Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1.1 plan
Het bestemmingsplan "Recreatieterreinen", vastgesteld door de gemeenteraad van Ermelo op 27 januari 2011 en later, naar aanleiding van ingestelde beroepschriften, gewijzigd vastgesteld op 4 juli 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0233.BPRecreatieterrein-0404;
Artikel 1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
Artikel 1.3 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
Artikel 1.4 achtererf
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw;
Artikel 1.5 ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde;
Artikel 1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
Artikel 1.7 bestaand
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat legaal bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
Artikel 1.8 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
Artikel 1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
Artikel 1.10 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
Artikel 1.11 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
Artikel 1.12 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
Artikel 1.13 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
Artikel 1.14 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
Artikel 1.15 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
Artikel 1.16 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
Artikel 1.17 gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
Artikel 1.18 hoekerker
een erker op de hoek van een gebouw;
Artikel 1.19 archeologische verwachtingswaarde
een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten aanwezig is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten aanwezig is;
Artikel 1.20 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
Artikel 1.21 hoofdverblijf
het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
Artikel 1.22 landschapswaarden
de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch opzicht;
Artikel 1.23 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
Artikel 1.24 mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale
vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
Artikel 1.25 natuurwaarden
de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;
Artikel 1.26 natuurlijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en
biologische elementen voorkomende in dat gebied;
Artikel 1.27 nutsvoorziening
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
Artikel 1.28 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
Artikel 1.29 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
Artikel 1.30 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
Artikel 1.31 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
Artikel 1.32 peil
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
Artikel 1.33 permanente bewoning
bewoning van een verblijf als hoofdverblijf;
Artikel 1.34 verdieping
de bouwlagen boven de bouwlaag op de begane grond;
Artikel 1.35 voorerf
erf aan de voorkant en de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant tot maximaal 1 m achter de voorkant van het hoofdgebouw;
Artikel 1.36 voorgevel
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door het college aan te wijzen gevel;
Artikel 1.37 woning
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;
Artikel 1.38 zolder
een gedeelte van een gebouw waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 meter, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag;
Artikel 1.39 zonnecollector
een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie;
Artikel 2 Wijze van meten
Artikel 2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Artikel 2.1.1 het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel
de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden
opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met
uitzondering van parkeerkelders;
Artikel 2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
Artikel 2.1.3 de breedte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;
Artikel 2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
Artikel 2.1.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
Artikel 2.1.6 lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren;
Artikel 2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Artikel 2.1.8 de vloeroppervlakte
tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten;
Artikel 2.1.9 afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
Artikel 2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakterras- en balkonhekjes, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt en met dien verstande dat voor luifels, erkers en balkons geldt dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare ruimten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- recreatiebedrijven waar personen, die hun vaste verblijfplaats elders hebben, voor hun recreatie verblijf kunnen houden in recreatiewoningen, stacaravans, mobiele kampeermiddelen en trekkershutten en voor de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de op het recreatiebedrijf verblijf houdende personen; met dien verstande dat de eis van wisselende verhuur van recreatiewoningen niet van toepassing is op recreatiewoningen die op het moment van het ter visie leggen van het bestemmingsplan niet wisselend worden verhuurd. In Bijlage 1, behorende bij deze regels, is per bouwvlak behorende bij de recreatiebedrijven, het aantal recreatiewoningen waar geen wisselende verhuur plaatsvindt aangegeven.
- ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is het gebruik van de bedrijfswoning als burgerwoning toegestaan.
- ter plaatse van de aanduiding 'erf' is een (bedrijfs)woning met bijgebouwen, niet zijnde recreatieverblijven, stacaravans of trekkershutten, toegestaan.
Artikel 3.2.1 Algemeen
Op de voor 'Recreatie – Verblijfsrecreatie 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd de volgende bij een recreatiebedrijf behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- bedrijfsgebouwen zoals:
- een kampwinkel/kiosk;
- kantoor/receptie
- gebouwen voor ondersteunende horeca;
- gebouwen voor sanitaire voorzieningen;
- opslagruimte;
- overdekt zwembad;
- groepsaccommodatie;
- recreatieverblijven zoals:
- recreatiewoningen;
- stacaravans;
- trekkershutten;
- bedrijfswoning, alsmede de bij een bedrijfswoning behorende bijgebouwen;
- bouwwerken geen gebouw zijnde en andere werken, die functioneel bij de inrichting van een recreatiebedrijf behoren.
Artikel 3.2.2 Gebouwen
Voor gebouwen geldt dat deze enkel binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd.
Artikel 3.2.3 Bedrijfswoningen
Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
- per bouwvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij anders op de plankaart aangegeven;
- de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 126 m²;
- de inhoud mag niet meer bedragen dan 415 m³;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter;
- voor het bouwen van bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
- de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 40 m²;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter.
