direct naar inhoud van Regels
Plan: De Driesprong Ermelo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BPdedriesprong-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "De Driesprong Ermelo" met identificatienummer NL.IMRO.0233.BPdedriesprong-0401 van de gemeente Ermelo.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 de verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis gebonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend, of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden.

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.14 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 carport:

een overkapping bestemd voor het overdekt stallen van motorvoertuigen.

1.20 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen.

1.23 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

1.24 eerste verdieping:

tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, boven de eerste bouwlaag.

1.25 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.26 erker:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.27 evenementen:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve, en/of sportieve, of een daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke.

1.28 extensieve dagrecreatie:

vormen van recreatief medegebruik, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 gevellijn:

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de voorgevelzijde van een gebouw aanduidt.

1.31 halfvrijstaande woning:

een woning van het type twee-aaneen gebouwd.

1.32 hoekerker:

een erker op de hoek van een gebouw.

1.33 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.34 huishouden:

één, of meerdere personen, die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn.

1.35 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie.

1.36 kap:

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65° tenzij in de regels en / of de plankaart een andere regeling is opgenomen in welk geval die regeling geldt.

1.37 landschapswaarde:

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch opzicht.

1.38 lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis.

1.39 maaiveld:

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.

1.40 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociale, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, medische voorzieningen waaronder huisartsen, dierenartsen, tandartsen en fysiotherapie, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie – met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren – en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, wonen in bijzondere woonvormen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.41 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan
een hulpbehoevende, door personen uit diens directe omgeving waarbij het verlenen
van ondersteuning rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke
zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger zelf aangeeft in staat te zijn deze ondersteuning te verlenen.

1.42 natuurwaarden:

de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden.

1.43 nutsvoorzieningen:

gebouwde dan wel ongebouwde voorzieningen ten behoeve van algemene nutsdoeleinden zoals de watervoorziening, afval, energievoorziening of het (tele)communicatieverkeer.

1.44 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.45 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.46 perceelsgrens:

de grens van een (bouw)perceel.

1.47 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.48 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.49 sociale huurwoning:

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd.

1.50 sociale koopwoning:

koopwoning met een koopprijs vrij op naam van ten hoogste € 200.000,- waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor een in de verordening vastgesteld tijdvak van ten minste een jaar en ten hoogste tien jaar na ingebruikname is verzekerd.

1.51 staat van bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.52 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstobjecten, gedenktekens, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's, vlaggenmasten, en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.

1.53 verdieping:

de bouwlagen boven de bouwlaag op de begane grond.

1.54 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door het college aan te wijzen gevel.

1.55 voorgevelrooilijn:

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van - een deel van de - voorgevels van de bestaande bebouwing.

1.56 woning:

een gebouw of een gedeelte daarvan, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 bebouwingspercentage:

het oppervlakte aan gebouwen gedeeld door het oppervlakte van het bouwvlak tenzij dat in de regels anders is bepaald. In dat laatste geval telt de wijze van meten zoals die dan is gegeven.

2.1.2 de breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.1.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.4 de diepte van een woning:

de buitenwerks gemeten afstand tussen de voorgevel en de achtergevel van het hoofdgebouw van de woning.

2.1.5 de verticale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, verticaal gemeten vanaf het peil tot aan het diepste punt van het gebouw.

2.1.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.8 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.1.10 afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.1.11 de hoogte van een windturbine.

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen:

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt.

2.3 Uitzondering goothoogte:

Een hogere goothoogte dan is voorgeschreven in deze regels is toegestaan, mits in de vorm van een terugwijkende hogere goot die niet uitsteekt boven het denkbeeldige dakvlak geprojecteerd vanaf de maximaal toegelaten goothoogte met een dakhelling van 55° of de lagere dakhelling als die is voorgeschreven in deze regels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. behoud van landschaps- en natuurwaarden;
  • c. extensieve dagrecreatie;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. in- en uitritten en ontsluitingsvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. vleermuiskasten, en nestkasten voor eekhoorns;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 meter.
  • b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 meter.

Artikel 4 Dienstverlening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf =1' (bedrijf van categorie 1 tevens voor bedrijven tot en met de milieucategorie 1 van Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 4.1);
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' voor kantoren;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' voor maatschappelijke voorzieningen;
  • e. vleermuiskasten, en nestkasten voor eekhoorns;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van warmte-/koude opslag, pv-panelen (zonnepanelen), water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. een hoofdgebouw moet worden voorzien van een dak met een kap voorzien met een dakhelling van niet minder dan 25° en niet meer dan 60°.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, mag niet minder dan 2 meter bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw bedraagt maximaal 15% van de perceelsgrootte.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. bij pergola's en soortgelijke constructies 3 meter;
  • b. bij palen en masten, zoals vlaggenmasten 8 meter;
  • c. bij erfafscheidingen op het voorerf 1 meter;
  • d. bij overige erfafscheidingen 2 meter;
  • e. bij overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 meter.

