direct naar inhoud van 5.1 Ruimtelijke structuur
Plan: Bedrijventerrein Veldzicht 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401

5.1 Ruimtelijke structuur

Het algemene ruimtelijke uitgangspunt is het behoud van de ruimtelijke karakteristiek van het bedrijventerrein. Deze ruimtelijke karakteristiek bestaat hoofdzakelijk uit het bebouwingspatroon, de groen- en waterstructuur en de verkeersstructuur. Aan de hand van deze aspecten en een aantal specifieke onderwerpen, worden hieronder de ruimtelijke uitgangspunten beschreven.

5.1.1 Bebouwingspatroon

Het bestaande bebouwingspatroon van het plangebied wordt in het nieuwe bestemmingsplan gerespecteerd. De situering en vormgeving van de hoofdgebouwen wordt afgestemd op de geldende bestemmingsplanmogelijkheden. Het ruimtelijke kwaliteitsbeleid is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit. Hierdoor zijn beperkte uitbreidingen (in oppervlakte) van de hoofdgebouwen is in beginsel mogelijk.

5.1.2 Groenstructuur

Het structurele groen in het plangebied is als 'Groen' bestemd dan wel als 'Verkeer'. Binnen deze verkeersbestemming is herinrichting mogelijk. Het groen dat is opgenomen in de verkeersbestemming betreft groen van ondergeschikt belang.

5.1.3 Representatief karakter

Op het bedrijventerrein wordt ten zuiden van weg Middelerf en bij de ontsluiting van het terrein vanaf de Harderwijkerweg (Lokhorstweg) een representatief karakter nagestreefd. Dit karakter heeft betrekking op zowel de bebouwing als de bijbehorende voorzieningen en de openbare ruimte. Het representatieve karakter betreft in ieder geval de volgende punten:

Het representatieve karakter betreft in ieder geval de volgende punten:

  • de gevels van de gebouwen mogen geen gesloten karakter hebben; volledig blinde gevels moeten worden vermeden;
  • de onbebouwde gronden tussen de gebouwen en de weg mogen dienen voor parkeervoorzieningen, maar dan alleen voor personeels- en bezoekersparkeren en niet voor laad- en losvrachtwagens. (Dit komt er concreet op neer, dat vrachtwagens geparkeerd dienen te worden op het achterste gedeelte van het perceel. Indien deze vrachtwagens gesitueerd zouden worden op het voorste gedeelte van het terrein, dan wordt hierdoor enerzijds de bebouwing (deels) aan het oog onttrokken, terwijl anderzijds het beeld opgeroepen wordt van een traditioneel bedrijventerrein).
  • de onbebouwde gronden mogen niet voor buitenopslag worden gebruikt. (Juist buitenopslag is visueel erg storend, daarom wordt hiervoor het achterste gedeelte van het perceel aangewezen).
  • ter plaatse van de gevels van gebouwen aan de wegzijde mogen geen voorzieningen voor de aan- en afvoer van goederen worden gesitueerd, zoals laadperrons, hijswerktuigen, loods- en garagedeuren. Voor de representatieve uitstraling wordt gedacht aan kantoor- en kantinegedeelten van het bedrijf, ingangspartijen en uitstalruimten. (Voorzieningen voor de aan- en afvoer van goederen dragen zelden bij aan de gewenste verschijningsvorm van de bebouwing en roepen eigenlijk de sfeer op van min of meer traditioneel productieterrein, hetgeen hier niet de bedoeling is).