Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Groevenbeek Noord
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0233.BPgroevenbeeknoord-0401
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
In 2009 is een “plan van aanpak goedkope koopwoningen Ermelo” opgesteld. Hierin zijn de mogelijkheden verkend voor de bouw van goedkope koopwoningen. Dat heeft geresulteerd in een onderzoek naar de mogelijkheden tot realisering van goedkope koopwoningen op de locatie Groevenbeek Noord, een stuk grond ten zuiden van de voetbalvelden van DVS’33. De gemeente Ermelo is eigenaar van deze grond.
  
1.2 Ligging
Het plangebied ligt in de groene verbindingszone tussen de sportvelden aan de noordzijde en bossen en heide aan de oostzijde. De oppervlakte van het totale terrein bedraagt ruim 14.000 m2. Het plangebied beslaat een deel van het kadastrale perceel F 10139, dit perceel is in eigendom van de gemeente Ermelo.
  
Figuur 1: Luchtfoto plangebied
1.3 Vigerende bestemmingsplannen
Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan Kom Ermelo, en heeft de bestemming Sport  (licht groen) en Bos (donker groen).  
 
 
Figuur 2: Uitsnede bestemmingsplan Kom Ermelo
1.4 Opzet van de toelichting
De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:
  1. Inleiding, waarin wordt ingegaan op de motivering van het bestemmingsplan, de ligging en de begrenzing  van het plangebied;
  2. Beschrijving bestaande situatie, waarin een beeld wordt gegeven van de historie, gebruik en de ruimtelijke structuur van het plangebied;
  3. Beleidskaders, waarin de relevante beleidsuitgangspunten en regelgeving van zowel gemeente, provincie als rijk worden beschreven;
  4. Milieuaspecten, waarin de randvoorwaarden, onderzoeken en regelgeving worden toegelicht;
  5. Planbeschrijving, waarin de gewenste ontwikkeling wordt toegelicht;
  6. Juridische aspecten, waarin een toelichting wordt gegeven op de verbeelding en de regels;
  7. Economische uitvoerbaarheid;
  8. Overleg en inspraak.
1.5 De bij het plan behorende stukken
Het bestemmingsplan Groevenbeek Noord bestaat uit de volgende stukken:
 
-       Verbeelding, schaal 1:1000 (NL.IMRO.0233.BPgroevenbeeknoord-0401)
-       Regels
 
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn regels en bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting waarin het aan het plan ten grondslag liggende onderzoek en een planbeschrijving zijn opgenomen. Daarnaast is het beeldkwaliteitplan Groevenbeek Noord als onderdeel van het bestemmingsplan opgenomen.
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Algemeen
 
2.2 Provinciaal beleid
Structuurvisie Gelderland
De provincie Gelderland heeft op 29 juni 2005 het Streekplan 8 kansen voor regio's vastgesteld. Het Streekplan 2005 is beleidsneutraal omgezet tot een structuurvisie. In de structuurvisie staat de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit centraal. Dit uit zich op tal van terreinen, zoals de stedelijke vernieuwingsopgave, de ontwikkeling van het platteland en de toenemende aandacht voor water als ordenend principe. De structuurvisie geeft het provinciale ruimtelijk beleid voor de komende jaren op hoofdlijnen aan. Die lijnen zijn herkenbaar in de "ruimtelijke hoofdstructuur". Deze "ruimtelijke hoofdstructuur" bestaat uit de volgende onderdelen:
 
1. Aanduiding van gebieden die belangrijk zijn voor natuur, water, infrastructuur, cultuurhistorie en stedelijke netwerkvorming. De kwaliteit moet verbeteren en verstedelijking moet worden tegengegaan.
2. De 'rode functies': de ruimte voor wonen, werken en voorzieningen in stedelijke netwerken en regionale centra.
3. In het overige bebouwde en landelijke gebied krijgen regio's en gemeenten meer vrijheid om de ruimte voor wonen en werken te verdelen.
4. Ook wil de provincie zich, sterker dan in het verleden, actief richten op de concrete uitvoering van programma's en projecten.
 
De structuurvisie geeft naast de bovenstaande hoofdlijnen van het beleid ook aan wat het uitgangspunt van het Gelders Kwalitatief woonbeleid is. De woningbehoefte is vastgelegd in het Kwalitatief WoonProgramma (KWP). Het Kwalitatief WoonProgramma dient te voorzien in een aanbod van woningen, dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum8stedelijk en landelijk wonen.
 
Ruimtelijke verordening
Met de ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan het bestemmingsplan van gemeenten. Provinciale Staten hebben op 9 januari 2013 de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De volgende onderwerpen zijn hierin opgenomen:
  • verstedelijking;
  • wonen;
  • bedrijventerreinen;
  • solitaire recreatiewoningen;
  • recreatieparken;
  • glastuinbouw;
  • waterwingebied;
  • grondwaterbeschermingsgebied;
  • Ecologische Hoofdstructuur;
  • waardewol open gebied;
  • Nationaal Landschap;
  • detailhandel
Verstedelijking
De verordening geeft op dit punt aan dat nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt wordtin het kader van de invulling van de zoekzones wonen en werken. De omvang van de zoekzones voor wonen en werken is beperkt. Zo wordt gestimuleerd dat een deel van de nieuwbouw voor wonen en werken binnen het bestaand bebouwd gebied plaatsvindt. Groevenbeek Noord ligt in een aangewezen gebied uit het streekplan.
 
Wonen
Het Gelderse kwalitatieve woonbeleid gaat uit van regionale woningmarkten. Aan de hand van basisdocumenten (bevolkingsprognose en woningbehoefteonderzoek) levert de provincie aan de regio's informatie over de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte voor de komende jaren. Deze informatie over de woningbehoefte wordt per regio als indicatieve taakstelling door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP). De verordening sluit uit dat er bovenop de afspraken in het KWP in een regio woningen worden gerealiseerd, die niet in dat KWP passen. Het bouwen van meer woningen
dan waar in een regio behoefte aan is, kan tot onbedoelde migratiestromen leiden en uiteindelijk zelfs tot leegstand in die regio of elders.
 
Kwalitatief Woonprogramma (KWP)
In de bouwopgave is binnen regioverband (Regio Noord-Veluwe) afgesproken dat in Ermelo in totaal 858 woningen gebouwd kunnen worden van 2010 tot en met 2019, waarbij de bouwopgave een uitwerking van het provinciale KWP-3 (KwaliteitsWoonProgramma) is. Door de slapte op de woningmarkt zijn in Ermelo (deel)projecten getemporiseerd of voor herontwikkeling op termijn gepositioneerd. Desalniettemin bestaat nog steeds een aanzienlijke opgave voor het ontwikkelen van goedkope huur- en/of koopwoonruimte. Door genoemde ontwikkelingen ontstaat echter voldoende ruimte in ons bouwprogramma voor het realiseren van goedkope woonruimte.  
 
