Dit bestemmingsplan regelt in principe alleen de bestaande recreatieterreinen. Omdat binnen deze terreinen wel ontwikkelingen mogelijk zijn, is een voorlopige toets aan de milieuvoorwaarden aan de orde. Hierna wordt op de relevante zaken ingegaan.
Geur
Een aantal van de recreatieterreinen ligt in de nabijheid van agrarische bedrijven, niet-agrarische bedrijven of bedrijventerreinen.
Ten aanzien van de stankcirkels rond agrarische bedrijven geldt de Wet Geurhinder en Veehouderij. Deze wet geeft aan welke stanknormen en afstanden tot gevoelige objecten (zoals woningen of recreatieterreinen) van toepassing zijn. Deze normen zijn onder meer afhankelijk van het soort en aantal dieren dat wordt gehouden, van het staltype en de windrichting). Voor niet-agrarische bedrijven en bedrijfsterreinen gelden normen op basis van de Wet milieubeheer of een daarmee samenhangende AMvB voor die bedrijfstak. In de vergunningen van de bedrijven zijn regels opgenomen ter voorkoming van overlast.
Omdat hier sprake is van een bestaande situatie (de campings en de bedrijven zijn al aanwezig) komen de milieuwetten en -normen pas in beeld bij bijvoorbeeld een uitbreiding of wijziging van één van beide functies. Bijvoorbeeld wanneer het agrarische bedrijf wil uitbreiden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is nog niet te zeggen of en waar een dergelijke situatie zich voor zal doen. Daarom kan worden volstaan met aan te geven dat het hier gaat om een bestaande situatie en een toets aan de geurnormen in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk is.
Hoewel het om het bestemmen gaat van bestaande situaties, verschuiven er toch enkele bouwvlakken van de recreatieterreinen. Hoewel dit kleine wijzigingen zijn is per geval onderzocht welke bebouwingsgrenzen in de richting van de veehouderijen verschuiven en of dit negatieve gevolgen met zich meebrengt. Voor het onderzoek zijn alle maatgevende agrarische bedrijven ingetekend zonder de daarbij behorende bijdrage aan de contour van de achtergrondbelasting. Uit deze toets blijkt dat de verschuivingen geen nadelige gevolgen met zich meebrengen ten aanzien van geur.
Conclusie
Omdat sprake is van bestaande situaties - de campings en bedrijven zijn er allemaal al - hoeft op dit moment geen nadere toets ten aanzien van geur- of milieuhinder te worden uitgevoerd. Pas bij concrete wijzigingen kan een dergelijke toets van toepassing zijn.
Geluid
Verkeer
In de Wet geluidhinder wordt aangegeven dat, ingeval van wegverkeerslawaai, de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing de 48 dB niet mag overschrijden. Beheerderswoningen zijn geluidsgevoelig, recreatieobjecten echter niet. Omdat het gaat om bestaande recreatieterreinen is op nagenoeg elk recreatieterrein al een beheerderswoning aanwezig. Een aantal recreatiegebieden bevinden zich binnen de invloedssfeer van het geluid van wegen.
Conclusie
Bij recreatiewoningen en parken hoeft voor recreatieobjecten geen rekening gehouden te worden met dit geluidsaspect. Omdat nog niet duidelijk is of en waar ontwikkelingen plaats zullen vinden met betrekking tot beheerderswoningen (afwijking voor een 2e beheerderswoning) kan hiervoor nog geen geluidstoets worden gedaan. Pas bij concrete bouwplannen kan deze toets worden uitgevoerd. Dan zal, indien noodzakelijk, akoestisch onderzoek moeten uitwijzen of de geluidzone nadere maatregelen of procedures noodzakelijk maakt.
