direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijventerreinen gemeente Epe
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0232.EVA001Bedrijventer-VBP2

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen gemeente Epe' met identificatienummer NL.IMRO.0232.EVA001Bedrijventer-VBP2 van de gemeente Epe;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep en/of ambachtelijk beroep, dat in of bij een woning, bedrijfswoning of plattelandswoning wordt uitgeoefend, waarbij de woning, bedrijfswoning of plattelandswoning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding als het een vlak betreft;

1.6 ABC-goederen

auto's, boten en caravans, waaronder ook motoren, aanhangwagens en trailers

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij en een bosbouwbedrijf;

1.8 agri-detailhandel

detailhandel die betrekking heeft op agrarische producten, producten voor dieren en het buitenleven;

1.9 ambachtelijk beroep

een beroep waarin geheel of overwegend door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt of hersteld en geïnstalleerd, alsook het verkopen en/of leveren van goederen, als ondergeschikte activiteit, die verband houden met het ambacht;

1.10 archeologische monumentenzorg

zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.13 bed and breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.14 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het gezin of een daarmee gelijk te stellen samenlevingsvorm van) één persoon, wiens huisvesting daar, met het oog op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is;

1.17 beperkt kwetsbaar object

object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen artikel 1 sub b;

1.18 bestaand
  • met betrekking tot bebouwing:
    Legale bebouwing die op tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  • met betrekking tot gebruik:
    het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning;
  • met betrekking tot de geluidruimteverdeling in artikel 18.1: inrichtingen die ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan beschikten over een omgevingsvergunning dan wel gemeld waren in het kader van het Activiteitenbesluit;
1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.21 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.22 bijgebouw

al dan niet aangebouwd gebouw of een gedeelte van een gebouw dat ten dienste van het wonen wordt gebruikt en waarin niet wordt gewoond;

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van begane grond en met uitsluiting van onderbouw of zolder;

1.26 bouwmarkt

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop het volledige assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden zowel aan vakman als particulier;

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welke, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.31 cultuurhistorische waarde

de aan een gebied en/of bouwwerk toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat gebied of dat bouwwerk;

1.32 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af-)leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.34 detailhandel in dagelijkse goederen

detailhandel in dierlijke voedingsmiddelen (te weten wild en gevogelte, vis, vlees en vleeswaren, melk en zuivelprodukten) en detailhandel in plantaardige voedingsmiddelen, genotmiddelen resp. levensmiddelen algemeen assortiment (te weten aardappelen, groente en fruit, brood, koek en banket, chocolade en suikerwerken, consumptie-ijs, alcoholhoudende en alcoholvrije dranken, tabaksprodukten gespecialiseerd in niet elders genoemde voedings- en genotmiddelen, levensmiddelen algemeen assortiment, parfumerie-, toilet- en cosmetische artikelen, drogisterij-artikelen, bloemen en planten, zaden en tuinbenodigdheden);

1.35 detailhandel perifeer

detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans, waaronder ook motoren, aanhangwagens en trailers), agri-detailhandel, tuincentra, bouwmarkten, detailhandel in grove bouwmaterialen, natuursteen, haarden/kachels, keukens en sanitair, woninginrichting, kampeerartikelen en vergelijkbare artikelen, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden);

1.36 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.37 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.38 doelgericht bezochte, grootschalige detailhandel

detailhandel, met een omvang van tenminste 1.000 m² bvo in de volgende productgroepen die door consumenten doelgericht worden gekocht: tuinartikelen, tuinmeubelen, kampeerartikelen, rijwiel/brommer, zonwering, hengelsport, surfsport, golfsport, paardensport en jachtsport;

1.39 duurzame energieopwekking

het opwekken van energie door middel van zon en/of wind;

1.40 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.41 eerste verdieping

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder daaronder niet begrepen;

1.42 emissie kental

geluidemissie van een deelgebied voor nieuwe kavels uitgedrukt als bronvermogen (Lw in dB(A)) per vierkante meter, of dB(A)/m²; het emissie-kental betreft een etmaalwaarde;

1.43 extensief recreatief medegebruik

een vorm van recreatief medegebruik dat in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen, en dat slechts beperkt beslag op de ruimte legt. Voor het extensieve recreatief medegebruik is geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk, maar kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes. Onder extensief recreatief medegebruik wordt in elk geval niet verstaan intensief recreatief medegebruik en gemotoriseerde sporten;

1.44 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.45 Gelders Natuurnetwerk - Groene ontwikkelingszone

Gelders Natuurnetwerk (GNN)is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige Ecologische Hoofdstructuur en bevat ook zoekgebieden voor nieuwe natuur.

De Groene Ontwikkelingszone (GO) bevat terreinen met een andere bestemming dan Bos of Natuur, die ruimtelijk vervlochten zijn met het GNN en de samenhang tussen de natuurgebieden moeten bevorderen.

1.46 geluidgevoelige objecten

woningen of andere geluidgevoelige gebouwen zoals bedoeld in artikel 1 Wet geluidhinder en artikel 1.2 Besluit geluidhinder;

1.47 geluidgezoneerd industrieterrein

een industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.48 geluidgrenswaarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau

de vastgestelde waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) die op 25 toetspunten door alle bestaande of toekomstige bedrijven op het bedrijventerrein Kweekweg samen (cumulatief) in geen geval overschreden mag worden;

1.49 geluidreserve

het niet aan een bestaande bedrijf of een lege kavel toebedeelde geluidbudget dat het bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning of het stellen van maatwerkvoorschriften ingeval van een melding kan (onder voorwaarden) kan vergunnen/voorschrijven zonder dat de grenswaarde op de toetspunten wordt overschreden;

1.50 geluidverkavelingsplan

verdeling van de (gemiddelde) geluidemissie over het plangebied op een zodanige wijze dat de geluidbijdrage van de bestaande bedrijven en de lege kavels (peildatum 14 november 2017) niet leidt tot een overschrijding van de geluidgrenswaarde van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de toetspunten;

1.51 geluidzoneringsplichtige inrichting

inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 jo Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;

1.52 gemiddelde geluidbelasting van een bedrijf of lege kavel

het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) vanwege een bestaande bedrijf of een toekomstige inrichting op een lege kavel, exclusief de bijdrage vanwege de bij de inrichting behorende verkeersaantrekkende werking buiten de inrichtings- of kavelgrenzen, per periode van het etmaal (dagperiode van 07.00 tot 19.00 uur, avondperiode van 19.00 tot 23.00 uur en nachtperiode van 23.00 tot -7.00 uur) en als etmaalwaarde;

1.53 HmrI 1999

Handreiking meten en rekenen Industrielawaai 1999, of, als deze gedurende de planperiode wordt gewijzigd, de opvolger(s) hiervan.