Waterbeheersplan Veluwe 2010-2015
Voor de periode 201082015 heeft het Waterschap Veluwe het Waterbeheersplan Veluwe opgesteld. Op de onderdelen robuust watersysteem, waterkwaliteit en ecologie wordt er voor de periode 2010-2015 een doorkijk gegeven naar 2027. Op die manier maakt het Waterschap Veluwe de wateropgave voor wat betreft de Kaderrichtlijn Water, inclusief financiering, concreet. Dat wil zeggen dat de wateropgave voor de Veluwe wordt vertaald in de doelen die in 2015 zijn gehaald. Het waterbeheersplan heeft de volgende doelen:
  • doel 1: Veilige dijken;
  • doel 2: Gewenste grond8 en oppervlaktewaterstanden;
  • doel 3: Vermindering wateroverlast en water voor droge tijden;
  • doel 4: Goede onderhoudssituatie;
  • doel 5: Herstel en behoud van bijzondere natuur;
  • doel 6: Goede waterkwaliteit;
  • doel 7: Stedelijk waterbeheer;
  • doel 8: Transport en zuivering van afvalwater;
  • doel 9: Brede kijk.
Per doel zijn verschillende opgaven van toepassing die in de periode 2010-2015 zullen worden aangepakt. Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in hoofdstuk 3 Onderzoek. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.
2.3 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Ermelo 2025
De structuurvisie gaat in op de onzekerheid van de bevolkingsontwikkeling van Ermelo. De verschillende prognoses geven een verschillend beeld. Dit geldt met name voor de periode na 2025. Tot 2025 is er sprake van een licht groei tot ca. 27.000 inwoners. Deze onzekerheid werkt vooral door in de behoefte aan grondgebonden gezinswoningen. Gelet op de huidige bevolkingssamenstelling en de vergrijzing, bieden woningen gericht op de doelgroep ouderen de minste onzekerheid. Met het verleiden naar nieuwe aantrekkelijke woningen, kan mogelijk een doorstroom op gang gebracht worden. Hiermee komen ook gezinswoningen beschikbaar die aantrekkelijk zijn voor jongeren. Om voor jongeren geschikte goedkope woningen te kunnen realiseren zullen locaties gevonden moeten worden die in eigendom zijn van de gemeente om zelf over de grondprijs te kunnen beslissen. De structuurvisie zet dus in op het stimuleren van betaalbare woningen voor startende gezinnen, waarbij gebruik gemaakt wordt van duurzaamheidaspecten als middel om de woonlast te beperken.
Het woningbouwproject Groevenbeek Noord past binnen de geschetste voorwaarden uit de structuurvisie Ermelo 2025.
  
Duurzaamheid
In 2009 is de Raadsvisie Klimaat unaniem door de gemeenteraad vastgesteld. Het college van burgemeester en wethouders heeft de centrale doelstelling uit de visie overgenomen: Ermelo wil als gemeente in 2030 energieneutraal en in 2035 klimaatneutraal zijn. In 2010 heeft Ermelo de ‘Routekaart naar energieneutraliteit’ op laten stellen door het bureau Builddesk om te onderzoeken hoe de doelen – uitgezet in de tijd – kunnen worden gerealiseerd. Daaruit bleek dat direct tot actie moet worden overgegaan. Groevenbeek Noord wordt daarom een duurzame woonwijk waarbij een gezonde leefomgeving met aandacht voor energie en klimaat centraal staan.
 
Klimaatneutraliteit betekent dat schadelijke gevolgen van onze leefstijl niet langer worden doorgeschoven naar toekomstige generaties Ermeloërs. De gemeente neemt haar verantwoordelijkheid om marktpartijen te stimuleren om energiezuinige woningen te bouwen door te bouwen met de standaard van de toekomst.
 
Ermelo kiest voor technologie die zich internationaal bewezen heeft. Daarnaast willen we dat de woningeigenaar de investering heeft terugverdiend. Daarnaast heeft de bewoner/eigenaar een woning met een bovengemiddeld comfort, dat is voorbereid op klimaatverandering en een hogere toekomstwaarde heeft. Kortom een maatschappelijk investering met een prima financieel rendement.
Daarom worden vijf duurzaamheidseisen aan de woningen in deze wijk gesteld:
  1. De woningen scoren op de 'Gemeentelijk Prestatie Richtlijn' (GPR) een cijfer van 7,5 of hoger op de thema's Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde;
  2. De woningen zijn aantoonbaar gerealiseerd met de betaalbare 'passief huis' principes;
  3. De milieuprestatie door gebruikte bouwmaterialen ligt 30% scherper dan die van een gangbare woning volgens het Bouwbesluit;
  4. Elke woning is voorzien van een zonnestroom-installatie. De jaaropbrengst elektriciteit van een woning is gemiddeld 2.900 (kWh/jaar);
  5. Indien een warmtepompsysteem zou worden toegepast voor verwarming en warm tapwater moet dat een uitstekend jaarrendement hebben; de z.g. 'Seasonal Performance Factor' (SPF) is 4,5 of hoger.
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Algemeen
3.2 Waterhuishouding / watertoets
Algemeen
Mede ten gevolge van de waterproblemen die in een aantal winters aan het eind van de 20e eeuw in
Nederland optraden ten gevolge van hevige regenval, is het besef gegroeid dat water een belangrijke
plaats verdient in toekomstige ruimtelijke plannen. Om het hoofd te kunnen bieden aan
zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling, nu en in de toekomst, is het van essentieel belang dat het waterbeheer een belangrijke plaats inneemt in de
ruimtelijke ordening. Sleutelbegrippen hierbij zijn: meer ruimte voor water en waterbewust bouwen en
inrichten.
 
Regelgeving
Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw' (WB21)', is de zorg over het toenemende hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat er een aanscherping in het denken over water dient plaats te vinden. Nadrukkelijker zal rekening moeten worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt.
 
Het Watertoetsproces is verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (2003). Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 geldt een wettelijke verplichting voor de Watertoetsproces voor onder meer het bestemmingsplan. Bij landelijke, provinciale en gemeentelijke structuurvisies is het Watertoetsproces geen voorgeschreven onderdeel meer, maar in de praktijk zal daarbij ook de inbreng van de waterbeheerder gevraagd worden.
 
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In de Waterwet zijn alle vergunningen
betreffende 'water' opgenomen. Met de Waterwet zijn rijk, waterschappen, gemeenten en provincies
beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.
 
