Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Haspel 21
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0233.BPhaspel21-0401
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Bij de gemeente is een verzoek binnengekomen om de, in 1980 vergunde, woning aan de Haspel 21 alsnog te bestemmen. In het vigerende bestemmingsplan "Recreatieterreinen" is de woning abusievelijk niet opgenomen. Dit wordt met voorliggend bestemmingsplan hersteld.
1.2 Ligging en begrenzing
Het plangebied betreft het perceel Haspel 21, kadastraal bekend gemeente Ermelo, Sectie E, nummer 2744. Het perceel ligt tussen de recreatieparken aan de Haspel. Aan de noordzijde van het perceel, de overzijde van de weg, ligt het bosgebied. Het perceel maakt planologisch deel uit van een recreatieterrein en was daarvan in het verleden de bedrijfswoning. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.
1.3 Geldend bestemmingsplan
Het perceel ligt in het  vigerende bestemmingsplan "Recreatieterreinen" en heeft de bestemming "Recreatie-Verblijfsrecreatie 2". Het perceel is bestemd voor recreatiebedrijven zonder bedrijfswoning. 
1.4 Werkwijze en opzet van toelichting
In hoofdstuk 2 wordt het beleid beschreven dat relevant is voor deze ontwikkeling. De bestaande en toekomstige situatie van het plangebied wordt vervolgens in hoofdstuk 3 beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid beschreven, waarbij aandacht wordt gegeven aan de financiële haalbaarheid en de milieutechnische randvoorwaarden. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de regels. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan verantwoord.
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Provinciaal beleid
De beleidsmatige afweging voor het bestemmen van (bedrijfs)woningen heeft plaatsgevonden in het vigerende bestemmingsplan "Recreatieterreinen". In dit bestemmingsplan is aangegeven dat bij afwijkingen, wijzigingen en herzieningen van dat bestemmingsplan de kernkwaliteiten van de waardevolle landschappen in ogenschouw moeten worden genomen.
 
Het plangebied ligt in het Nationaal Landschap en naast het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. De kernkwaliteiten van deze gebieden mogen niet worden aangetast. Voorliggend plan heeft betrekking op een kleine verruiming van de gebruiksmogelijkheden. De ruimtelijke effecten van het plangebied op de omgeving wijzigen niet. De kernkwaliteiten worden met voorliggend plan niet aangetast.
2.2 Gemeentelijk beleid
Het bestemmingsplan "Recreatieterreinen" is op 4 juli 2013 vastgesteld. De woning Haspel 21, die op 19 juni 1980 is vergund, is abusievelijk niet als bedrijfswoning opgenomen, waardoor het nu feitelijk geen bestemming heeft. Dit wordt hersteld door middel van dit bestemmingsplan. 
 
De huidige eigenaren hebben de woning in 2008 gekocht en hebben zich op 24 november 2008 ingeschreven in de Basisregistratie personen op dit adres. Ten tijde van de verkoop is aan hen aangegeven dat het een reguliere woning betrof. Het achterliggende park, waar de woning ooit bedrijfswoning van is geweest, is inmiddels verkaveld en in bezit van verschillende eigenaren. Hieruit blijkt dat voor de exploitatie van het achterliggende recreatieterrein ook geen bedrijfswoning meer noodzakelijk is. Om deze reden is de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie 2" met de functieaanduiding 'wonen' gekozen om de woning alsnog op een juiste wijze te bestemmen.
Hoofdstuk 3 Bestaande en toekomstige situatie plangebied
Met voorliggend bestemmingsplan wordt de bestaande woning bestemd en krijgt het de aanduiding 'wonen'. Dit heeft tot gevolg dat dit pand door iedereen bewoond mag worden, de woning is niet meer als bedrijfswoning verbonden met het ter plaatse gevestigde bedrijf (recreatieterrein). De bouwmogelijkheden van het perceel zijn vastgelegd conform de huidige situatie. Ruimtelijk wijzigt er niets op het perceel.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Milieuaspecten
 
4.1.1 Inleiding
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient bij een wijzigingsplan de aanvaardbaarheid en inpasbaarheid van het plan te worden beoordeeld. In dit hoofdstuk wordt het plangebied getoetst aan de verschillende milieuaspecten.
 