Bedrijven
Met betrekking tot geluid en trillingen van bedrijven zijn recreatieterreinen niet zo zwaar beschermd. De geluidhinder die bedrijven kunnen veroorzaken op recreatieterreinen is gelimiteerd vanwege de geluidnormen die Ermelo aanhoudt.Dit zijn de streefwaarden in dB(A) op grond van de Circulaire Industrielawaai. In het buitengebied hebben deze geluidnormen een etmaalwaarde van 40 dB(A).
Conclusie
De recreatieterreinen die in de bebouwde kom liggen worden op dezelfde wijze beschermd als de woningen die eromheen staan, tenzij de recreatiewoning dichter bij een bedrijf liggen. Dit heeft echter niet tot gevolg dat zich onaanvaardbare geluidhinder zal voordoen. Daarnaast zijn nog enkele recreatieterreinen die bij een industrieterrein zijn gelegen. Dit zijn geen geluidsgezoneerde industrieterreinen. Op die terreinen wordt een etmaalwaarde van 50 dB(A) gehanteerd.
Luchtkwaliteit
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
- aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde, of
- aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
- aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
- het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
- woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
- infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
- kantoorlocaties: 10.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Conclusie
Het bestemmingsplan bevat geen van deze ontwikkelingen. Door de ontwikkelingen, die het bestemmingsplan mogelijk maakt, zal de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" verslechteren. Het plan regelt tevens de bestaande situatie. Een kleine toename van de verkeersdruk kan ontstaan doordat omschakeling kan leiden tot seizoensverlenging. Deze toenames zullen niet dusdanig groot zijn dat een effect op de luchtkwaliteit valt te verwachten. Daarom hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan. Daarnaast liggen enkele recreatieterreinen binnen de invloedssfeer van de rijksweg A28. Bij recreatieobjecten hoeft echter geen rekening gehouden te worden met de aanwezige luchtkwaliteit.
Bodem
Ruimtelijke aspecten van de recreatieparken zijn niet direct van toepassing op bodem. Op recreatieparken is in het verleden vaak gebruik gemaakt van asbestmaterialen, die dan ook regelmatig in de bodem worden aangetroffen. Het bestemmingsplan gaat uit van het bestemmen van bestaande recreatieterreinen. Enkele recreatiegebieden liggen in asbestverdachte gebieden omdat op die plaatsen eendenhouderijen waren gevestigd. Dit betreft voornamelijk de gebieden aan de noordkant van Ermelo. Bij het uitbreiden of veranderen van recreatiewoningen zal het asbest daarom altijd aandacht behoeven.
Een deel van de recreatiegebieden valt onder het regime van de bodemkwaliteitskaart. Dit betekent dat binnen de grenzen die aangegeven zijn in de bodemkwaliteitskaart wellicht vrijstelling gegeven kan worden voor het uitvoeren van bodemonderzoek.
Conclusie
Het is niet nodig om in het kader van de bestemmingsplanprocedure nader onderzoek naar de bodemkwaliteit uit te voeren. Bij ontwikkelingen in het gebied wordt het aspect bodem weer belicht bij een aanvraag om bouwvergunning.
Externe veiligheid
De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, circulaire "Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen" en het Besluit externe veiligheid inrichtingen vormen grotendeels het wettelijk kader voor het aspect externe veiligheid. Hierbij staat de verantwoording van het zogenaamde plaatsgebonden risico en het groepsrisico centraal. Het groepsrisico is afhankelijk van de kans op een ongeval met gevaarlijke stoffen en de bevolkingsdichtheid in de omgeving. Ten aanzien van categoriale inrichtingen zoals lpg-stations moeten bepaalde veiligheidsafstanden tot (beperkt) kwetsbare bestemmingen (onder andere woningen) in acht worden genomen. Deze veiligheidsafstanden dienen ook te worden gerespecteerd in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van de risicobron. Voor de niet categoriale inrichtingen dient het risico te worden bepaald met een specifieke risicoanalyse. Ten tweede kent het besluit het zogenaamde groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans dat per jaar een groep mensen, in minimaal een bepaalde omvang, slachtoffer wordt van een ongeval. Voor het bepalen van de mate van het gevaar en de routes van het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn risicoatlassen beschikbaar.