De Watertoets
Onderdeel van het rijksbeleid is de invoering van de watertoets. De watertoets dient te worden toegepast op nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen en inpassingsplannen. Als een gemeente een ruimtelijk plan wil opstellen, stelt zij de watersysteembeheerder vroegtijdig op de hoogte van dit voornemen. De waterbeheerders stellen dan een zogenaamd wateradvies op. Het ruimtelijk plan geeft in de waterparagraaf aan hoe is omgegaan met dit wateradvies.
 
Onderzoek
Het plangebied ligt in stedelijk gebied. De locatie ligt niet binnen een Keurzone. Het plangebied valt niet binnen de zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.
 
Grondwater
Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwater verandert. Tevens zullen geen maatregelen/voorzieningen worden gerealiseerd die invloed hebben op het grondwater.
 
Oppervlaktewater
Nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving zijn niet te verwachten. Ook zal er niet geloosd worden op bestaand oppervlaktewater. Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of op het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
 
Natuur
Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor waterafhankelijke natuur.
 
Procedures
Doordat als gevolg van dit plan geen veranderingen binnen Keurzones plaatsvinden, er geen extra
lozingen op (HEN-)oppervlaktewater plaatsvinden, buiten de zoekgebieden voor waterberging valt, geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen etc. betreft, kan worden volstaan met dit standaard wateradvies.
 
Opgemerkt wordt dat ten aanzien van hemelwater geldt dat de trits vasthouden-bergen-afvoeren wordt
aangehouden en dat waar mogelijk kansen om af te koppelen worden benut.
 
Conclusie
Het bestemmingsplan maakt nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het aspect water vormt geen
belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan. Deze waterparagraaf is
voorgelegd aan het waterschap in het kader van het vooroverleg. Het waterschap heeft in haar reactie van d.d. 8 augustus 2013 aangegeven geen opmerkingen te hebben ten aanzien van het plan.
3.3 Externe veiligheid
Bedrijven waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is komen in de omgeving van de projectlocatie niet voor. In de omgeving van Groevenbeek Noord bevinden zich geen aspecten die het nodig maken nader in te zoomen op het aspect Externe Veiligheid in relatie tot verkeer, transport of gasleidingen.
3.4 Geluid
Geluid bedrijven
  
Door de omgevingsdienst Noord Veluwe is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar geluid in relatie tot de naastgelegen school Groevenbeek en de sportvelden van sportvereniging DVS'33. Uit dit onderzoek zijn de volgende conclusie geformuleerd. Het onderzoek vindt u in bijlage 1.
 
Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is gekeken naar een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarvoor is in eerste instantie gebruik gemaakt van de richtwaarden uit de brochure Bedrijven en Milieuzonering van de VNG. Voor de school geldt een afstand van 30m en voor het sportterrein 50m. De geplande woningen liggen deels binnen deze zones. Uitgangspunt is vervolgens of de richtwaarde een rustige woonwijk realiseerbaar is i.e. een geluidbelasting van Letmaa^ 45 dB(A).  
 
Voor het Chr. college Groevenbeek is met name de dagperiode van belang (schooltijden), waarbij het plein en de fietsenstalling op korte afstand van de woningen zijn gelegen. De dakbronnen (luchtbehandeling) en het dierenverblijf van de school zijn ook in de afweging meegenomen. Van het
sportterrein is de zaterdag bepalend voor de dag en de trainingsavonden (ma t/ do) voor de geluidbelasting in de avond.
 
In de dagperiode liggen de piekniveaus vanwege het schoolplein met 74 dB(A) boven de gebruikelijke normwaarde van LAmax^70 dB(A). De langtijdgemiddelde niveaus voldoen in de dag aan de richtwaarde van 45 dB(A).
 
Zonder maatregelen zal de geluidbelasting (LAr;LT) op de nieuwe woningen leiden tot vrij hoge piekniveaus. De woningen langs het sportterrein hebben in de avond een geluidbelasting van rond de LAr;ĽI^45 dB(A) op de 1e verdieping, met pieken tot LAmax^69 dB(A).
 
In het ontwerp plan is rekening gehouden met een afschermende voorziening langs het schoolplein van 2m hoog. Dit heeft een beperkt effect. Met een halve meter meer is een zodanig extra effect (4-5 dB) te realiseren dat dit het woon- en leefklimaat zeer ten goede zal komen. Vanuit een goede ruimtelijke ordening is een wal nodig van minimaal 2.5m hoog.
 
Voor het sportterrein is een wal- schermhoogte nodig van 3m. Hiermee is op de begane grond een goede omgevingskwaliteit te realiseren voor het geluidaspect. Om op de verdieping te voldoen is een walhoogte nodig van minimaal 4.5m en eigenlijk hoger. Dit lijkt niet realistisch. Als alternatief is
enige extra aandacht voor de geluidisolatie mogelijk, met name een geluidgedempte ventilatievoorziening. Gezien het voornemen de woningen te voorzien van 3 laags glas en balansventilatie wordt hieraan waarschijnlijk op voorhand voldaan. Dit moet nog wel worden getoetst bij het indienen van de bouwaanvraag.
 
Realisatie van de nieuwe woningen vormt daarmee vanuit het oogpunt van geluid geen extra beperking voor de school of het sportterrein bij toepassing van de eerder genoemde geluidswerende maatregelen. Het geluidaspect is hiermee geen belemmering voor realisatie van het plan.
 
Geluid verkeer
 
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) ligt rond iedere weg een zone (art.74). Dit geldt niet voor woonerven en 30 km/uur wegen. Ook de ruimte boven en onder de weg behoren tot de zone. Bij aanleg van een nieuwe weg geldt de zone vanaf het moment dat de weg in een ontwerpbestemmingsplan is opgenomen.
 
De locatie Groevenbeek-Noord valt binnen geen enkel zone vanwege wegverkeerslawaai. Op de wegen in de nabijheid van het betreffende locatie geldt een maximum snelheid van 30 kilometer per uur. Deze wegen hebben geen zone en hoeven daarom niet beoordeeld te worden o.g.v. de Wet
geluidhinder. Ook de nieuw aan te leggen verbinding naar de Paul Krugerweg zal worden uitgevoerd als een 30 km/uur weg.  Ondanks dat de wegen geen zone hebben, is in het kader van een goede
ruimtelijke ordening onderzoek gedaan aan de 30 kilometerwegen.
 
Bij de beoordeling in aansluiting gezocht bij het beoordelingsregime voor wegen met een zone. Uitgangspunt hierbij is dat voor woningen binnen een zone de voorkeursgrenswaarde van Lden=48 dB wordt nagestreeft. Bij hogere waarden moet uit akoestisch onderzoek blijken welke maatregelen nodig zijn om wel aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.
 
Bij de toetsing aan de grenswaarden is gerekend zonder een aftrek van 5 dB ex. art. 110g Wgh en ex. art. 3.6 Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012 (RMG2012), voor het stiller worden van het verkeer.
 
