Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Centrum 't Harde
Status: onherroepelijk
Plan identificatie: NL.IMRO.0230.BPCENTTHARDE2010-ONH1

5.5 Flora en fauna

 
Om de natuurwaarden van het plangebied te kunnen beoordelen, moet er getoetst worden aan hetgeen beschreven staat in de natuurwetgeving. Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden en met rust laten van de planten en diersoorten die in het wild voorkomen. Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden activiteiten te verrichten die leiden tot aantasting van te beschermen soorten en van hun voortplantingsplaats, vaste rustplaats of vaste verblijfsplaats. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van soorten en natuurgebieden die als staats- of beschermd natuurmonument zijn aangewezen. In juni 2010 is een quickscan Flora en fauna uitgevoerd. De onderzoeksresultaten zijn hieronder verwoord.
  
De EHS zal niet worden aangetast door de herontwikkeling van het plangebied. Externe werking op overige beschermde natuurgebieden (Natura 2000) is niet aan de orde. Uit de oriënterende fase blijkt dat er geen negatief effect is te verwachten door de voorgenomen herontwikkeling.
 
Een deel van de bebouwing binnen het plangebied biedt mogelijk broedgelegenheden voor jaarrond beschermde soorten als de huismus en de gierzwaluw. Verder bieden verschillende vormen van beplanting broedgelegenheid voor algemenere vogelsoorten. Diverse gebouwen zijn in principe geschikt als verblijfsplaats voor vleermuizen. Verder zijn er in het plangebied algemene soorten grondgebonden zoogdieren en amfibieën te verwachten.
 
Over het algemeen kan schade aan niet jaarrond beschermde broedvogels worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten of geheel buiten het broedseizoen uit te voeren. Voor de te verwachten algemene voorkomende amfibieën en zoogdieren geldt de algemene zorgplicht.
 
Na de Quick-scan is aanvullend onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van de gierzwaluw, huismus en vleermuizen. Dit nader onderzoek is in december 2010 uitgevoerd. De onderzoeksresultaten staan hieronder verwoord.
  
Vleermuizen
 
Onder de dakrand van de woning aan de Sportlaan 17 is een zomerverblijfplaats vastgesteld van twee gewone dwergvleermuizen. Deze zomerverblijfplaats kan ook dienen als winterverblijfplaats vanwege het voorkomen van spouwruimte binnen de bebouwing. Rond de woning aan de Sportlaan 19 is zwermgedrag geconstateerd. Dit is een teken dat het betreffende huis ook als verblijfplaats dient. De woningen aan de Sportlaan zijn identiek aan elkaar. De woningen zijn potentiële verblijfplaatsen voor gewone dwergvleermuizen. Het winkelcentrum heeft geen functie als verblijfplaats voor vleermuizen. Het plangebied vormt voor vleermuizen geen belangrijk foerageergebied. Potentiële vliegroutes zijn binnen het plangebied eveneens niet aanwezig.
  
Gierzwaluwen
 
Binnen het plangebied zijn zeven nestplaatsen van de gierzwaluw vastgesteld in verschillende woonhuizen aan de Sportlaan. In de directe nabijheid van het plangebied zijn vier verblijfplaatsen van de gierzwaluw waargenomen.
  
Huismus
 
Binnen het plangebied zijn verder in de woningen twee nestplaatsen vastgesteld van de huismus. De beplanting zoals struiken en bosschages biedt met name schuilgelegenheid en voedsel voor de huismus. Ook is de beplanting geschikt voor algemene broedvogels.
  
Mitigerende maatregelen
 
Door de ontwikkeling van het plangebied, zal een aantal verblijfsplaatsen van de dwergvleermuis, gierzwaluw en huismus verdwijnen. Om te voorkomen dat de functionaliteit van het gebied voor de gewone dwergvleermuis, gierzwaluw en huismus verdwijnt, dienen mitigerende maatregelen genomen te worden.
 
De te nemen maatregelen ten aanzien van verblijfplaatsen van vleermuizen, gierzwaluwen en huismussen in de bebouwing zijn grofweg in te delen in drie stappen:
 
1. Alternatieve tijdelijke verblijfsmogelijkheden aanbieden voorafgaand aan de werkzaamheden;
 
2. Het ongeschikt maken van de bebouwing of het slopen van de bebouwing (buiten het broedseizoen);
 
3. De nieuwbouw weer geschikt maken als verblijfplaats.
 
De maatregelen die worden genomen om overtredingen van de Flora- en faunawet te voorkomen, dienen in ieder geval te worden vastgelegd in een ecologisch werkprotocol dat opgevolgd moet worden. Dit ecologisch werkprotocol moet bij de aanvraag omgevingsvergunning worden overlegd en op de locatie aanwezig te zijn ten tijde van de uitvoering van het plan.