In de gemeente Ermelo is een aantal LPG-stations gevestigd . Aan de rand van de kern Ermelo ligt de Generaal Spoorkazerne met een munitieopslag. Er zijn een tweetal ammoniakkoelinstallaties binnen de gemeentegrenzen aanwezig. Daarnaast zijn de spoorlijn en de A28 aangegeven als transportassen waarover (met een zekere frequentie) vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Ook zijn enkele hogedruk aardgasleidingen aanwezig.
In een onderzoek van Tebodin b.v. van 15 mei 2008 zijn de gevaarsaspecten van deze risicobronnen onderzocht. Zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico van de risicobronnen is bepaald.
LPG-stations, munitieopslag, ammoniakkoelinstallaties.
In de gemeente bevinden zich een aantal inrichtingen en voorzieningen die een mogelijk gevaar kunnen opleveren. Al deze bedrijven zijn bestaande bedrijven, met een milieuvergunning. Er is dus sprake van een bestaande situatie. Pas bij wijzigingen moet worden bekeken of er een probleem ontstaat. Uit de inventarisatie van Tebodin blijkt dat binnen de risicocontouren van de LPG-tankstations en de ammoniakkoelinstallaties geen recreatiegebieden aanwezig zijn. Als zich op de recreatieterreinen in de buurt van de munitieopslag veranderingen gaan voordoen zal de externe veiligheid hier nog verder onderzocht moeten worden. Vooralsnog voorziet dit bestemmingsplan niet in veranderingen op deze terreinen.
Doorgaande wegen
Er liggen verschillende recreatieterreinen langs de doorgaande wegen waarover ook vervoer gevaarlijke stoffen plaatsvindt, zoals de Harderwijkerweg en de A28. Deze trajecten zijn opgenomen in de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen. Op basis van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is de afstand waarbinnen een groepsrisicoberekening moet worden uitgevoerd gemaximaliseerd op 200 meter. Het bevoegd gezag kan wel overwegen om ook buiten de 200 meter maatregelen te nemen. Het betreft bestaande locaties.
Conclusie
Uit het onderzoek van Tebodin b.v. ligt de wettelijke norm voor het plaatsgebonden risico bij alle wegen op de weg zelf. De berekeningen tonen aan dat langs geen van de wegen de normering van het groepsrisico wordt overschreden en er zelfs geen aandachtspunten zijn.
Spoor
Het recreatieterrein aan de Watervalweg 136 ligt binnen 247 meter uit het spoor. De recreatieterreinen aan de Watervalweg 162/164 en binnen het oude bestemmingplan de Driehoek liggen gedeeltelijk binnen deze afstand. Voor deze terreinen geldt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor veiligheidsrisico´s met zich meebrengt. Dit heeft overigens alleen betrekking op het groepsrisico.
Conclusie
Uit het onderzoek van Tebodin b.v. ligt de wettelijke norm voor het plaatsgebonden risico bij het spoor op de spoorweg zelf. De berekeningen tonen aan dat langs de spoorlijn de normering van het groepsrisico niet wordt overschreden. Als zich echter binnen de afstand van 250 meter van de spoorlijn een (forse) toename van personen door een ontwikkeling gaat plaatsvinden, zal dit waarschijnlijk leiden tot toename van het groepsrisico en zal onderzoek moeten plaatsvinden. Dit bestemmingsplan voorziet niet in een toename van personen binnen de risicocontour van de spoorlijn.
Gasleidingen
Door de gemeente Ermelo lopen verschillende hogedrukaardgasleidingen. Deze lopen aan de oostkant van de dorpskern, langs en over een aantal recreatiegebieden.
