Plan: | Rodeschuurderwegje, Horst |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0233.BPRodeschuurderweg-0401 |
Begin 2018 heeft een groep inwoners van de gemeente Ermelo zich verzameld in een Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO In Vogelvlucht Ermelo) en heeft de gemeente verzocht medewerking te verlenen aan een woningbouwplan aan Rodeschuurderwegje met hoofdzakelijk sociale woningbouw en goedkope koopwoningen. Deze in de kern wenselijke ontwikkeling is in eerste instantie afgewezen omdat de ontwikkeling niet paste binnen het geldende gemeentelijke beleid.
De CPO heeft naar aanleiding van de afwijzing een gewijzigd plan opgesteld dat bestaat uit 34 woningen, waarvan 10 sociale huurwoningen en 24 koopwoningen. Deze 24 woningen vallen voornamelijk onder de categorieën goedkope koop en middeldure koop. Bovendien is de locatie Haspel 123a te Ermelo aangedragen waar in het licht van het 'functieveranderingsbeleid' agrarische opstallen worden gesloopt. In ruil voor de sloop mag aan Rodeschuurderwegje nieuwe bebouwing worden opgericht.
Gezien de wenselijkheid van de ontwikkeling (bottom-up project en gewenste woningcategorieën in een moeilijke woningmarkt) is op 1 november 2018 door meerdere politieke partijen een breedgedragen motie ingediend en aangenomen om de ontwikkeling doorgang te laten vinden. De motie is als bijlage opgenomen. Naar aanleiding van de motie is op 19 februari een besluit genomen om onder voorwaarden medewerking te verlenen aan de ontwikkeling. Het besluit met voorwaarden is eveneens als bijlage opgenomen.
Het plangebied is in het geldende bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Midden-West' bestemd als 'Agrarisch gebied' en 'Bos' waarbinnen onderhavig plan niet is toegestaan. Om het plan alsnog mogelijk te maken is het noodzakelijk de bestemming te wijzigen. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hier in.
Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is gelegen aan Rodeschuurderwegje (ongenummerd) en staat kadastraal bekend als gemeente Ermelo, sectie I, nummers 4449 en 4450. Het oppervlak bedraagt in totaal 11.025 m². De ligging en begrenzing zijn weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1: Ligging van het plangebied
Bestemmingsplan 'Buitengebied Midden West'
Het plangebied Rodeschuurderwegje ligt in het bestemmingsplan "Buitengebied Midden West" en heeft in dit bestemmingsplan grotendeels de bestemming 'Agrarisch gebied', voor een klein deel de bestemming 'Bos' en is nader aangeduid als 'landbouwontwikkelingsgebied'. Figuur 1.2 geeft een uitsnede van het bestemmingsplan weer. De gronden in het deelgebied zijn bestemd voor agrarische (bedrijfs)doeleinden. De bouw van 34 woningen is niet toegestaan. Daarnaast bevat het bestemmingsplan geen binnenplanse afwijkings-, wijzigings- of uitwerkingsbevoegdheden om de bouw van 34 woningen alsnog mogelijk te maken.
Figuur 1.2: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Buitengebied Midden West" (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Conclusie
Het is noodzakelijk de bestemming ter plaatse van het plangebied te herzien ten einde het woningbouwplan juridisch-planologisch mogelijk te maken en te verankeren.
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit acht hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe). Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 een beschrijving van de bestaande situatie van het plangebied. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond. Vanuit de verschillende van invloed zijnde milieu- en omgevingsaspecten zoals geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, ecologie en water wordt in dit hoofdstuk beschreven dat de ontwikkeling die voorliggend bestemmingplan mogelijk maakt, uitgevoerd kan worden. Hoofdstuk 5 vormt de 'Planbeschrijving', dit hoofdstuk gaat in op de beschrijving van de toekomstige situatie in het plangebied. Daarbij wordt bekeken of de voorgestane ontwikkeling in lijn is met het beleid. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het laatste hoofdstuk van dit plan wordt ingegaan op het (voor)overleg, de inspraak en de procedure.
De gemeente Ermelo kent een duidelijke ruimtelijke opbouw in verschillende landschappelijke eenheden. Globaal is het landschap onder te verdelen in:
Figuur 2.1 laat deze verschillende hoofdzones zien.
Figuur 2.1: Kaart met ligging van het plangebied in landschappelijke eenheden (bron: Landschapsontwikkelingsplan Ermelo Putten 2011-2021 )
Binnen de hoofdzones kunnen verschillende landschapstypen worden onderscheiden, die elk hun eigen karakteristieken kennen. De flank van het Veluwe massief is onder te verdelen in het kampen- en de oude en jonge broekontginningen. Het Veluwe massief an sich bestaat hoofdzakelijk uit het bos en heidelandschap.
Figuur 2.2 bevat een kaart met de verschillende landschapstypen. Te zien is dat het deelgebied aan de Rodeschuurderwegje in het 'kampenlandschap' en de waardevolle ruimtelijke eenheid 'dekzandruggen Horst' is gelegen. In de volgende paragrafen komt de ruimtelijke structuur van deze landschapstypen aan de orde.
Figuur 2.2 Kaart met ligging van het plangebied in betreffend landschapstype (bron: Landschapsontwikkelingsplan Ermelo Putten)
Kampenlandschap en dekzandruggen Horst
Kampenlandschappen liggen verspreid rond buurtschappen en kenmerken zich door een kleinschalig cultuurlandschap met oude akkerlanden met een kleinschalige verkaveling. Het betreft een open/half open landschap. Voor de waardevolle ruimtelijke eenheid is aangegeven: 'De dekzandruggen bij Horst zijn duidelijk herkenbare eenheden in het landschap. Beide dekzandruggen worden gekenmerkt door een weg met lintbebouwing (Buitenbrinkweg en Zeeweg) en een half open landschap met bosjes en singels. Dit landschap vormt een contrast met het omliggende, lagergelegen en opener landschap. De oude verkaveling en bebouwingspatronen zijn nog goed herkenbaar'.
In de open gebieden (jonge broekontginningen) nabij Horst en Telgt komt overwegend de agrarische functie voor. Het kampenlandschap dat om deze open gebieden heen ligt kenmerkt zich door de aanwezigheid van bebouwingslinten langs de verbindingswegen (zoals Rodeschuurderwegje, Buitenbrinkweg en Zeeweg). Deze bebouwingslinten bestaan uit een mengeling van woon-, bedrijfs- en kleinschalige agrarische percelen afgewisseld met weilanden en bos. Het deelgebied maakt onderdeel uit van het bebouwingslint Rodeschuurderwegje. Rond het deelgebied is er sprake van een concentratie van stedelijke functies in het buurtschap Horst in de vorm van een sportveld, school, woningen en een bedrijf.
Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Ermelo, sectie I nummer 4449 en 4450 en heeft een omvang van circa 1,1 ha. In de huidige situatie bestaat het deelgebied hoofdzakelijk uit agrarische gronden in de vorm van grasland en wordt het aan drie zijden omzoomd door houtwallen c.q. bomenrijen. Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door een sportveld. Ten noorden en westen van het deelgebied bevinden zich weilanden en een bosgebied. In het oosten wordt het deelgebied begrensd door het Rodeschuurderwegje met aan de overzijde de basisschool Goede Herderschool. In figuur 2.4 is de ligging en begrenzing weergegeven.
Figuur 2.4: ligging en globale begrenzing van het plangebied
Het deelgebied aan Rodeschuurderwegje gaat plaats bieden aan een kleinschalige, groene woonwijk dat door middel van 'particulier opdrachtgeverschap' wordt gerealiseerd. Het betreft een bottom-up woningbouwplan, vanuit de bewoners, dat overwegend uit sociale huur, goedkope koop en middeldure koop woningen gaat bestaan in een voor deze woningcategorieën unieke groene omgeving.
CPO In Vogelvlucht heeft voor de ontwikkeling van de woonwijk architectenbureau 'Veluwse Architecten' in de hand genomen om tot een door de CPO en de gemeente gedragen woningbouwplan te komen.
Figuur 2.5: situatietekening stedenbouwkundig plan (bron: Veluwse Architecten)
Stedenbouwkundige en landschappelijke opzet
Het plangebied en directe omgeving kenmerkt zich enerzijds als het hart van het buurtschap Horst dat wordt gevormd door clustering van stedelijke voorzieningen zoals het sportveld, basisschool en bedrijvigheid. Anderzijds heeft het deelgebied en directe omgeving een landelijke uitstraling, mede als gevolg van de uitgestrektheid van het buurtschap dat geen echte kern kent.
Om de landschappelijke kwaliteiten te behouden vormt de huidige landschappelijke structuur van het deelgebied de basis voor het stedenbouwkundig plan. Dat betekent dat de groene structuren die worden gevormd door bestaande bosschages, houtwallen en bomen rijen behouden blijven en dat de stedenbouwkundige invulling zich richt op het huidige grasland. Bezien van buiten het hart van Horst wordt het woningbouwplan aan het zicht onttrokken dan wel is het plan voorzien van bestaande groenopstanden in de vorm van volwassen bomenrijen. Bezien vanuit het midden van het 'hart van Horst', aan de zijde van de basisschool, sluit het woningbouwplan aan bij de bestaande 'stedelijke voorzieningen' waardoor het hart van Horst wordt versterkt.
Naast de bestaande groene omzoming zijn twee elementen sturend in het stedenbouwkundig ensemble. Door de ontsluiting van het plan middels een 'rondweg' vorm te geven wordt voorkomen dat een van de rest van Horst afgesloten en verscholen hofje wordt gecreëerd. De rondweg nodigt uit om er door heen te rijden. De woningen worden aan de binnenzijde van deze rondweg geplaatst. Hierdoor heeft iedere woning aan de voorzijde zicht op bestaande groenstructuren. Het hart van het woningbouwplan blijft juist open en vormt een groen gezamenlijk openbaar gebied met speelweide voor de kinderen. Deze openheid wordt in de regels van onderhavig bestemmingsplan geborgd waardoor uitbreiding van woonpercelen wordt voorkomen.
Ten behoeve van het onderhavige plan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit plan is als bijlage opgenomen. In figuur 2.6 is een sfeerbeeld van het woningbouwplan opgenomen.
Figuur 2.6: sfeerbeeld uit het beeldkwaliteitsplan (bron: Veluwse architecten)
Ontsluiting en parkeren
De rondweg wordt op twee locaties ontsloten op Rodeschuurderwegje. Aan beide zijden is de straat toegankelijk. Het parkeren vindt plaats langs deze rondweg en bij enkele woningen wordt ook op de eigen oprit geparkeerd. De parkeerbehoefte wordt volledig binnen het plangebied opgelost en is juridisch geborgd in de regels van het bestemmingsplan. De aantallen benodigde parkeerplaatsen is gebaseerd op de gemeentelijke 'Nota Parkeernormen' (zie ook paragraaf 'verkeer en parkeren').
De aansluitingen van op Rodeschuurderwegje liggen in de nabijheid van de Goede Herderschool. De Kiss&ride is aan de Zeeweg gelegen waardoor dit verkeer zich niet vermengt met het verkeer van het woningbouwplan. Om daarnaast overzichtelijke en veilige ontsluitingen te creëren wordt de snelheid ter plaatse van de zuidelijke ontsluiting verminderd door deze aantakking uit te voeren in de vorm van een verkeersplateau. Al het verkeer wordt op deze wijze afgeremd waardoor een overzichtelijke situatie wordt gecreëerd. De noordelijke aantakking wordt uitgevoerd in de vorm van een uitritconstructie zodat het verkeer op Rodeschuurderwegje altijd voorrang heeft en het verkeer vanaf het woningbouwplan wordt afgeremd.
Woningbouwprogramma
In totaal worden 34 woningen gerealiseerd. In de onderstaande tabel is het woningbouwprogramma weergegeven. De nadruk in het programma van CPO In Vogelvlucht Ermelo ligt op de realisatie van goedkope huur en koopwoningen en in mindere mate op middeldure koopwoningen.
Tabel 1: woningbouwprogramma
Woonblok | Woningtype | Prijsklasse | Aantal | |
B | Rugwoningen | 6 goedkoop* 2 (middel)duur** | 8 | |
D | Tussen/ hoekwoningen (koop) | 6 (middel)duur | 6 | |
C1 | Tussen/ hoekwoningen (huur) | 3 goedkoop 2, (middel)duur | 5 | |
C2 | Tussen/ hoekwoningen (huur) | 3 goedkoop 2, (middel)duur | 5 | |
C3 | Tussen/ hoekwoningen (koop) | 6 goedkoop 2, (middel)duur | 8 | |
E | Twee-onder-een-kapwoning (koop) | 2 (middel)duur | 2 | |
Totaal | 34 |
* Prijsklasse goedkoop: < 200.000,- / tot € 720,42 per maand
** Prijsklasse (middel)duur: >200.000,- / > € 720,42 per maand
De 34 te realiseren woningen worden in 6 woonblokken gerealiseerd. 4 woonblokken betreffen rij woningen die plaats bieden aan 24 woningen. 1 woonblok gaat plaats bieden aan 8 zogenaamde 'rugwoningen' en er worden twee woningen in de vorm van twee-onder-een kap woningen gerealiseerd.
Geluidscherm
Langs de grens met het sportveld wordt een geluidabsorberend geluidsscherm geplaatst. De afmetingen van het scherm bedraagt aan de oostzijde 25 meter lang en 3 meter hoog en naar het westen toe 75 meter lang en 4 meter hoog.
