Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Groevenbeek Noord
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0233.BPgroevenbeeknoord-0401
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan Groevenbeek Noord met identificatienummer NL.IMRO.0233.BPgroevenbeeknoord-0401 van de gemeente Ermelo.
1.2 bestemmingsplan
De geometrich bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels
worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan huis verbonden bedrijf
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 additionele voorzieningen
voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie. Gedacht kan worden aan openbare waterkraan, stroomvoorziening en andere vergelijkbare voorzieningen.
1.7 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 bebouwingspercentage
de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;
1.9 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.10 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.12 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk.
1.13 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.14 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.15 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
1.16 bouwperceelsgrens
grens van een bouwperceel
1.17 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.18 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.19 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.20 eerste verdieping
tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, boven de eerste bouwlaag;
1.21 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.22 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.23 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
1.24 hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de
geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het
perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.25 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.26 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.27 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de om-vang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.28 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met 
meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet
worden aangemerkt;
1.29 woning
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1 het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel
de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden
opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met
uitzondering van parkeerkelders;
2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.3 de breedte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;
2.1.4 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.1.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.7 lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren;
2.1.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.9 het bebouwingspercentage
de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten;
2.1.10 de vloeroppervlakte
tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten;
2.1.11 afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakterras- en balkonhekjes, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt en met dien verstande dat voor luifels, erkers en balkons geldt dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare ruimten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
de voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. nutsaansluitingen;
  2. stookhuis;
  3. duurzame energievoorziening;
  4. geluidwerende voorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal';
  5. additionele voorzieningen.
met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, voetpaden, groenvoorzieningen en voorzieningen voor de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op de voor 'Gemengd' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
3.2.2 Gebouwen
Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. een gebouw mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  3. een gebouw mag niet plat worden afgedekt maar wordt voorzien van een kap met een dakhelling van niet minder dan 25º en niet meer dan 60º;
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
  1. bij pergola's en soortgelijke constructies 3 m;
  2. bij palen en masten, zoals vlaggenmasten 8 m;
  3. bij erfafscheidingen op het voorerf 1 m;
  4. bij overige erfafscheidingen 1 m;
  5. bij overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m;
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
  1. de versterking en bescherming van groene waarden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. geluidwerende voorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal';
 
met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, bermen en beplanting, nutsvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
 
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, uitgezonderd in de artikel 4.2.2. genoemde erker.
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van de gebouwen gelden de volgende regels:
  1. Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 6.1 omschreven bestemming ten behoeve van tot gebouwen behorende erkers mits:
  • de overschrijding niet meer bedraagt dan 1m;
  • de hoogte van de erkers niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het gebouw;
  • de breedte van de erkers niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw. 
 
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
 
Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
 
  1. op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in artikel 4.1. omschreven bestemmingen met een maximale hoogte van 3,5 meter, behoudens lantaarnpalen hiervoor geldt een maximale hoogte van 4 meter.

Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
  1. maatschappelijke voorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding en groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.
  
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
 
  1. op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in de artikel 5.1 omschreven bestemming met een maximale bouwhoogte van 3 meter, behoudens lantarenpalen hiervoor geldt een maximale hoogte van 4 meter.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
  1. wegen met hoofdzakelijk een functie voor de ontsluiting van de aanliggende percelen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, bermen, groen- en parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.
 
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
 
Op de voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.
6.2.2 Bouwwwerken geen gebouwen zijnde
 
Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
 
  1. op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van de in artikel 6.1. omschreven bestemmingen met een maximale hoogte van 3 meter, behoudens lantaarnpalen hiervoor geldt een maximale hoogte van 4 meter.
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
  1. wonen in woonhuizen; 
  2. ruimte voor een aan huis gebonden beroep dan wel voor een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in de Lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis.  
met bijbehorende tuinen en erven.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
7.2.2 Hoofdgebouwen
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
 
  1. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. een woonhuis moet in een rij worden gebouwd;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt dat het aantal te bouwen woonhuizen niet meer mag bedragen dan dit aantal, met dien verstande dat de voorgevel ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" dient te worden gebouwd;
  4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte;
  5. een hoofdgebouw mag niet plat worden afgedekt maar wordt voorzien van een kap met een dakhelling van niet minder dan 50º en niet meer dan 60º;
  6. het is niet toegestaan om hoofdgebouwen te splitsen in meerdere woningen;
7.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen gelden de volgende regels:
 