De gemeente Ermelo heeft een beleidskader geluid vastgesteld. Hierin is het gemeentelijke beleid m.b.t. de vaststelling van hogere grenswaarden verwoord. Omdat in dit geval er geen toetsing aan de Wet geluidhinder hoeft plaats te vinden, kan er ook geen sprake zijn van het vast stellen van hogere
grenswaarden. Vanwege een goede ruimtelijke ordening is het geluidbeleid wel betrokken bij de beoordeling. Het beleid legt een relatie tussen geluid en gezondheid, waarbij is aangesloten
op de GGD-systematiek van de gezondheideffectscreening (GES).
 
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is beoordeeld wat de te verwachten geluidbelasting op de woningen zal zijn (bijlage 6). Daarnaast is beoordeeld wat de geluidbelasting vanwege de ontsluitingsweg op de school zal zijn. Uit de rekenresultaten blijkt dat de gecumuleerde geluidbelasting (zonder aftrek art 110g) onder de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder blijft. Volgens de systematiek van gezondheidseffectscreening is er sprake van een goede milieugezondheidskwaliteit.
  
3.5 Archeologie
In opdracht van de gemeente Ermelo heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in april 2013 een inventariserend veldonderzoek (karterende fase) uitgevoerd in verband met de te realiseren woningbouw in plangebied Groevenbeek Noord te Ermelo. Het volledige onderzoek vindt u in bijlage 2, hieronder volgt een korte samenvatting.
 
Het doel van het onderzoek was het toetsen van de archeologische verwachting en, voor zover mogelijk, een eerste indruk te geven van de aard, omvang datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventuele aangetroffen archeologische vindplaatsen. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen in het plangebied is vervolgens een advies met betrekking tot archeologische vervolgonderzoek geformuleerd.
 
Op basis van de resultaten van eerder uitgevoerd onderzoek gold bij de aanvang van het veldonderzoek voor het plangebied een hoge archeologische verwachting voor resten uit de periode Laat Paleolithicum t/m Late Middeleeuwen.
 
Tijdens het veldonderzoek zijn evenwel geen aanwijzingen gevonden voor het voorkomen van archeologische resten. Uit het veldonderzoek is wel gebleken dat de ondiepe geologische ondergrond van het plangebied uit grindhoudende gestuwde rivierafzetting bestaat. Deze afzettingen zijn als gevolg van (diepe) verstoringen op wisselende dieptes aangetroffen. De bodem kenmerkt zich eveneens door grote verstoringen. Incidenteel zijn nog restanten van een deels intacte podzolbodem waargenomen.
 
Op basis van de restanten van dit onderzoek wordt in het plangebied Groevenbeek Noord in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.
 
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht.
3.6 Ecologie
Algemeen
Verschillende soorten planten en dieren worden beschermd in de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet beoogt vooral gevoelige gebieden te beschermen. Ten behoeve hiervan zijn, op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn, speciale beschermingsgebieden aangewezen. Een ruimtelijke ontwikkeling is alleen mogelijk als duidelijk is dat geen van de beschermde dieren wordt verontrust, dat de nesten, holen of andere verblijfsplaatsen niet worden vernield, beschadigd of verstoord en dat planten niet worden verwijderd van hun groeiplaats. Ook mogen door een ruimtelijke ontwikkeling geen significante negatieve effecten plaatsvinden op beschermde gebieden.
 
Adviesbureau Groenewold Milieu & Natuur heeft in opdracht van de gemeente Ermelo een natuurtoets/quick-scan uitgevoerd voor de voorgenomen wijziging van bestemmingsplan Groevenbeek Noord. In bijlage 3 vindt u het complete onderzoek.
 
Flora- en Faunawet
Voor aanvang van de werkzaamheden is het niet noodzakelijk om een ontheffing ex. art. 75 van de Flora- en Faunawet aan te vragen voor de algemene soorten en de strikt beschermde soorten. Er zijn geen beschermde soorten gevonden ofte verwachten, behoudens mogelijk broedende vogels in het broedseizoen. Op basis van de terreinkenmerken zijn met name nesten te verwachten van algemene tuin- en parkvogels (merel, mezen, roodborst, winterkoning e.d.). De verwijdering van opslag dient dan ook buiten het broedseizoen (15 maart-15 juli) te worden uitgevoerd Er vindt door realisatie van het plan dan geen overtreding plaats van de verbodsbepalingen van art. 11 Flora- en Faunawet.
 
Natuurbeschermingswet
Het plangebied ligt buiten de begrenzing van Natura 2000 gebied en de EHS. Op basis van de ligging van het plangebied in de tot Natura 2000 gebied Veluwe is niet zonder meer te concluderen dat de realisatie van het plan geen negatieve invloed heeft. Als er al een invloed is betreft het zeker geen significant effect. Het plan ligt tussen een aan de heide grenzende woonwijk en een groot middelbaar scholencomplex en grenst aan een voetbalterrein van vrij grote omvang. Met de daarmee samenhangende reeds aanwezige verstoring wordt de extra verstoring door de realisatie van de nieuwe woningen niet groot ingeschat. Ten opzichte van het sportveldencomplex zal een gunstige werking uitgaan vanwege de afschermende werking voor geluid en licht.
Een paar doelsoorten van Natura 2000 gebied Veluwe, te weten de Zwarte specht en de Wespendief hebben een groot leefgebied. Voor de Zwarte specht is het gebied ongeschikt als broedlocatie en lijkt ongeschikt als foerageergebied. Voor de Wespendief is het gebied ongeschikt als broedlocatie en matig tot vrij ongeschikt als foerageergebied, ook door de reeds bestaande verstoring. Beide soorten kunnen het gebied incidenteel passeren en mogelijk gebruiken als foerageergebied. Beide soorten zijn gevoelig voor verstoring, geluid, licht en verlies aan oppervlak. Hoewel effecten op Natura 2000 gebied naar verwachting nihil zullen zijn, is het vrij eenvoudig mogelijk om bij de inrichting van het plan lichtemissies naar het bosgebied te voorkomen.
 
Voor de Wespendief betreft planrealisatie een verlies aan kwalitatief laagwaardig foerageergebied, buiten Natura 2000 gebied Veluwe. Als het plangebied deel uit maakt van het foerageergebied betreft het ca. 0,015% van het oppervlak van een territorium. 
 
Uit overleg met de provincie is gebleken dat er wel een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet nodig is omdat er een lichte toename is van stikstofdepositie, vanwege het geringe verlies van het leefgebied van de Wespendief en i.v.m. mogelijke effecten door geringe toename van bezoekers in het naastgelegen N2000 gebied Veluwe. De provincie heeft aangegeven dat de aanvraag vergunbaar is. Deze aanvraag heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplantraject.
 