Artikel 3.2.4 Bedrijfsgebouwen
Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
- per recreatiebedrijf mogen bedrijfsgebouwen worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 3,5% van de oppervlakte van de bij het recreatiebedrijf behorende bouwvlak. Indien binnen het recreatiebedrijf meerdere bouwvlakken aanwezig zijn, dan mogen de bedrijfsgebouwen die in de verschillende bouwvlakken gebouwd mogen worden, ook gezamenlijk binnen één van de bouwvlakken worden gebouwd;
- de oppervlakte van bedrijfsgebouwen voor ondersteunende horeca mag niet meer bedragen dan 200 m²;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 meter;
- een groepsaccommodatie is niet toegestaan, behoudens hetgeen is geregeld in artikel 3 lid 3.3
Artikel 3.2.5 Recreatiewoningen
Voor recreatiewoningen gelden de volgende regels:
- de oppervlakte van een kavel voor een recreatiewoning mag niet minder bedragen dan 200 m²;
- in verhouding tot de oppervlakte van de kavels mogen de oppervlakte en de inhoud van een recreatiewoning inclusief één vrijstaande berging, niet minder c.q. meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Minimale oppervlakte kavel | Minimale oppervlakte recreatiewoning | Maximale oppervlakte recreatiewoning (inclusief een vrijstaande berging) | Maximale inhoud recreatiewoning (inclusief een vrijstaande woning) |
200 m2 | 22 m2 | 53 m2 | 212 m3 |
250 m2 | 22 m2 | 66 m2 | 264 m3 |
350 m2 | 22 m2 | 75 m2 | 300 m3 |
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
- bebouwing onder peil is enkel toegestaan binnen de buitenwerkse gevelvlakken van een recreatiewoning, waarvan de oppervlakte van deze ondergrondse bebouwing niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van de recreatiewoning. Deze bebouwing wordt meegeteld bij de berekening van de maximale inhoud van een recreatiewoning;
- de recreatiewoningen mogen uitsluitend vrijstaand, danwel maximaal twee aaneen worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand van de vrije zijde van de recreatiewoningen onderling niet minder mag bedragen dan 5 meter;
- bij een recreatiewoning is maximaal één vrijstaande berging toegestaan;
- de goothoogte van een berging mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
- de bouwhoogte van een berging mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
- de oppervlakte van een vrijstaande berging mag niet meer bedragen dan 6 m²;
- bij een recreatiewoning zijn geen andere bouwwerken toegestaan met uitzondering van:
- een luifel waarvan de lengte van de zijde, gemeten evenwijdig aan het gebouw, niet meer mag bedragen dan 2 meter en de lengte van de zijde, gemeten haaks op het gebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter. Een luifel mag slechts aan twee zijden tot een hoogte van maximaal 0,80 m boven de onderkant van de deur worden dicht gemaakt;
- twee windschermen, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 10 m² en de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen;
- een aangebouwd of vrijstaand afdak voor openhaardhout, waarvan de lengte niet meer dan 2 meter, de breedte niet meer dan 0,60 meter en de hoogte niet meer dan 1,5 meter mag bedragen;
- kavelafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,60 meter.
- het aantal recreatiewoningen mag de vereiste terreinbehoefte niet overschrijden. artikel 3 lid 4 sub a is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.2.6 Stacaravans
Voor stacaravans gelden de volgende regels:
- de oppervlakte van een kavel voor een stacaravan mag niet minder bedragen dan 150 m²;
- in verhouding tot de oppervlakte van de kavel mag de oppervlakte van een stacaravan inclusief één vrijstaande berging, niet minder c.q. meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Minimale oppervlakte kavel | Minimale oppervlakte stacaravan | Maximale oppervlakte stacaravan(inclusief een vrijstaande berging) |
150 m2 | 18 m2 | 46 m2 |
200 m2 | 18 m2 | 55 m2 |
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
- de stacaravans mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tussen stacaravans onderling niet minder dan 5 meter mag bedragen;
- bij een stacaravan is maximaal één vrijstaande berging toegestaan;
- de oppervlakte van een vrijstaande berging mag niet meer bedragen dan 6 m²;
- de bouwhoogte van een berging mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
- bij een stacaravan zijn geen andere bouwwerken toegestaan met uitzondering van:
- een luifel waarvan de lengte van de zijde, gemeten evenwijdig aan het gebouw, niet meer mag bedragen dan 2 meter en de lengte van de zijde, gemeten haaks op het gebouw niet meer mag bedragen dan 1 meter. Een luifel mag slechts aan twee zijden tot een hoogte van maximaal 0,80 m boven de onderkant van de deur worden dicht gemaakt;
- twee windschermen, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 10 m² en de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen;
- kavelafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 0,60 meter;
- het aantal stacaravans mag de vereiste terreinbehoefte niet overschrijden. artikel 3 lid 4 sub a is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.2.7 Trekkershutten
Voor trekkershutten gelden de volgende regels:
- de oppervlakte van een kavel voor een trekkershut mag niet minder bedragen dan 100 m²;
- de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Minimale oppervlakte kavel | Maximale oppervlakte trekkershut |
100 m2 | 32 m2 |
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
- bij een trekkershut zijn geen andere bouwwerken toegestaan;
- het aantal trekkershutten mag de vereiste terreinbehoefte niet overschrijden. artikel 3 lid 4 sub a is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.2.8 Mobiele kampeermiddelen
Op kavels behorende bij mobiele kampeermiddelen mag niet worden gebouwd.
