Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van de hoge archeologische verwachting op de beleidskaart van de gemeente en het beantwoorden van de onderzoeksvragen.
De C-horizont bestaat uit zwak siltig, matig fijn, goed gesorteerd en afgerond, roest houdend zand dat is geïnterpreteerd als dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel). In het zuidelijke deel van het plangebied (de boringen 1 tot en met 5) is sprake van een hoge enkeerdgrond. In de noordelijke helft is het terrein (circa 70 cm) afgegraven, waardoor AC-profielen zijn aangetroffen (boring 6 en 7) en een verstoorde enkeerdgrond (boring 8). In het plaggendek zijn geen indicatoren gevonden voor een datering van het plaggendek. Het zou kunnen zijn dat de grond die in het noordelijk deel is afgegraven in het zuidelijk deel is neergelegd.
In geen van de boringen zijn indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. De verwachting is dat binnen het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied. De hoge archeologische verwachting volgens de beleidskaart kan op grond van de resultaten van het booronderzoek naar laag worden bijgesteld.
Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd.