Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Nijkerkerweg 66
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0233.BPNijkerkerweg66-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Nijkerkerweg 66 met identificatienummer NL.IMRO.0233.BPNijkerkerweg66-0401 van de gemeente Ermelo;
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 plankaart
de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.0233.BPNijkerkerweg66-0401;
1.4 aan huis verbonden beroep
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerp-technisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 agrarische bedrijvigheid
bedrijven gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder mede een paardenhouderij is te verstaan, uitgezonderd wormen- en madenkwekerijen, fokkerijen en mesterijen van ganzen, eenden en kalkoenen, alsmede pelsdierhouderijen, een en ander voor zover deze bedrijvigheid plaatsvindt in de open lucht en buiten het bouwvlak;
1.9 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.10 Besluit omgevingsrecht (Bor)
Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143;
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op herzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.14 bijgebouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.21 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.22 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.23 dienstverlening
het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons en wasserettes;
1.24 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.26 horeca
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren al dan niet voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waar zaalaccommodaties worden geëxploiteerd en/of waar bedrijfsmatig logies worden verstrekt, niet zijnde een discotheek of bar/dancing;
1.27 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.28 overkapping
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand;
1.29 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.30 peil
  1. de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse vanwaar het gebouw voornamelijk toegankelijk is, dan wel;
  2. de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein, indien deze hoogte meer dan 1 meter boven of meer dan 1 meter beneden de sub a bedoelde hoogte is gelegen;
1.31 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.32 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.33 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.34 woning
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Lengte, breedte en diepte van bouwwerken
tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 De hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 Onderlinge afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedragen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarische bedrijvigheid;
  2. verkeersdoeleinden, te weten toegangs- en ontsluitingswegen en -paden;
  3. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
op en in de gronden als bedoeld in artikel 3.1 mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd.
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt dat er geen gebouwen mogen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan:
  1. voor erf- of terreinafscheidingen maximaal 1 meter;
  2. voor overige andere bouwwerken maximaal 10 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.2.2 voor erf- of terreinafscheidingen tot een hoogte van 2 meter mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat-, bebouwingsbeeld en/of het landschapsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het bebossen of anderszins beplanten van houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
  2. het rooien van randbeplanting op erven en groensingels langs hoofdwegen;
  3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  4. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
  5. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
3.4.2 Uitzondering
Het in 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op andere werken en/of werkzaamheden:
  1. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. werken en werkzaamheden, waarmee is of mag worden begonnen ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  3. het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;
  4. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
  5. werken en werkzaamheden waarop de Keur van Waterschap Veluwe van toepassing is;
  6. werken en werkzaamheden ten behoeve van het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning om te bouwen is vereist;
  7. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 voor zover daarvoor een vergunning is vereist als bedoeld in artikel 12 van de Natuurbeschermingswet.
3.4.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 3.4.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,
  1. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  2. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met bijbehorende:
  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  2. groenvoorzieningen;
  3. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', een inrit/ontsluiting op de openbare weg;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel', is uitsluitend een houtsingel toegestaan met paden om de achterliggende gronden te bereiken.
4.2 Bouwregels
Op de voor "Tuin" aangewezen gronden mogen uitsluiten worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming.
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
  1. bij palen en masten, zoals vlaggenmasten 8m;
  2. bij erfafscheidingen 1m.
Artikel 5 Wonen
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. tuinen;
  3. parkeren;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel', is een houtsingel toegestaan met paden om de achterliggende gronden te bereiken;
  5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' en de aanduiding 'erf' is een bijgebouw toegestaan.
5.2 Bouwregels
Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1 mogen uitsluitend woningen, bijgebouwen, waaronder begrepen hobbykassen, dierenverblijven en soortgelijke gebouwen en andere bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en gelden de aangegeven aanduidingen.
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', mag uitsluitend een vrijstaande woning worden gebouwd, met dien verstande dat een woning met een inhoud van minder dan 750 m3, mag worden vergroot tot 750 m3;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend vijf aaneengesloten woningen worden gebouwd;
  3. de goothoogte en bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' en de aanduiding 'erf';
  2. per aanduiding 'bijgebouw' mag maximaal 75m2 aan bijgebouwen worden gebouwd tenzij de grenzen van de aanduiding slechts een kleiner bijgebouw mogelijk maken;  
  3. per aanduiding 'erf' mag maximaal 75m2 aan bijgebouwen worden gebouwd;
  4. de goot- en nokhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan maximaal respectievelijk 3 en 5 meter;
  5. de goot- en bouwhoogte van overige bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    1. bij pergola's en overkappingen maximaal 3 m;
    2. erf- of terreinafscheidingen en andere bouwwerken, geen vlaggenmasten zijnde maximaal 2 m.
in afwijking van het bepaalde onder 5.2.1  en 5.2.2 geldt in geval van een grotere (goot)hoogte en/of andere situering, dan deze maten, afmetingen en situering zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp gehandhaafd mogen worden.