Het scherm wordt landschappelijk ingepast door aan beide zeiden van de scherm enkele bomenrijen te plaatsen waardoor het scherm vanaf de openbare ruimte aan het zicht wordt ontnomen. Het scherm valt door een eenvoudige vorm met natuurlijk materiaal en kleurgebruik zo weinig mogelijk op. In de regels van onderhavig bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om een 'goed woon- en leefklimaat' inzake geluid juridisch te borgen.
Figuur 2.8: Doorsnede van het landschappelijk ingepaste geluidsscherm
Haspel 123a: sloopmeters
Om het plan mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van het functieverandering beleid. In ruil voor de sloop van agrarische opstallen aan Haspel 123a wordt het mogelijk om aan Rodeschuurderwegje de woningen te realiseren. De agrarische onderneming wordt gesaneerd. De bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en de milieukundige inrichting wordt beëindigd door het intrekken van de melding op grond van het Activiteitenbesluit. De exacte uitwerking van dit beleid, en de berekening voor de sloopmeters, is weergegeven in paragraaf 3.4.6 Structuurvisie Functieverandering.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Uit bovenstaande drie doelen zijn de nationale belangen naar voren gekomen. Voor Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn de volgende opgaven van nationaal belang:
Doorwerking plangebied en conclusie
Bij het voorgenomen plan is sprake van een lokale ontwikkeling waarmee geen rijksbelangen zijn gemoeid. Er is geen sprake van strijdigheid met rijksbeleid zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De SVIR vormt geen belemmering voor het onderhavige plan.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden.
In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet door de Rijksoverheid. Het gaat onder meer om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Nederlands Natuurnetwerk, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
Doorwerking plangebied
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waarmee bovengenoemde nationale belangen gemoeid zijn en die juridisch zijn verankerd in het Barro. Het Barro vormt dan ook geen belemmering voor het onderhavige plan.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is het bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling borgen van een zorgvuldige ruimtelijke afweging en een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Op 1 juli 2017 is een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking doorgevoerd (artikel 3.1.6 lid 2 - 4 Bro). De ladder bestaat niet meer uit drie treden. Wel moet de behoefte van de ontwikkeling nog worden beschreven indien er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, dan moet ook gemotiveerd worden waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand gebied kan worden gerealiseerd.
Doorwerking in onderhavig plan
Uit jurisprudentie blijkt voor dat sprake is van een stedelijke ontwikkeling omdat meer dan 12 woningen worden gerealiseerd. De Ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve van toepassing. De behoefte aan de ontwikkeling en waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd, is nader onderzocht. Het onderzoek is als bijlage opgenomen. Hierna wordt de conclusie van dit onderzoek weergegeven. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage van deze toelichting.
Conclusie van de ladder
In de gemeente Ermelo is een fors te kort aan betaalbare huur- en koopwoningen. Ook het aantal middeldure woningen is beperkt. Daarnaast is tevens sprake van een tekort aan betaalbare woningen in de buurtschappen Horst en Telgt. Het onderhavige plan omvat een uniek woningbouwprogramma dat voorziet in betaalbare huur- en koopwoningen en middeldure woningen in een landelijke omgeving. Bovendien is sprake van een bottom-up woningbouwplan vanuit de bevolking. Bewoners hebben zich verzameld in een zogenaamd collectief particulier opdrachtgeverschap waarmee gezamenlijk zonder winstoogmerk betaalbare woningen worden gerealiseerd.
Kwalitatief is sprake van een te kort aan sociale huurwoningen en goedkope / middeldure koopwoningen in de gehele gemeente Ermelo en in de buurtschappen Horst en Telgt. Daarnaast is sprake van een kwalitatief te kort aan deze woningen in een landelijke omgeving en wordt collectief particulier opdrachtgeverschap zonder winstoogmerk aangemoedigd. De behoefte is hiermee reeds aangetoond. Bovendien zijn de CPO-woningen als gevolg van het karakter van het initiatief, de kopers zijnde deelnemende CPO-initiatiefnemers, reeds vergeven en worden de sociale huurwoningen afgenomen door een lokaal pensioen.
Kwantitatief biedt het woningbouwprogramma conform de gemeentelijke woningbouw-programmeringen voor de gehele gemeente nog ruimte om de woningen te realiseren. In deze programmering is geen onderscheid gemaakt naar de verschillende buurtschappen. Conform het gemeentelijk beleid is derhalve nog ruimte.
Recent is in de buurtschappen Horst en Telgt een enquête uitgevoerd waarin de behoefte aan betaalbare woningen wordt uitgesproken. De totale behoefte aan woningen wordt echter ingeschat op 40 a 60 woningen. Onderhavig plan past binnen deze totale behoefte. Naast het onderhavige plan zijn er echter een aantal andere woningbouwplannen in ontwikkeling. Het totale aantal te realiseren woningen in deze plannen bedraagt circa 82 woningen. Hierdoor wordt de ingeschatte behoefte overschreden. Op de enquête was echter een beperkte respons waardoor niet gesteld kan worden dat sprake is van een voor de gehele bevolking representatieve uitkomst. Bovendien is de uitkomst van de enquête niet nader onderzocht en of gemotiveerd. Daarnaast biedt onderhavig plan niet uitsluitend woonruimte aan bewoners van de buurtschappen Horst en Telgt, maar biedt het ook woonruimte aan inwoners van het direct aangrenzende Ermelo, waar juist sprake is van een fors te kort aan deze woningen. Het woningbouwplan betreft een cpo-plan waar een ieder zich bij aan heeft kunnen sluiten. Ook bewoners van Horst en Telgt. Bovendien komen ook deze woningen op den duur weer op de markt en komt het voor een ieder weer beschikbaar.
In het onderhavige plan worden sociale huurwoningen en goedkope- / middeldure koopwoningen in een landelijke omgeving gerealiseerd. Bestaand stedelijk gebied biedt geen ruimte aan dit kwalitatieve landelijke woningbouwprogramma. Het onderhavige woningbouwplan betreft bovendien een collectief particulier opdrachtgeverschap zonder winstoogmerk. De kosten van binnenstedelijke gronden en de kosten voor binnenstedelijke herontwikkelingslocaties zijn te hoog voor een woningbouwprogramma dat hoofdzakelijk bestaat uit goedkope en middeldure woningen. Binnen het stedelijk gebied is derhalve geen ruimte om onderhavig woningbouwplan te realiseren.
Resumé
Gezien het bovenstaande vormt 'de ladder' geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.
De Omgevingsvisie Gelderland bestaat uit een visie en een verdiepingsdeel en bevat de hoofdlijnen van het provinciale beleid over onderwerpen als ruimte, water, mobiliteit, economie, natuur en landbouw. In de Omgevingsvisie heeft de provincie twee doelen gedefinieerd die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. De doelen zijn:
Deze doelen versterken elkaar en kunnen niet los van elkaar gezien worden. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is meer dan een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. In deze Omgevingsvisie staat het 'fysieke' in de leefomgeving centraal. Tegelijk zit er een sterke 'sociale' component aan de opgaven voor sterke steden en een vitaal landelijk gebied.
Doorwerking planvoornemen
De regio Noord-Veluwe staat voor de volgende opgaven:
Bovenstaande doelen en opgaven zijn nader uitgewerkt middels een bepaalde aanwijzing op de visiekaart. Per gebied is aangegeven welke onderwerpen van belang zijn. Specifiek voor het plangebied zijn de volgende onderwerpen van belang:
Voor deze onderwerpen zijn voor het plangebied regels uit de Omgevingsverordening van toepassing. In de volgende paragraaf zullen deze aan de orde komen.
Met de Omgevingsverordening stelt de provincie juridisch bindende regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. Doel van de verordening is om provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, landbouw/veehouderij, natuur en landschap, grond- en drinkwater, milieu, verkeer en energie. Navolgend worden de regels die van toepassing zijn op het plangebied behandeld.
Wonen
Ten aanzien van het aspect wonen is het volgende voorschrift (artikel 2.2) opgenomen:
Doorwerking in het onderhavige plan
In de regionale woonagenda agenderen partijen de regionale opgaven op het gebied van wonen. In deze toelichting is met het doorlopen van de duurzame ladder en de toets aan het regionaal beleid inzichtelijk gemaakt dat voldaan wordt aan de kwalitatief en kwantitatieve opgaven van de regio. Hiermee voldoet het onderhavige plan aan artikel 2.2.
Intrekgebied
Ten aanzien van het aspect intrekgebied is het volgende voorschrift (artikel 2.38) opgenomen: Een bestemmingsplan voor gronden binnen een intrekgebied maakt de winning van fossiele energie niet mogelijk.
Doorwerking in het onderhavige plan
Voorliggend plan zorgt niet voor een belemmering voor het intrekgebied.
Woonpartners in de regio maken afspraken in regionale woonagenda's. In de Regio Noord-Veluwe is dit gedaan tussen de gemeente Elburg, Ermelo, Harderwijk, Hattem, Heerde, Nunspeet, Oldebroek en Putten. De resultaten hiervan staan in de 'Woonvisie Regio Noord-Veluwe 2014', vastgesteld op 31 maart 2014. Hierin is gefocust op vier thema's. Het thema woningmarkt in beweging (de regionale woningbouwprogrammering) en Wonen-welzijn-zorg zal nu verder worden belicht.
Woningmarkt in beweging
Op regioniveau zet de groei van het aantal huishoudens door in de toekomst. Daarnaast is er een trend dat ouderen die voorheen in verzorgingshuizen zouden gaan wonen, als gevolg van wijzigende regelgeving voortaan in gewone woningen blijven wonen (extramuralisatie).
De totale groei op de woningmarkt in de regio waar voor de periode 2013 tot 2020 rekening wordt gehouden met een groei van circa 5600 huishoudens. Voor de gemeente Ermelo is voor 2013 tot 2020 rekening gehouden met een groei van 760-930 huishoudens. De prognoses in de regionale woonvisie gaan tot 2020. Aanvullend daarop zijn afspraken gemaakt voor de periode tot en met 2024. De kwantitatieve opgave wonen voor de regio Noord-Veluwe komt uit op 8.850 woningen voor de periode 2013 t/m 2024. Voor de gemeente Ermelo is in de regionale woonvisie voor de periode van 2013 tot 2024 een behoefte aan 1.030 - 1.350 nieuwe woningen aangegeven. In dit bestemmingsplan van wordt uitgegaan van de woningbehoefte tot 2024.
Uit het woningmarkt onderzoek (WoON 2012) dat voor de woonvisie gedaan is blijkt:
Voor het tekort aan sociale huurwoningen is het volgende aangegeven:
Kwalitatief willen we aansturen op het behouden van voldoende betaalbare en kwalitatief goede sociale huurwoningen, aanvullend op de transformatie in de bestaande voorraad. We willen streven naar een evenwichtig aanbod van sociale huurwoningen ten behoeve van de verschillende doelgroepen die op deze woningen zijn aangewezen. Resultaat moet uiteindelijk zijn, dat actief woningzoekenden binnen een redelijke termijn een passende woning kunnen vinden.
Doorwerking in het onderhavige plan
De gemeente Ermelo heeft een lokale woonvisie vastgesteld (zie paragraaf 3.4.1), waarin de regionale kwantitatieve woningbouwopgave en het regionale tekort aan sociale huurwoningen nader zijn uitgewerkt.
In juni 2017 is de notitie Analyse woningbouwprogramma 2017 uitgebracht. In de notitie zijn de kwantitatieve- en kwalitatieve woningbouwopgaven voor de periode 2015 tot 2017 gemonitord. Tweemaal per jaar wordt de stand van zaken omtrent de woningbouwprogrammering geanalyseerd. In de notitie is de meest recente analyse vastgelegd. In deze paragraaf wordt deze analyse besproken.
Voor de woningbouwprogrammering geldt het volgende uitgangspunt:
Vanuit de Lokale Woonvisie (2014) is aangegeven dat er 500 tot 700 woningen in de periode 2013- 2020 (circa 85 per jaar) gerealiseerd moeten worden. De regionale afspraken (Noord-Veluwe) zijn dat er in de periode 2013 t/m 2024 in totaal 1.030 tot 1.350 woningen gerealiseerd worden (circa 100 per jaar).
In de notitie Analyse woningbouwprogramma 2017 is voor de gemeente Ermelo aangegeven dat over de periode van 2013-2016 gemiddeld 101 nieuwbouwwoningen per jaar zijn gerealiseerd, wat in lijn is met de regionale woningbouwafspraken voor de periode 2013-2024. Tevens is aangegeven dat met minder dan 15% dat is gebouwd aan sociale huurwoningen de nieuwbouw in dit segment achter blijft. Ter vergelijking in het indicatieve programma van de 'Woningbouwprogrammering en het sturingskader in de gemeente Ermelo' is een gewenst percentage van 30% voor dit segment aangegeven.
Doorwerking in het onderhavige plan
Uit de meest recente analyse van het woningbouwprogramma blijkt het aandeel sociale huurwoningen achterblijft. De regionale constateerde tekorten werken door in het gemeentelijk beleid. In de volgende paragraaf wordt het gemeentelijk woonbeleid verder behandeld.
In de woonvisie Ermelo (vastgesteld op 9 juli 2014) is het beleid uit de regionale woonvisie verder uitgewerkt voor de gemeente Ermelo.