1.54 hogere grenswaarde

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.55 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.56 hoofdverblijf

het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal verblijven;

1.57 Horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf in de categorieën zoals aangegeven in bijlage 4 Staat van Horeca-activiteiten

1.58 immissiebudget

het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau dat voor alle toetspunten is toebedeeld per bestaand bedrijf en per lege kavel.

1.59 intensief recreatief medegebruik

recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en dat een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking heeft, zoals paintball, boerengolf en een maïsdoolhof;

1.60 kantoor

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.61 kwetsbaar object

object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen artikel 1 sub l;

1.62 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.63 lege kavel

gronden waarvoor ten tijde van de vaststelling van het geluidruimteverdeelplan geen omgevingsvergunning was verleend dan wel geen melding was ingediend in het kader van het Activiteitenbesluit;

1.64 leisure

Vrijetijdsvoorzieningen in de vorm van bijvoorbeeld fitness- en sportscholen en kinderspeelhallen; 

1.65 lichtmast

paal, waaraan een of meerdere lampen zijn bevestigd ten behoeve van het verlichten van openbare en/of particuliere ruimte;

1.66 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaalmedische, sociaal culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.67 maximaal toelaatbare geluidbelasting - MTG

de maximaal toelaatbare geluidbelasting, vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;

1.68 natuurlijke waarde

aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomend in dat gebied;

1.69 niet gebruikte kavel

gronden waarvoor ten tijde van de vaststelling van het geluidruimteverdeelplan (13 december 2018) geen activiteiten plaatsvonden, geen omgevingsvergunning gold, dan wel geen melding was ingediend in het kader van het Activiteitenbesluit, maar waarop wel opstallen aanwezig zijn.

1.70 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.71 ondergeschikte detailhandel

detailhandel als activiteit die in ruimtelijk, financieel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsfunctie is van zulke beperkte bedrijfsmatige of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, vorm en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.72 ondergeschikte horeca activiteiten

horeca als activiteit die in ruimtelijk, financieel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De horecafunctie is van zulke beperkte bedrijfsmatige of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, vorm en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.73 ondergeschikte nevenactiviteit

de nevenactiviteit is qua oppervlak, aard en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

1.74 parkeernormen gemeente Epe

de normen en richtlijnen uit de CROW publicatie 317 ' Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' of, als deze gedurende de planperiode wordt gewijzigd, de opvolger(s) daarvan.

1.75 peil
  • voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het oorspronkelijke aansluitende terrein;
1.76 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.77 risicovol bedrijf

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig met een contour voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen;

1.78 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.79 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.80 toetspunten

een set van 25 rekenpunten ter plaatse van enerzijds woningen rondom het gezoneerde industrieterrein waar een Maximaal Toelaatbare Geluidbelasting is vastgesteld en anderzijds zonebewakingspunten en waar op basis van het geluidruimteverdeelplan wordt gewaarborgd dat de geluidgrenswaarden niet worden overschreden.

1.81 tuincentrum

een bedrijf, in hoofdzaak gericht op het bedrijfsmatig:

  • kweken en rechtstreeks verkopen aan de consument van boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, kamerplanten en artikelen voor de aanleg en het onderhoud van de tuinen en van alle daarbij benodigde tuingereedschappen alsmede van voor de bodem en planten benodigde meststoffen en als nevenaspect op bloempotten, vazen, plantenbakken ter verfraaiing van de kamer en tuin, en tuininrichtingsartikelen, waaronder tuinverlichting, tuinmeubelen en barbecues;
  • verkopen aan de consument van sfeer, cadeau en interieurartikelen;
  • verkopen van producten ten behoeve van de verzorging en voeding van dieren;
  • verkopen van producten ten behoeve van de aanleg en onderhoud van vijvers;
  • verrichten van hoveniersactiviteiten; een en ander met de bijbehorende voorzieningen in de vorm van tuinen, erven, modeltuinen, terreinverhardingen, parkeervoorzieningen, kantoorruimten alsmede een kantine;
  • ondergeschikte horeca;
1.82 verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.83 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.84 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit artikel 82 van de Wet geluidhinder;

1.85 waterkwaliteit

de chemische kwaliteit zowel als de ecologische kwaliteit van de oppervlaktewateren en het grondwater;

1.86 winkelvloeroppervlak

Het oppervlak van een (winkel)unit dat voor het publiek vrij toegankelijk is, dan wel zichtbaar is inclusief de ruimten die direct met de verkoop samenhangen;

1.87 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.88 zeer kwetsbaar object

Objecten waarin zich personen bevinden die in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, kinderdagverblijven, basisscholen, begeleid wonen met 24-uurszorg en bejaardenhuizen;

1.89 zorginstelling

een instelling die zorg(diensten) verleent in combinatie met huisvesting.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de breedte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren of ondersteuningsconsctructie;

2.3 dakhelling

de hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak gerekend in graden;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren of ondersteuningsconstructie, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, tenzij anders is aangegeven in de regels;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelopeningen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, bliksemspitsen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt;

2.8 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van kantoren of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

2.9 Wijze van berekenen in verband met geluidverdeelplan
  • a. berekenen gebudgetteerde geluidruimte lege kavel:
    De gebudgetteerde geluidruimte voor een lege kavel wordt bepaald op basis van geluidbronnen, met voor elke geluidbron een bronsterkte overeenkomstig een emissie-kental per m2. Deze geluidbronnen emitteren geluid volgens het spectrum industrielawaai als gehanteerd in het geluidverdeelplan in bijlage 2 bij deze regels, hebben een hoogte van 5 m boven het plaatselijk maaiveld en een verdeling van één deelbron per 5.000 m2.
    Vervolgens wordt de geluidimmissie berekend op de toetspunten als opgenomen in de toetsingstabellen (bijlage 3 bij de regels), conform een op de meet- en rekenmethode industrielawaai voor complexe situaties (methode II) uit de HmrI 1999 gebaseerd rekenmodel, met inachtneming van de regels van de HmrI 1999. De omgevingssituatie in het rekenmodel (bodemgebieden, bestaande afschermende en reflecterende objecten, maaiveldhoogtes en hoogtes ten opzichte van maaiveld) dient gelijk te zijn aan die als opgenomen in het in het geluidverdeelplan in bijlage 2. Dit geldt ook voor de lege kavel zelf. De aldus berekende geluidimmissie is de voor de kavel gebudgetteerde geluidruimte;
  • b. berekenen geluidruimte door gebruik van een kavel ten behoeve van toetsing aan gebruiksregels:
    De geluidruimte door het gebruik van een kavel wordt berekend op de toetspunten als opgenomen in de toetsingstabellen (bijlage 3 bij de regels), conform een op de meet- en rekenmethode industrielawaai voor complexe situaties (methode II) uit de HmrI 1999 gebaseerd rekenmodel, met inachtneming van de regels van de HmrI 1999 en op basis van de actuele omgevingssituatie ten tijde van het indienen van de aanvraag. De actuele omgevingssituatie wordt bepaald door de beheerder van het geluidbeheersmodel, die door het bevoegd gezag wordt aangewezen;
  • c. berekenen geluidruimte door gebruik van een kavel ten behoeve van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels:
    De geluidruimte door het gebruik van een kavel wordt berekend op de toetspunten als opgenomen in de toetsingstabellen (bijlage 3 bij de regels), conform een op de meet- en rekenmethode industrielawaai voor complexe situaties (methode II) uit de HmrI 1999 gebaseerd rekenmodel, met inachtneming van de regels van de HmrI 1999 en op basis van de actuele omgevingssituatie ten tijde van het indienen van de aanvraag. De actuele omgevingssituatie wordt bepaald door de beheerder van het geluidbeheersmodel, die door het bevoegd gezag wordt aangewezen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen);
  • c. waterhuishouding, waaronder sloten, sprengen, beken en andere watergangen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen voor het vasthouden van water, bergen, en het aan- en afvoeren van water;
  • e. extensief recreatief medegebruik;

met daarbij behorende:

  • f. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
  • g. groenvoorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op de voor ' Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en/of overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden opgericht, niet zijnde voorzieningen voor de opslag van mest, met een maximale bouwhoogte van 1,5 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van duurzame energieopwekking, mits dit de kernkwaliteiten van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone niet worden aangetast.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het gebruik van gronden of gebouwen als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • b. doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden;
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2, met uitzondering van:
    1. het aanleggen en verharden van wegen en/of paden ter directe ontsluiting van agrarische bouwpercelen;
    2. het aanleggen van koe- of kavelpaden;
  • b. het vellen, rooien, zaaien of aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de gemeentelijke kapverordening is geregeld, zoals deze regeling luidde op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • e. het graven of dempen van sloten en poelen;
  • f. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet.
3.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 3.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd op grond van een daarvoor verleende vergunning.
3.5.3 Beoordelingscriteria

Een in 3.5.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend als door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan(direct of indirect) te verwachten gevolgen de agrarische en/of de landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding:
    bedrijf tot categorie..   bedrijven behorende tot ....  
    'bedrijf tot en met categorie 2'   bedrijven behorende tot milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten   
    'bedrijf tot en met categorie 3.1'   bedrijven behorende tot milieucategorieën 1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
    'bedrijf tot en met categorie 3.2'   bedrijven behorende tot milieucategorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
    'bedrijf tot en met categorie 4.1'   bedrijven behorende tot milieucategorieën 1 tot en met 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
  • b. ter plaatse van de onderstaande functieaanduiding zijn de gronden ook bestemd voor de bijbehorende specifieke bedrijven:
    functieaanduiding   specifieke vorm van bedrijvigheid  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi1011   slachterijen en pluimveeslachterijen  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi1015   vleeswaren- en vleesconservenfabrieken  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi10821   verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi133   textielveredelingsbedrijf  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi2012.1   Anorganische chemische grondstoffenfabriek niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi203   verf, lak en vernisfabrieken  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi2221   kunststofverwerkende bedrijven  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi251   constructiewerkplaatsen  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi251.1   constructiewerkplaatsen in een gesloten gebouw tot en met milieucategorie 3.2  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi255   smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d.  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi2561   metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi2562   overige metaalbewerkende industrie  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi37   rioolwaterzuiveringinstallatie  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi383202   puinbrekerijen en malerijen, gedurende maximaal 12 maal per jaar en gedurende maximaal één etmaal per keer  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi41   bouwbedrijf  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi4520   carrosserieherstel  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi45204   autoplaatwerkerijen  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi4674   groothandel in ijzer - en metaalwaren en verwarmingsapparatuur  
    specifieke vorm van bedrijf - sbi494   goederenwegvervoer + opslag  
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - geluidgezoneerd industrieterrein' gezoneerd industrieterrein; 
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - retailpark':
    • 1. perifere detailhandel;
    • 2. doelgericht bezochte, grootschalige detailhandel;
    • 3. leisurevoorzieningen, waaronder fitness- en sportscholen en kinderspeelhallen;
    • 4. bijbehorende en ondergeschikte horeca-activiteiten ten behoeve van de functies onder 1, 2 en 3;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - ABC' detailhandel in ABC goederen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kringloopwinkel' één bestaande kringloopwinkel met een maximale winkelvloeroppervlak van 935 m2;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hoogspanningsstation' een hoogspanningsstation;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' zelfstandige lichte horeca in categorie 1a van bijlage 4 Staat van Horeca-activiteiten;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' zelfstandige kantoren;
  • j. kantooractiviteiten ten dienste van en ondergeschikt aan de onder a, b, d, e en f genoemde bedrijvigheid, tot een oppervlak van 50% van de totale brutovloeroppervlakte van het bedrijf, met een maximum van 3.000 m2 per bedrijf;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' één bedrijfswoning;
  • l. bedrijven ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen, met dien verstande dat deze in afwijking van het bepaalde in artikel 4.1 niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' een nutsbedrijf;
  • n. productiegebonden detailhandel als nevenactiviteit, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen, waarbij maximaal 20% van het bedrijfsvloeroppervlak als zodanig mag worden gebruikt;
  • o. ondergeschikte en aan het bedrijf verbonden horeca-activiteiten in de vorm van een bedrijfskantine;
  • p. duurzame energieopwekking al of niet op het dakvlak van gebouwen;
  • q. ontsluitingswegen en calamiteitenroutes voor hulpdiensten;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot' voor gronddepot;

met de daarbij horende:

  • s. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open terreinen;
  • t. tuinen, erven, terreinen en (vrachtwagen-)parkeervoorzieningen;
  • u. groenvoorzieningen;
  • v. geluidwerende voorzieningen;
  • w. openbare nutsvoorzieningen;
  • x. wegen, straten en paden
  • y. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
4.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' niet meer dan 3 mag bedragen;
  • c. het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage;
  • d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 5 m dient te bedragen, met dien verstande dat voor bebouwing die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan op minder dan 5 m afstand van de perceelsgrens gelegen is, de bestaande afstand als minimum geldt;
4.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden, naast het bepaalde in 4.2.1, bovendien de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal bedrijfswoningen' een ander aantal is aangegeven;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 800 m3;
  • c. de goothoogte van een vrijstaande bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m.
4.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van een aanbouw, uitbouw en bijgebouw bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 75 m2 bedraagt, dan wel de bestaande oppervlakte per bijgebouw zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan indien deze meer bedraagt;
  • b. de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 5 m bedragen;
  • c. bijgebouwen uitsluitend achter de voorgevel van de woning worden gebouwd, met dien verstande dat tevens de bestaande bijgebouwen voor de voorgevel zijn toegestaan;
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,50 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aanduiding erf- en terreinafscheiding (m)' mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 5 m bedragen met uitzondering van lichtmasten en antennes, waarvan de hoogte maximaal 10 m
    mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 5,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van silo's, kranen, liften en afzuiginstallaties mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde (m)' mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  • g. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en opslag, mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde en opslag (m)' niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  • h. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hoogspanningsstation' mag niet meer dan 8 m bedragen.
4.2.5 Reclame-uitingen