4.1.2 Bodem
In het plangebied stond al een (bedrijfs)woning die met een omgevings(bouw)vergunning is gebouwd en waar gewoond werd. Met voorliggend plan mag nog steeds gewoond worden op dit perceel. Dat gebruik wijzigt niet. Op het perceel komt geen gevoeliger functie en het aantal woningen neemt niet toe. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
 
4.1.3 Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van railverkeers- en/of industrielawaai. In de Wet geluidhinder wordt aangegeven dat, ingeval van wegverkeerslawaai, de geluidsbelasting aan de gevel van de nieuwe geluidsgevoelige bebouwing de 48 dB niet mag overschrijden. Beheerderswoningen zijn geluidsgevoelig, net als burgerwoningen. Hieraan verandert niets, er wordt geen nieuwe geluidsgevoelige bebouwing toegestaan. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
 
4.1.4 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan. Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
  • Het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  • De luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  • Het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  • De ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
 
Met voorliggend plan wordt aan de voormalige bedrijfswoning weer een bestemming gegeven conform het huidige gebruik. Dit plan draagt niet in betekenende mate bij aan de concentratie van stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen. Het aspect luchtkwaliteit zorgt niet voor een belemmering van voorliggend plan.
 
4.1.5 Externe veiligheid
Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende soorten bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (zoals een chemische fabriek en lpg-tankstation) en de mobiele bronnen (zoals een tankwagen en gasleiding).
 
Het plangebied ligt volgens de risicokaart niet in de buurt van een risicobron. Anderzijds maakt voorliggend plan ook geen risicobron mogelijk. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
4.2 Waterhuishouding
De ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt in voorliggend bestemmingspan heeft geen gevolgen voor het watersysteem. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren, waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Ook wordt niet meer dan 1500 m² verhard oppervlak aangelegd. In het plangebied is al een woning aanwezig. Met voorliggend plan worden de bouwmogelijkheden van deze woning niet aangepast. De woning wordt uitsluitend weer voorzien van de juiste bestemming. Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
4.3 Natuurwaarden
De bescherming van de natuur is per 1 januari 2017 in Nederland vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). Deze wet vormt voor wat betreft soortenbescherming en gebiedsbescherming een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Gelders Natuurnetwerk (GNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
 
4.3.1 Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000-gebieden is onder de Wnb vrijwel hetzelfde gebleven. Wel zijn de Beschermde Natuurmonumenten komen te vervallen. Voor Natura 2000-gebieden geldt dat als naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden, deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld moeten worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied zijn vergunningplichtig.
 
Het provinciaal beleid is vastgelegd in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) en is ruimtelijk vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland. Het GNN bestaat enerzijds uit alle gebieden met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS en anderzijds uit gebied voor nieuw aan te leggen natuur. Daarnaast maken de reeds gerealiseerde delen van verbindingszones deel uit van het GNN. De gebieden uit de voormalige EHS met een andere bestemming dan natuur zijn ondergebracht in de GO, die is gericht op het versterken van de ecologische samenhang door de aanleg van ecologische verbindingszones. De feitelijke beleidsmatige gebiedbescherming vindt plaats door middel van de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen.
 
Het plangebied is gelegen in het Natura 2000-gebied, de Veluwe. Met voorliggend plan wordt de bestemming van de woning weer teruggebracht en zijn de bouwmogelijkheden aangepast conform de bestaande bebouwing.
 
4.3.2 Soortenbescherming
Soortenbescherming vanuit de Wet natuurbescherming (Wnb) heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde dierensoorten en een aantal vaatplanten.
 
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet onder de Wnb vanaf 1 januari 2017 naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'Bijlage A en B' van de Wnb, de door de betreffende provincie gekozen soorten uit het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, de soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, de soorten uit Bijlage 1 en 2 Verdrag van Bern, Bijlage I Verdrag van Bonn en met alle in Europa inheemse vogels (Vogelrichtlijn).
 