  1. een aanbouw, uitbouw en bijgebouwen mogen worden gebouwd over maximaal 40% van de voorgevelbreedte van het hoofdgebouw;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15m²;
  3. de goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m bedragen;
  4. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 m bedragen;
7.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
 
Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
  1. bij pergola's en soortgelijke constructies 3 m;
  2. bij palen en masten, zoals vlaggenmasten 8 m;
  3. bij erfafscheidingen op het voorerf 1 m;
  4. bij overige erfafscheidingen 1 m;
 
7.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag stelt de nadere eis dat de bouwwerken moeten voldoen aan het
beeldkwaliteitplan 'Groevenbeek Noord' dat als bijlage bij deze regels is gevoegd.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken goothoogte
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7 lid 2.2 sub d voor het verhogen van de goothoogte met maximaal 1 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
 
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Aan huis gebonden beroep en bedrijf
 
Een aan huis gebonden beroep respectievelijk een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in de Lijst van niet publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, is toegelaten met dien verstande dat:
 
  1. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woonhuis tot een maximum van 30 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep dan wel bedrijf. Daarbij mogen tevens bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf;
  2. de uitstraling van de woning intact blijft;
  3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  5. geen detailhandel is toegestaan;
  6. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
 
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Ondergronds bouwen
Ondergrondse bebouwing is uitsluitend toegestaan daar waar op grond van dit bestemmingsplan gebouwen mogen worden gebouwd, met een diepte van maximaal één bouwlaag. In die gevallen dat een bestaand ondergronds bouwwerk, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, in afwijking hiervan is gebouwd, geldt die situering en diepte ter plaatse als maximale bouwmogelijkheid.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
 
10.1 Seksinrichting
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
10.2 Evenementen, festiviteiten en manifestaties
Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt niet begrepen het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling is vereist en deze is verleend.
10.3 Stort-/opslagplaats
Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
 
11.1 Afwijkingsbevoegdheid
In afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:
  • de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 2% van die maten, afmetingen en percentages;
  • de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 25 m, met dien verstande dat voor zendmasten geldt dat aangetoond dient te zijn dat plaatsing op een gemeentelijke voorkeurslocatie niet mogelijk is;
  • de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • schotelantennes;
    • gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de (verlengde) bouwvlakgrens met niet meer dan 1,0 m wordt overschreden;
  • het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van het (weg-, spoorweg-, of water-) verkeer en de waterhuishouding of ten dienste van het openbaar nut - met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen -, mits deze bouwwerken geen grotere oppervlakte dan 15 m² en geen grotere goothoogte dan 3 meter hebben;         
  • van de in het plan aangegeven bestemmingsgrens, van het beloop of het profiel van een weg, alsmede van de vorm van bouwvlakken voor zover zulks bij de definitieve uitmeting, bij de verkaveling of bij de nadere detaillering noodzakelijk en/of wenselijk is, mits de genoemde afwijkingen niet meer van 2% bedragen.
11.2 Afwegingskader
De in artikel 11 lid 1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale en/of externe veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.  
Artikel 12 Algemene procedureregels
12.1 Nadere eis
  1. Op de voorbereiding van het besluit tot het stellen van een nadere eis, zoals bepaald in  voorliggend bestemmingsplan, is de volgende procedure van toepassing:
    1. het ontwerpbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende een periode van twee weken voor een ieder ter inzage;  
    2. van de terinzagelegging wordt van te voren kennisgeving gedaan in een dag-, nieuwsof huis-aan-huisblad;
    3. gedurende de termijn van terinzagelegging kan een belanghebbende zijn of haar zienswijze tegen het voornemen tot het stellen van een nadere eis schriftelijk indienen bij het bevoegd gezag;
    4. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenenomkleed.
 
  1. Het bepaalde in lid a, sub 2, kan achterwege blijven, indien door middel van een al dan niet op naam gestelde kennisgeving aan de omwonenden en/of andere belanghebbenden het beoogde doel kan worden bereikt.
12.2 Afwijking
Met een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1 sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. De procedureregels zoals bepaald in de Wabo zijn van toepassing op de afwijking.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Voor een besluit tot een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden geldt de voorbereidingsprocedure zoals genoemd in de Wabo.
Artikel 13 Overige regels
 
13.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  3. de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 14 Overgangsrecht
 
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 14 lid 1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 14 lid 1.1 met maximaal 10%.
14.1.3 Uitzondering
artikel 14 lid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
14.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
14.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14 lid 2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
14.2.4 Uitzondering
artikel 14 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Groevenbeek NoordAldus vastgesteld in de raadsvergadering van 13 februari 2014.
  
Griffier,