Voor bouwwerken in de vorm van reclame-uitingen aan de gevel van bedrijfsgebouwen geldt dat:

  • a. per bedrijfsgevel maximaal 1 reclame-uiting is toegelaten, met een breedte van maximaal 60% van de gevelbreedte en maximale hoogte van 0,75 m;
  • b. in het geval de reclame-uiting haaks op de gevel wordt aangebracht bedraagt de maximale oppervlakte van de reclame-uiting 1,5 m2;
  • c. reclame-uitingen in de vorm van lichtbakken niet zijn toegestaan;
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden of
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;
  • g. de brandveiligheid.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 bouwhoogte en afstand zijdelingse perceelsgrens

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 4.2.1 onder b voor het vergroten van de maximale bouwhoogte van gebouwen met ten hoogste 4 m.;
  • b. 4.2.1 onder d voor het verkleinen van de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens;
  • c. 4.2.4 onder a en b voor het verhogen van de maximale hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde te tot:
    • 1. maximaal 4 m voor terreinafscheidingen;
    • 2. maximaal 25 m voor antennes;
    • 3. maximaal 15 m voor lichtmasten;
    • 4. maximaal 20 m voor silo's.
  • d. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.4.1 a tot en met c wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarden dat:
    • 1. de afwijking noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering of een efficiënt gebruik van het bouwperceel;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. dit geen bezwaar is uit het oogpunt van de brandveiligheid en de brand- en rampenbestrijding;
    • 4. specifiek in gevallen als bedoeld onder 4.4.1 onder c geen ernstige verstoring van het stedenbouwkundige en/of landschappelijke beeld optreedt.
4.4.2 Reclame-uitingen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.5 onder a en b voor bouwwerken in de vorm van reclame-uitingen aan de gevel van bedrijfsgebouwen met een afwijkende vorm, maar alleen nadat de welstandscommissie hierover een advies heeft gegeven.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Algemeen

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in 4.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in artikel 4.1; hieronder wordt ook verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken als afhaalpunt, al dan niet met showroom, voor internetverkoop;
  • b. bedrijvigheid in een hogere milieucategorie dan volgens 4.1 is toegestaan;
  • c. risicovolle bedrijven;
  • d. het gebruik van onbebouwde gronden voor opslag hoger dan 6 m, met dien verstande dat opslag uitsluitend is toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en de afstand van de opslag tot de perceelsgrens ten minste 2 m dient te bedragen;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • f. het gebruik van bedrijfswoningen als burgerwoning.
4.5.2 Verdeling geluidruimte

Voor gronden met de aanduiding overige zone - geluidgezoneerd industrieterrein gelden ook de regels in artikel 18.1.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Detailhandel en horeca

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 4.5 onder a en voor de uitoefening van detailhandel in dagelijkse goederen tot maximaal 100 m2 van het bedrijfsvloeroppervlak;
  • b. 4.1 voor de uitoefening van onzelfstandige horeca-activiteiten als nevenactiviteit tot maximale oppervlakte van 150 m2;
  • c. 4.1 onder o voor de uitoefening van zelfstandige horeca-activiteiten in categorie 1a van bijlage 4 Staat van Horeca-activiteiten, tot een maximale oppervlakte van 250 m2, uitsluitend op het bedrijventerrein Eekterveld;
  • d. 4.1 onder e voor de uitoefening van detailhandel in ABC goederen op andere locaties dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - ABC';
  • e. voor het kunnen verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a, b, c en d gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. er mag geen onevenredige verstoring plaatsvinden van de plaatselijke of regionale voorzieningenstructuur en een al bestaande verstoring mag niet worden vergroot;
    • 2. er mag geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast optreden;
    • 3. er mag geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden plaatsvinden.
4.6.2 Vestigen risicovolle inrichting

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.5 onder d en de vestiging van een risicovolbedrijf onder de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft de verplaatsing van een bestaand risicovol bedrijf van elders uit de gemeente;
  • b. de PR 10-6 contouren moeten binnen de inrichtingsgrenzen van risicovolle bedrijven blijven, met uitzondering van gevallen waarin de PR 10-6 contour door het treffen van bronmaatregelen tot het technisch haalbare niveau is gereduceerd en binnen de bestemmingen Bos, Groen, Verkeer en/of Water blijft;
  • c. voor toename van het groepsrisico door structurele toename van het aantal personen in het invloedsgebied of veroorzaakt door ontwikkeling of verandering van een bestaande bron geldt dat dit is toegestaan mits de toename van het groepsrisico conform het Besluit externe veiligheid vi kan worden verantwoord;
  • d. het invloedsgebied van een nieuwe risicobron van belang voor het bepalen van het groepsrisico mag niet over gronden met de bestemmingen Wonen of Maatschappelijk vallen.
4.6.3 Hogere milieucategorie
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van de vestiging van bedrijven die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten vermeld zijn in één hogere categorie dan de toegelaten categorieën, mits de bedrijven naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in lid 1 genoemde toegelaten bedrijven.
4.6.4 Bedrijven die niet op de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomen
  • a. De vestiging van bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten vermeld zijn, maar naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de in lid 1 genoemde toegelaten bedrijven, is toegestaan.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd, dan wel nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid.
  • b. de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - hoogspanningsstation' komt te vervallen, met dien verstande dat dit niet eerder mag gebeuren dan 2 jaar nadat vast is komen te staan dat de gronden ter plaatse van die aanduiding niet meer als zodanig worden gebruikt;
  • c. de functieaanduiding als bedoeld in artikel 4.1 onder b op een perceel komt te vervallen, met dien verstande dat dit niet eerder mag gebeuren dan 2 jaar nadat vast is komen te staan dat de specifieke vorm van bedrijf niet langer voorkomt op dat perceel.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (hoog)opgaande afschermende beplanting;
  • b. bos, bospaden en waterlopen;

met de bijbehorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • d. andere werken, waterhuishoudkundige en andere voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en/of overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 2,5 m.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden of
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de externe veiligheid;
  • h. de brandveiligheid.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
  • b. het aanleggen of het verharden van wegen en paden;
  • c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief of educatief medegebruik;
  • d. het aanbrengen van drainage;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
5.4.2 Uitzonderingen op de vergunningplicht

Het in 5.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.4.3 Beoordelingscriteria

De omgevingsvergunning bedoeld in 5.4.1 wordt slechts verleend als:

  • a. de in artikel 5.4.1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel de directe en/of indirecte gevolgen daarvan, geen wezenlijke inbreuk maken op de waarden die deze bestemming beoogt te beschermen; en
  • b. voor zover de gronden ook de aanduiding 'overige zone - gelders natuur netwerk' hebben , ook geen onevenredige inbreuk wordt gemaakt op de ecologische waarden en kenmerken van deze gebieden;
  • c. voor zover de gronden ook de aanduiding ' overige zone - groene ontwikkelingszone' hebben, geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ecologische waarden en kenmerken, en geen significante effecten op de kernkwaliteiten van het betreffende gebied optreden.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en beplanting;
  • b. wandel- en fietspaden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' een nutsbedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'zend/ontvanginstallatie' ,een zend- en ontvanginstallatie;

met de daarbij horende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en/of overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