In de woonvisie staat toegelicht dat de gemeente Ermelo van de regio een opgave van 1.030 - 1.350 nieuwe woningen voor periode van 2013 tot 2024 heeft meegekregen. Daarnaast is aangegeven dat nieuwe huizen zijn bestemd voor lokale bewoners, en leegloop uit het dorp moet voorkomen. Speerpunten die verder worden genoemd zijn het creëren van aanbod voor starters en de transitie naar duurzaam wonen.
Iedere nieuwe woningbouwlocatie wordt volgens het 'afwegingskader nieuwbouw' beoordeeld. Gekeken wordt naar:
Onderstaand zijn een aantal afwegingskaders toegelicht.
Ruimte voor nieuwe (particuliere) initiatieven
Als gemeente gaan wij de mogelijkheden voor (Collectief) Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) extra onder de aandacht brengen bij inwoners. Ten aanzien van (collectieve) particuliere initiatieven hebben we een faciliterende rol, wat inhoudt dat we waar mogelijk bij een concreet initiatief meedenken en een informerende rol hebben, bijvoorbeeld over potentiële locaties in de gemeente (we wijzen bewust nog geen locaties aan, omdat we dit vraaggestuurd willen invullen). Daarnaast heeft de provincie Gelderland op dit gebied een faciliterende rol (kennis en subsidies).
Betaalbaarheid van belang
Op dit moment zien wij dat de kwalitatieve woonwensen van starters niet altijd aansluiten bij het aanwezige aanbod van betaalbare koopwoningen in de bestaande voorraad. De betaalbaarheid van woningen die aansluiten bij de woonwensen is een aandachtspunt. Dit vraagt ook om realisme: is het mogelijk om in het goedkope koopsegment aan de gestelde woonwensen te voldoen? We gaan na welke mogelijkheden er zijn voor prijsreductie, denk aan de inzet van instrumenten als verlaging grondprijs en kostenreductie door (Collectief) Particulier Opdrachtgeverschap. Anderzijds zien we ook dat koopwoningen beter bereikbaar worden voor starters als gevolg van de prijsdaling in de koopsector.
Nieuwe vormen van wonen met zorg
Particuliere, kleinschalige initiatieven voor nieuwe vormen van wonen en (mantel)zorg worden in overleg de marktpartijen waar mogelijk ook gefaciliteerd op uitleglocaties. Particuliere initiatiefnemers worden betrokken in ruimtelijk beleid. Flexibiliteit van nieuwe woningen, zodat deze geschikt zijn voor doelgroepen in verschillende levensfases, is voor de gemeente een belangrijk uitgangspunt bij nieuwbouw. Woonconcepten (zoals een hofjesconcept) zijn kansrijk omdat die de fysieke vormgeving ook de sociale cohesie tussen inwoners ondersteunen.
Doorwerking in het onderhavige plan
In tabel 2 is het planvoornemen is getoetst aan de afwegingskaders uit de 'Woonvisie Ermelo 2014'.
Tabel 2 toetsing aan de woonvisie
Afwegingskader | Plangebied | |
Kwaliteit gaat boven productie en is leidend: dit betekent aansluiten bij de marktvraag, de consument zit zo vroeg mogelijk aan tafel. | De woningen worden gebouwd voor de deelnemers aan de CPO constructie. Er zijn 10 woningen welke aan een stichting worden verkocht voor verhuur. | |
Keuzemogelijkheden consument en ruimte voor (collectief) particulier opdrachtgeverschap | Het planvoornemen betreft een CPO constructie waarbij de toekomstige bewoners hun eigen plan ontwikkelen. Hiermee wordt voldaan aan dit uitgangspunt. | |
Flexibele en doelgroepbrede woningen (de 'meegroeiwoning'). Geen doelgroepspecifieke woningen bouwen (zoals woningen die alleen geschikt zijn voor starters), maar flexibele woningen die geschikt zijn of geschikt te maken zijn voor meerdere levensfases. Mede gelet op de demografische ontwikkeling van de bevolking. Dit vraagt een voldoende maatvoering van woningen en/of kavels. | In dit bestemmingsplan zullen alleen het type woningen (rij/ hoekwoningen, twee onder een kap) worden vastgelegd. De woningen kunnen in de tijd worden gebruikt door de doelgroep die hier behoefte aan heeft. In de regels wordt geborgd dat de sociale huurwoningen minimaal 10 jaar in stand gehouden moeten worden. |
|
Bijzondere aandacht voor de doelgroepen starters en senioren (kleine huishoudens) en kwetsbare doelgroepen en het mede toevoegen van betaalbare (huur)woningen bij nieuwbouw. Per locatie gaan we na of deze geschikt is om (voor een deel) te voorzien in de vraag van deze doelgroepen. | Met het planvoornemen zal 59% van de te realiseren woningen worden gebouwd als betaalbare (huur)woningen. Hiermee is bijzondere aandacht voor de startersdoelgroep die vraagt om betaalbare nieuwbouwwoningen. | |
Het accent op grondgebonden woningen, (huur)appartementen vragen om nauwgezet maatwerk en zorgvuldig aansluiten bij de vraag. | Doordat gebouwd wordt voor de deelnemers aan de CPO constructie (zijnde de initiatiefnemers van het plan) wordt maatwerk geleverd en aangesloten bij de vraag. | |
Ruimte, kwaliteit en toekomstbestendigheid bij nieuwbouw zijn belangrijke uitgangspunten. | Beide locaties krijgen een kwalitatief hoogwaardige invulling. |
|
Versterken ruimtelijke kwaliteit: binnendorps en aan de randen van de bebouwde kom is ruimte voor nieuwe woningen. Grootschalige uitbreiding is niet aan de orde en bovendien zijn de ruimtelijke mogelijkheden voor uitbreiding buiten de bebouwde kom beperkt. | Het plangebied bevindt zich niet binnen of aan de rand van de bebouwde kom. Wel is het plangebied in een concentratie gebied van stedelijke functies gelegen en is de locatie in het ruimtelijk beleid (Buurtplan Horst & Telgt), aangewezen als toekomstig woongebied. Hiermee past de locatie binnen het ruimtelijk beleid en wordt voldaan het dit uitgangspunt. | |
Het behoud van het 'groen' wonen in Ermelo is als onderscheidende kracht van de gemeente van belang. Dit vraagt aandacht voor het in stand houden van de balans tussen bebouwing en groen in de bebouwde kom. | Het planvoornemen gaat gepaard met het realiseren van een erfbeplantingsplan, waar rekening is gehouden met de balans tussen bebouwing en groen. Hiermee wordt voldaan aan dit uitgangspunt. | |
Relatie bestaande woningvoorraad: wat staat er al? Ermelo heeft veel tussenwoningen, twee-onder-eenkapwoningen en vrijstaande woningen in het dure segment. We houden rekening met de concurrentie van nieuwbouw ten aanzien van bestaande woningen en voegen geen woningen toe die al in ruime mate worden aangeboden op de markt | Met het planvoornemen zal 59% van de te realiseren woningen worden gebouwd als goedkope huur en koopwoning. Van de woningen die worden gebouwd is deze categorie ondervertegenwoordigd. Hiermee wordt voldaan aan dit uitgangspunt. | |
Nieuwe vormen van wonen met zorg: zoals hofje (fysiek en sociaal)/kleinschalige woonvormen gefaseerd toevoegen op de markt in combinatie met monitoren van omvang van de vraag in de praktijk. Leegkomende locaties en terreinen van zorgorganisaties bieden mogelijk ook kansen hiervoor. | n.v.t | |
Duurzaamheid en energieneutraliteit als uitgangspunten bij (her)ontwikkeling van locaties op grondposities van de gemeente. Dit is ook interessant vanuit het oogpunt van de betaalbaarheid van het wonen. | Dit aspect is nader gemotiveerd in paragraaf duurzaamheid. | |
Accent op kleinschalige & gefaseerde projectontwikkeling in het dorp Ermelo (circa 20 tot 30 woningen per fase, waarbij elke fase de afrondende fase kan zijn). Daarnaast ruimte voor vraaggestuurde kavelontwikkeling door particulieren in het dorp Ermelo en in de buurtschappen (bij functieverandering: circa 4 woningen). | In onderhavig plan is sprake van een clusterlocatie in het hart van Horst waarbij sprake is van de sloop van agrarische opstallen (elders). Op dergelijke locaties mogen meer dan 4 woningen worden gerealiseerd. Door de stedenbouwkundige opzet, de landschappelijke omzomingen wordt echter een landelijk en kleinschalig woongebiedje gecreëerd. | |
Snelheid in de doorlooptijd en realisatie van projecten is van belang evenals de sturingsmogelijkheden van de gemeente. | Voor onderhavig plan zijn geen indicaties dat de projecten (financieel, ruimtelijk en maatschappelijk) onhaalbaar zijn. In de planvorming zal de omgeving betrokken worden. |
Conclusie
Uit bovenstaande toetsing is gebleken dat de plannen voldoen aan de afwegingskaders voor het realiseren van nieuwe woningen. Het onderhavige plan ligt in lijn met het beleid uit de 'woonvisie Ermelo 2014'.
Op 3 december 2015 is het 'Woningbouwprogrammering en sturingskader in de gemeente Ermelo' verschenen. Het betreft het eerste woningbouwprogramma voor de uitwerking van de Woonvisie Ermelo 2014. Het sturingskader bestaat uit:
Kwantitatief deel; realisatie van 1.030 tot 1.350 woningen in de periode 2013 t/m 2024
Voor de periode tot 2024 is een plancapaciteit van 1.144 woningen opgenomen, zie tabel 3.
Tabel 3: overzicht status plannen op basis van sturingskader
Hiervan zijn 17 plannen groen (geen belemmeringen), 25 oranje (belemmeringen zijn binnen acceptabele tijd oplosbaar) en 4 rood (belemmeringen zijn niet binnen acceptabele tijd oplosbaar). Er zijn 10 zachte plannen die niet konden worden beoordeeld. Indien de realisatie van de huidige oranje plancapaciteit achterblijft, is de plancapaciteit tot 2020 aan de krappe kant. In de periode 2020 tot 2025 is veel zachte plancapaciteit aanwezig.
Kwalitatief deel; aandacht voor starters & senioren en kwetsbare doelgroepen en toets afzetbaarheid woningbouwplan
In de woonvisie Ermelo 2014 is aangegeven: 'bijzondere aandacht voor de doelgroepen starters en senioren (kleine huishoudens) en kwetsbare doelgroepen en het mede toevoegen van betaalbare (huur)woningen bij nieuwbouw'.
In deze beleidsnotitie is hier gevolg aan gegeven door het in beeld brengen van de marktvraag van deze doelgroep en de toets of het woningbouwprogramma voldoet aan deze marktvraag. Hiervoor is in de beleidsnotitie een tabel opgesteld, waarin een vergelijking is gemaakt van het gewenst woningbouwprogramma (op basis van een analyse van de marktvraag) en het huidige woningbouwprogramma. Per segment is bekeken of het woningbouw programma voorziet in de marktvraag.
Tabel 4: tabel vergelijking gewenst woningbouwprogramma en huidig woningbouwprogramma
Op basis van het huidige programma 2015-2020 valt op dat de vraag naar goedkope appartementen nog niet wordt bediend en bijna een kwart van de programmering onbekend is. Gemeente Ermelo wil uitwerking geven aan marktbenadering. Hiermee wil het open en transparant zijn en inzicht in de bestaande bouwplannen verschaffen. Voor de gemeente is dit een kans de markt reflectie te geven waar behoefte aan is. De gemeente gaat dan ook samenwerken met marktpartijen.
Doorwerking in het onderhavige plan
In de beleidsnotitie is een analyse opgenomen van het woningbouwprogramma op gemeentelijk niveau. Op basis van de uitkomsten van deze analyse is met de vaststelling van de verordening sociale woningbouw 2019 en Beleidsregels sociale woningbouw Ermelo 2019 een vertaling gemaakt op projectniveau. Het onderhavige plan voldoet aan het beleid zoals vastgelegd in de Woningbouwprogrammering en sturingskader in de gemeente Ermelo.
Op 23 april 2019 is door het college van B&W de notitie 'analyse woningbouwprogrammering voorjaar 2019' vastgesteld. Het betreft de eerste analyse over de voortgang van het woningbouwprogramma, zoals vastgelegd in de 'Woningbouwprogrammering en sturingskader in de gemeente Ermelo'.
Over de voortgang van de opgave van 1.030 tot 1.350 nieuwbouwwoningen in de periode van 2013 t/m 2024 komt in de analyse het volgende naar voren:
Doorwerking in het onderhavige plan
Uit de analyse blijkt dat de daadwerkelijke woningbouw productie achterloopt op de afspraken in de woonvisie en met de regio. Hier tegenover staat dat er het aantal nieuwbouwwoningen dat in de pijplijn zit ruim voldoende is om de gewenste aantallen tot 2024 te halen. Een belangrijk knelpunt is dat het aandeel sociale huur en koop woningen (flink) ondervertegenwoordigd ten opzichte van het 'Woningbouwprogrammering en sturingskader in de gemeente Ermelo'.
Kijkend naar de daadwerkelijke woningbouwproductie in de afgelopen 6 jaar past het toevoegen van in totaal 34 nieuwe woningen in het woningbouwprogramma van gemeente Ermelo. Er is immers in de afgelopen 6 jaar minder dan beoogd opgeleverd. Er zijn wel veel woningbouw plannen hard of zacht die in de planning zitten. Omdat onzeker is of deze plannen voor 2024 (of überhaupt) gerealiseerd worden en in de analyse is aangegeven dat er een fors tekort is aan sociale huur en koop woningen past het plan goed binnen het woningbouwprogramma van de gemeente Ermelo.