EHS
Het plan ligt buiten de begrenzing van de EHS. Deze grens loopt hier gelijk aan Natura2000 gebied. Zoals hiervoor ook al opgemerkt zal de realisatie van de woningen voor het sportcomplex een afschermend effect hebben op de geluid- en lichtverstoring. Voor de school geldt dat ook, maar in mindere mate. Kijkend naar de voor de EHS geformuleerde criteria is te concluderen dat geen hiervan door het plan negatief wordt beïnvloed.
 
Voorbehoud en zorgplicht
De voorliggende natuurtoets is gebaseerd op inventarisatiegegevens van derden, literatuuronderzoek en een verkennende terreinbezoeken. Om de risico’s op verstoring van beschermde soorten op het werkterrein te minimaliseren, wordt aanbevolen om voorafgaand aan de werkzaamheden het terrein te controleren op de aanwezigheid van beschermde soorten. Voor alle beschermde soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde ‘algemene zorgplicht’ (art. 2 Flora- en faunawet).
Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het voorkómen van verontrusting of verstoring in de kwetsbare perioden zoals de broed-/voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen.
 
De kwetsbare perioden voor de verschillende soortgroepen zijn niet allen gelijk. Als ‘veilige’ periode voor alle groepen geldt in het algemeen de periode van half augustus tot half november, de periode waarin de voortplantingstijd achter de rug is en dieren als vleermuizen, overige zoogdieren en amfibieën nog niet in winterslaap zijn. Indien een plangebied in die periode bouwrijp wordt gemaakt, geeft realisatie gedurende het winterseizoen en het daarop volgende voorjaar meestal geen problemen. Vaak is het voldoende rekening te houden met de broedtijd (15 maart-15 juli).
 
Als bekend is dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd binnen de kwetsbare perioden van de soorten, is het zaak ervoor te zorgen dat het gebied tegen die tijd ongeschikt is als leefgebied voor die soorten. Zo kan bijvoorbeeld vegetatie gedurende het groeiseizoen kort gemaaid worden, of kunnen bomen buiten het broedseizoen worden gekapt, zodat er geen vogels gaan broeden.
 
Beschermde soorten
Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beschermde soorten worden waargenomen dienen maatregelen te worden genomen om schade aan deze individuen zo veel mogelijk te voorkomen (bijvoorbeeld wegvangen en verplaatsen).
 
Hoewel na herhaaldelijk onderzoek niet aangetroffen is het niet onmogelijk dat de Hazelworm in het plangebied voorkomt. Binnen de zorgplicht dient dan ook bij het verwijderen van de vegetatie goed te worden gelet op aanwezigheid van de soort. Bij het toch aantreffen van de Hazelworm (of amfibieën) deze verplaatsen naar geschikt biotoop (bosgebied te zuiden plangebied). Dit valt formeel dan wel onder de ontheffingsplicht van FF-wet (aantasten van vaste verblijfplaatsen - artikel 11, vangen en verplaatsen - artikel 13).
Om verstoring in kwetsbare perioden te voorkomen, dient bij het eventueel kappen van de grotere bomen zorgvuldig te worden bekeken of beschermde soorten nesten hebben (bijv. eekhoorn) of holtes bezetten (nauwelijks aanwezig). Als beschermde soorten worden aangetroffen mogen de bomen en de bomen in de directe omgeving niet worden gekapt. Er dient dan eerst nader onderzoek plaats te vinden naar mogelijkheden voor mitigatie en/of compensatie. Na uitvoering van die maatregelen en eventueel een ontheffing FF-wet kan verdere uitvoering plaatsvinden.
 
Ook binnen de zorgplicht valt het zodanig inrichten van het plan dan onnodige lichtemissies richting EHS zoveel mogelijk worden voorkomen (bijv. afscherming verlichting sportvelden en verlichting binnen het plan zelf, zoals straatverlichting).
 
Bij het aantoonbaar uitvoeren van werkzaamheden volgens de ‘Gedragscode Flora- en Faunawet voor de bouw en ontwikkelsector’ hoeft geen vrijstelling te worden aangevraagd bij de aanwezigheid van vogels of soorten uit Tabel 2 van de Flora- en Faunawet.
 
Ecologische kansen
Het plan biedt ook kansen om met eenvoudige en goedkope aanpassingen geschikte plaatsen te creëren voor verschillende soortgroepen. Dat komt ook ten goede aan de duurzame en groene uitstraling die met het plan wordt beoogd. Zo valt te denken aan het aanbrengen van een nestvoorziening voor gierzwaluwen (aangepaste dakpan), huismussen (nestkast of vide) en vleermuizen (kast zomerverblijfplaats of spouwmuurvoorziening).Bij de aanleg van groenvoorzieningen zo mogelijk doorlopende lijnvormige elementen maken, geschikt als route voor vleermuizen. Verder bes- en nootdragende soorten planten zoals Hazelaar, Lijsterbes, Gelderse roos, Sleedoorn e.d. Dat heeft een aantrekkende werking op allerlei vogelsoorten.
 
3.7 Verkeer en vervoer
Het plangebied is per auto bereikbaar over de Paul Krugerstraat, over het voormalige schelpenpad zuidelijk van de school, vervolgens lang oost- en noordzijde van het plan. Langs de toegangsweg liggen de parkeerplaatsen. In het plangebied worden 65 parkeerplaatsen gerealiseerd, dit betekent 1,7 parkeerplaats per woning. Hiermee voldoet het plan aan de parkeernorm uit de parkeernota 2004.
 
Verkeersonderzoek Paul Krugerlaan
 
Ten westen van het Christelijk College Groevenbeek (VMBO/HAVO/VWO) is de bouw van 39 woningen gepland (plan Groevenbeek Noord). Hierbij stelt de gemeente de vraag of (en zo ja welke) aanvullende maatregelen nodig/gewenst en mogelijk zijn bij ontsluiting van deze woningen via de Paul Krugerweg. Deze weg is namelijk de hoofdroute naar deze grote middelbare school, waar dagelijks 2.300 fietsers naar toegaan. Daarvan komt ongeveer twee derde vanuit het noorden over de Paul Krugerweg en een derde komt over het meest zuidelijke deel van de Paul Krugerweg vanuit de richting Putten. In bijlage 4 vindt u het complete verkeersonderzoek.
 