  • a. de bouwhoogte van een zend/ontvanginstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend/ontvanginstallatie' mag niet meer dan 18 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden of
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de externe veiligheid;
  • h. de brandveiligheid.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een zorginstelling met daarbij horende woonvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';
  • b. een religieuze instelling ter plaatse van de aanduiding 'religie';
  • c. een gezondheidscentrum ter plaats van de aanduiding 'gezondheidszorg';
  • d. verenigingsleven ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
  • e. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. praktijk- of studioruimte in de bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;

met de daarbij horende:

  • g. terreinen en erven;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. tuinen;
  • j. ontsluitingswegen en -paden;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. bouwwerken.
7.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  • a. deze binnen een bouwvlak moeten worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte niet meer bedragen mogen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' respectievelijk 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangeduid;
  • c. het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage;
  • d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient ten minste 5 m te bedragen, met dien verstande dat voor bebouwing die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan op minder dan 5 m afstand van de perceelsgrens gelegen is, de bestaande afstand als minimum geldt.
7.2.2 Bedrijfswoningen

In aanvulling op het bepaalde in 7.2.1 geldt voor bedrijfswoningen de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag uitsluitend één bedrijfswoning worden gerealiseerd, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 800 m3 bedragen.
7.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van een aanbouw, uitbouw en bijgebouw bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 75 m2 bedraagt, dan wel de bestaande oppervlakte per bijgebouw zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan indien deze meer bedraagt;
  • b. de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 5 m bedragen;
  • c. bijgebouwen uitsluitend achter de voorgevel van de woning worden gebouwd, met dien verstande dat tevens de bestaande bijgebouwen voor de voorgevel zijn toegestaan;
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden of
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;
  • g. de brandveiligheid.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 onder a als:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedraagt;
  • b. de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 4 m. bedraagt;
  • c. het bebouwingspercentage niet meer dan 70% bedraagt;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de milieusituatie of;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in 4.1 wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen voor een geluidsgevoelig object, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling'.

Artikel 8 Sport

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvelden;

met daarbij behorende:

  • b. terreinen en erven;
  • c. ontsluitingswegen en -paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. sport- en speelvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. ondergeschikte horeca-activiteiten.
8.2 Bouwregels

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw geldt dat:

  • a. een gebouw binnen een bouwvlak moet worden gerealiseerd;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedragen mag dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 30° bedragen;
  • f. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient ten minste 5 m te bedragen, met dien verstande dat voor bestaande bebouwing die op kortere afstand is gelegen, de bestaande afstand als minimum geldt.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 20 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 8 m bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;
  • g. de brandveiligheid.
8.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 8.2.1 sub b ten behoeve van het verhogen van de goothoogte tot ten hoogste 6 m;
  • b. 8.2.1 sub d en behoeve van het verlagen van de dakhelling tot ten minste 0°.
8.5 Specifieke gebruiksregels

Parkeren vindt plaats op eigen terrein.

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorend bij een hoofdgebouw;
  • b. erkers van aangrenzende hoofdgebouwen;

met daarbij behorende:

  • c. erven en parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. voor het bouwen van gebouwen geldt dat uitsluitend uitbouwen in de vorm van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte van hekwerken niet meer dan 1 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 1 m mag bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;
  • g. de brandveiligheid.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend voor parkeren, onder andere voor vrachtwagens;

met de daarbij horende:

  • e. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • f. andere werken, water en groenvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
  • a. Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogten van 8,5 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mag een toiletvoorziening worden gerealiseerd met een maximale oppervlakte van 6 m2 en een bouwhoogte van 3 m.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;
  • g. de brandveiligheid.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen, waterwegen en/of vijvers;

met de daarbij horende;

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en duikers;
  • e. andere werken en voorzieningen.
11.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;

met daarbij behorende:

  • b. tuinen en erven;
12.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een hoofdgebouw geldt dat:

  • a. een hoofdgebouw binnen een bouwvlak moet worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' aaneengebouwde woningen mogen worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' een vrijstaande woning mag worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' halfvrijstaande woningen mogen worden gebouwd;
  • e. de breedte van een hoofdgebouw ten minste 5 m bedraagt;
  • f. de inhoud van een hoofdgebouw ten hoogste 800 m3 bedraagt, dan wel de bestaande inhoud, als deze meer bedraagt;
  • g. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw en de vrijstaande zijde van een aaneengebouwd hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 m bedraagt ;
  • h. de goothoogte en bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)';
  • i. de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedraagt;
  • j. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan in de bestaande situatie.
12.2.2 aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 75 m2 bedraagt, dan wel de bestaande oppervlakte per bijgebouw zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan indien deze meer bedraagt;
  • b. de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 5 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum hoogte (m)' de aangegeven hoogte is toegestaan;
  • c. bijgebouwen uitsluitend achter de voorgevel van de woning worden gebouwd, met dien verstande dat tevens de bestaande bijgebouwen voor de voorgevel zijn toegestaan;
  • d. de afstand van bijgebouwen tot de woning niet meer dan 30 m bedraagt.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte en de oppervlakte van overkappingen niet meer dan respectievelijk 3 m en 20 m2 mag bedragen;
  • c. de oppervlakte van een niet-overdekt zwembad mag niet meer dan 75 m2 bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;
  • g. de brandveiligheid.
12.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 12.2.1onder a voor het vergroten van de maximale toegestane oppervlakte aan aan- en bijgebouwen ten behoeve van een agrarisch hobbybedrijf, tot een maximum van 200 m2 per woning, mits:
    • 1. de noodzaak is aangetoond; en
    • 2. het bestemmingsvlak, eventueel in combinatie met de daaraan grenzende en daarmee één eigendomseenheid vormende gronden, een (gezamenlijke) oppervlakte heeft van ten minste 5.000 m2; en
    • 3. de belangen van gebruikers danwel eigenaren van aangrenzende gronden en/of (agrarische) bedrijven niet onevenredig worden geschaad;
  • b. 12.2.1 onder g en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot niet meer dan 6 m;
  • c. 12.2.1 onder h en toestaan dat de dakhelling wordt verkleind tot niet minder dan 0°, dan wel dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • d. 12.2.1 onder hen toestaan dat ten behoeve van afwijkende dakvormen de dakhelling wordt verhoogd;
  • e. 12.2.2 onder c en toestaan dat een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
12.5 Specifieke gebruiksregels
12.5.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik:

  • a. van gronden voor de opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voertuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, vuil en afvalstoffen, behoudens deze opslag geschiedt in het kader van het normale gebruik;
  • b. van vrijstaande bijgebouwen en gastenverblijven voor bewoning;
  • c. van bijgebouwen voor recreatieve bewoning.
12.5.2 Aan huis verbonden beroep

Een aan huis verbonden beroep is toegestaan, met dien verstande dat:

    • 1. ten hoogste 40% van de gezamenlijke oppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat deze gezamenlijke oppervlakte nimmer meer bedraagt dan 50 m2;
    • 2. de uitstraling als woning in tact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale ontwikkeling van het verkeer;
    • 5. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
    • 6. geen detailhandel is toegestaan.