4.2.5 Parkeernormen motorvoertuigen

Bij nieuw- of verbouw dient de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen, zoals weergegeven in artikel 13, lid 13.2 Parkeernormen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, nokrichting, dakvorm, gevelindeling, gevelbreedte, en parcelering van hoofdgebouwen, ten behoeve van:

  • a. het behoud van de dorpse bebouwingskarakteristiek ter plaatse;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. het beschermen van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid.

4.4 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1, onder b, voor de bouw van gebouwen ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf dat niet is genoemd in de Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 4.1) dan wel daarin is genoemd in één milieucategorie hoger dan de toegestane milieucategorie, mits dat bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 4.1, onder b, op die locatie toegestane bedrijven.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Parkeernormen motorvoertuigen

De regels voor de parkeernormen voor ten behoeve van het gebruik van deze bestemming zijn beschreven in artikel 13, lid 13.2 Parkeernormen.

4.6 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1, onder b, ten behoeve van de vestiging van een bedrijf dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf dat niet is genoemd in de Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 4.1) dan wel daarin is genoemd in één milieucategorie hoger dan de toegestane milieucategorie, mits dat bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de volgens lid 4.1, onder b, op die locatie toegestane bedrijven.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van Burgemeester en Wethouders is op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen binnen de bestemming 'Dienstverlening' door:

  • a. het toevoegen van de bestemming 'Wonen' op het perceel Hamburgerweg 193.
  • b. de wijzigingsbevoegdheid, zoals genoemd in lid 4.7, onder a, mag slechts worden uitgeoefend, indien:
    • 1. het aantal woningen past binnen het provinciale, regionale, en gemeentelijke woonbeleid.
    • 2. er kan worden voldaan aan de vastgestelde parkeernormen van de gemeente Ermelo, overeenkomstig de "Nota Parkeernormen" (vastgesteld d.d. 8 juni 2017) en het "bestemmingsplan Parkeernormen" (vastgesteld d.d. 8 juni 2017).
    • 3. de bouwregels van artikel 4, lid 4.2 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsplan.
    • 4. en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • het waterbeheer;
      • de sociale veiligheid;
      • de externe veiligheid;
      • de brandveiligheid;
      • de milieusituatie;
      • de cultuurhistorische waarde van het perceel en het pand Hamburgerweg 193 (status van gemeentelijk monument);
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de versterking en bescherming van groene waarden;
  • b. in- en uitritten ten behoeve van naastgelegen percelen, uitsluitend in de bestemming 'Groen' langs de Van Strijlandweg; in de overige delen met de bestemming 'Groen' zijn geen in- en uitritten toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'pad' voor de aanleg en de instandhouding van een pad;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal' de instandhouding van een houtwal en de instandhouding van de bestaande bomen;
  • e. vleermuiskasten, en nestkasten voor eekhoorns;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden, nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van warmte-/koude opslag, water, en voorzieningen voor de waterhuishouding.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Groen' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen (maximaal 2 rijstroken);
  • b. vleermuiskasten, en nestkasten voor eekhoorns;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijde, wegen en paden, bermen, groen- en parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen t.b.v. warmte-/koudeopslag, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor "Verkeer" bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten mag maximaal 10 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

6.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
    • 1. lid 6.2.2, onder a, voor een bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten tot maximaal 12 meter.

 

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woningen, waarbij een maximum aantal woningen zijn toegestaan overeenkomstig de aanduidingen 'maximum aantal wooneenheden', zoals aangegeven op de verbeelding, en waarbij in elk geval het maximum van 73 woningen voor het gehele plangebied niet wordt overschreden;
  • b. de woningen die zijn bestemd volgens lid 7.1, onder a, kunnen 'aaneengebouwd', 'twee-aaneen', en/of 'vrijstaand' worden gebouwd, op de plaats(en) waar de aanduidingen 'aaneengebouwd', 'twee-aaneen', en 'vrijstaand', op de verbeelding zijn aangegeven;
  • c. van de woningen die zijn bestemd volgens lid 7.1, onder a, kunnen 12 woningen als gestapeld worden gebouwd, daar waar de aanduiding 'gestapeld' op de verbeelding is aangegeven;
  • d. het aantal woningen dat 'aaneengebouwd' mag worden, is gelimiteerd tot maximaal het aantal dat bij de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' op de verbeelding is aangegeven;
  • e. ruimte voor een aan huis gebonden beroep dan wel voor een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in de Bijlage 1 Lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidscherm' een geluidscherm (waarbij de voorwaardelijke verplichting van artikel 7, lid 7.2.7 van toepassing is);
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'pad' voor de aanleg en de instandhouding van een pad (waarbij de voorwaardelijke verplichting van artikel 7, lid 7.5.2 van toepassing is);
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom' voor de instandhouding van beeldbepalende bomen;
  • i. vleermuiskasten en nestkasten voor eekhoorns;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, privésportvoorzieningen zoals zwembaden en tennisbanen, nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van warmte-/koude opslag, pv-panelen (zonnepanelen), water en voorzieningen voor de waterhuishouding, en tuinen en erven.