Artikel 6 Waarde - Archeologie Hoog
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie Hoog" aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Op de voor "Waarde - Archeologie Hoog" aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien en voor zover:
a. het nieuwe gebouw of de uitbreiding groter is dan 100 m2, en
b. daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd.
 
6.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6 lid 2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
6.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 6 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
f. het scheuren van grasland.
6.4.2 Toetsingscriterium
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6 lid 4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
6.4.3 Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6 lid 4.1 is nodig voor:
a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden over een oppervlakte van niet groter dan 100 m2 worden geroerd;
b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden iet dieper dan 0,3 m worden geroerd;
c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of worden uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
d. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de bestemming "Waarde - Archeologie Hoog", indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
Artikel 7 Waarde - Archeologie Laag
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie Laag" aangewezen gronden zijn naast de andere voor die gronden aangewezen basisbestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
Op de voor "Waarde - Archeologie Laag" aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd of bestaande gebouwen worden vergroot indien en voor zover:
a. het nieuwe gebouw of de uitbreiding groter is dan 2.500 m2, en
b. daarvoor de grond dieper dan 0,3 m zal worden geroerd.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7 lid 2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden van het gebied.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 7 lid 1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
f. het scheuren van grasland.
7.4.2 Toetsingscriterium
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
7.4.3 Uitzonderingen
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 4.1 is nodig voor:
a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden over een oppervlakte van niet groter dan 2.500 m2 worden geroerd;
b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de gronden iet dieper dan 0,3 m worden geroerd;
c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of worden uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
d. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de bestemming "Waarde - Archeologie Laag", indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Afdekking van gebouwen
De aaneengesloten woningen dienen van een kap te worden voorzien, met dien verstande dat de afdekking qua uiterlijke verschijningsvorm en karakteristiek dient aan te sluiten bij die van de directe omgeving. Bij het toepassen van deze bepaling worden ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen dakkapellen, schoorstenen, erkers en balkons buiten beschouwing gelaten.
9.2 Nadere eisen
Het bevoegd gezag is bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub d van de Wet ruimtelijke ordening nadere eisen te stellen ten aanzien van de afdekking en nokrichting van gebouwen voor zover dit noodzakelijk is in verband met het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld zoals dat door het aangeven van een goothoogte en/of hoogte is beoogd.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Verboden gebruik
Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:
  1. onbebouwde gronden:
    1. als stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en/of dranken, en andere onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    3. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
    4. voor militaire oefeningen met rups-, vracht- en gevechtsvoertuigen;
  2. bebouwde gronden ten behoeve van seksinrichtingen, detailhandel en horeca;
  3. niet als bouwwerk aan te merken mestbassins en silo's.
10.2 Gebruik ten behoeve van aan huis verbonden beroep
Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep mag ten hoogste 40% van de oppervlakte van de woning (alle ruimten -exclusief bijgebouwen-, die qua hoogte voldoen aan het Bouwbesluit) en 100% van de oppervlakte van de bijgebouwen worden gebruikt met een maximum van 50 m2 per perceel, mits:
  1. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  2. het gebruik geen onevenredige afbreuk doet aan het karakter van het gebied;
  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  4. geen detailhandel wordt uitgeoefend, anders dan ondergeschikt in de uitoefening van de beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  5. de activiteiten geen duurzame ontwrichting veroorzaken van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg hebben; bedrijfsactiviteiten die normaliter in een winkelcentrum of winkelstraat worden uitgeoefend zijn niet toegestaan.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Afwijkingen
Het bevoegd gezag is bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, bij omgevingsvergunning af te wijken van het plan:
  1. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de goothoogte niet meer dan 3 meter en de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  2. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden en waterlopen en ligging van bestemmings- en aanduidingsgrenzen en grenzen van bouwvlakken noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkend werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen niet meer dan 10 meter bedragen;\
  3. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  4. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een hoogte van 25 meter, met dien verstande dat:
    1. per geval dient vast te staan dat binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie geen gebruik kan worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of van andere bestaande hoge objecten, zoals windturbines, reclamezuilen of hoogspanningsmasten;
    2. de locatie dient te zijn gelegen nabij wegen en bij voorkeur bij knooppunten van wegen of parkeerplaatsen en aansluitend bij bestaande bebouwing;
    3. de mast door situering en uitvoering ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden niet onevenredig mag aantasten.
11.2 Criteria
Omgevingsvergunningen als bedoeld in 9.1 worden niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 12 overige regels
12.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
  1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  3. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  4. de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet worden vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 11.1, sub 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1, sub 1 met maximaal 10%.
  3. 1, sub 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2, sub 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in 11.2, sub 1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. artikel 11.2, sub 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels Bestemmingsplan 'Nijkerkerweg 66'.