Artikel 13 Leiding - Gas

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van ondergrondse hogedruk gastransportleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de lid 13.1 bedoelde gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van bestaande gebouwen;
  • b. op of in de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) mits het geen kwetsbaar object betreft en de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad.

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande gebruik.

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de in lid 13.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
13.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het verbod als bedoeld in lid 13.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn of vergund zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • b. het normale onderhoud van de leiding en belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
13.5.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

13.5.4 Adviesprocedure

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 5

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 5’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m2 en dieper dan 50 cm, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

14.2.2 Voorwaarden

Indien uit het in sublid 14.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in sublid 14.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in sublid 14.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden voor de ‘Waarde - Archeologie 5’ aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 1.000 m² of meer en dieper dan 50 cm onder maaiveld bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 1.000 m2 of meer en dieper dan 50 cm onder maaiveld bedraagt;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 1.000 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  • e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het inwerkingtreden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 1000 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 1.000 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 1.000 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • h. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 1.000 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 1.000 m2 of meer bedraagt.
14.3.2 Uitzonderingen

Het in sublid 14.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het inwerkingtreden van dit plan.
14.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in sublid 14.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de in sublid 14.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • d. de verplichting tot het doen van opgravingen,
  • e. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • f. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
14.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden voor de ‘Waarde - Archeologie 5’ aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 1.000 m2 en dieper is dan 50 cm gemeten vanaf het maaiveld;
  • b. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige;
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning;
  • d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 6

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 6’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en dieper dan 50 cm, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

15.2.2 Voorwaarden
  • a. Indien uit het in sublid 15.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
  • b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • c. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • d. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
15.2.3 Bouwverbod

Indien uit het in sublid 15.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in sublid 15.2.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden voor de Waarde - Archeologie 6’ aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m² of meer en dieper dan 50 cm bedraagt;
  • b. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer en dieper dan 50 cm bedraagt;
  • c. het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  • e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het inwerkingtreden van dit plan niet als bos zijn bestemd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • f. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • g. het aanleggen van bos of boomgaard, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • h. het scheuren van grasland, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt en de bodem verstoren op een grotere diepte dan 50 cm;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, zulks indien de oppervlakte 2.500 m2 of meer bedraagt.
15.3.2 Uitzonderingen

Het in sublid 15.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het inwerkingtreden van dit plan.
15.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in sublid 15.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  • b. Voor zover de in sublid 15.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • d. de verplichting tot het doen van opgravingen,
  • e. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • f. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
15.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden voor de ‘Waarde - Archeologie 6’ aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 2.500 m2 en dieper is dan 50 cm gemeten vanaf het maaiveld;
  • b. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige;
  • c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning;
  • d. de vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene bouwregels

17.1 Ondergronds bouwen

Binnen het plangebied mag onder gebouwen ondergronds worden gebouwd, tenzij anders is aangegeven in de regels en mits de ondergrondse bebouwing niet dieper wordt gerealiseerd dan 3,5 m onder peil.

17.2 Omgevingsvergunning slopen bouwwerken
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de aanwezige bouwwerken, in de vorm van gebouwen en dichte erfafscheidingen, te slopen;
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend als:
    1. de sloop niet leidt tot een toename van de gebudgetteerde geluidruimte en/of vergunde geluidbelasting van een lege kavel of bestaande inrichting zodanig dat deze geluidruimte of -belasting meer gaat bedragen dan de hoogste waarden van:
    - de gebudgetteerde geluidruimte volgens bijlage 2 bij deze regels;
    - de vergunde geluidbelastingen overeenkomstig de vigerende omgevingsvergunning van bestaande bedrijven.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van de akoestische situatie.