Artikel 3.2.9 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- de hoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en speelwerktuigen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
- de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 3.3.1 Bedrijfswoningen
- Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.3 sub a ten behoeve van de bouw van een extra bedrijfswoning, mits:
- bij het bedrijf meer dan 5 ha aansluitende, binnen het bouwvlak gelegen, gronden in exploitatie zijn, hierin meegeteld de gronden binnen de aanduidingsgrens kampeerterrein (kt), en
- de blijvende noodzaak daarvan voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond.
- Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.3 sub b ten behoeve van een maximale inhoud van een bedrijfswoning tot 750 m³, mits deze vergroting nodig is voor de vestiging van een kantoor- of bedrijfsruimte ten behoeve van het recreatiebedrijf in de bedrijfswoning.
Artikel 3.3.2 Mobiele kampeermiddelen
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.8 voor de bouw van individuele sanitaire units op de kavels voor mobiele kampeermiddelen, mits:
- deze binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gerealiseerd, en
- de oppervlakte van een unit maximaal 6 m² bedraagt, en
- de hoogte van een unit maximaal 3 meter bedraagt.
Artikel 3.3.3 Groepsaccommodatie
Artikel 3.3.4 Stacaravans
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 2.6 sub e voor de bouw van stacaravans met een onderlinge afstand van niet minder dan 3 meter, mits:
- het recreatieterrein kan voldoen aan de afstandseisen zoals opgenomen in de handreiking Brandveiligheid Recreatieterreinen van de NVBR.
Artikel 3.3.5 Recreatiewoningen
- de aanvrager een parkeigenaar, parkbeheerder, stichting, of Vereniging van Eigenaars betreft;
- door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland een ontheffing verleend is voor een recreatiewoning met een grotere omvang dan 75m2 en een grotere inhoud dan 300m3, zoals opgenomen in artikel 8.7 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland;
- het recreatiepark bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd;
- een maximaal bebouwingsoppervlak van het totaal aantal recreatiewoningen van het recreatiepark wordt vermeld; en
- een concreet voorstel met betrekking tot de verdeling van de maatvoeringen van de recreatiewoningen wordt gedaan.
3.4 Specifieke gebruiksregels
- Per bouwvlak mag het totale aantal recreatiewoningen, stacaravans, standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen en trekkershutten ten hoogste zoveel bedragen dat de daarvoor vereiste terreinbehoefte, zoals op de plankaart is aangegeven, de oppervlakte van de gronden gelegen binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken, niet overschrijdt. In de Bijlage achter deze regels is de oppervlakte per bouwvlak opgenomen. De vereiste terreinbehoefte wordt berekend door het aantal kavels voor recreatiewoningen, stacaravans, mobiele kampeermiddelen en trekkershutten te vermenigvuldigen met de per categorie geldende terreinbehoefte. De per categorie geldende terreinbehoefte bedraagt:
Per | Terreinbehoefte nadere aanduiding: Lage dichtheid | Terreinbehoefte nadere aanduiding Hoge dichtheid |
Recreatiewoning | 667 m2 (15 per ha) | 400 m2 (25 per ha) |
Stacaravan | 400 m2 (25 per ha) | 285 m2 (35 per ha) |
Mobiel kampeermiddel en trekkershut | 286 m2 (35 per ha) | 222 m2 (45 per ha) |
- Kavels voor mobiele kampeermiddelen, speel- en sportvelden en -voorzieningen, verhardingen en/of halfverhardingen in de vorm van wegen, paden en terrassen gelden (tevens) de volgende regels:
- kavels voor mobiele kampeermiddelen, speel- en sportvelden en –voorzieningen, verhardingen en/of halfverhardingen in de vorm van wegen, paden en terrassen mogen uitsluitend worden aangelegd binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken, met uitzondering van hetgeen onder b sub 2 is gesteld;
- Ter plaatse van de aanduiding ‘Kampeerterrein’mogen eveneens kavels voor mobiele kampeermiddelen, speel- en sportvelden en –voorzieningen worden aangelegd. Het aantal standplaatsen voor mobiele kampeermiddelen, ter plaatse van deze aanduiding, mag niet meer dan 35 per hectare bedragen;
- Het aantal parkeerplaatsen per recreatiebedrijf mag niet minder dan 1,3 voor elke recreatiewoning en stacaravan en 1 voor elke trekkershut en kavel voor een mobiel kampeermiddel bedragen.
