bestaande goothoogte als maximum geldt, voor zover deze goothoogte hoger is dan 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
3.2.4 Andere bouwwerken

De hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1,25 m, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van (ooievaars)nesten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bebouwde oppervlakte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m².
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning klein gebouw voor agrarische doeleinden

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 teneinde de bouw van een klein vrijstaand gebouw voor agrarische doeleinden toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het gebouw functioneel gebonden dient te zijn aan de gronden binnen deze bestemming;
  • b. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • d. de bebouwde oppervlakte van het gebouw niet meer mag bedragen dan 25 m2;
  • e. het percentage van de gronden binnen een bestemmingsvlak dat met gebouwen is bebouwd, niet meer mag bedragen dan 0,25%;
  • f. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de waarden genoemd in 3.1.
3.3.2 Omgevingsvergunning maatvoering

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 ten aanzien van de gestelde maximale hoogte voor andere bouwwerken, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. de hoogte na afwijking niet meer bedraagt dan 3 m;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden genoemd in 3.1.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Omgevingsvergunningsplicht

Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. de aanleg van boomgaarden en zachtfruitopstanden, anders dan ter vervanging van bestaande boomgaarden;
  • b. de aanleg van boomkwekerijen;
  • c. de aanleg van tuinen;
  • d. het aanbrengen van verhardingen;
  • e. het planten van bomen;
  • f. het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  • g. het scheuren van grasland.
3.4.2 Uitzonderingen

De omgevingsvergunning als bedoeld in 3.4.1 is niet vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden, behorende tot het normale onderhoud, beheer en gebruik;
  • b. het aanleggen van een perceelsontsluiitng ter plaatse van de aanduding "ontsluiting";
  • c. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of kunnen worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
3.4.3 Toetsing vergunningverlening

De vergunning wordt slechts verleend, indien door de in 3.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 3.1 genoemde doeleinden niet nadelig worden beïnvloed.