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

18.1 Verdeling geluidruimte
18.1.1 Gebruiksregels

De gronden aangeduid als 'overige zone - geluidgezoneerd industrieterrein zijn mede bestemd voor het verdelen van de totale beschikbare geluidruimte op het geluidgezoneerde industrieterrein Kweekweg. Onder gebruik van de gronden in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het in gebruik hebben van een inrichting op een bestaande kavel, een niet-gebruikte kavel, of het gebruik van een lege kavel, waarbij meer geluidruimte wordt gebruikt dan de voor die kavel gebudgetteerde geluidruimte op de toetspunten in de toetsingstabellen (bijlage 3 bij de regels);
  • b. het onder a bepaalde is niet van toepassing als de geluidruimte die wordt gebruikt niet leidt tot overschrijding van de cumulatief gebudgetteerde geluidruimte op de toetspunten in de toetsingstabellen (bijlage 3 bij de regels), beoordeeld op één cijfer achter de komma;
  • c. het in gebruik hebben van een inrichting op een bestaande kavel, waarbij de grenzen van de inrichting afwijken van de grenzen van de inrichting zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • d. de geluidruimte als bedoeld in dit artikel wordt bepaald volgens artikel 2.9 onder 'berekenen geluidruimte door gebruik van een kavel ten behoeve van toetsing aan gebruiksregels'.
18.1.2 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.1.1 onder a om meer geluidruimte op een lege kavel, een niet-gebruikte kavel of op een bestaande kavel toe te staan, mits de geluidgrenswaarden op de toetspunten in de toetsingstabellen (bijlage 3 bij de regels) niet worden overschreden. Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als :
    • 1. uit akoestisch onderzoek en de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat, aanvullend op de toepassing van de Best Beschikbare Technieken, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is geluidbeperkende maatregelen worden getroffen;
    • 2. het gebruik van de reserve geluidruimte, na aftrek van de geluidruimte voor eerder verleende omgevingsvergunningen voor afwijken van deze gebruiksregels, boven de 33% van de reserve geluidruimte wordt zo veel mogelijk voorkomen;
    • 3. het gebruik van de reserve geluidruimte wordt gemotiveerd, waarbij onder meer de volgende omstandigheden kunnen worden betrokken bij de beslissing:
      • en/of het betreft een bedrijfsverplaatsing, waarmee elders een milieuhygiënisch knelpunt wordt opgelost;
      • en/of het betreft een bedrijf dat een bijdrage levert aan de ruimtelijke en economische ontwikkeling van het bedrijventerrein;
      • en/of het betreft een bestaand bedrijf.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.1.1 onder a om een splitsing, vergroting of verkleining van een bestaande kavel mogelijk te maken, mits de geluidgrenswaarden op de toetspunten in de toetsingstabellen (bijlage 3 bij de regels) niet worden overschreden. Deze omgevingsvergunning kan worden verleend als:
    • 1. de geluidruimte nodig voor deze splitsing, vergroting of verkleining niet leidt tot overschrijding van de gecumuleerde gebudgetteerde geluidruimte op de toetspunten in de toetsingstabellen (bijlage 3 bij de regels), beoordeeld op één cijfer achter de komma;
    • 2. de splitsing, vergroting of verkleining niet leidt tot een onevenredige beperking van de beschikbare geluidruimte voor één of meer lege kavels;
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b kan de omgevingsvergunning ook worden verleend als de geluidruimte ten gevolge van deze splitsing, vergroting of verkleining wél leidt tot overschrijding van de gecumuleerde gebudgetteerde geluidruimte op de toetspunten in de toetsingstabellen (bijlage 3 bij de regels), beoordeeld op één cijfer achter de komma, als:
    • 1. uit akoestisch onderzoek en de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat, aanvullend op de toepassing van de Best Beschikbare Technieken, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is geluidbeperkende maatregelen worden getroffen;
    • 2. het gebruik van de reserve geluidruimte, na aftrek van de geluidruimte voor eerder verleende omgevingsvergunningen voor afwijken van deze gebruiksregels, boven de 33% wordt zo veel mogelijk voorkomen;
    • 3. het gebruik van de aanwezige reserve geluidruimte wordt gemotiveerd, waarbij onder meer de volgende omstandigheden kunnen worden betrokken bij de beslissing:
      • en/of het betreft een bedrijfsverplaatsing, waarmee elders een milieuhygiënisch knelpunt wordt opgelost;
      • en/of het betreft een bedrijf dat een bijdrage levert aan de ruimtelijke en economische ontwikkeling van het bedrijventerrein;
      • en/of het betreft een bestaand bedrijf;
    • 4. de splitsing, vergroting of verkleining niet leidt tot een onevenredige beperking van de geluidruimte voor één of meer lege kavels;
  • d. de geluidruimte als bedoeld in dit artikel wordt bepaald volgens artikel 2.9 onder 'berekenen geluidruimte door gebruik van een kavel ten behoeve van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels '.
18.1.3 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aanpassing van de toetsingstabellen, al dan niet in combinatie met aanpassing van de kaart met ligging/nummering van de emissiepunten van de lege kavels (bijlage2 bij de regels). De aanpassing kan bestaan uit het wijzigen van één of meer kavels en/of uit het vergroten of verkleinen van de geluidruimte voor lege kavels en/of voor niet-gebruikte en bestaande kavels. Voor de wijziging gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. de geluidgrenswaarden op de toetspunten in de toetsingstabellen (bijlage 3 bij de regels) mogen niet worden overschreden;
    • 2. met de wijziging wordt een positieve bijdrage geleverd aan een effectief en doelmatig gebruik van de geluidruimte;
    • 3. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige beperking van de geluidruimte van een kavel. Hierbij geldt dat een beperking per kavel van meer dan 5 dB op één of meer toetspunten in ieder geval als onevenredig wordt worden gekwalificeerd;
    • 4. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige vergroting van de geluidruimte van een kavel. Hierbij geldt dat een vergroting per kavel van meer dan 5 dB op één of meer toetspunten in ieder geval als onevenredig wordt gekwalificeerd;
    • 5. de geluidruimte van een kavel mag na wijziging niet kleiner zijn dan de vergunde geluidruimte voor deze kavel.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aanpassingen in de omgevingssituatie (bodemgebieden, bestaande afschermende en reflecterende objecten, maaiveldhoogtes en hoogtes ten opzichte van maaiveld) in het rekenmodel van het als bijlage 2 opgenomen geluidverdeelplan. Hiervoor geldt de volgende voorwaarde:
    • 1. de geluidgrenswaarden op de toetspunten in de toetsingstabellen (bijlage 3 bij de regels) mogen niet worden overschreden;
  • c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aanpassing van de voorgeschreven wijze van berekenen van de geluidruimte zoals genoemd in artikel 2.9 'Wijze van berekenen in verband met geluidverdeelplan'.
18.2 Bed and breakfast

Bed and breakfast is toegestaan binnen (bedrijfs)woningen, mits:

  • a. bed and breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  • b. het aantal slaapplaatsen niet meer bedraagt dan 4;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b, zijn 5 slaapplaatsen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bb' op de verbeelding.
18.3 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen en gronden ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van een gedeelte van een (bedrijfs-)woning dan wel aan- en bijgebouwen als zelfstandige woning.

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

19.1 geluidzone - industrie
  • a. Ter plaatse van de aanduiding geluidzone - industrie geldt dat deze gronden ook zijn bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte voor industrie en is het niet toegestaan om geluidsgevoelige objecten op te richten, behoudens na verlening van een omgevingsvergunning met inachtneming van de Wet geluidhinder;
  • b. Voor gronden binnen deze aanduiding, waaraan geen enkelbestemming en geen dubbelbestemming is toegekend, gelden naast de gebiedsaanduiding eveneens de voor die gronden geldende bestemmingen en planregels uit:
    • 1. het bestemmingsplan 'Buitengebied Epe' met identificatienummer 'NL.IMRO.0232.BG028Buitengebied-VBP1';
    • 2. het bestemmingsplan 'Centrum Epe' met identificatienummer 'NL.IMRO.0232.EPE015CentrumEpe-VBP1';
    • 3. het bestemmingsplan 'Epe Zuid' met identificatienummer 'NL.IMRO.0232.EPE008EpeZuid-VBP1'.
19.2 overige zone - gelders natuur netwerk

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding overige zone - gelders natuur netwerk zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.

19.3 overige zone - geluidgezoneerd industrieterrein

Ter plaatse van de aanduiding overige zone - geluidgezoneerd industrieterrein zijn de gronden bedoeld voor geluidgezoneerd industrieterrein Kweekweg. Op deze gronden zijn, naast de regels uit artikel 4 ook de regels van artikel 18.1 van toepassing.

19.4 overige zone - groene ontwikkelingszone

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding overige zone - groene ontwikkelingszone zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken, alsmede het voorkomen van significante effecten op kernkwaliteiten van het betreffende gebied.

19.5 veiligheidszone - beperkt kwetsbaar object

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding veiligheidszone - beperkt kwetsbaar object mogen geen beperkt kwetsbare objecten worden opgericht.

19.6 veiligheidszone - kwetsbaar object

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding veiligheidszone - kwetsbaar object mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht.