Conclusie ontsluiting van de geplande woningen plan Groevenbeek Noord
 
Voor de ontsluiting van het plangebied is het niet nodig dat de Paul Krugerweg op korte termijn ingrijpend wordt aangepast. Met kleine optimalisaties zoals het fietsvriendelijk maken van de drempels en zorgen dat niet op de rijbaan geparkeerd wordt, is een voldoende veilige situatie te realiseren. Ook zal de aansluiting van de ontsluitingsweg op Paul Krugerweg net als de overige zijstraten voorzien moeten worden van een plateau. Het beperkte aantal van 39 woningen in het plan geeft een nauwelijks merkbaar verschil in de hoeveelheid verkeer op de Paul Krugerweg.  
3.8 Bodem
Tauw heeft in opdracht van de gemeente Ermelo een nader bodemonderzoek uitgevoerd
ter plaatse van het geval van ernstige bodemverontreiniging op het terrein van het DVScomplex
Groevenbeek aan de Sportlaan te Ermelo. In bijlage 5 vindt u het volledige onderzoek.
 
De aanleiding voor het bodemonderzoek is voorgenomen woningbouw op het terrein. Bij het
verkennend en aanvullend bodemonderzoek in 2009 zijn sterk verhoogde gehalten aan koper,
lood en zink aangetroffen ter plaatse van boring 402. De verontreiniging is in het verkennend
onderzoek niet volledig in beeld gebracht. Het nader bodemonderzoek heeft tot doel de omvang
en de ernst van de verontreiniging te bepalen.
 
Het nader onderzoek is uitgevoerd conform het protocol NTA 5755.
 
Resultaten
 
Zintuiglijke waarnemingen
Op de onderzoekslocatie is op een aantal plaatsen bovenvreemd materiaal in de grond
aangetroffen. Dit bodemvreemde materiaal is deels aangetroffen in het stortgat in de bodemlaag
van 1-3 meter beneden maaiveld.

Ter plaatse van de afgebrande school zijn bijmengingen met bodemvreemde materialen in de
bovengrond (0-0,5 m-mv en zeer plaatselijk tot 1 m-mv) aangetroffen. Deze bodemvreemde
materialen zijn zeer waarschijnlijk afkomstige van de afgebrande school.
Chemische resultaten
De grond rondom boring 402, waarover eerder is geconcludeerd dat er sprake is van een geval
van ernstige bodemverontreiniging, is verontreinigd boven interventiewaarde met koper, lood en
zink in een traject van 1 tot 3 m -mv. De grond beneden 3 m -mv is visueel en analytisch schoon
gevonden. De verontreiniging is gerelateerd aan de aanwezigheid van bodemvreemd materiaal.
De bovengrond is niet verontreinigd met koper, lood en zink of andere geanalyseerde
parameters.
 
Conclusie
 
Op basis van de onderzoeksresultaten is de omvang van de verontreiniging nader in beeld
gebracht. De verontreiniging, gerelateerd aan het aangetroffen bodemvreemde materiaal van het
voormalige stortgat, is aangetroffen over een oppervlakte van circa 3.000 m2 en een gemiddelde
dikte van 2 meter. Het volume verontreinigde grond betreft hiermee circa 6.000 m3. Het
grondwater is niet verontreinigd. De verontreiniging is verticaal afgeperkt tot een diepte van 3 m mv.
 
Op het oostelijk terreindeel, waar in het verleden een school heeft gestaan welke is afgebrand, is
bodemvreemd materiaal aan maaiveld of op een diepte van circa 0,5 m -mv aangetroffen. Deze
grond is echter niet verontreinigd. In de zintuiglijk schone bovengrond zijn geen verhoogde
gehaltes van koper, lood en zink aangetroffen.
 
De verontreiniging bij het stortgat leidt niet tot onaanvaardbare humane, ecologische of
verspreidingsrisico's bij het toekomstige gebruik. Omdat de verontreiniging zich dieper dan
1 m -mv bevindt vormt de verontreiniging geen belemmering voor het toekomstige gebruik.
 
Aanbevelingen
 
In de Circulaire bodemsanering zijn de milieuhygiënische eisen beschreven waaraan een locatie
moet voldoen om geschikt te zijn voor de bodemgebruiksfunctie 'Wonen met tuin'. Deze eisen
bestaan uit een leeflaag van één meter dikte met een kwaliteit die past binnen de kwaliteitsklasse
'Wonen'. Op basis van de onderzoeksresultaten bevindt de aangetroffen verontreiniging zich
dieper dan 1 m-mv en voldoet de kwaliteit van de bodemlaag van 0-1 m-mv ten minste aan
kwaliteitsklasse wonen. De locatie is in de huidige situatie dan ook geschikt voor de
gebruiksfunctie 'Wonen met tuin'.

Om de aanwezigheid van sterk verhoogde gehaltes van koper, lood en zink in de ondergrond
vast te leggen op de toekomstige percelen met woningen, wordt aanbevolen een beschikking
Ernst en Spoed aan te vragen. Hierin wordt vastgelegd dat er een verontreiniging aanwezig is
maar dat deze niet tot risico's leidt. In de beschikking kunnen tevens gebruiksbeperkingen
worden vastgelegd voor graafwerkzaamheden dieper dan 1 m -mv. Daarnaast wordt de
verontreiniging kadastraal vastgelegd.

Ter plaatse van de afgebrande school zijn bodemvreemde materialen aanwezig in de
bovengrond. De bodemlaag waarin deze bodemvreemde materialen voorkomen is
milieuhygiënisch niet verontreinigd. Vanuit het kader van de Wet bodembescherming vormt de
aanwezigheid de bodemvreemde materialen dan ook geen belemmering voor de gewenste toekomstige functie. Vanuit civieltechnische overwegingen kan de aanwezigheid van
bodemvreemde materialen wel onwenselijk zijn. Aanbevolen wordt voor aanvang van de
bouwwerkzaamheden ter plaatse van de afgebrande school de bovengrond te zeven om het
bodemvreemde materiaal te verwijderen.
3.9 Luchtkwaliteit
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
 
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de ‘Wet luchtkwaliteit’ geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
 een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
 een project ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de luchtverontreiniging (<3% van de jaargemiddelde grenswaarde);
 een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.
 
In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De achtergrondconcentraties van deze twee stoffen liggen het dichtst bij de grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer, behorende bij titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. Overschrijdingen van de grenswaarden van de andere genoemde stoffen komen in Nederland nagenoeg niet voor.
 
Conform voorschrift 3B.2 van bijlage 3b van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' draagt een bouwplan niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit wanneer het plan niet voorziet in de bouw van meer dan 1500 woningen. Hierbij wordt over het algemeen uitgegaan wordt van een kengetal van 5 verkeersbewegingen per woning. Dit betekent dat een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit wanneer als gevolg van het plan de toename minder dan 7500 verkeersbewegingen bedraagt.
 
