direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijventerrein
Plan: Bedrijventerrein Veldzicht 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0233.BPbtveldzicht2012-0401

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. handels- en groothandelsbedrijven, ambachtelijke en nijverheidsbedrijven, dienstverlenende bedrijven en perifere detailhandel met dien verstande, dat het gaat om bedrijfsactiviteiten vanaf categorie 1 tot en met de met de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie' aangegeven milieucategorie en voor zover deel uitmakend van de bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten en daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
  • b. webwinkels;
  • c. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen - zonder LPG', tevens de verkoop van motorbrandstoffen zonder LPG;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - papiervernietiging': tevens een papiervernietigingsbedrijf;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens zakelijke dienstverlening;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kampeerwinkel', tevens een kampeerwinkel;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum', tevens een fitnesscentrum;
  • i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recyclen', tevens recyclen van afgewerkte olie en vet en productie en opslag van biodiesel;
  • j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - kantoren 1': tevens kantoren, uitsluitend vanaf de derde bouwlaag;
  • k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - kantoren 2: tevens kantoren;
  • l. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel in consumentenvuurwerk.

met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, groenvoorzieningen, tuinen en erven.

6.2 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 6.1 omschreven bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m.
6.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte van een bedrijfwoning mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b. en c. geldt dat de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m3;
  • f. voor de bij de bedrijfswoning behorende bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte van de bedrijfswoning minus 2 m;
    • 3. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet dan 5 m bedragen;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning bedraagt maximaal:
      • 5% van de perceelsgrootte voor percelen kleiner dan 500 m2;
      • 100 m2 voor percelen groter dan 500 m2;
      • 150 m2 voor percelen groter dan 1.000 m2;
      • 200 m2 voor percelen groter dan 3.000 m2;

met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het achtererf maximaal 50% bedraagt.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

  • a. reclamezuilen: 2,5 m;
  • b. luifels, plastische kunstwerken en pergola's: 4,5 m;
  • c. palen, masten, verkeers- en ander tekens en technische installaties: 8 m;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en erf- of terreinafscheidingen: 2 m
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a mag de maximale bouwhoogte voor reclamezuilen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen - zonder LPG' maximaal 6 m bedragen.
  • f. in afwijking van het bepaalde onder b mag de maximale bouwhoogte voor luifels ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen - zonder LPG' maximaal 6 m bedragen.
6.2.4 Terreininrichting

De oppervlakte van de bebouwing en de verharding tezamen mag niet meer bedragen dan 95% van de oppervlakte van de bedrijfskavel. De gronden die niet voor bebouwing of verharding worden gebruikt dienen te worden aangelegd als groenvoorziening.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 ten behoeve van:

  • a. het bouwen tot een hoogte van 15 m, voor zover het betreft ten hoogste 30% van de oppervlakte van de bij eenzelfde bedrijfsvestiging behorende gebouwen;
  • b. het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijde tot een hoogte van 15 m;
  • c. het bouwen van schoorstenen tot een hoogte van 30 m;

mits die hogere bebouwing, naar maatvoering en situering, niet leidt tot een onevenredige inbreuk op de ruimtelijke en landschappelijke structuur van het plangebied en de omgeving daarvan.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. detailhandelsbedrijven, behoudens ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten;
  • b. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  • c. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • d. vuurwerkbedrijven, inclusief detailhandel in consumentenvuurwerk, tenzij nadrukkelijk anders bepaald in de regels;
  • e. grow-, smart- en coffeeshops;
  • f. horecabedrijven en daarmee gelijk te stellen bedrijven, met uitzondering van ondergeschikte horeca-activiteiten ten dienste van de bestemming;
  • g. kantoren, uitgezonderd kantoren als ondergeschikt onderdeel van een ter plaatse aanwezig bedrijf en daar waar nadrukkelijk kantoren in de regels zijn toegestaan;
  • h. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • i. m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten;
  • j. seksinrichtingen;
  • k. verkoop van motorbrandstoffen, tenzij elders in de regels nadrukkelijk toegestaan;
  • l. wonen en kamerverhuur.
  • m. gebruik in strijd met de voorwaarden voor gronden met de aanduiding 'representatief karakter, die zijn opgenomen in paragraaf 5.1.3 van de toelichting
6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 onder a om bedrijven toe te laten in één categorie hoger, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, technische voorzieningen of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in 6.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

met dien verstande dat:

  • a. onderzoek aantoont dat de bedoelde activiteiten qua milieubelasting kunnen worden gelijkgesteld met de krachtens de bepalingen van dit plan ter plaatse toelaatbare categorie bedrijfsactiviteiten;
  • b. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • d. risicovolle inrichtingen en geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • e. m.e.r.-plichtige en m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten niet zijn toegestaan.