- De gezamenlijke oppervlakte aan verharding en/of halfverharding mag niet meer bedragen dan 2000 m2 per hectare.
- Per recreatieterrein zijn maximaal 2 inritten toegestaan, tenzij op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan meer inritten aanwezig zijn.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in
artikel 3 lid 4 sub a voor de bouw van meer recreatiewoningen dan het benoemde aantal recreatiewoningen per terrein, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- het benoemde maximaal aantal recreatiewoningen per terrein kan enkel worden vergroot voor die terreinen die daartoe op de verbeelding met de aanduiding ‘wrozone – ontheffingsgebied’zijn aangewezen, waarbij het totale aantal kavels op een recreatieterrein nooit de vereiste terreinbehoefte zoals opgenomen in artikel 3 lid 4 mag overschrijden;
- voor het uit te breiden bedrijf dient ten tijde van toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid sprake te zijn van een bedrijfseconomische dan wel markttechnische aanleiding voor uitbreiding en voorts dient er sprake te zijn van een duurzame bedrijfsvoering en inrichting die aantoonbaar bijdraagt aan de inpassing in de omringende natuur. Grootschalige herstructureringen dienen getoetst te worden aan de ontwikkelingsvisie voor het recreatiecluster;
- Er vindt geen permanente bewoning plaats van recreatiewoningen en/of kampeermiddelen, behoudens in de gevallen dat zulks in het kader van een uitsterfregeling voorlopig wordt geaccepteerd;
- toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid mag alleen plaatsvinden indien en voor zover deze niet leidt tot onevenredige aantasting van de natuurwetenschappelijke / ecologische waarden;
- toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid mag alleen plaatsvinden indien en voor zover deze niet leidt tot onevenredige aantasting van archeologische waarden;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden worden niet onevenredig beperkt;
- in verband met het genoemde onder sub b van dit artikel dient vooraf aan het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid advies te worden ingewonnen bij de “advies en toetsingscommissie Groei en Krimp”; bij de adviesaanvraag wordt aan deze commissie een rapportage voorgelegd waarin wordt aangegeven in welke mate bij de toepassing van de afwijkingsbevoegheid wordt voldaan aan de onder de in sub b van dit artikel genoemde criteria.
Artikel 4 Waarde - Archeologie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien en voor zover:
- het nieuwe gebouw of de uitbreiding groter is dan 100 m2, en
- daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4 lid 2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
Artikel 6.1 Bestaande afmetingen
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk
2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 6.2 Bestaande afstanden
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
Artikel 6.3 Bestaande percentages
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 6.4 Bestaande gebouwen buiten bouwvlak
In die gevallen dat een bestaand gebouw, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, in afwijking van de bouwregels in hoofdstuk 2, is gebouwd buiten een bouwvlak, geldt die situering als grens van het bouwvlak.
Artikel 6.5 Ondergronds bouwen
Ondergrondse bebouwing is uitsluitend toegestaan daar waar op grond van dit bestemmingsplan gebouwen mogen worden gebouwd, met een diepte van maximaal één bouwlaag. In die gevallen dat een bestaand ondergronds bouwwerk, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, in afwijking hiervan is gebouwd, geldt die situering en diepte ter plaatse als maximale bouwmogelijkheid.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Artikel 7.1 Gebruiksverbod
Overeenkomstig hetgeen in artikel 7.10 Wro is geregeld, is het verboden gronden of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of voor een doel in strijd met de bestemming en de daarbij behorende regels.
Artikel 7.2 Vormen van verboden gebruik
Een verboden gebruik als bedoeld in lid 1 is in ieder geval:
a. het gebruik van de in het plan begrepen groepsaccommodaties, recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten en mobiele kampeermiddelen voor permanente bewoning.
b. het gebruik van gronden en de daarop geplaatste bouwwerken voor seks- en/of pornobedrijf.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8.1 Overgangsrecht bouwwerken
Artikel 8.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Artikel 8.1.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in
artikel 8 lid 1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
artikel 8 lid 1.1 met maximaal 10%.
Artikel 8.1.3 Uitzondering
artikel 8 lid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 8.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 8.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Artikel 8.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
artikel 8 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Artikel 8.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in
artikel 8 lid 2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Artikel 8.2.4 Uitzondering
artikel 8 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bestemmingsplan Haspel 21 21
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 10 januari 2019
Griffier,