Plan: | Geldermalsen woongebied 2011 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0236.GDMgldmwoongeb2011-ONHE |
De voor 'Wonen - Dijkbebouwing 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
Niet-woonfuncties als bedoeld in 17.1.1 onder b. zijn toegestaan in maximaal de bestaande omvang. Nieuwe niet-woonfuncties in combinatie met een bijbehorende woning zijn uitsluitend toegestaan via de wijziging zoals bedoeld in 17.6.1.
Een kamerverhuurbedrijf is uitsluitend toegestaan via wijziging als bedoeld in 17.6.2.
Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd.
De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits:
De uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf is niet toegestaan.
Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan met dien verstande dat:
Binnen deze bestemming is het beleid primair gericht op behoud van de cultuurhistorische waarde en het waardevolle ruimtelijk beeld als bedoeld in 17.1.1 onder e.
De bestemming heeft betrekking op de woonpercelen gelegen aan de Lingedijk en de Koppelsdijk. De bebouwing aan de Lingedijk toont een gevarieerd beeld in situering ten opzichte van de dijk en openheid. Het betreft hier de doorgaans voor het Lingegebied karakteristieke, veelal kleine dijkwoningen met een lage goot. Langs de Koppelsdijk onderscheidt de bebouwing zich door individueel, statig vormgegeven woningen met een behoudeniswaardige signatuur.
De bebouwing aan de Lingedijk dient een bij voorkeur aan de dijk gebonden karakter te hebben, hetgeen tot uiting komt in de situering van de hoofdgebouwen direct aan het dijktalud. Gebouwen die zijn gesitueerd binnen een afstand van 3 m uit het openbaar gebied hebben qua situering nog een sterke binding met de kruin van de dijk en kunnen wat maatvoering betreft hieraan worden gerelateerd. Liggen gebouwen iets verder van de dijk dan is de relatie met het aanwezige talud of hoogteverschil bepalend en wordt de hoogte van gebouwen aan de terreinhoogte gerelateerd. In de wijze van meten wordt hiermee rekening gehouden. De regeling mag niet leiden tot een verstoring van de architectonische samenhang tussen gebouwen onderling als gevolg van ongewenste hoogteverschillen.
Gebouwen dienen zoveel mogelijk te worden voorzien van een kap. Woningen hebben een lage goot en worden afgedekt met een kap. De kaprichting is wisselend.
Woningen aan de Koppelsdijk dienen aan te sluiten bij het individuele statige karakter in een zeer open setting.
Uitbreiding van de bebouwing dient bij te dragen aan de ruimtelijke karakteristiek, in die zin dat sprake moet zijn van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie. Daarbij dient de bouwwijze en de erfinrichting niet essentieel te veranderen ten opzichte van het bestaande beeld.
Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming.
Voor de situering van gebouwen gelden de volgende regels:
Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen, gelden de volgende regels:
In afwijking van het bepaalde in 17.2.2 zijn buiten het bouwvlak voor de voorgevel van een hoofdgebouw aangebouwde ondergeschikte bouwdelen toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw.
Voor openbare nutsgebouwen gelden de volgende regels:
Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn tot een hoogte van 2 m, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
één en ander ten behoeve van de bescherming van een karakteristiek bebouwingsbeeld, het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden zoals nader beschreven in 17.1.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.1.2 onder f, teneinde meer woningen per hoofdgebouw toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.2, teneinde overschrijding van een bouwvlak toe te staan ten behoeve van de uitbreiding van een hoofdgebouw, de uitbreiding van een bijgebouw en/of de oprichting van een nieuw bijgebouw; voorzover het uitbreiding van het bestaande hoofdgebouw betreft, mag hierbij tevens van het bepaalde in 17.2.2 onder b worden afgeweken; een en ander mits mits:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.3 onder a, teneinde een grotere maximale bebouwde oppervlakte van een gebouw toe te staan, mits:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.3, teneinde een hogere en/of lagere goot- en/of bouwhoogte van een hoofd- en/of bijgebouw toe te staan, mits:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.3, teneinde toe te staan dat de dakhelling minder dan 40° bedraagt, mits:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.2 onder c en 17.2.3, teneinde nieuwe vrijstaande bijgebouwen toe te staan, mits:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.6, ten aanzien van de gestelde maximale hoogte en maximale bebouwde oppervlakte voor andere bouwwerken, mits:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.1.2 onder e, teneinde de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf toe te staan, mits:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde bestaande niet-woonfuncties te wijzigen en/of nieuwe niet-woonfuncties in combinatie met een bijbehorende woning toe te staan, welke in de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals deze in de bijlage 1 bij deze regels is opgenomen, zijn aangemerkt als categorie 1 dan wel, voor zover het betreft daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen niet-woonfuncties, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde de vestiging van een kamerverhuurbedrijf mogelijk te maken, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde verplaatsing van het hoofdgebouw en de zonodig daarmee samenhangende verplaatsing van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw" en eventueel het bouwvlak toe te staan, mits: