direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitenbrinkweg 65
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BPbuitenbrinkwg65-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitenbrinkweg 65 met identificatienummer NL.IMRO.0233.BPbuitenbrinkwg65-0401 van de gemeente Ermelo;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouwen:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 achtererfgebied:

erf achter de met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied evenwijdig gelegen lijn, die het hoofdgebouw raakt:

  • a. aan een niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel, op 1 m achter het snijpunt met de voorgevel, en
  • b. aan een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel, op het snijpunt met de achtergevel;
1.8 afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.9 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.10 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.11 antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in één of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. het onder a en b bedoelde geldt niet voor zover sprake is van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische procedure;
1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.17 bijbehordend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.18 bijgebouw:

een, niet voor bewoning bestemd, op zichzelf staand (al dan niet vrijstaand) gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.27 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.28 extensieve dagrecreatie:

vormen van recreatief medegebruik, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en naar aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.31 huishouden:

een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.32 inwoning:

het wonen in een woning door één of meer personen die geen deel uitmaken van het huishouden van de hoofdbewoner(s) van die woning, zonder dat sprake is van een voormalige meergeneratiewoning;

1.33 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.34 nutsvoorziening::

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.35 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.36 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.37 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.38 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.39 perceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.40 prostitutiebedrijf:

een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;

1.41 schuilgelegenheid:

een, niet voor bewoning bestemd, agrarisch bedrijfsgebouw, dat dient voor beschutting van vee tegen weersinvloeden;

1.42 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.43 twee aaneen gebouwde woningen:

twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd;

1.44 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.45 woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

1.46 zonnecollector:

een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 algemeen:

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.2 het bebouwde oppervlakte van een bouwperceel:

de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelders;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden (ondergeschikte) dakkapellen, dakopbouwen en dakverspringingen buiten beschouwing gelaten;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidsmuren;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.11 ondergeschikte bouwdelen:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakterras- en balkonhekjes, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt en met dien verstande dat voor luifels, erkers en balkons geldt dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare ruimten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bomenrij' voor het behoud en ontwikkeling van een bomenrij;
  • c. behoud en ontwikkeling van houtopstanden;
  • d. behoud van landschaps- en natuurwaarden;

met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

3.2 bouwregels

Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. de versterking en bescherming van groene waarden;
  • c. een boomgaard ter plaatse van de aanduiding 'boomgaard';

met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

4.2 bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor;

tuin, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, paden, water en voorzieningen voor waterhuishouding en erven en gebouwen ten dienste van naastgelegen bestemming;

5.2 bouwregels

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming en ten dienste van het naastgelegen hoofdgebouw.

5.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd in het achtererfgebied;
  • b. de bouwhoogte van overkappingen, pergola's en soortgelijke constructies bedraagt niet meer dan 3m;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op het voorerf bedraagt niet meer dan 1m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten en palen bedraagt niet meer dan 8m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3m.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontsluiting van de aanliggende percelen;
  • b. parkeervoorzieningen;

Met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, bermen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

6.2 bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming.

6.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend nutsvoorzieningen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3m;
  • c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15m2 per gebouw.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3m.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bedoeld voor:

  • a. wonen in een woning;
  • b. aan huis gebonden beroep tot een maximum van 60 m2;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, privésportvoorzieningen zoals zwembaden en tennisbanen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