Op basis van de nieuwe rekenmethode heeft de Gasunie eind 2008 en begin 2009 kwantitatieve risicoberekeningen (QRA) uitgevoerd. Uit deze analyse (QRA) wordt duidelijk op welke afstanden van de leidingen de risicocontouren liggen van zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico. Deze afstanden zijn specifiek voor de aanwezige gasleidingen in Ermelo. Het onderzoek wijst uit dat de norm voor het plaatsgebonden risico op de gasleidingen ligt. Hiermee hoeft dus geen rekening te worden gehouden. Het groepsrisico is echter op verschillende plaatsen wel een aandachtspunt. Bij twee recreatiegebieden wordt de oriënterende waarde overschreden. Omdat het bestaande situaties betreft en het bestemmingsplan geen verdichting of uitbreiding van de aanwezigheid van het aantal personen voorziet is dit geen probleem. Enige uitbreiding waardoor toename van het groepsrisico op deze plaatsen verder zou toenemen, is echter niet mogelijk.
Daarnaast blijkt bij een aantal recreatieterreinen het groepsrisico benoembaar. Bij deze terreinen wordt de oriënterende waarde echter niet overschreden. Bij een eventuele verhoging van het aantal personen door een ontwikkeling zal echter wel beargumenteerd moeten worden waarom een stijging van dit groepsrisico aanvaardbaar zou zijn. De in het bestemmingsplan voorziene uitbreidingen met ongeveer 3 recreatiewoningen op een aantal terreinen zorgen voor een heel beperkte toename van het aantal personen. Op die parken en in de omgeving van die parken is de bevolkingsdichtheid zodanig hoog dat dit een niet significante verhoging van het aantal personen betreft. Dit heeft dan ook geen invloed op de hoogte van het groepsrisico.
Conclusie
Het plaatsgebonden risico als gevolg van de aardgasleidingen wordt nergens overschreden. Omdat het bestemmingsplan niet voorziet in een (significante) toename van het aantal personen op de recreatieterreinen waar het groepsrisico aanwezig is of de oriënterende waarde wordt overschreden, vormen de externe veiligheidscontouren van de gasleidingen geen belemmering voor het vaststellen van dit plan.
Hoogspanningsverbindingen
Op basis van informatie van NUON zijn de specifieke magneetveldzones berekend voor de hoogspanningslijnen op het grondgebied van de gemeente Ermelo (Specifieke magneetveldzone nabij hoogspanningslijnen in de gemeente Ermelo, KEMA januari 2006). Het betreft de spanvelden tussen de masten 4 tot en met 10 en de masten 17 tot en met 37 van de 50 kV-lijn Harderwijk-Nijkerk en de spanvelden tussen de masten 85 tot en met 106 van de 150 kV-Lijn Ede-Harderwijk.
50 kV-lijn
Uit de resultaten in combinatie met de afronding overeenkomstig de handreiking van RIVM blijkt dat de specifieke magneetveldzone voor de 50 kV-lijn op Ermelo´s grondgebied overal 25 meter aan weerszijden van de hoogspanningslijn bedraagt, behalve voor het circuit Oost in het spanveld tussen de masten 36 en 37. Voor dit spanveld bedraagt de specifieke magneetveldzone 20 meter.
150 kV-lijn
Voor de 150 kV-lijn geldt dat de specifieke magneetveldzone 60 meter aan weerszijden van de hoogspanningslijn bedraagt, behalve aan de zijde van circuit zwart in het spanveld tussen de masten 97 en 98, waar deze 55 meter bedraagt.
Conclusie
Onder hoogspanningstrajecten zijn ook recreatieobjecten gevestigd. Het is niet ondenkbaar dat langdurig verblijf binnen de invloedssfeer van een hoogspanningstraject gezondheidsschade kan veroorzaken. Het bestemmingsplan vergroot mogelijkheden voor dit verblijf ten opzichte van de geldende planologische mogelijkheden niet. Bestaand verblijf blijft hetzelfde. Verdere afweging hieromtrent is niet noodzakelijk.