De Structuurvisie gemeente Ermelo 2025 is vastgesteld op 1 maart 2012. De structuurvisie bevat een nieuw ruimtelijk perspectief met een integrale ontwikkelingsvisie voor Ermelo. Het toekomstperspectief is in de structuurvisie uitgewerkt naar de verschillende speerpunten zoals omgeving (w.o. wonen, werken, verkeer en vervoer, het centrum en natuur en landschap), zorg en recreatie en toerisme.
Op de visiekaart is het deelgebied Rodeschuurderwegje aangewezen als 'Landbouwontwikkelingsgebied'. In deze gebieden zet de structuurvisie in op:
In figuur 3.1 zijn het plangebied op de visiekaart weergegeven.
Figuur 3.1: uitsnede van de visiekaart
Voor het plangebied is in de structuurvisie het volgende opgenomen:
Rond de kern Ermelo is op plekken de aanduiding gemaakt: het versterken van de verweving van bebouwing en landschap. Dit betekent dat bij ontwikkelingen op deze plek bijzondere aandacht bestaat voor de overgang tussen de kern en het buitengebied. Voor de buurtschappen zijn visies zoals de dorpsvisie Speuld en in Horst en Telgt aanknopingspunt.
Doorwerking in het onderhavige plan
De visie voor Rodeschuurderwegje is onder andere verder uitwerkt in het buurtplan Horst & Telgt, welke in paragraaf 3.4.7 is behandeld worden. In het buurtplan Horst & Telgt is het deelgebied opgenomen als een nieuw te ontwikkelen woongebied. Het planvoornemen is derhalve in lijn met het beleid uit de 'structuurvisie gemeente Ermelo 2025'.
Op 11 oktober 2012 is de 'structuurvisie functieverandering' vastgesteld. Deze structuurvisie bevat een aanscherping van het regionale en provinciale structuurvisie beleid. Deze structuurvisie is opgesteld om de stoppende agrariër te helpen bij het vinden van een nieuwe functie van het perceel om daarmee te voorkomen dat de (voormalig) agrarische opstallen in verval raken en het landschap ontsieren. Voorkomen moet worden dat dergelijke gebieden transformeren naar een villawijk of een gebied met verspreide woningen. De focus van vervangende woningbouw dient zich daarom te verplaatsen naar andere vormen van functieverandering. Combinatiefunctieveranderingen, waarin twee verschillende gebruiken worden verenigd in één ontwerp zoals wonen met zorg vergroot de dynamiek en wordt gestimuleerd.
Het vertrekpunt van functieverandering is altijd de locatie waar functieverandering plaatsvindt en beantwoordt de vraag welke mogelijkheden en beperkingen dit gebied biedt. Een tweede kader wordt gevormd door de terugbouwregelingen.
Locaties geschikt voor functieverandering
Functieverandering in de bebouwde kom, De Driehoek, de instellingsterreinen, de recreatieterreinen, het Tonselse Veld, Horst Noord, de heide, het defensieterrein, de provinciale LOG's (landbouwontwikkelingsgebieden) en de Haspel vallen buiten het bereik van de structuurvisie. Voor de functieverandering van Haspel 123a wordt een zelfstandige omgevingsvergunnigsprocedure doorlopen waarbij de benodigde sloopmeters voor het CPO Rodeshuurderwegje in de voorwaarden zijn geborgd.
Terugbouwregeling
Wonen is één van de nieuwe functies die mogelijk gemaakt kan worden mits de bestaande (voormalig) agrarische opstallen worden gesloopt. Hiervoor is in de structuurvisie een staffeling opgenomen voor de terugbouwmogelijkheden (zie tabel 7).
Tabel 7: terugbouwpercentage per sloopopgave
In de 'structuurvisie functieverandering' is geregeld hoeveel procent van de sloopmeters teruggebouwd mag worden. Afhankelijk van het uiteindelijke plan, mag er 35% van de sloopmeters worden teruggebouwd.
Initiatiefnemers, die zelf net onvoldoende saneringsmogelijkheden hebben om hun wensen te realiseren, kunnen een verzoek doen om hun saneringsopgave aan te vullen met salderingsmeters. Per functieveranderingsverzoek kan maximaal 25% worden aangevuld uit de salderingsregeling.
Doorwerking in het onderhavige plan
Hieronder wordt getoetst of het planvoornemen in lijn is met de structuurvisie functieverandering.
Locaties geschikt voor functieverandering
Het Rodeschuurderwegje is in de provinciale Omgevingsvisie niet gelegen in gebieden waar nieuwvestiging van grondgebonden en niet grondgebonden veehouderijbedrijven zijn toegestaan (de voormalige LOG gebieden). Tevens is het plan niet gelegen in de andere gebieden, die buiten de reikwijdte van de structuurvisie functieverandering vallen. Het planvoornemen aan het Rodeschuurderwegje is derhalve een geschikte locatie voor functieverandering.
De slooplocatie, Haspel 123a, is wel in één van de gebieden (namelijk de Haspel) die buiten de reikwijdte vallen van de structuurvisie functieverandering. Onder de volgende motivering is door de gemeente Ermelo besloten de slooplocatie aan de Haspel 123a in lijn met het beleid uit het functieveranderingsbeleid te beoordelen:
De locatie aan de Haspel 123a kan derhalve als een geschikte locatie voor functieverandering worden beschouwd.
Terugbouwregeling
De bouw van woningen is met toepassing van de structuurvisie functieverandering mogelijk mits hier een hoeveelheid voormalige agrarische opstallen voor wordt gesloopt. In de structuurvisie is een staffeling opgenomen voor de terugbouwmogelijkheden. In figuur 3.3 is de salderingsregeling uit de structuurvisie toegepast op het planvoornemen.
Oppervlakte/ bebouwing Rodeschuurderwegje
aantal | opp | totalen | |||
Rugwoningen | 8 | st | 40 | 320 | |
Rijwoningen 8x | 8 | st | 45 | 360 | |
Rijwoningen 6x | 12 | st | 50 | 600 | |
Rijwoningen 4x | 4 | st | 55 | 220 | |
Twee onder een kap | 2 | st | 75 | 150 | |
Totaal aan bebouwing | 1650 | m² | |||
Benodigde sloopmeters | 35% | 4714 | m² | ||
Aanwezig (restant) aan Haspel | 3819 | m² | |||
Tekort | 896 | m² |
Salderingsregeling
Maximaal aan te kopen | 25% | 955 | m² |
Benodigd | 23% | 896 | m² |
Figuur 3.2 Salderingsregeling
Op de slooplocatie aan Haspel 123a is in totaal 5.390 m² aan bedrijfsgebouwenaanwezig die gesloopt kan worden. Van deze locatie is 1.571 m² aan compenserende sloopmeters voor de eigen ontwikkeling ter plaatse benodigd. De resterende 3.819 m² aan sloopmeters wordt ingezet voor het onderhavige plan. De totale oppervlakte van de te realiseren woningen bedraagt 1.650 m². Uitgaande van een terugbouwpercentage van 35% is hiervoor 4.714 m² aan compenserende sloopmeters benodigd. Het tekort van 896 m² wordt aangevuld door middels de salderingsregeling sloopmeters aan te kopen. De benodigde sloopmeters (23%) blijft binnen het maximale percentage dat aangevuld mag wordt middels aankoop.
Conclusie
Het onderhavige plan is grotendeels in lijn met de structuurvisie functieverandering. De locatie Haspel ligt niet binnen de aangewezen gebieden waar gebruik gemaakt mag worden van het functieveranderingsbeleid. Gezien de wenselijkheid van het plan heeft de gemeenteraad middels de motie en het college middels het collegebesluit besloten om toch het functieveranderingsbeleid toe te passen. De sloopmeters voor het CPO Rodeschuurderwegje worden geborgd in een separaat te voeren omgevingsvergunningsprocedure voor functieverandering voor De Haspel 123a. Het onderhavige plan voldoet aan het overige voorwaarden van het functieveranderingsbeleid.
Het plangebied valt binnen het gebied waarvoor het buurtplan Horst&Telgt is opgesteld. Op 21 april 2016 heeft de gemeenteraad dit buurtplan vastgesteld. De structuurvisie is een thematische structuurvisie die is opgesteld door de gemeente Ermelo en de buurtvereniging Horst en Telgt. Het buurtplan gaat over de leefbaarheid van Horst en Telgt en heeft een uitvoeringsprogramma waarmee thema’s uit onder andere de Structuurvisie 2025 en Structuurvisie Functieverandering nader zijn uitgewerkt en actuele ontwikkelingen worden voorzien van een uitvoeringsagenda.
Figuur 3.3 Integrale visiekaart Buurtplan Horst& Telgt
Doorwerking in het plan
In de integrale visiekaart is het deelgebied gelegen in het 'Afwegingsgebied ontwikkelingen' en in de nabijheid van een 'Ontwikkeling hart van Horst en Telgt'. Hieronder wordt de visie binnen deze gebieden besproken.
Afwegingsgebied ontwikkelingen
Van oudsher hebben de bewoners van Horst en Telgt zich gevestigd op de hoger gelegen gronden, de dekzandruggen. In het landschap komt deze structuur tot uiting in lintbebouwing. Binnen deze linten concentreren zich de functies wonen, werken en recreëren. Op de visiekaart is dit gebied weergegeven als afwegingsgebied voor toekomstige ontwikkelingen. Binnen dit afwegingsgebied is onder andere ruimte voor nieuwe woonclusters.
Het behoud van de landschappelijke context vormt het uitgangspunt binnen het afwegingsgebied voor toekomstige ontwikkelingen. Voorkomen moet worden dat de linten dichtslibben. Behoud van evenwicht tussen de open en gesloten landschapsstructuur alsmede het onbebouwde en het bebouwde gebied moet behouden blijven.
Voor het toevoegen van de woonfunctie in de linten zijn de volgende criteria van toepassing:
Ontwikkeling hart van Horst en Telgt
De Goede Herderschool welke naast het deelgebied is gelegen, is in het buurtplan aangewezen als een centraal punt/ hart van Horst. De wens is uitgesproken deze harten te versterken en hier ook een verdere concentratie van functies te laten plaatsvinden. Dit mede vanuit de groei van de participatiesamenleving. Vanuit sociale optiek worden de harten een plek om elkaar te ontmoeten en om te verblijven.
In de buurtvisie is een impressie opgenomen om dit hart te versterken waarin suggesties gegeven voor versterking van het Hart van Horst. Hierbij is onder andere het deelgebied opgenomen als een nieuwe woonlocatie.
Figuur 3.4: Impressie kaart versterken hart van Horst
Conclusie
In het buurtplan wordt versterking van het hart van Horst nagestreefd waarbij onder andere ruimte voor woningbouw wordt gezocht. Op de impressiekaart wordt het plangebied aangewezen als mogelijke locatie voor woningbouw. Het onderhavige plan ligt derhalve in lijn met dit beleid.
Voor de buurtschappen Horst en Telgt is op 3 juli 2019 door het adviesbureau Companen een woonbehoefte onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek bestaat uit conclusies van een enquête en een inloopavond. De enquête is slechts 208 keer ingevuld geretourneerd waardoor niet vast staat dat het gaat om een voor de gehele bevolking representatieve conclusie. Onderstaand worden echter de belangrijkste relevante uitkomsten uitgelicht:
Doorwerking in het onderhavige plan
Uit het woonbehoefte onderzoek komt naar voren dat er veel behoefte is aan de woningen die worden gerealiseerd aan Rodeschuurderwegje (goedkope koop, sociale huur, hofjeswoningen, CPO-woningen). Toch zijn er ook kritische noten die onderstaand worden gemotiveerd:
Conclusie
Ondanks enkele kritische noten voldoet het onderhavige plan veelal ook aan deze kritische noten. Er worden wel meer woningen gebouwd dan de 60 uit het behoefte onderzoek. De maximaal 60 woningen zijn echter uitsluitend gebaseerd op de huidige inwoners van Horst en Telgt terwijl er ook woonruimte voor mensen vanuit elders uit Ermelo wordt gerealiseerd.
Het 'Landschapsontwikkelingsplan Ermelo-Putten 2011-2021' is vastgesteld op 9 juni 2011. De gemeenten willen ruimte bieden aan ontwikkelingen en initiatieven in het buitengebied, maar willen ook werken aan de kwaliteitsverbetering van het buitengebied. Met het Landschapsontwikkelingsplan (hierna LOP) worden richtlijnen/kaders gesteld om te komen tot behoud en verbetering van de kwaliteit van het landschap. Hieronder wordt het planvoornemen aan getoetst aan het LOP. In figuur 3.5 is de ligging van het plangebied met een blauwe pijl aangegeven.
Figuur 3.5 ligging in visiekaart Landschapsontwikkelingsplan Ermelo Putten 2011-2021
Zoals in figuur 3.5 is te zien, ligt het plangebied in een Kampenlandschap en in de waardevolle ruimtelijke eenheid 'Dekzandruggen Horst'. Kampenlandschappen liggen verspreid rond buurtschappen en kenmerken zich door een kleinschalig cultuurlandschap met oude akkerlanden met een kleinschalige verkaveling. Het betreft een open/half open landschap. Voor de waardevolle ruimtelijke eenheid is aangegeven: 'De dekzandruggen bij Horst zijn duidelijk herkenbare eenheden in het landschap. Beide dekzandruggen worden gekenmerkt door een weg met lintbebouwing (Buitenbrinkweg en Zeeweg) en een half open landschap met bosjes en singels. Dit landschap vormt een contrast met het omliggende, lagergelegen en opener landschap. De oude verkaveling en bebouwingspatronen zijn nog goed herkenbaar.'