7.2 bouwregels
7.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor 'Wonen'aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  • b. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen;
  • c. het is niet toegestaan woningen te splitsen in meerdere woningen;
7.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. het maximum aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met dien verstande dat twee vrijstaande woningen zijn toegestaan en twee aaneen gebouwde woningen;
  • b. de twee aaneen gebouwde woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'twee aaneen';
  • c. de maximale goothoogte van een woning bedraagt 4 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van een woning bedraagt 8 meter
  • e. de maximale inhoud van een vrijstaande woning bedraagt 750 m3;
  • f. de maximale inhoud van een twee aaneen gebouwde woning bedraagt 400 m3.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de vrijstaande woningen bedraagt 150 m2:
  • b. de vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de twee aaneen gebouwde woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw';
  • c. de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de twee aaneen gebouwde woningen bedraagt 75 m2 per woning;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak van de twee aaneen gebouwde woningen bedraagt maximaal 4 meter;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak van de twee aaneen gebouwde woningen bedraagt maximaal 8 meter; 
  • f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 3 meter;
  • g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 5 meter.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 meter;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 3 meter.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Aan huis gebonden beroep en bedrijf

Een aan huis gebonden beroep respectievelijk een aan huis gebonden bedrijf dat is genoemd in Bijlage 1 Bedrijf aan huis, dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, is toegelaten met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 30% van de bruto vloeroppervlakte van een woonhuis tot een maximum van 60 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep dan wel bedrijf, met dien verstande dat tevens bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits de gezamenlijke voor het aan huis gebonden beroep/bedrijf te gebruiken oppervlakte per woning inclusief bijbehorende bouwwerken niet meer dan 100 m2 bedraagt;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • e. geen detailhandel is toegestaan;
  • f. het beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend.
7.3.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een strijdig gebruik met de bestemming 'Wonen' wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' overeenkomstig de bestemming zonder aanleg en instandhouding van het inrichtingsplan conform Bijlage 2 Erfinrichtingsplan.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen twee jaar na het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan geheel uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform Bijlage 2 Erfinrichtingsplan.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken uit te voeren:
    • 1. het rooien van randbeplanting op erven en groensingels langs hoofdwegen;
  • b. een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het andere werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • c. bij de afweging als bedoeld in lid 2 wordt in ieder geval betrokken de doeleindenomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming
  • d. een vergunning als bedoeld in lid 1 is niet vereist voor:
    • 1. andere werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. andere werken welke op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande afmetingen

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

9.2 Bestaande percentages

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

9.3 Ondergronds bouwen

Ondergrondse bebouwing is uitsluitend toegestaan daar waar op grond van dit plan gebouwen mogen worden gebouwd, met een diepte van maximaal één bouwlaag.

In die gevallen dat een bestaand ondergronds bouwwerk, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, in afwijking hiervan is gebouwd, geldt die situering en diepte ter plaatse als maximale bouwmogelijkheid.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de onbebouwde gronden en/of de daarop aanwezige bebouwing te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot doel in strijd met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden voor onderbouw, anders dan ten behoeve van een woning;
  • b. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval;
  • c. een gebruik van gronden als paardenbak;
  • d. een gebruik voor (detail)handel;
  • e. een gebruik voor een kleinschalig kampeerterrein, groepskampeerterrein en/of natuurkampeerterrein;
  • f. een gebruik voor motor-, water- en modelvliegtuigsport;
  • g. een gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

10.2 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in:

  • a. 10.1 sub c als paardenbak en het aldaar bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste daarvan mits:
    • 1. het ten hoogste één paardenbak betreft bij eenzelfde woning;
    • 2. de paardenbak in de nabijheid van de desbetreffende woning wordt gesitueerd;
    • 3. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 8 meter bedraagt en van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 meter bedraagt;
    • 4. de ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toegestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. schotelantennes;
    • 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 4. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de (verlengde) bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
  • d. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden onevenredig worden geschaad, dan wel correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding. De afwijking mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • e. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voor zover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m2 en een maximale goothoogte van 3 meter; 
11.2 Afwegingskader

De in artikel 11.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale en/of externe veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Parkeernormen

Op dit bestemmingsplan is naast het bepaalde in dit bestemmingsplan tevens het bepaalde in het bestemmingsplan 'Parkeernormen' van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
13.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 13.1.1 met maximaal 10%.

13.1.3 Uitzondering

Artikel 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 13.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4 Uitzondering

13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitenbrinkweg 65