direct naar inhoud van 3.4 Ecologie
Plan: Burgemeester Folkerts
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0230.bp0026-VST1

3.4 Ecologie

Sinds 1 april 2002 regelt de "Flora- en faunawet" de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet is een belangrijk deel van de doorwerking van de Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Flora- en faunawet tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De "Flora- en faunawet" heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.

De natuurtoets die is uitgevoerd voor de locatie "Burgemeester Folkerts" wijst uit dat de ontwikkeling geen negatieve invloed heeft op een Natura 2000-gebied, Beschermde Natuurmonumenten, de Ecologische Hoofdstructuur of weidevogel- en ganzenfourageergebied.

Tijdens het vleermuizenonderzoek zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Algemene broedvogels zijn in het plangebied wel te verwachten. De beplanting in het plangebied is reeds verwijderd. Hierbij was de eis wel om te verwijderen buiten het broedseizoen (buiten 15 maart - 15 juli). Het was wel nodig om vooraf te onderzoeken of er broedvogels nestelen/broeden. Omdat hier rekening mee werd gehouden was een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet niet nodig.

Door het opnieuw inrichten van het gebied kunnen door middel van kleine ingrepen kansen worden gecreëerd in het belang van de kwetsbare diergroep vleermuizen. Zo kunnen laanbeplantingen nieuwe vliegroutes vormen en zijn diverse mogelijkheden voor verblijfplaatsen in woningen mogelijk. Hierbij moet men denken aan het toegankelijk maken van de spouwmuur door middel van enkele open stootvoegen. Hierdoor kunnen deze insectenetende dieren geschikte locaties vinden en een belangrijk onderdeel vormen van het stedelijke ecosysteem.

Met name voor de buitenrand van de woonwijken wordt – mede om ecologische redenen- gekozen voor een ingetogen vorm van verlichting en armaturen (LED).

Vanuit het perspectief van flora en fauna zijn voor de beoogde ontwikkeling geen beperkende of belemmerende factoren aanwezig.

Voor meer uitgebreide informatie wordt verwezen naar Bijlage 5 Natuurtoets.