Doorwerking in het onderhavige plan
Het inrichtingsplan en erfbeplantingsplan is opgesteld naar aanleiding van de landschappelijke kwaliteiten zoals benoemd in het landschapsontwikkelingsplan. Als gevolg van onderhavig plan worden de landschappelijke structuren niet geschaad. Het plan wordt binnen de bestaande structuren van het kleinschalige kampenlandschap gerealiseerd. De groene omzomingen blijven behouden en structuren worden door doorbroken. Hierdoor gaat versterking van het Hart van Horst gezamenlijk op met het behoud van het kampenlandschap. Het onderhavige plan is hiermee in lijn met het 'Landschapsontwikkelingsplan Ermelo-Putten 2011-2021'.
De 'Uitvoeringsnota groen- en natuurinclusief bouwen' is een stimuleringsbeleid vastgesteld om bij nieuwe ontwikkelingen groen- en natuurinclusief bouwen mee te nemen. Het beleid is van toepassing op elke nieuwbouw aanvraag in de gemeente Ermelo. In de ruimtelijke procedure worden de volgende inspanningen gevraagd:
De uitvoeringsnota werkt met een puntentelling waaraan in elk plan aangegeven moet worden aan hoeveel punten het kan/moet voldoen. De wijze waarop de uitvoeringsnota in de plannen is verwerkt is weergegeven in paragraaf 4.13 Duurzaamheid.
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de in dit kader van belang zijnde milieu- en omgevingsaspecten.
Milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) in de directe omgeving van zogenoemde milieuhinder gevoelige bestemmingen (zoals wonen) kunnen hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), dient te worden aangetoond dat ter plaatse van milieuhinder gevoelige bestemmingen sprake is van een 'goed woon- en leefklimaat'.
VNG-publicatie 'Bedrijven & milieuzonering”
Om niet alle ontwikkelingen bij voorbaat te onderwerpen aan een onnodig langdurig en kostbaar onderzoek is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uitgebracht. Deze uitgave maakt gebruik van het principe 'functiescheiding'. Door voldoende afstand aan te houden tussen nader bepaalde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige bestemmingen kan eenvoudigweg in veel gevallen worden aangetoond dat sprake is een 'goed woon- en leefklimaat'. De VNG-publicatie betreft zgn. pseudowetgeving (geen wetgeving maar een algemeen door de rechter aanvaarde methode).
De VNG-publicatie maakt gebruik van een basiszoneringslijst waarin voor nader gedefinieerde bedrijfscategorieën richtafstanden zijn bepaald. Een richtafstand wordt beschouwd als de minimaal aan te houden afstand tussen een milieubelastende activiteit en de milieuhinder gevoelige bestemming waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van milieubelastende (bedrijfs)activiteiten betreffende geluid, geur, stof en gevaar redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De genoemde maten zijn indicatief; met een goede motivering (waaronder een onderzoek naar de feitelijke milieubelastende activiteiten) kan hiervan worden afgeweken.
Naast de gegeven richtafstanden hanteert de VNG-publicatie twee omgevingstypen, namelijk: een rustige woonwijk/buitengebied en een gemengd gebied. In een rustige woonwijk of buitengebied (omgevingstype 1) wordt functiescheiding nagestreefd. Tussen milieuhinder gevoelige functies en bedrijven dient de minimaal aan te houden 'richtafstand' in acht te worden genomen. In geval van een gemengd gebied (omgevingstype 2), waar sprake is van functiemenging, kan een verkleinde richtafstand worden gehanteerd. In tegenstelling tot rustige woongebieden worden in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van milieuhinder gevoelige functies acceptabel geacht. De richtafstand mag in deze gebieden met één afstandsstap worden verkleind (10 meter behorende bij milieucategorie 1 wordt 0 meter, 30 meter van milieucategorie 2 wordt 10 meter van milieucategorie 1, etc.).
Tabel 8: Richtafstanden en omgevingstype
Type gebied: gemengd gebied
‘Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd.’
Kijkend naar deze definitie omschrijving uit de VNG brochure kan de omgeving van het Rodeschuurderwegje getypeerd worden als een 'gemengd gebied'. Langs het Rodeschuurderwegje bevinden zich relatief veel verschillende functies naast elkaar. Daarnaast ligt grenzend aan het plangebied in het 'hart van Horst' een sportveld in de vormt van een hondendressuurterrein en een schoolterrein. Rodeschuurderwegje wordt derhalve beschouwd als 'gemengd gebied'.
Milieubelastende activiteit of milieuhindergevoelige functie
De te realiseren woningen aan Rodeschuurderwegje betreffen geen milieubelastende activiteiten. Er hoeft derhalve niet te worden getoetst of omliggende milieugevoelige functies last ondervinden van het onderhavige plan als milieubelastende activiteit. Er dient wel te worden beoordeeld of ter plaatse van de deelgebieden sprake is van een 'goed woon- en leefklimaat' en of omliggende milieubelastende functies in de bedrijfsvoering worden belemmerd.
Voor het onderhavige plan is een milieuonderzoek bedrijven en milieuzonering uitgevoerd. Hierna worden de resultaten van het onderzoek weergegeven. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar de bijlage van deze toelichting. In dit milieuonderzoek zijn de volgende bedrijven op mogelijke milieubelemmeringen onderzocht.
Adres | Omschrijving cf. systematiek VNG-richtlijn | Grootste richtafstand (m) / 1 stap verkleind | Werk. afstand (m) | Milieu bepalend aspect |
Telgterweg 333 | Fokken en houden van overig pluimvee (kalkoenen) | 100 / 50 | 186 | Geur |
Telgterweg 286 en 288 | Grth in overige intermediaire goederen | 30 / 10 | 120 | Geluid |
Zeeweg 91 | bouwbedrijven: b.o. <= 2.000 m² | 50 / 30 | 120 | Geluid |
Zeeweg 98 en 100 | Scholen | 30 / 10 | 10 | Geluid |
Rodeschuurderwegje 64 | hondendressuurterrein | 50 / 30 | 0 | Geluid |
Zeeweg 124 | Fokken en houden van rundvee | 100 / 50 | 174 | Geur |
Zeeweg 144 | tuinbouw, kassen/bedrijfsgebouwen | 10 / 0 | >325 | Stof en geluid |
Zeeweg 148-150 | fokken en houden van legkippen | 200 / 100 | >500 | Geur |
Riebroekersteeg 3-5 | fokken en houden van vleesvarkens | 200 / 100 | >735 | Geur |
Figuur 4.1: richtafstanden activiteiten in de omgeving (op basis van rustige woonwijk)
In de bovenstaande tabel zijn de in de omgeving gelegen bedrijven opgenomen met de bijbehorende richtafstanden conform de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' en de feitelijke afstand tussen het betreffende bedrijf en onderhavig plan.
Uit de tabel blijkt dat de richtafstanden vanaf het plangebied tot de school aan Zeeweg 98-100 en het hondendressuurterrein aan het Rodeschuurderwegje 64 worden overschreden voor het milieuaspect geluid. Dat betekent niet dat de ontwikkeling niet mogelijk is, maar dat nader onderzoek noodzakelijk is om de daadwerkelijke geluidbelasting te berekenen. Hiervoor is nader onderzoek uitgevoerd, welke in paragraaf 'geluid' nader zijn toegelicht.
Lichtmasten hondendressuurterrein
Naast de milieuaspecten die in de VNG-publicatie worden benoemd kunnen de lichtmasten ook voor overlast zorgen. Gebruik van buitenverlichting van sportterreinen is gedeeltelijk geregeld in het Activiteitenbesluit. Bovendien zijn er voldoende mogelijkheden om licht af te stemmen op het sportveld zodat overlast buiten de velden wordt voorkomen. Indien de lichten nog niet goed zijn afgesteld wordt dit afgestemd met de kynologenclub.
Agrarische bedrijven
In de VNG-publicatie zijn weliswaar normen opgenomen voor de agrarische bedrijven, deze richtafstanden vormen niet het toetsingskader voor de milieuaspecten milieu en fijn stof. Op het moment dat de richtafstanden niet worden overschreden kan namelijk nog steeds sprake zijn van een onderzoeksplicht. Deze aspecten worden derhalve nader toegelicht in de paragrafen 'geur' en luchtkwaliteit'.
De milieuzoneringen op grond van de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor het onderhavige plan. Geur en fijnstof worden respectievelijk in de paragrafen geur en luchtkwaliteit nog nader verantwoord.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven. De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. Voor diercategorieën waarvan de geuremissiefactor per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor dieren zonder geuremissiefactor, zoals melkkoeien en paarden, gelden minimaal de volgende aan te houden afstanden:
Met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit per 1 januari 2013 zijn veel veehouderijen onder de werkingssfeer van dit besluit komen te vallen. In het Activiteitenbesluit is voor geurhinder van veehouderijen hetzelfde beoordelingskader opgenomen als in de Wgv. Op basis van de Wgv is de gemeente bevoegd af te wijken van de reguliere normen van de Wgv en voor het eigen grondgebied afwijkende geurnormen vast te stellen. De gemeente Ermelo heeft hier geen gebruik van gemaakt. De reguliere normen uit de Wgv zijn derhalve leidend.
"De nieuwe woningen in het deelgebied betreffen geurgevoelige objecten in de zin van de Wet geurhinder en veehouderij. Er dient derhalve te worden beoordeeld of in de omgeving aanwezige agrarische bedrijven in de bedrijfsvoering worden belemmerd als gevolg van de nieuwe woningen. Andersom dient ook beoordeeld te worden of ter plaatse van de nieuwe woningen een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden.
In tegenstelling tot hetgeen is opgenomen in het onderzoek "Woningbouwplan Rodeschuurderwegje onderzoek stof, geur, luchtkwaliteit en licht" van 18 februari 2020 wordt de omgeving van het plangebied "hart van Horst" gezien als buitengebied in de zin van de Wgv. Op basis van de huidige woningdichtheid en bedrijvigheid is er geen sprake van dusdanig aaneengesloten bebouwing dat het gebied een overwegend woon- en verblijfsfunctie heeft.
Het plangebied voorziet in het realiseren van 34 woningen met een hoge dichtheid van woningen per hectare. Het plangebied wordt, gezien de woningdichtheid, beschouwd als bebouwde kom in de zin van de Wgv waarvoor de norm van 3 OU/m3 geldt op basis van de Wgv.
In de omgeving van Rodeschuurderwegje zijn enkele agrarische bedrijven gelegen. Het bedrijf aan Telgterweg 333 is bepalend. Ten behoeve van het deelgebied aan Rodeschuurderwegje is een geuronderzoek uitgevoerd. De conclusie van dit geuronderzoek wordt niet op alle punten overgenomen omdat dit onderzoek er vanuit is gegaan dat het gebied in de huidige situatie reeds bebouwde kom is. Hierna worden de resultaten van het rapport inclusief de gewijzigde overwegingen opgenomen.
Conclusie geuronderzoek
De inrichtingen Zeeweg 148 en Riebroekersteeg 3 liggen zodanig ver weg dat zij voldoende mogelijkheden hebben om zich te ontwikkelen, zonder dat zij de geurnormen in het plangebied gaan overschrijden. De hoogst berekende geurbelasting bedraagt 1,0 OU/m³. Zij worden op geen enkele wijze belemmerd door het bouwplan.
De inrichting aan Telgterweg 333 voldoet na het bouwen van de woningen niet aan de geurnorm van 3 OU/m³ (de hoogst berekende geurbelasting bedraagt 3,4 OU/m³). Deze norm zal op grond van de Wet geurhinder en veehouderij gaan gelden als het perceel bebouwd is. De woningdichtheid is dan zodanig dat het perceel zal moeten worden gerekend tot de bebouwde kom. De woningen aan de zuidzijde van het perceel hebben een hogere geurbelasting dan de norm van 3 OU/m³. Op grond van de milieuregelgeving worden de rechten van een inrichting bepaald door de vergunde en/of gemelde activiteiten en niet door de geurbelasting op omliggende geurgevoelige objecten. Door de realisatie van de woningen worden de huidige milieurechten van de inrichting Telgterweg 333 niet aangetast.
De uitbreidingsmogelijkheden van deze inrichting worden echter wel beperkt door de realisatie van het plan. Hierover wordt het volgende overwogen:
In de geurberekening is uitgegaan van het vergunde dierenaantal van 9.300 mestkalkoenen conform de Wabo-vergunning onderdeel milieu van 10 december 1996 (verzonden 11 februari 1997). De vergunning die op grond van de Wet natuurbescherming is verleend op 26 oktober 2015 gaat uit van 7.106 vleeskalkoenen. Dat is de meest beperkende factor. Het woningbouwplan zal er niet aan in de weg staan dat het bedrijf zich in ieder geval kan ontwikkelen van 7.106 naar 9.300 vleeskalkoenen.
Voorts loopt er thans aan Telgterweg 333 een functieveranderingstraject. Ongeacht of dit uiteindelijk leidt tot bedrijfsbeëindiging op die locatie, is het niet aannemelijk dat het bedrijf gaat uitbreiden. Tevens wordt in diverse beleidsstukken ervan uitgegaan dat in de omgeving van het plangebied clusterbebouwing met woonmogelijkheden worden gerealiseerd. Daarbij behoudt het plangebied wel een directe relatie met het buitengebied. Als de agrarische functie toch aan Telgterweg 333 blijft voortbestaan, kan de gemeente bij geurverordening of, na inwerking treden van de Omgevingswet, afwijkende geurnomen vastleggen voor dit specifieke gebied. Gelet op de geurberekeningen is een hogere norm mogelijk zonder dat dit de milieukwaliteit van de leefomgeving te zeer aantast.