 

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming.

7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal te bouwen woningen mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding niet meer bedragen dan het aantal dat aldaar op de verbeelding is opgenomen;
  • c. daar waar de aanduiding 'aaneengebouwd', 'twee-aaneen', en/of 'vrijstaand' op de verbeelding is aangegeven, mag een woning aaneengebouwd, twee-aaneen, en/of vrijstaand worden gebouwd;
  • d. van het aantal woningen, die mogen worden gebouwd volgens lid 7.1, onder a, kunnen 12 gestapelde woningen worden gebouwd daar waar de aanduiding 'gestapeld' op de verbeelding is aangegeven;
  • e. het maximum aantal aaneen te bouwen woningen is het aantal dat volgens de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' op de verbeelding is aangegeven;
  • f. de maximale diepte van een woning is het aantal meters dat bij de aanduiding 'maximum diepte' op de verbeelding is aangegeven;
  • g. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven;
  • h. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven;
  • i. een hoofdgebouw dient te worden gebouwd met een dak in de vorm van een kap;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidscherm' kan een geluidscherm worden gebouwd;

7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

Bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 1 meter bedragen, tenzij het (hoek-)erkers betreffen over maximaal de halve gevelbreedte van het hoofdgebouw, waarvoor geldt dat deze zijn toegestaan tot een afstand van 1 meter vóór de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw bedraagt maximaal:
    • 1. 15% van de perceelsgrootte voor percelen kleiner dan 500 m2;
    • 2. 100 m2 voor percelen groter dan of gelijk aan 500 m2;
    • 3. 150 m2 voor percelen groter of gelijk aan 1.000 m2;
    • 4. 200 m2 voor percelen groter of gelijk aan 3.000 m2;

met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het achtererf maximaal 50% bedraagt.

  • c. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw minus 2 meter;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 5 meter bedragen.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. bij pergola's en soortgelijke constructies 3 meter;
  • b. bij palen en masten, zoals vlaggenmasten 8 meter;
  • c. bij erfafscheidingen op het voorerf 1 meter;
  • d. bij overige erfafscheidingen 2 meter;
  • e. bij overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 meter.

7.2.5 Parkeernormen motorvoertuigen

Bij nieuw- of verbouw dient de inrichting van de gronden zodanig plaats te vinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen, zoals weergegeven in artikel 13, lid 13.2 Parkeernormen.

7.2.6 Sociale woningbouw

Voor de gronden met de bestemming 'Wonen' geldt dat het aandeel van de woningen in de sociale sector (sociale huurwoningen) minimaal 20% en maximaal 40% bedraagt van het totaal aantal te bouwen woningen in het plangebied van dit bestemmingsplan.

7.2.7 Voorwaardelijke verplichting woningbouw nabij het garagebedrijf "Hamburgerweg 183"

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting' geldt, dat omgevingsvergunningen, als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder a, van de Wet algemene bepalingen (Wabo), voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van woningen, pas worden verleend, nadat akoestisch onderzoek heeft plaatsgevonden naar de geluidsoverlast door het garagebedrijf aan de Hamburgerweg 183, en nadat er maatregelen op grond van het genoemde akoestische onderzoek zijn genomen in de vorm van bijvoorbeeld het plaatsen van een geluidscherm op de plaats waar de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidscherm' op de verbeelding is aangegeven, danwel een andere maatregel, indien er een andere maatregel uit het akoestisch onderzoek volgt die het mogelijk maakt de gebouwen ten behoeve van woningen aldaar te bouwen.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering, nokrichting, dakvorm, gevelindeling, gevelbreedte en parcelering van hoofdgebouwen, ten behoeve van:

  • a. het behoud van de dorps bebouwingskarakteristiek ter plaatse;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. het beschermen van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken goothoogte

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.2, onder g. voor het verhogen van de goothoogte met maximaal 1 meter, mits geen onevenredige aantasting van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4.2 Afwijken maximale diepte van een woning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.2, onder f. voor een dieper hoofdgebouw van een woning dan op de verbeelding als 'maximum diepte' is aangegeven, tot een diepte van maximaal 13 meter voor gestapelde woningen.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Aan huis gebonden beroep en bedrijf

Een aan huis gebonden beroep respectievelijk een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in de Lijst van niet publiekgerichte bedrijven aan huis dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, is toegelaten met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woning tot een tot een maximum van 60 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep dan wel bedrijf. Daarbij mogen tevens bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m2 bedraagt;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' deze oppervlakte niet meer dan 140 m2 bedraagt;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • e. geen detailhandel is toegestaan;
  • f. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend.