Gezien het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het project zonder nader onderzoek doorgang vinden. Zie voor het volledige onderzoek bijlage 6.
3.10 Geur
Bedrijven waarvan de activiteiten leiden tot geuremissie komen in de omgeving van de projectlocatie niet voor.
3.11 Ammoniak en veehouderij
De Wet ammoniak en veehouderij regelt de bescherming van kwetsbare natuur tegen de inwerking van ammoniak. Bij gebrek aan veehouderijen in de omgeving van de locatie is dat hier niet aan de orde
3.12 Lichthinder
Omdat het plangebied recht tegenover het sportterrein van DVS'33 ligt is er een lichtmeting uitgevoerd door Lichtconsult.nl (bijlage 7). De zichtbare lichtstraling van de schijnwerpers bij de sportvelden van de voetbalvereniging DVS'33 is gemeten vanaf drie relevante posities op de terreingrens.
 
Doel van de metingen
Het doel van de metingen is om door een lichthinderonderzoek, inclusief de lichtmetingen op locatie, vast te stellen of er sprake is van een grensoverschrijdende vorm van lichthinder. Voor de behandeling van lichthinder en de grenswaarden zijn in de toelichting op het Activiteitenbesluit de richtlijnen van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV) vermeld.
 
De meetgegevens zijn verwerkt en de resultaten getoest aan de NSVV-richtlijnen. Hieruit is duidelijk geworden dat de grenswaarde voor de verticale verlichtingssterkte Ev in lux op alle drie de posities wordt overschreden. Dit betreft de grenswaarde van 10 lux voor de dag- en avondsituatie. De grenswaarde voor lichtsterkte in candela van elke schijnwerper afzonderlijk is in de dag- en avondsituatie 10.000 candela. Deze wordt in de actuele situatie vanuit de drie meetposities in totaal zes gevallen overschreden. Wanneer volgens algemeen gebruik de verlichting na 23.00 uur is uitgeschakeld, zijn de grenswaarden die voor de nacht gelden niet relevant.
 
De lichtinstallatie is te verbeteren met nieuwe, zorgvuldig te kiezen armaturen. Daarbij moeten lichtberekeningen gemaakt worden die lichthinder voor de toekomstige bewoners van Groevenbeek Noord voorkomt.
 
Er dien opgemerkt te worden dat de metingen gedaan zijn aan de randen van de sportvelden.
 
Bij regulier onderhoud wordt bekeken of de lichtmasten kunnen worden voorzien van andere armaturen waardoor er geen sprake meer is van lichthinder volgens de richtlijnen van NSVV.  
3.13 Bezonning
Er is onderzocht welke effecten de nieuwe woningen hebben op de omgeving ten aanzien van bezonning. In bijlage 8 vindt u het onderzoek. Uit het onderzoek blijkt dat de schaduwwerking van de nieuwe woningen geen nadelig effect hebben op de bestaande woningen aan de Retriefstraat.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Uitgangspunten
De gemeente heeft in 2010 een studie gedaan naar de vraag of het mogelijk is om op de locatie Groevenbeek Noord goedkope woningen te kunnen realiseren. De gronden zijn in eigendom van de gemeente en het terrein ligt al jarenlang braak. De studie wees uit dat het mogelijk was om circa 35 tot 45 woningen te realiseren.
 
De gemeente Ermelo gaat voor een duurzame ontwikkeling van Groevenbeek Noord. Zij heeft zichzelf ten doel gesteld om energieneutraal te zijn in 2035. Deze ontwikkeling biedt de kans om aan deze doelstelling verder vorm te geven. Daarnaast is voor de gemeente van belang dat er goedkope woningbouw wordt gerealiseerd. De vraag ligt vooral in het goedkope en middensegment van grondgebonden woningen.
 
De locatie ligt ingeklemd tussen de sportvelden van DVS, het Christelijk College Groevenbeek en Wijk Zuid. De locatie vormt de noordpunt van het landgoed Groevenbeek, het landhuis ligt veel zuidelijker tegen de gemeentegrens met Putten aan. Maar desalniettemin was het gebied onderdeel van het landgoed.
 
Hetgeen heeft geleid tot de naam Groevenbeek Noord.
4.2 Stedenbouwkundige opzet
De gemeente heeft als ambitie om een duurzame woonwijk te realiseren. Deze ambitie is vertaald in het stedenbouwkundig ontwerp alsmede in de architectuur.
   
    
Figuur 3: stedenbouwkundig plan Groevenbeek Noord.
 
Er is gekozen voor een heldere en eenvoudige stedenbouwkundige opzet. De bouwblokken zijn in oostwestelijke richting gesitueerd. Dit levert een ideale zongerichte verkaveling op. De woningen zijn met de voorzijde naar het noorden gericht. De achterzijde van de woningen zijn naar het zuiden gericht.
 
De bouwblokken zijn zo gepositioneerd dat er een speelse vingerstructuur ontstaat, dat zich als het ware losmaakt van de verkavelingsvorm van Wijk Zuid. Het wijkje krijgt daardoor een eigen karakter, maar de openbare ruimte legt een verbinding. Tussen de bouwblokken is op een haast natuurlijke wijze een openbare buitenruimte aangelegd. Deze groene buitenruimte sluit aan op de omgeving van de Retiefstraat. De buitenruimte heeft zowel een functionele als ruimtelijke relatie met deze omgeving.
 
De functionele relatie komt bij voorkeur tot uitdrukking in het watersysteem. Het systeem van waterberging en opvang sluit aan op het schoolterrein en als het kan ook op de omgeving aan de Retiefstraat. De ruimtelijke relatie komt voort uit de landschappelijke inpassing van het plan. Het plan sluit namelijk aan op bestaande fiets-/ voetpaden aan de noordwest- en zuidoostzijde van het gebied. 
 
De weg is als een ‘parkway’ langs de blokken gelegd. Vanuit deze weg is er een padenstructuur naar de woningen gelegd. Deze padenstructuur sluit aan de bestaande fiets- en voetpaden aan de noordwest- en zuidoostzijde van het gebied. Met veel zorgvuldigheid zijn de randen van het gebied vormgegeven. Aan
de noord- en westzijde worden veel bomen behouden.
 
Ruimtegebruik
Het bruto plangebied is ongeveer 1,8 hectare groot. Relatief veel buitenruimte is openbaar. Deze ruimte draagt bij aan het unieke karakter van deze betaalbare en duurzame wijk. Er is betrekkelijk weinig verharding in het gebied; zo is slechts circa 3800 m2verhard ten behoeve van autoverkeer, fietsers en voetgangers. In de ruimte tussen de nieuwe wijk en de bestaande bebouwing wordt in overleg met de bewoners een groene landschappelijk‘buffer’ gemaakt. Aan de oost- en noordzijde is een geluidscherm ontworpen dat eventuele geluid- lichthinder van het schoolterrein en de sportvelden tot een minimum moet beperken.
 