Resumé
Voor wat betreft geur en luchtkwaliteit is de milieukwaliteit van de leefomgeving voldoende om woningen te realiseren. Voor de intensieve veehouderij aan de Telgterweg 333 kunnen er mogelijk belemmeringen optreden voor de bedrijfsvoering. Gezien het lopende functie veranderingstraject en de vergunde rechten op grond van de Natuurbeschermingswet achten wij het niet aannemelijk dat deze veehouderij nog verder uitbreidt dan het aantal dieren waarmee rekening is gehouden in de uitgevoerde geurberekeningen."
Veel ruimtelijke plannen hebben te maken met geluid; als ontvanger van geluid of als veroorzaker van geluid. Het aspect geluid wordt geregeld in diverse wet- en regelgeving. De belangrijkste wet- en regelgeving omtrent het aspect geluid betreffen:
Het begrip 'geluidgevoelige objecten' is in de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer bepaalt. De Wet geluidhinder maakt onderscheid in de volgende drie categorieën:
In de Wet milieubeheer wordt dit onderscheid niet gemaakt, maar deze wet gaat wel uit van dezelfde objecten. Als middels een plan een geluidbron of een geluidgevoelig object wordt mogelijk gemaakt, of een uitbreiding van een geluidbron of een geluidgevoelig object plaatsvindt, dan is een toetsing in het kader van geluid nodig. Voor voorliggend plan is een toets aan de Wet geluidhinder en de Wet ruimtelijke ordening doorlopen.
In de Wgh zijn regelingen opgenomen ten behoeve van geluid in de omgeving afkomstig van de drie geluidbronnen wegen (met uitzondering van rijkswegen), spoorwegen (met uitzondering van hoofdspoorwegen) en industrielawaai. Deze geluidbronnen hebben een geluidzone. Bij plannen waarbij binnen deze geluidzones een geluidgevoelig object mogelijk wordt gemaakt, of een uitbreiding plaatsvindt van een geluidgevoelig object dient de geluidbelasting op dit object te worden getoetst.
Volgens artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) liggen rond diverse wegen (met uitzondering van Rijkswegen) geluidzones. Deze geluidzones liggen in ieder geval boven en onder de wegen en in de volgende stroken langs de wegen:
Aantal rijkstroken | Weg binnen stedelijk gebied | Weg buiten stedelijk gebied of auto (snel)weg |
1 of 2 | 200 meter | 250 meter |
3 of 4 | 350 meter | 400 meter |
5 of meer | 350 meter | 600 meter |
De afstand wordt gemeten aan weerzijde van de weg vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste strook. Wegen in een woonerf of waarvoor een maximale snelheid geldt van 30 km/uur hebben geen geluidzone. De geluidzone rond spoorwegen zijn vastgelegd in de Regeling Zonekaart spoorwegen (met uitzondering van de spoorwegen die vallen onder de geluidproductieplafonds conform de Wet milieubeheer). De zones voor industrielawaai worden vastgelegd in een bestemmingsplan rond een gezoneerd industrieterrein.
In artikel 76 Wgh is aangegeven dat bij woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen binnen een geluidzone moet worden aangetoond of wordt voldaan aan de hoogst toelaatbare waarde van 48 dB. In artikel 100a Wgh is aangegeven dat voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel van woningen een hogere waarde kan worden vastgesteld met een maximale verhoging van 5 dB.
De te realiseren woningen aan Rodeschuurderwegje betreffen nieuwe geluidgevoelige objecten. Deze woningen komen binnen de geluidzone van het Rodeschuurderwegje, Telgterweg en de Zeeweg te liggen en het woonzorg. De geluidbelasting op de geluidgevoelige objecten dient te worden berekend. Daarnaast ligt het deelgebied binnen de richtafstand van het zuidelijk gelegen hondendressuur club en betreft de school een grensgeval die in onderhavig onderzoek wel wordt meegenomen. Hierna worden de resultaten van deze onderzoeken weergegeven. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar de bijlagen.
Conclusie wegverkeer
De berekende geluidbelasting voldoet op de meeste woningen aan de voorkeursgrenswaarde van Lden=48 dB en incl. aftrek ex art. 110g Wet geluidhinder. Alleen op de oostgevels van Blok E is er een overschrijding berekend van 1-4 dB (GES score redelijk). Initiatiefnemer heeft geen invloed op de verkeersintensiteit. Het aanbrengen van geluidreducerend wegdek is geen optie. Het geheel afschermen is vanuit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst. Het opschuiven van de bouwblokken is ongewenst omdat bij de definitieve indeling is gekozen voor een geluidluw binnenterrein zonder verkeer. De auto’s parkeren aan de buitenrand van het terrein. Daarmee hebben alle woningen een geluidluwe gevel en buitenterrein. De aanvraag past binnen het gemeentelijke geluidbeleid.
De benodigde karakteristieke geluidwering van de gevels varieert van Ga;k=20-24 dB, conform eis Bouwbesluit. Met nieuwbouw conform de huidige duurzaamheidseisen ligt de karakteristieke geluidwering rond de 25 dB, waarmee extra maatregelen niet nodig zijn.
Verkeersgeluid vormt hiermee geen belemmering voor realisatie van het plan. De gemeente wordt verzocht voor woningblok E een hogere grenswaarde vast te stellen van 50-52 dB ten gevolge van de Rodeschuurderwegje.
Conclusie hondendressuur club
Het naastgelegen sportveld is regelmatig in gebruik door de basisschool in de dagperiode en door de kynologenclub in dag- en avond. Op basis van eigen indicatieve metingen en literatuurgegevens van blafgeluid is een inschatting gemaakt van de te verwachten niveaus op de woningen. Dit zal zonder maatregelen met name in de avond leiden tot overschrijding van de normen uit het Activiteitenbesluit en tot een slecht woon- en leefklimaat te plaatse van de woningen. Hierbij speelt mee dat voor geblaf een toeslag geldt van 5 dB voor de hinderlijkheid. Er is geen vergunning of melding bekend van het gebruik door de honden en ook geen akoestisch onderzoek. Op basis van het huidige gebruik is op de bestaande woning Zeeweg 104 in de avondperiode niet te voldoen aan de normen uit het Activiteitenbesluit waardoor uitbreiding van de trainingsuren van de kynologenclub nu al niet meer mogelijk is.
Na plaatsing van een scherm van 3.0m hoog aan de oostzijde (25m lang) en 4.0m hoog (75m lang) langs de noordzijde van het sportveld zijn er geen overschrijdingen van de normen te verwachten en is ter plaatse van de woningen sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat voor het geluidaspect. Na plaatsing van het scherm is de bijdrage van sportende kinderen op het veld ook voldoende gereduceerd.
Conclusie schoolterrein
In de nieuwe situatie (na verbouw school) ligt het schoolplein deels dicht bij het plangebied, met name bij woningblok E. Op basis van de huidig bekend uitgangspunten is dan te voldoen aan de richtwaarde voor een gemengd gebied. De woningen mogen dan niet worden uitgebouwd richting oostzijde.
De woningen zijn zo gesitueerd dat parkeren aan de buitenring plaats vindt en dat het binnenterrein geheel autoluw is en natuurlijk kan worden ingedeeld. Daarmee hebben ook alle woningen een geluidluwe gevel. Het binnenterrein is ook als gemeenschappelijke geluidluwe buitenruimte te zien.
Als uitbouw van blok E richting oosten wordt voorkomen is de conclusie dat sporten, kynologenclub en schoolplein niet leiden tot onacceptabele hinder. Ook worden de kynologenclub en de school niet onevenredig beperkt in de bedrijfsvoering.
Los van bovenstaande is het advies met de indeling van de blokken C1 en C2 de niet geluidgevoelige ruimten zoveel mogelijk aan de zuidgevel te projecteren. Voor blok E is het advies de niet geluidgevoelige ruimten zoveel mogelijk aan de oostgevel te plannen.
Resumé
Na realisatie van bovengenoemde maatregelen (geluidscherm en voldoende geluidwering gevels) vormt het geluidaspect geen belemmering voor realisatie van het plan
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bovendien dient op basis van het bouwbesluit altijd een bodemonderzoek uitgevoerd te worden indien een woning wordt gerealiseerd. Er dient bepaald te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.
In onderhavig plangebied worden woningen gerealiseerd. Bij de realisatie van woningen is een bodemonderzoek altijd noodzakelijk. Om te bepalen of de bodemkwaliteit past bij de nieuwe woningen, is op 1 februari 2019 door PJ Milieu BV een Verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hierna worden de resultaten van het onderzoek weergegeven. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar de bijlage toelichting.
Conclusie bodemonderzoek
In het onderzoek is aangegeven dat de hypothese uit het vooronderzoek 'onverdachte locatie' geen stand houdt. In het grondwatermonsters afkomstig van peilbuis 1 is een sterk verhoogd gehalte barium en een licht verhoogd gehalte arseen aangetoond. In het grondwatermonster afkomstig van peilbuis 2 zijn licht verhoogde gehalten barium en zink aangetoond. Op de locatie zijn geen antropogene bronnen van barium aanwezig. Het sterk verhoogde gehalte barium in het grondwater wordt daarom als natuurlijk verhoogd achtergrondgehalte beschouwd. In de boven- en ondergrond zijn geen verhoogde concentraties aan de gemeten parameters zijn aangetoond.
De vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de aanvraag van een omgevingsvergunning c.q. bestemmingsplan herziening. Vanwege het aangetoonde sterk verhoogd gehalte barium in het grondwater wordt geadviseerd het grondwater niet, zonder aanvullende analyse, te gebruiken voor beregening, veedrenking e.d.
Uit de bodemonderzoeken blijkt dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de realisatie van het onderhavige plan.
De versnippering van de erfgoedwetgeving, met eigen definities, procedures en beschermingsmaatregelen, en de behoefte aan duidelijkheid waren de aanleiding om één integrale Erfgoedwet op te stellen voor het beheer en behoud van ons cultureel erfgoed. Met de Erfgoedwet, op 1 juli 2016 in werking getreden, worden zes wetten en regelingen gebundeld tot één wet die de bescherming van het cultureel erfgoed in Nederland regelt. Het wettelijk stelsel is er op gericht vermoedelijke archeologische waarden, monumenten, vindplaatsen en de vondsten te beschermen. Uiteindelijk worden onderdelen die de fysieke leefomgeving betreffen (zoals onder andere archeologische waarden), ondergebracht in de Omgevingswet die in 2019 van kracht moet worden. Vanaf het moment van invoering van de Erfgoedwet tot het moment van invoering van de Omgevingswet zijn deze onderdelen ondergebracht in de overgangsregeling van de Erfgoedwet.
Erfgoedverordening 2018 gemeente Ermelo
In de gemeentelijke erfgoedverordening is de aanwijzing en instandhouding van gemeentelijke monumenten en archeologische terreinen geregeld. In deze verordening is geregeld dat het verboden is om gemeentelijke monumenten te beschadigen of te vernielen. Tevens is geregeld dat het verboden is om de bodem in gebieden met een archeologische verwachtingswaarde te verstoren. Hierin is onderscheid gemaakt voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde en gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde. Navolgend volgt een beoordeling van het onderhavige plan.
Cultuurhistorie
Uit de verwachtingskaart erfgoed van Provincie Gelderland blijkt dat in het deelgebied geen rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten aanwezig zijn. In het plangebied vindt een herinrichting plaats met behoud van aanwezige waarden en karakteristieken van de omgeving. Voorliggend plan zorgt dan ook niet voor een aantasting van bestaande cultuurhistorische waarden in het plangebied en omgeving.
Archeologie
Het deelgebied is gelegen binnen een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde waarin een onderzoek uitgevoerd moet worden indien er vergravingen plaatsvinden met een groter oppervlak dan 100 meter en over dit gehele oppervlak dieper in de bodem reiken dan 30 cm. Deze norm wordt in het plangebied overschreden. Het uitvoeren van een onderzoek is derhalve noodzakelijk. In deze bijlage is uitsluitend de conclusie van het door KSP archeologie uitgevoerde onderzoek opgenomen. De gehele rapportage is als bijlage opgenomen.
Op grond van de aangetroffen bodemopbouw en het ontbreken van archeologische indicatoren in het deelgebied en daarmee lage archeologische verwachting adviseert KSP Archeologie geen archeologisch vervolgonderzoek. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het woningbouwplan.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Circulaire effectafstanden LPG tankstations
In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. In beginsel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter toegestaan. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico’s vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
Beleidsvisie externe veiligheid
In 2015 is de Beleidsvisie externe veiligheid van de Ermelo vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is de toepassing van verschillende restrictieniveaus voor het al dan niet toestaan van risicovolle bedrijven op bedrijventerreinen. Elk bedrijventerrein is gekoppeld aan een restrictieniveau. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen worden dus niet per definitie uitgesloten, maar dit is wel als restrictieniveau opgenomen. Het oprichten van nieuwe risicovolle bedrijven buiten bedrijventerreinen wordt tevens niet per definitie uitgesloten, al moet wel rekening worden gehouden met een optimale ruimtelijke ordening en veiligheid.
