direct naar inhoud van 4.1 Water
Plan: Bedrijventerrein Veldzicht 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401

4.1 Water

Algemeen

Mede ten gevolge van de waterproblemen die in een aantal winters aan het eind van de 20e eeuw in Nederland optraden ten gevolge van hevige regenval, is het besef gegroeid dat water een belangrijke plaats verdient in toekomstige ruimtelijke plannen. Om het hoofd te kunnen bieden aan zeespiegelstijging, toenemende neerslag en rivierwaterafvoer en verdergaande bodemdaling, nu en in de toekomst, is het van essentieel belang dat het waterbeheer een belangrijke plaats inneemt in de ruimtelijke ordening. Sleutelbegrippen hierbij zijn: meer ruimte voor water en waterbewust bouwen en inrichten.

Regelgeving

Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw' (WB21)', is de zorg over het toenemende hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat er een aanscherping in het denken over water dient plaats te vinden. Nadrukkelijker zal rekening moeten worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt.

Het Watertoetsproces is verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (2003). Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 geldt een wettelijke verplichting voor de Watertoetsproces voor onder meer het bestemmingsplan. Bij landelijke, provinciale en gemeentelijke structuurvisies is het Watertoetsproces geen voorgeschreven onderdeel meer, maar in de praktijk zal daarbij ook de inbreng van de waterbeheerder gevraagd worden.

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In de Waterwet zijn alle vergunningen betreffende 'water' opgenomen. Met de Waterwet zijn rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

De Watertoets

Onderdeel van het rijksbeleid is de invoering van de watertoets. De watertoets dient te worden toegepast op nieuwe ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen en inpassingsplannen. Als een gemeente een ruimtelijk plan wil opstellen, stelt zij de waterbeheerder vroegtijdig op de hoogte van dit voornemen. De waterbeheerders stellen dan een zogenaamd wateradvies op. Het ruimtelijk plan geeft in de waterparagraaf aan hoe is omgegaan met dit wateradvies.

Onderzoek

Het plangebied ligt in stedelijk gebied. De locatie ligt niet binnen een Keurzone. Het plangebied valt niet binnen de zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.

Grondwater
Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.

Oppervlaktewater
Naar aanleiding van dit plan zal geen extra oppervlaktewater gecreëerd worden. Nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving zijn niet te verwachten. Ook zal er niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem in de omgeving. In het kader van de bestaande wateroverlastproblematiek op het zuidelijk deel van het terrein worden maatregelen getroffen om de wateroverlast op te lossen. De maatregelen zijn nog niet in detail bekend. In dit bestemmingsplan wordt daarom mogelijk gemaakt dat in alle gronden waterhuishoudkundige voorzieningen kunnen worden getroffen.

Natuur
Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor waterafhankelijke natuur.

Procedures
Doordat als gevolg van dit plan geen veranderingen binnen Keurzones plaatsvinden, er geen extra lozingen op (HEN-)oppervlaktewater plaatsvinden, buiten de zoekgebieden voor waterberging valt, geen landgoed, weg(en), spoorlijn(en), Tracéwet, damwand(en), scherm(en), ontgrondingen etc. betreft, kan worden volstaan met dit standaard wateradvies.

Opgemerkt wordt dat ten aanzien van hemelwater geldt dat de trits vasthouden-bergen-afvoeren wordt aangehouden en dat waar mogelijk kansen om af te koppemen worden benut.

Conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan. Deze waterparagraaf is voorgelegd aan het waterschap in het kader van het vooroverleg. Naar aanleiding van de reactie van het waterschap d.d. 24 oktober 2012 zijn hieronder de maatregelen genoemd die op het terrein zijn / worden genomen in verband met de waterproblematiek.

Maatregelen in verband met waterproblematiek Veldzicht.

Bij de aanleg van geheel Veldzicht Noord 2e en 3e fase is al het dakoppervlak van de gerealiseerde bebouwing afgekoppeld van de riolering. Dit ontvangende hemelwater wordt geïnfiltreerd op eigen terrein. Hemelwater van de terreinen alsmede van de openbare verharding wordt afgevoerd naar de retentievoorziening welke in het noordelijk deel van het plan is aangelegd. Deze voorzieningen heeft een overloop met beperkte afvoer- capaciteit die het water afvoert naar het randmeer via de bestaande watergangen op Harderwijks grondgebied. Deze watergangen zijn recentelijk in afvoercapaciteit verder geoptimaliseerd.  

Binnen de beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein ( Veldzicht Noord 4e fase) zal ook de te realiseren hemelwaterafvoer van de daken worden geïnfiltreerd op eigen terrein. Het ontvangende hemelwater van de verharding van de terreinen en de openbare verharding zal worden afgevoerd naar de reeds bestaande retentievoorziening. De bergingscapaciteit zal worden vergroot door verder uitdiepen van deze voorziening.

Uit het recentelijk opgestelde BRP (Basisrioleringsplan) is uit de modellen gebleken, dat in de directe omgeving van het gehele bedrijven een bergingstekort bestaat van circa 12.500m³. Bij de modellering is het uitgangspunt van water op straat van één keer per 2 jaar (Bui 8 T= 2) verzwaard naar één keer per 5 jaar (Bui 9 T= 5) Het spreekt voor zich dat dit van invloed is op de bergingscapaciteit. Het te kort aan berging dient te worden gecompenseerd door middel van realisatie van extra berging.

Recentelijk is aan de Hoenderweg een (tijdelijke) open bergingsvoorziening met een gesloten bodem gerealiseerd met een bergingscapaciteit van ca. 5.500 m³. Deze bergingsvoorziening bevindt zich buiten het plangebied. Het tijdelijk te bergen extra water, dat uit de riolering treedt wordt nadat de riolering is leeggestroomd als nog via de riolering afgevoerd naar de RWZI.

Gezien de beperkt beschikbare ruimte voor realisatie van aanvullende berging is voor de ontbrekende m³ gezocht naar locaties aan de westzijde van de spoorlijn Amersfoort - Zwolle. Het voornemen bestaat om binnen een tijdsbestek van 3 jaar (rekening houdend met grondaankopen en te volgen procedures) een open bergingsvoorziening te realiseren, waarbij het streven is om deze voorziening in capaciteit uit te breiden met de aanleg van een open watergang voor de afvoer/berging van het extra water richting het Veluwerandmeer.

Ten behoeve van het gehele stelsel binnen het stedelijk gebied dient er in totaal ruim 20.000 m³ aanvullende berging gerealiseerd te worden. Bovenstrooms ten opzichte van Veldzicht dient er dus nog ruim 8.000m³ berging gerealiseerd te worden. Dit geschiedt door aanleg van extra berging middels bergingsvoorzieningen, vergroten riolen en afkoppelen verhard oppervlak.