Verkeersstructuur en parkeren
Groevenbeek Noord is per auto bereikbaar over de Paul Krugerweg. Er komt een nieuwe ingang ter hoogte van het schelpenpad en de parkeerplaatsen bij de heide. Vanuit daar wordt de weg vervolgd langs de zuidkant van het schoolplein en westzijde van het school. De weg buigt dan af ten zuiden van de sportvelden van DVS en eindigt ter hoogte van het fietspad bij de Retiefstraat. De gehele weg krijgt een verzorgde uitstraling, een comfortabele entree van de buurt.Er is gekozen voor zo weinig mogelijk verharding. Er ligt slechts één autostraat door het plan. Aan deze straat wordt ook geparkeerd. De straat wordt door middel van een padenstelsel verbonden met de woningen. Deze paden verschillen van breedte. De paden naar de woning zijn circa 2 tot 2,5 meter breed. In het inrichtingsplan wordt het idee uitgewerkt of deze paden en de breedte geschikt kunnen worden gemaakt voor incidenteel laden en
lossen ten behoeve van de woning. Bijvoorbeeld bij een verhuizing of veel boodschappen. De woningen zijn allemaal binnen 90 meter over voetpaden te bereiken. Het huisafval kan worden aangeboden aan de rechterzijde van de weg.
 
Calamiteitenroute
Onderdeel van het padenstelsel is de calamiteitenroute. Dit pad is breder dan de andere paden namelijk 3 tot 3,5 meter. Dit pad is geschikt voor hulpdiensten.
 
Parkeren
Langs de weg liggen parkeerplaatsen op grasstenen. Er worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd. Deze zijn aan de hoofdweg gelegen. Er wordt een norm van 1,7 parkeerplaats per woning aangehouden, en dit getal geldt als richtlijn voor het totaal aantal parkeerplaatsen in het nader uit te werken inrichtingsplan.
    
Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels
5.1 Inleiding
Deze partiële herziening is een zelfstandig plan en bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding (plankaart). De regels en de verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk toelichtend en motiverend onderdeel van het plan.
 
Verbeelding
Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming de gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de plankaart aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden en bouwmogelijkheden zoals die in de bijhorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiks- en bouwmogelijkheden kunnen via een dubbelbestemming of aanduiding worden ingevuld.
   
Een aanduiding is een teken op de plankaart dat betrekking heeft op een vlak op die kaart. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken.
 
Regels
De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken.
 
1.Inleidende regels.
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. In artikel 2 is de wijze bepaald waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
 
2. Bestemmingsregels.
In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.
 
3.Algemene regels.
In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een antidubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, eventuele algemene afwijkings- en wijzigingsregels, regelingen ten aanzien van regels voor het uitvoeren van werken en algemene procedureregels.
 
4. Overgangs- en slotregels.
In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
5.2 Nadere toelichting op de regels
Groen
Deze bestemming omvat de groenvoorzieningen, waarbij paden en andere verhardingen, geluidswal, speelvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen eveneens zijn toegestaan. Parkeren wordt niet in de bestemmingsomschrijving genoemd en valt dus aan te merken als strijdig gebruik. Parkeervoorzieningen zijn daarom alleen mogelijk in de bestemmingen Verkeer – Verblijfsgebied. De verbeelding is afgestemd op dit uitgangspunt.
 
Gemengd
Aan de westkant van het plangebied komt een gebouw met voorzieningen voor gemeenschappelijk gebruik (stroom- en watervoorzieningen). In dit gebouw wordt het stookhuis gevestigd t.b.v. de warmtekoudevoorzieningen. 
 
Wonen
Op gronden met de bestemming Wonen mogen de hoofdgebouwen (woningen) alleen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd. In de planopzet is ervoor gekozen om de rijwoningen door middel van het aantal toegestane woningen expliciet op de verbeelding aan te duiden. Ten aanzien van de situering van de woningen geldt, dat de deze zijn begrensd door het bouwvlak.
 
Voor de hoofdgebouwen moeten de op de verbeelding opgenomen aanwijzingen ten aanzien van de goot- en bouwhoogte in acht genomen worden.
 
In een specifiek gebruiksvoorschrift zijn regels opgenomen ten aanzien van de zogenaamde "aan huis verbonden beroepen". Het gedeeltelijke gebruik van een woning voor een aan huis verbonden beroep is krachtens de jurisprudentie "standaard" toegestaan. In die zin voegt het specifieke gebruiksvoorschrift dus niets toe aan de gebruiksmogelijkheden van de woonhuizen. Wel geeft het aan, binnen welke kaders een dergelijk gebruik kan worden toegestaan. Dit biedt enerzijds waarborgen voor de omwonenden en anderzijds duidelijkheid voor hen die van deze mogelijkheid gebruik willen maken. Deze lijst is aan de voorschriften toegevoegd als de bijlage ‘Lijst van niet publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis’.
 
Verkeer en verblijf
Deze bestemming omvat de verkeersvoorzieningen, waarbij wegen, paden, parkeerplaatsen en andere verhardingen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen eveneens zijn toegestaan. De verbeelding is afgestemd op dit uitgangspunt.
 
Maatschappelijk
Deze bestemming is van toepassing op het terrein van Christelijk College Groevenbeek.
 
 
Hoofdstuk 6 Financiële uitvoerbaarheid
6.1 Economische uitvoerbaarheid
De gemeente is eigenaar van de gronden in dit plangebied. Het voornemen is dat de gemeente de grond zal verkopen aan de projectontwikkelaar die de woningen zal realiseren. Hierdoor blijft de rol van de gemeente in beginsel beperkt tot een voorwaardenscheppende. De gemeente treedt niet op als risicodragend exploitant. De plankosten zullen worden gegenereerd uit de grondopbrengsten.
 
De economische haalbaarheid staat dan ook niet ter discussie
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak en overleg
In verband met het bepaalde in 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan bekend gemaakt.
 
Vooroverleg
 
Provincie Gelderland
Het initiatief is in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voorbesproken met de provincie Gelderland. De provincie kan instemmen met het initiatief over inrichting van het plangebied met een duurzame woonfunctie.
 
Waterschap
In het overleg met het waterschap is het initiatief voorgelegd met het Waterschap Vallei en Veluwe. Vanuit het Waterschap zijn geen belemmeringen benoemd ten aanzien van de uitvoering van het plan.
 
 
7.2 Zienswijzen ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerp bestemmingsplan is conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht 6 weken ter inzage gelegd. Op het ontwerp bestemmingsplan zijn drie zienswijzen binnengekomen. De zienswijzen zijn beantwoord in de Nota van zienswijzen, deze is als bijlage 9 opgenomen. De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Voor de details wordt verwezen naar de Nota van Zienswijzen.