Ten behoeve van onderhavig plan is een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd in combinatie met de locatie aan Haspel 123a. Het plan Haspel 123 a behoort niet tot het onderhavige plangebied. Dit onderzoek kan echter nog gebruikt worden. De bevindingen voor onderhavig plangebied wijzigen namelijk niet. Onderstaand zijn de resultaten van het onderzoek weergegeven. De volledige rapportage is als bijlage opgenomen.
Spoorlijn Amersfoort - Zwolle
De spoorlijn Amersfoort – Zwolle (Veluwelijn) bevindt zich op enkele kilometers van zowel het plangebied. Over deze spoorlijn vindt, conform de Regeling basisnet, transport van gevaarlijke stoffen plaats. Beide locaties bevinden zich binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Amersfoort – Zwolle (> 4.000 meter; stofcategorie D4). Onderstaand worden de verschillende externe veiligheidsaspecten verantwoord:
Rijksweg A28
De Rijksweg A28 bevindt zich op enkele kilometers van beide planlocaties. Over deze weg vindt, conform de Regeling basisnet, transport van gevaarlijke stoffen plaats. Onderstaand worden de verschillende externe veiligheidsaspecten verantwoord:
Overige bronnen
Naast deze transportroutes gevaarlijke stoffen bevinden zich in de omgeving van het plangebied verschillende andere risicobronnen. De PR 10-6-contouren en het invloedsgebied van deze risicobronnen – zoals hogedruk aardgastransportleidingen, propaantanks en LPG-tankstations – reiken echter niet tot één van de planlocaties.
Verantwoording van het groepsrisico
Verantwoording van het groepsrisico is ten aanzien van de spoorlijn Amersfoort – Zwolle verplicht en is voor het onderhavige plan uitgevoerd. In de bijlage 'onderzoek externe veiligheid' zijn elementen ter verantwoording van het groepsrisico aangedragen. Aangezien er sprake is van een beperkte verantwoording, zijn enkel de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd.
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. Het bevoegd gezag, de gemeenteraad van Ermelo, kan deze elementen betrekken bij de besluitvorming ten aanzien van het bestemmingsplan. In het kader van de groepsrisico-verantwoording wordt advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland.
De bescherming van de natuur is per 1 januari 2017 in Nederland vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze wet vormt voor wat betreft soortenbescherming en gebiedsbescherming een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Gelders Natuurnetwerk (GNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Gebiedsbescherming vanuit de Wet Natuurbescherming
De bescherming van Natura 2000-gebieden is onder de Wnb vrijwel hetzelfde gebleven. Wel zijn de Beschermde Natuurmonumenten komen te vervallen. Voor Natura 2000-gebieden geldt dat als naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden, deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld moeten worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied zijn vergunningsplichtig.
Gebiedsbescherming vanuit Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid is vastgelegd in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) en is ruimtelijk vastgelegd in de Omgevingsverordening Gelderland. Het GNN bestaat enerzijds uit alle gebieden met een natuurbestemming binnen de voormalige Ecologisch Hoofdstructuur (EHS) en anderzijds uit gebieden voor nieuw aan te leggen natuur. Daarnaast maken de reeds gerealiseerde delen van verbindingszones deel uit van het GNN. De gebieden uit de voormalige EHS met een andere bestemming dan natuur zijn ondergebracht in de Groene Ontwikkelingszone (GO), welke is gericht op het versterken van de ecologische samenhang door de aanleg van ecologische verbindingszones. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats middels de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen.
Soortenbescherming vanuit de Wet Natuurbescherming
Soortenbescherming vanuit de Wet Natuurbescherming, heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde dierensoorten en een aantal vaatplanten. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet onder de Wet Natuurbescherming vanaf 1 januari 2017 bij ruimtelijke ontwikkelingen naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'bijlage A en B' van de Wet Natuurbescherming, de door de betreffende provincie gekozen soorten uit het besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, de soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, de soorten uit Bijlage 1 en 2 Verdrag van Bern, en Bijlage 1 verdrag van Bonn, en met alle in Europa inheemse vogels (Vogelrichtlijn). Hierna volgt een beoordeling van het planvoornemen aan het Rodeschuurderwegje op het aspect natuur.
Als gevolg van het onderhavige plan kan er niet worden uitgesloten dat (het leefgebied van) beschermde flora en fauna verloren gaat. Het uitvoeren van een 'quickscan Natuur' is derhalve noodzakelijk. In deze paragraaf is de conclusie van deze quickscan opgenomen. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar de bijlage van deze toelichting.
Gebiedsbescherming vanuit de Wet Natuurbescherming
Op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen is de conclusie dat deze ingreep geen negatieve invloed heeft op de specifieke natuurwaarden inzake invloeden geluid, trillingen, e.d.. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied zijn de Veluwerandmeren op ruim 1.395m afstand. De Veluwe ligt op 2.390m.
Gebiedsbescherming vanuit provinciaal beleid
Het plan ligt tevens buiten de begrenzing van het GNN en de GO. Op basis van de ligging van het deelgebied ten opzichte van de begrenzing van het GNN mag worden aangenomen dat er geen effecten zijn te verwachten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het GNN en de GO. Specifieke maatregelen of aanvullend onderzoek worden niet nodig geacht.
Soortenbescherming vanuit de Wet Natuurbescherming
Uit de natuur quickscan blijkt dat er in het deelgebied Rodeschuurderwegje geen beschermde soorten of verblijfplaatsen aangetroffen. Het aanvragen van een ontheffing op basis van de flora en faunawet is derhalve niet nodig.
Ten aanzien van stikstofdepositie afkomstig van het onderhavige plan op omliggende Natura 2000-gebieden is een onderzoek uitgevoerd. De rapportage is als bijlage opgenomen.
Uit de rekenresultaten van Aerius-calculator is gebleken dat als gevolg van onderhavig project in de gebruiksfase geen sprake is van een stikstofdepositie op de omliggende Natura 2000-gebieden hoger dan 0,00 mol/ha/j. In de tijdelijke realisatiefase is sprake van een marginale verhoging van dan 0,01 mol/ha/j. Deze tijdelijke aanlegfase duurt niet langer dan 2 jaar. Conform de beleidslijn van de rijksoverheid kan op basis van deze minimale en tijdelijke depositie de negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden worden uitgesloten.
Het aspect stikstof in relatie tot Natura 2000 vormt geen belemmering voor de realisatie en de vergunningverlening van de ‘omgevingsvergunning, activiteit bouwen’.
De Europese Unie wil dat de lucht overal schoon genoeg is om de gezondheid van de mensen zo goed mogelijk te beschermen. Daarom heeft de Europese Unie normen gesteld voor de concentraties van vervuilende stoffen in de lucht. Luchtverontreiniging is afkomstig van verschillende bronnen. Denk bijvoorbeeld aan het gemotoriseerde verkeer, industriële en agrarische inrichtingen en achtergrondconcentraties van verontreinigende stoffen.
De Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit zijn in Nederland uitgewerkt in de volgende wet- en regelgeving:
Wet milieubeheer
In de Wet milieubeheer (Wm) is hoofdstuk 5 (titel 5.2) de landelijke wetgeving voor luchtkwaliteit weergegeven. In bijlage 2 van deze titel zijn de grenswaarden aangegeven waaraan moet worden voldaan voor wat betreft de luchtkwaliteit. In artikel 5.16 is de toets voor de luchtkwaliteit weergegeven. In dat artikel is bepaald dat ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling het volgende moet worden getoetst in het kader van luchtkwaliteit:
Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007
De regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 bevat voorschriften voor het meten en berekenen van de concentratie, en depositie, van luchtverontreinigende stoffen. De regeling legt onder andere de standaardrekenmethoden vast waarmee de gevolgen van ruimtelijke plannen voor de luchtkwaliteit worden berekend. Veel regels uit de Rbl volgen uit de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit uit 2008.
Toetsing aan de grenswaarden is niet op alle plekken nodig. De twee criteria zijn:
Ook als een project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeft geen toets plaats te vinden aan de grenswaarden luchtkwaliteit.
Besluit NIBM (Niet in betekenende mate bijdragen)
De toets aan het besluit 'Niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) heeft betrekking op projecten of activiteiten waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is. Leidt een project tot een toename voor NO2 en PM10 die lager is dan de NIBM grens, dan is het toetsen van het project aan de grenswaarden luchtkwaliteit niet nodig en kan het project zonder verdere maatregelen doorgaan. Wel moet het project nog voldoen aan het Besluit gevoelige bestemmingen en er moet sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. De uitvoeringsregels voor NIBM staan in de algemene maatregel van bestuur (AMVB) 'Niet in betekenende mate bijdragen' en de Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen'. In bijlage 5 van de Regeling NIBM zijn vier gebieden opgenomen waar de Regeling NIBM niet op van toepassing is omdat daar structureel een hoge waarde heerst. Dit zijn delen van de gemeenten Asten, Nederweert, Deurne en Barneveld.
Volgens het Besluit NIBM is sprake van een NIBM project als het project of de activiteit maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de concentraties fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 µg/m3 voor zowel PM10 als NO2. Of een project een NIBM project betreft, kan op twee manieren worden bepaald. Het project kan getoetst worden aan de categorieën van gevallen die zijn vastgesteld, of er kan een berekening plaatsvinden:
In regeling NIBM zijn de volgende getalsmatige categorieën van gevallen vastgesteld, om te bepalen of sprake is van een NIBM project:
Woningbouwlocaties; 3% criterium ligt bij:
De berekening of de activiteit maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarde bijdraagt aan de concentraties fijnstof en stikstofdioxide kan ook worden uitgevoerd als een project de getalsmatige grenzen van de Regeling NIBM overschrijdt. Het is dan mogelijk om alsnog via berekeningen aannemelijk te maken dat de 3% grens niet wordt overschreden. Soms kan een kwalitatieve beschrijving voldoende zijn.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit Besluit gevoelige bestemmingen is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
Het Besluit gevoelige bestemmingen beperkt de vestiging van gevoelige bestemmingen in de nabijheid van provinciale en rijkswegen. In het besluit zijn onderzoekszones ingesteld waarbinnen luchtkwaliteitonderzoek nodig is. De zone wordt gemeten vanaf de rand van de weg. Om rijkswegen ligt een onderzoekszone van 300 meter aan beide zijden van de weg en bij provinciale wegen binnen 50 meter aan beide zijden van de weg. Het totaal aantal mensen dat behoort bij een gevoelige bestemming mag niet toenemen als de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden. Bij uitbreiding van bestaande gevoelige bestemmingen mag het totale aantal blootgestelden eenmalig maximaal 10% toenemen. Is de dreigende normoverschrijding niet aan de orde, dan is er geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszones.
Besluit NIBM (Niet in betekenende mate bijdragen)
Voorliggend plan ligt niet in een uitzonderingsgebied zoals opgenomen in bijlage 5 van de Regeling NIBM, waardoor het planvoornemen getoetst kan worden aan de regeling NIBM. Met voorliggend plan worden 34 woningen mogelijk gemaakt. Het aantal van 34 woningen ligt ver onder het criterium voor woningbouw. Gesteld kan worden dat bij voorliggend plan sprake is van een NIBM project.
Besluit gevoelige bestemmingen
Voorliggend plan betreft de realisatie van woningen. Dit is geen gevoelige bestemming zoals benoemd in het Besluit gevoelige bestemmingen. Het Besluit gevoelige bestemmingen zorgt niet voor belemmeringen voor de uitvoering van dit plan.
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie die ontstaat. In dit geval wordt voor wat betreft de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie aangesloten bij publicatie ‘Toekomstbestendig parkeren (december 2018)’ van het CROW. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis onder andere op het gebied van verkeer en parkeren. Specifiek voor verkeersgeneratie en parkeren heeft het CROW deze publicatie opgesteld. Deze kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeersgeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen. Overigens wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd. Dit is de bandbreedte.
Voor het plangebied worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Verkeer
Het planvoornemen gaat gepaard met een toename van het aantal verkeersbewegingen. Voor het planvoornemen zal een overzichtelijke in- en uitrit worden gerealiseerd, zodat geen verkeersonveilige situaties ontstaan. Het plangebied wordt ontsloten door het Rodeschuurderwegje. Het Rodeschuurderwegje komt uit op de Zeeweg en de Telgterweg, wat de verbindingswegen zijn naar de kern Ermelo en de A28.
Beoordeeld dient te worden of de verkeerswegenstructuur berekend is op de toename die met het planvoornemen zal ontstaan. Onderstaand zijn de berekeningen op basis van de CROW publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' weergegeven.
Buitengebied niet stedelijke gemeente | |||
verkeersgeneratie per eenheid | aantal eenheden | Totaal | |
Koop/huur tussen/hoek | 7,4 | 26 | 192,4 |
Koop, twee-onder-een-kap | 7,8 | 2 | 15,6 |
huur, sociaal | 5,6 | 6 | 33,6 |
Totaal | 34 | 241,6 |
Met de realisatie van het planvoornemen zal de verkeersgeneratie met 241,6 motorvoertuigen per etmaal toenemen. Ondanks dat er sprake is van een toename van het gemotoriseerde verkeer leidt dit niet tot verkeersproblemen. In de regel kan een wijkontsluitingsweg (30 km/u) circa 3.000 motorvoertuigen per etmaal verwerken. Een gewone plattelandsweg (60km/u) kan tot circa 48.000 motorvoertuigen per etmaal verwerken.
Op basis van bovenstaand kan worden geconstateerd dat het deelgebied goed bereikbaar is en het omliggende wegennetwerk de relatief beperkte toename aan verkeersbewegingen eenvoudig kan opvangen.