Met voorliggend plan wordt de bestemming van de woning weer teruggebracht en zijn de bouwmogelijkheden aangepast conform de bestaande bebouwing. Het plan verandert niets aan de huidige situatie.
4.4 Cultuurhistorie
Op de gemeentelijke archeologische beleidskaart heeft het perceel Haspel 21 een hoge archeologische verwachting. Dit houdt in dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden bij (bouw)projecten die een bodemverstoring veroorzaken van dieper dan 0,30 m en groter dan 100 m2.
 
De bouwmogelijkheden op het perceel worden met voorliggend plan niet verruimd, maar zelfs beperkt ten opzichte van andere woningen. De aanduiding 'Waarde-Archeologie' is in het bestemmingsplan "Recreatieterreinen" op de verbeelding opgenomen. Deze aanduiding is bij voorliggend plan meegenomen.
 
In het plangebied zijn geen gebouwen aanwezig met cultuurhistorische waarden. Het aspect cultuurhistorie en archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan.
4.5 Verkeer en vervoer
Met voorliggend plan worden geen extra woningen of andere functies toegestaan die zorgen voor een toename van het aantal verkeersbewegingen. Voorliggend wijzigingsplan heeft dan ook geen gevolgen voor verkeer en vervoer.
4.6 Financieel-economische uitvoerbaarheid
Het plan wordt op eigen grond door en voor rekening en risico ontwikkeld van een particulier. De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan heeft naast de onderzoeksaspecten ook betrekking op economische aspecten zoals planschade en grondexploitatiekosten. De ontwikkeling bevat bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening.
 
Op grond van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het kostenverhaal, de locatie-eisen en de fasering is vastgelegd in een overeenkomst die voor vaststelling van het bestemmingsplan is gesloten. Hiermee zijn de gemeentelijke kosten en belangen op een andere wijze verzekerd.
 
De gemeente Ermelo is met de initiatiefnemers een anterieure exploitatieovereenkomst aangegaan. Hierin is een planschade-overeenkomst opgenomen, wordt het kostenverhaal geregeld en worden eisen gesteld aan de locatie en fasering. Het plan is daarmee dan ook economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 5 Juridische planopzet
5.1 Inleiding
De regels geven inhoud aan de op de plankaart gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is. De regels van voorliggend bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Deze hoofdstukken zijn:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs-, en slotregels.
5.2 Inleidende regels
In de inleidende regels worden de gebruikte begrippen beschreven (artikel 1). In artikel 2 worden regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop gemeten moet worden.
5.3 Bestemmingsregels
De bestemmingsregels bevatten twee bestemmingen, die zijn overgenomen van het vigerende bestemmingsplan "Recreatieterreinen". De bouwmogelijkheden van de woning zijn beperkt tot de huidige bebouwing. 
5.4 Algemene regels en overgangs- en slotregels
In artikel 5 is een antidubbeltelregel opgenomen. De antidubbeltelregel strekt ertoe dat gronden die al eens in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, niet nogmaals meegeteld kunnen worden. Artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omvat een verbod om gronden in strijd met hun bestemming te gebruiken. Ter verduidelijking hiervan wordt in artikel 7 een aantal activiteiten expliciet genoemd.
 
De verplichte overgangsregels voor bouwwerken en gebruik zijn conform het bepaalde in artikel 3.2.2 van het Bro opgenomen (artikel 8). Ten slotte bevat het plan een slotregel (artikel 9).
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.1 Inspraak en overleg
In het kader van vooroverleg is het plan gezonden naar het Waterschap Veluwe en de provincie Gelderland. Het plan is niet van betekenis voor de buurgemeenten. Toezending is daarom aan die bestuursorganen achterwege gebleven.
6.2 Zienswijzen
 Er zijn geen zienswijzen op het ontwerp bestemmingsplan binnengekomen.