19.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de aanduidingen ‘overige zone – gelders natuur netwerk’ of ‘overige zone – groene ontwikkelingszone’ geheel of gedeeltelijk komen te vervallen, als deze gebieden niet langer meer als zodanig zijn aangewezen in Omgevingsverordening van de provincie Gelderland.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

20.1 Algemene afwijking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan:

  • a. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein, met dien verstande dat de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • b. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de verbeelding aangewezen of daarvan te herleiden maten, dit evenwel met uitzondering van de op de verbeelding aangegeven oppervlaktes en de inhoudsmaten van bebouwing;
  • c. ten behoeve van de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor openbare diensten met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen, met uitzondering van de inhoud van een gasdrukregel- en meetstation, die niet meer dan 15 m3 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • d. voor de bouw van masten ten behoeve van het landelijke alarmeringsnet, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 20 m bedraagt en de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad. Bij de plaatsing van masten binnen een laagvliegroute worden de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen en/of de Nederlandse Luchtvaart Autoriteit gehoord;
  • e. ten behoeve van het incidenteel gebruik van gronden voor evenementen, vertoningen, feesten en dergelijke, mits daarvoor ingevolge de plaatselijke verordening een vergunning, ontheffing of vrijstelling wordt verleend, dan wel een melding is gedaan.
20.2 Beoordelingscriteria

Een in 20.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid.
20.3 Paardenbakken
20.3.1 Omgevingsvergunning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het gebruik, de aanleg en de bouw van een paardenbak inclusief bijbehorende omheiningen en lichtmasten, met dien verstande dat:

  • a. voor wat betreft de situering van de paardenbak geldt dat:
    • 1. de paardenbak dient te worden geplaatst op een perceel waar sprake is van een woonfunctie (al dan niet als bedrijfswoning dan wel als recreatiewoning), en wel achter de voorgevelrooilijn van de woning aansluitend aan de bestaande bebouwing, dan wel;
    • 2. indien het voorgaande ruimtelijk gezien onmogelijk is, mag de paardenbak direct aansluitend aan de achterzijde van het bouwperceel worden geplaatst, dan wel achter de voorgevelrooilijn van de (bedrijfs/recreatie) woning;
    • 3. de afstand tussen de paardenbak en de (bedrijfs/recreatie)woning van derden niet minder mag zijn dan 25 m;
  • b. voor wat betreft aantallen en maatvoering van de paardenbak geldt dat:
    • 1. per woning mag niet meer dan 1 paardenbak worden gerealiseerd;
    • 2. de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer dan 800 m2 bedragen bij een aaneengesloten peceelsoppervlakte van meer dan 0,5 ha dan wel, bij een aaneengesloten perceelsoppervlakte van meer dan 1 ha, niet meer dan 1.200 m2;
  • c. voor wat betreft stapmolens bij de paardenbak geldt dat:
    • 1. een stapmolen uitsluitend mag worden gerealiseerd op een perceel met een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 0,5 ha;
    • 2. de buitendiameter niet meer dan 14 m mag bedragen, dan wel indien sprake is van het bedrijfsmatig houden van paarden, niet meer dan 20 m;
    • 3. de spilhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • d. voor wat betreft omheiningen bij een paardenbak geldt dat de hoogte niet meer dan 1,80 m mag bedragen;
  • e. voor wat betreft lichtmasten bij een paardenbak geldt dat de hoogte niet meer dan 8 m mag bedragen.
20.3.2 Beoordelingscriteria

de omgevingsvergunning uitsluitend kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
  • b. in aanvulling op het voorgaande, de natuurlijke waarden van de voorgenomen omgevingsvergunning voor gebieden waarvoor bovendien geldt dat boscompensatie aan de orde is;
  • c. de archeologische waarden, waarbij in elk geval geldt dat realisatie binnen gronden met de bestemmingen Waarde - Archeologie 5 en Waarde - Archeologie 6 geldt dat omgevingsvergunning uitsluitend kan worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische en/of cultuurhistorische waarde geen bezwaar bestaat en nadat een erkend archeoloog daaromtrent is gehoord

en uitsluitend indien:

  • d. de belangen van gebruikers dan wel eigenaren van aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad, waarbij in elk geval aandacht dient te worden besteed aan de aspecten geur-, stof-, geluid- en lichthinder;
  • e. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing, waarbij aandacht wordt besteed aan kleurstelling (donker) en materiaalgebruik (zo mogelijk hout) van de omheining alsmede aan de beplantingssoorten (inheems);
  • f. er sprake is van een goede drainage;
  • g. er geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het milieu.

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

21.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, als:

  • a. de wijziging betrekking heeft op de verplaatsing van de bestemming Verkeer maximaal 10 m gemeten uit het hart van de bestemming;
  • b. dit ter plaatse noodzakelijk is voor realisering van verkeerskundige maatregelen die de verkeersveiligheid en/of doorstroming bevorderen;
  • c. de oppervlakte van de aanliggende bestemmingen die in deze wijziging betrokken is, gelijk blijft gelijk of op redelijke wijze wordt gecompenseerd;
  • d. kan worden voldaan aan de in de of krachtens de Wet geluidhinder gestelde grenswaarden.
21.2 Energiepark

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de aanleg van een energiepark met zonnepanelen.

Artikel 22 Overige regels

22.1 Parkeernormen rest bebouwde kom
  • 1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en / of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan pas worden verleend als is verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de parkeernormen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 5 (Nota Parkeernormen);
  • 2. indien gedurende de planperiode een nieuwe versie van de onder 1 bedoelde Nota parkeernormen wordt vastgesteld, wordt deze nieuwe versie in acht genomen.

Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde parkeergelegenheid geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.

22.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen met bijbehorende voorzieningen, moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, zijn verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen met bijbehorende voorzieningen.

Het aanleggen en / of instandhouden van voornoemde ruimte, met bijhorende voorzieningen, geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.

22.3 Afwijken
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.1 en artikel 22.2 indien:
    • 1. het voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het betreffende plangebied, mede gezien de omgeving, niet noodzakelijk is en/of op overwegende bezwaren stuit, en / of;
    • 2. op andere wijze of op een andere locatie wordt voorzien in de parkeerbehoefte.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken danwel nadere eisen stellen ten opzichte van het geldende gemeentelijke beleid met betrekking tot maatvoering van parkeerplaatsen ten behoeve van lagere danwel hogere eisen m.b.t. de maatvoering van een parkeerplaats waarbij mede ingegaan wordt op de (parkeertechnische)achtergronden en gevolgen bij dat besluit. Hierbij gelden de normen op basis van de (meest actuele versie van de) Nota parkeernormen.
22.4 Nadere eis

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in artikel 22.1 en 22.2 ten behoeve van het verhogen van de parkeernormen en / of het aanleggen van voorzieningen voor het laden en lossen indien dat nodig is gelet op het gebruik en / of het bouwplan waarbij het (functioneren van) de omgeving mede betrokken wordt. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.

Een nadere eis kan tevens gesteld worden bij die (bouw)plannen waarvan de functie niet genoemd wordt in de tabel met parkeernormen zoals opgenomen in het geldende gemeentelijke parkeerbeleid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde in lid 23.1 onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in lid 23.1 onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 23.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 23.2 onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in lid 23.2 onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen gemeente Epe'.