7.5.2 Voorwaardelijke verplichting paden

Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de woningen op de locatie "De Driesprong" conform de bestemming 'Wonen', binnen het noordwestelijke bestemmingsvlak (ook wel genoemd de locatie Van Beek), is alleen toegestaan indien een pad op de plaats waar de aanduiding 'pad' op de verbeelding is aangegeven is gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Het betreffende pad behoeft echter geen doorlopend pad te zijn geheel achter de woningen aan de Heidelaan (huisnummers Heidelaan 7 t/m 17) langs, indien maar wel voldoende wordt gewaarborgd dat de bewoners aan de Heidelaan (huisnummers Heidelaan 7 t/m 17) via het pad de woonwijk "De Driesprong" kunnen bereiken en dat zij via het pad het bos (op de plaats volgens de bestemming 'Bos') kunnen bereiken.

7.5.3 Parkeernormen motorvoertuigen

De regels voor de parkeernormen ten behoeve van het gebruik van deze bestemming zijn beschreven in artikel 13, lid 13.2 Parkeernormen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan daar waar op grond van dit bestemmingsplan gebouwen mogen worden gebouwd, met een verticale diepte van maximaal één bouwlaag, waarvan de verticale diepte niet meer dan 3 meter mag bedragen.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Seksinrichting

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

10.2 Evenementen, festiviteiten en manifestaties

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt niet begrepen het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing, afwijking of vrijstelling is vereist en deze is verleend.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsplanbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  • e. de bestemmingsplanbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 25 meter, met dien verstande dat voor zendmasten geldt, dat aangetoond dient te zijn dat plaatsing op een gemeentelijke voorkeurslocatie niet mogelijk is;
  • f. de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. schotelantennes;
    • 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 4. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de (verlengde) bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden;
  • g. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen, en schotelantennes, en dergelijke, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2.

11.2 Afwegingskader

De in lid 11.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale en/of externe veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Algemene procedureregels

12.1 Procedure voor nadere eis
  • a. Op de voorbereiding van het besluit tot het stellen van een nadere eis, zoals bepaald in voorliggend bestemmingsplan, is de volgende procedure van toepassing:
    • 1. het ontwerpbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende een periode van twee weken voor een ieder ter inzage;
    • 2. van de terinzagelegging wordt van te voren kennisgeving gedaan in een dag-, nieuws of huis-aan-huisblad;
    • 3. gedurende de termijn van terinzagelegging kan een belanghebbende zijn of haar zienswijze tegen het voornemen tot het stellen van een nadere eis schriftelijk indienen bij het bevoegd gezag;
    • 4. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
  • b. Het bepaalde in lid a.2, kan achterwege blijven, indien door middel van een al dan niet op naam gestelde kennisgeving aan de omwonenden en/of andere belanghebbenden het beoogde doel kan worden bereikt.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Werking wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, tenzij in het plan anders is aangegeven.

13.2 Parkeernormen
13.2.1 Parkeernormen

Bij het gebruiken en / of bebouwen van gronden dient voldaan te worden aan de gemeentelijke parkeernormen (met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting) ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de bijhorende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading, zoals geregeld in de "Nota Parkeernormen" (vastgesteld d.d. 8 juni 2017) en in het "bestemmingsplan Parkeernormen" (vastgesteld d.d. 8 juni 2017). (Indien de beleidsregels volgens de "Nota Parkeernormen" gedurende de planperiode gewijzigd worden, wordt rekening gehouden met deze wijziging). Deze eis, volgens het onderhavige artikel 13, sublid 13.2.1, geldt als een voorwaardelijke verplichting.

13.2.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 indien het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en / of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en / of op overwegende bezwaren stuit. Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit geborgd is.

13.2.3 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in lid 13.2.1 indien het niet voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en / of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, op overwegende bezwaren stuit. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1.1 met maximaal 10%;

14.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan De Driesprong Ermelo.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van -------------------------------------------------------

De voorzitter, De griffier,

------------------------------------- ------------------------------------------