De aansluitingen liggen echter direct ter hoogte van de school. De Kiss&ride is aan de Zeeweg gelegen. Dit verkeer hoopt zich derhalve niet op bij de ontsluitingen van het plangebied. Om de snelheid ter plaatse van de zuidelijke ontsluiting toch te verminderen wordt de zuidelijke aantakking uitgevoerd op een plateau. Al het verkeer wordt op deze wijze afgeremd waardoor een overzichtelijke situatie wordt gecreëerd.
De noordelijke aantakking wordt uitgevoerd in de vorm van een uitritconstructie zodat het verkeer op Rodeschuurderwegje altijd voorrang heeft en het verkeer vanaf het woningbouwplan wordt afgeremd.
Parkeren
De wijze waarop de parkeerbehoefte moet worden aangetoond, is vastgelegd in de Parkeernota van de gemeente Ermelo. Met de wijzigingen in het Besluit ruimtelijke ordening dient de juridische borging van dit parkeerbeleid in een bestemmingsplan te gebeuren. Om deze reden heeft de gemeente Ermelo het bestemmingsplan 'Parkeernormen' vastgesteld. In de regels van dit bestemmingsplan is bepaald dat voorliggend bestemmingsplan moet voldoen aan de parkeernormen uit de parkeernormen nota. Hieronder volgt de toets van het planvoornemen aan de parkeernormen nota. Met het planvoornemen zullen de volgende woningtypes met bijbehorende parkeernorm worden gerealiseerd.
aantal | parkeernorm | benodigde parkeerplaatsen | |
Koop, tussen/hoek | 26 | 2 | 52 |
Sociale huur | 6 | 1,6 | 9,6 |
Koop, twee-onder-een-kap | 2 | 2,2 | 4,4 |
Totaal | 66 |
Uit de parkeernormennota volgt dat met het planvoornemen 66 parkeerplaatsen op eigen terrein nodig zijn om aan de parkeernormennota te kunnen voldoen. In de planbeschrijving is een inrichtingsschets opgenomen. Uit deze schets blijkt dat er binnen het deelgebied voldoende ruimte aanwezig is voor het realiseren van 66 parkeerplaatsen.
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect verkeer en parkeren geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Europees- en rijksbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlakte waterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlakte wateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt.
Op Rijksniveau is het Nationaal Waterplan het voornaamste beleidsplan. In december 2009 is dit plan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Waterplan Provincie Gelderland
In het Provinciaal Waterplan 2010-2015 staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provincie brede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd. Vanwege de Europese Kaderrichtlijn Water is voor bepaalde oppervlaktewateren vastgelegd of het een kunstmatig of sterk veranderd oppervlaktewater is. Ook zijn voor die oppervlaktewateren ecologische doelen geformuleerd. Voor verbetering van de grondwaterkwaliteit zijn maatregelen opgenomen.
Waterschap Vallei en Veluwe
Waterbeheerprogramma Waterschap Vallei en Veluwe
In het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 heeft het Waterschap Vallei en Veluwe tactische doelen geformuleerd. Per jaarplan wordt concreet invulling gegeven aan de daadwerkelijke realisatie van deze doelen.
Keur Waterschap Vallei en Veluwe
Op 1 januari 2014 is de nieuwe Keur met de Algemene regels en Beleidsregels van het Waterschap Vallei en Veluwe in werking getreden. Het waterschap stelt deze regels vast ter behartiging van de waterschapstaak en het bereiken van de doelstelling zoals genoemd in artikel 2.1 van de Waterwet. Alle handelingen in of nabij een waterstaatswerk worden hieraan getoetst.
Belangrijk instrument om water belangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Het waterschap Vallei en Veluwe is geïnformeerd over voorliggend plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Hierop is van het waterschap de volgende reactie gekomen:
Het plan is, vanuit de waterhuishouding bezien, voor het waterschap beperkt van belang. De motivatie daarvoor is dat plannen zonder (nieuwe) ontwikkelingsmogelijkheden, zoals functiewijzigingen en actualisaties, nauwelijks tot geen effect hebben op de waterhuishouding. Dit betekent dat geen essentiele waterbelangen wordt geraakt en het waterschap op basis daarvan een positief wateradvies geeft.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.-beoordeling uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt.
Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij projecten die kleiner zijn dan de drempelwaarden uit lijst C en D beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook deze projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een MER nodig is.
Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig. Voor deze toets wordt ook wel de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
Op 7 juli 2017 is het Besluit m.e.r. weer gewijzigd. Bij deze wijziging is een nieuwe procedure opgenomen voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.- beoordeling aan de orde is, moet het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen. Dit besluit hoeft niet in de Staatscourant gepubliceerd te worden.
Voor de voorbereiding van het mer-beoordelingsbesluit, is voor het planvoornemen een aanmeldnotitie opgesteld, deze notitie is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Uit deze notitie blijkt dat voorliggend plan geen belangrijke nadelige milieugevolgen heeft. Deze aanmeldnotitie wordt voorgelegd aan de gemeente. Op basis van deze aanmeldnotitie neemt de gemeente een formeel besluit dat een mer-procedure niet doorlopen hoeft te worden.
Op basis van deze aanmeldnotitie neemt de gemeente een formeel besluit dat een mer-procedure niet doorlopen hoeft te worden. Het aspect MER is vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.
Aan Rodeschuurderwegje wordt op meerdere aspecten invulling gegeven aan duurzaam bouwen.
Woningbouw wordt gerealiseerd conform de huidige eisen omtrent duurzaamheid. Er is geen sprake meer van een gasaansluiting, maar beschikken zelf over een koude/wamte pomp aangevuld met zonnepanelen.
Bijvoorbeeld een speciale neststeen of nestkast voor de huismus of een neststeen of plank voor gierzwaluwen (eten veel muggen). Een spouwmuurkast voor vleermuizen (eten veel muggen) is bij nieuwbouw eenvoudig in de spouw in te metselen. De dieren kunnen dan niet in de spouw zelf komen maar krijgen wel extra verblijfplaatsen ter beschikking.
Bij de landschappelijke inpassing is het advies om richting de noordzijde als overgang aansluiting te zoeken bij de overheersende soorten van Natura 2000. Als een boomgaard wordt aangelegd is dat zeer geschikt voor het plaatsen van een nestkast voor de steenuil. Bij aanleg van een vijver of poel is het advies te kiezen voor een natuurlijke begroeiing en een noordoever met een flauw talud. Bij voorkeur 6 uur zon per dag. De volgende punten zijn in principe aanwezig (maatregelen inclusief punten):
Het erf inrichtingsplan waarin deze elementen zijn opgenomen is opgenomen als bijlage als 'Situatietekening en erfinrichtingsplan'. Dit zijn circa 21 punten waarmee wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied als geheel, op de twee separate deelgebieden, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen.
Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen. De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
Dit artikel geeft op een eenduidige manier aan op welke wijze bouwhoogtes, afstanden, dakhellingen en oppervlakten moeten worden gemeten en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemming.
De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is
opgebouwd uit:
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
In dit artikel staan regels voor ondergronds bouwen.
In dit artikel staat beschreven welk gebruik van gronden en bouwwerken in elk geval strijdig zijn met het bestemmingsplan.
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.
Dit artikel beschrijft de te volgen procedure bij het besluit tot nadere eisen.
In de overige regels zijn voorschriften opgenomen om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
Hieronder volgt een toelichting op de in dit bestemmingsplan voorkomende bestemming.
Wonen
Dit is de enige bestemming binnen het bestemmingsplangebied, omdat het bestemmingsplan is opgesteld voor woningbouwontwikkeling op twee locaties.
Binnen deze bestemming zijn alle woningen, die met het bestemmingsplan met een directe bestemming zullen worden mogelijk gemaakt, opgenomen.
Woningen worden gebouwd binnen het bestemmingsvlak als vrijstaand, twee onder een kap, rij/hoekwoningen of gestapeld. Binnen de regels is het maximum aantal woningen vastgelegd (34 grondgebonden woningen aan het Rodeschuurderwegje.
De belangrijkste bestemmingen zijn:
Wonen in woningen, waarbij een maximum aantal woningen zijn toegestaan overeenkomstig de aanduidingen 'maximum aantal wooneenheden', zoals aangegeven op de verbeelding.
De woningen die zijn bestemd volgens het artikel 5.1 kunnen 'aaneengebouwd', 'twee-aaneen', en/of 'vrijstaand' worden gebouwd, op de plaats(en) waar de aanduidingen 'aaneengebouwd', 'twee-aaneen', en 'vrijstaand', op de verbeelding zijn aangegeven.
Verder is er een aan huis gebonden beroep dan wel voor een aan huis gebonden bedrijf, dat is genoemd in Bijlage 1, de "Lijst van niet-publiekgerichte bedrijfsmatige bedrijven aan huis", dan wel een bedrijf dat daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar is, toegestaan.
Voor de bijbehorende bouwwerken geldt dat er een koppeling is tussen de omvang van het perceel en de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, waarbij geldt dat op grotere percelen meer m² bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' kan het geluidscherm worden geplaatst. Met dit geluidsscherm kan de hinder vanwege het sportterrein richting de nieuwe woningen worden weggenomen. Het plaatsen van het geluidscherm is een voorwaardelijke verplichting.
Groen
De bestemming Groen is van toepassing op de groenvoorzieningen in het plangebied en deze bestemming is gericht op de versterking en de bescherming van groene waarden. Binnen de bestemming 'Groen' mogen geen gebouwen worden gebouwd, tenzij anders aangegeven.
Verkeer-verblijf
De nieuwe weg binnen het onderhavige bestemmingsplan is bestemd als 'Verkeer'. Binnen deze bestemming is enkel ter plaatse van de aanduiding bijgebouw, een gebouw toegestaan.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijke procedure dient op grond van artikel 3.1.6 lid f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 rust op de gemeente op grond van artikel 6.12 lid 1 van die wet de verplichting tot kostenverhaal bij grondexploitatie. Deze verplichting houdt in dat als de gemeente er bij een ruimtelijke ontwikkeling niet in slaagt met alle particuliere eigenaren in het gebied een overeenkomst te sluiten over grondexploitatie, de gemeente publiekrechtelijk de kosten moet verhalen bij alle eigenaren in het exploitatiegebied waarmee niet is gecontracteerd. Gemaakte kosten (limitatief opgesomd in artikelen 6.2.3 tot en met 6.2.5 van het Bro) zoals plankosten, onderzoekskosten, kosten van inrichting van de openbare ruimte etc. kunnen worden verhaald door middel van een exploitatieplan dat gelijktijdig met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan is opgenomen in artikel 6.2.1 Bro (o.a. bouw van 1 of meer woningen, bouw van 1 of meer hoofdgebouwen). Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van meerdere woningen. Deze ontwikkeling maakt daarmee een bouwplan mogelijk in de zin van artikel 6.2.1 Bro.
De gemeente heeft met de eigenaar een overeenkomst gesloten over grondexploitatie (een anterieure overeenkomst). Hierin zijn afspraken gemaakt over de betaling van de gemeentelijke kosten. De kosten van grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden zijn hiermee anderszins verzekerd. Het maken van een exploitatieplan is niet nodig.
In de voorbereiding van onderhavig plan is een participatietraject doorlopen in de vorm van twee informatieavonden. Op 17 april 2019 en 26 september 2019 hebben informatieavonden over het plan plaatsgevonden. Beiden avonden zijn goed bezocht. Hierin zijn veel positieve reacties geuit, maar ook enkele bezorgde uitingen. Deze bezorgde uitingen hadden met name betrekking op het bouwprogramma (er wordt niet gebouwd voor mensen uit Ermelo), een verkeersveilige ontsluiting en een oede landschappelijke inpassing. In de verder uitwerking van het plan is hier rekening mee gehouden. Ter plaatse van de ontsluitingen zijn verkeeersafremmende en -veilige plateau's gerelaliseerd, de groene omzoming blijft behouden en geborgd in de regels en het bouwprogramma voldoet aan het gemeentelijk woonbeleid en de gemeentelijke/regionale woningbouwafspraken.
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Doordat voorliggend plan geen betrekking heeft op omliggende gemeente, is overleg met omliggende gemeenten achterwege gebleven.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, wordt het bestemmingsplan ook toegezonden aan de provincie Gelderland. Op deze wijze wordt de provincie op de hoogte gesteld van voorliggend plan en heeft de provincie de gelegenheid om te reageren op dit plan. De provincie Gelderland heeft positief gereageerd op het plan. Daarnaast ontvangt onderhavig plan (provinciale) subsidies.
Het waterschap Vallei en Veluwe is over het plan geïnformeerd door gebruik te maken van de digitale watertoets.
Er is geen gebruik gemaakt van inspraak. In de informatieavonden is hier voldoende aandacht aan besteed. Het bestemmingsplan is als ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd.
Het ontwerp-bestemmingsplan en de daarbij behorende stukken heeft voor een ieder ter inzage gelegen van 11 juni 2020 tot en met 22 juli 2020. Eén ieder heeft zijn of haar zienswijze kenbaar kunnen maken. In deze perioden zijn 5 zienswijzen ingediend. Twee van de drie zienswijzen hebben geleid tot aanpassen van het bestemmingsplan. De zienswijzen, de beantwoording en de wijze van wijzigingen zijn weergegeven in Bijlage 15 Zienswijzennota van de toelichting. Het bestemmingsplan wordt vastgesteld inclusief de in de zienswijzennota beschreven wijzigingen .
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.