Plan: | Bedrijventerrein Broeklanden 2015 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0230.BPBROEKLANDEN2015-VST1 |
Actualiseren en moderniseren bestemmingsregeling
Gemeenten zijn volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht hun bestemmingsplannen elke tien jaar te actualiseren (de actualiseringsplicht). Vanaf 1 juli 2013 mogen voor omgevingsvergunningaanvragen binnen bestemmingsplannen ouder dan tien jaar geen leges meer worden geheven.
Voor het bedrijventerrein Broeklanden geldt momenteel het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Broeklanden'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 28 april 2005 en goedgekeurd op 13 december 2005. In verband met de tijdsverloop moet het bestemmingsplan worden aangepast.
Ook is het geldende bestemmingsplan wat betreft de systematiek door de tijd achterhaald. Daarnaast voldoet het bestemmingsplan niet meer aan de bestemmingsplanmethodiek; de nieuwe plannen worden als digitaal raadpleegbare plannen aangeboden.
Het doel van het voorliggende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Broeklanden 2015' is dan ook om de bestemmingsregelingen te actualiseren en te moderniseren.
Het bestemmingsplan richt zich op het juridisch-planologisch beheer van de bestaande situatie door deze van een passende juridische regeling te voorzien, met andere woorden: het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Voor het bedrijventerrein is de bestaande juridisch-planologische situatie vastgelegd.
De locatie Broeklanden ligt aan de oostkant van de kern Elburg / Oostendorp. Aan de westzijde van de locatie (aan de westzijde van de Oostelijke Rondweg) is het bedrijventerrein Oostendorp gelegen. Het totale terrein heeft een bruto-oppervlakte van circa 20 hectare.
Het plangebied wordt begrensd door:
De globale ligging van het plangebied is weergegeven op de volgende afbeelding.
Afbeelding: Globale ligging plangebied
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Broeklanden'. Het bestemmingsplan is vastgesteld op 28 april 2005 en goedgekeurd op 13 december 2005.
Voor de ontsluiting van het plangebied en een deel van de wegenstructuur is op een later moment alsnog een procedure in het kader van artikel 19 Wet Ruimtelijke Ordening doorlopen.
Het voorliggende bestemmingsplan actualiseert de geldende juridisch-planologische situatie. Dit bestemmingsplan legt met name de bestaande geldende situatie vast. Ook is aangesloten op de bestaande wet- en regelgeving en RO Standaarden 2012, zoals de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP).
Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Broeklanden 2015' bestaat uit de volgende stukken:
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen 'gelezen' worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
In deze toelichting is in hoofdstuk 2 ingegaan op de planbeschrijving. In hoofdstuk 3 is het relevante ruimtelijk beleid opgenomen. In hoofdstuk 4 is aandacht besteed aan de elementen, die van invloed kunnen zijn op het plangebied. In hoofdstuk 5 is de juridische planopzet weergegeven. Hoofdstuk 6 sluit af met een beschouwing over de uitvoerbaarheid, namelijk de economische uitvoerbaarheid alsmede de resultaten van de inspraak en het gevoerde vooroverleg.
Het plangebied
Het bedrijventerrein Broeklanden is opgedeeld in twee gedeeltes, namelijk het westelijk deel en het oostelijk deel. Deze delen worden gefaseerd ontwikkeld.
Aan de oostzijde van het plangebied is langs de Zuiderzeestraatweg Oost een woning met opstal aanwezig. Deze woning is ook opgenomen in het plangebied.
Directe omgeving
De bebouwing in de directe omgeving bestaat uit bedrijven op het bedrijventerrein Oostendorp, agrarische bedrijven en woningen. De agrarische bedrijven en de woningen liggen aan de Oostendorperstraatweg. De agrarische bedrijven hebben een melding of milieuvergunning (of omgevingsvergunning milieu) in verband met de daar gevestigde agrarische bedrijfsactiviteiten.
Bij de plannen voor het bedrijventerrein Broeklanden is reeds rekening gehouden met de bestaande (bedrijfs)woningen in de directe omgeving in verband met de aan te houden afstanden tot de bedrijfsbestemmingen op het bedrijventerrein.
Het plangebied ligt net voorbij de zuidrand van de dekzandrug van Oostendorp, in het beekdal van de Eekterbeek.
Beekdal
Het beekdal heeft een open karakter met een kleinschalige kavelstructuur richting de Eekterbeek. In samenhang met de aanleg van de Oostelijke Rondweg is de Eekterbeek omgelegd langs deze weg, respectievelijk langs de Zuiderzeestraatweg Oost. De beek en de daar langs liggende strook zijn van betekenis als lokale ecologische verbinding.
Dekzandrug
De dekzandrug ten noorden en ten zuiden van Broeklanden liggen hoger dan de directe omgeving en waren daardoor van oudsher geschikt voor bewoning en agrarisch gebruik. Op de dekzandrug ontstonden dorpen en buurtschappen. Oostendorp is inmiddels uitgegroeid tot een kern die zich uitstrekt tot het gebied ten noorden van Broeklanden.
De dekzandrug waarop onder meer Oostendorp is gelegen, heeft in vroegere tijden de afwatering van een deel van het gebied belemmerd. Daardoor zijn plaatselijk enkele veengebieden ontstaan, waaronder Broeklanden.
Veengebied
Het veengebied ten noordoosten van Elburg is een bodemkundig waardevol gebied. Vanaf de rand van het stuwwallandschap komen mesotrofe (gemiddeld voedselrijk) en eutrofe (voedselrijke) veengronden voor. Deze staan onder invloed van kwel, zoals kenmerkend is voor de gebieden die grenzen aan de Veluwe. Aansluitend hierop komen dekzanden voor die een duidelijk reliëf vertonen. Het gebied vormt een tamelijk zeldzaam bodemlandschap in Gelderland.
Broeklanden maakt deel uit van dit grootschalige veengebied. Door de openheid, zowel ten oosten als ten westen van Broeklanden, vormt het veengebied een sterk contrast met de ten noorden en ten zuiden daarvan gelegen bebouwde en beboste dekzandgebieden.
Landgoederenzone
Aan de zuidzijde van Broeklanden bevindt zich op de dekzandgronden op de flank van de Veluwe een landgoederenzone, bestaande uit de landgoederen Zwaluwenburg en Schouwenburg. Door de bodemsamenstelling en de waterhuishouding was het van oudsher geschikt voor bewoning en agrarisch gebruik. Het is een grotendeels uit bos en houtsingels bestaand gebied met verspreid enige bebouwing.
De ligging / opbouw van de verschillende landschapstypen is weergegeven op de afbeelding 'Landschappelijke opbouw'.
Afbeelding: Landschappelijke opbouw
De volgende uitgangspunten gelden voor het bedrijventerrein:
Het representatieve karakter van het bedrijventerrein wordt mede bepaald door inpassing in het landschap en de hiermee samenhangende groene inrichting en wegbeplanting en de inrichting van de Eekterbeek als ecologische zone.
Op 29 september 2005 heeft de gemeenteraad de welstandsaspecten vastgelegd in een beeldkwaliteitsplan.
Het bedrijventerrein wordt zorgvuldig ingepast in het bestaande landschap. Om dit tot stand te brengen is aansluiting gezocht bij de landschappelijke structuur van het landgoed Zwaluwenburg direct ten zuiden van het bedrijventerrein. De lanenstructuur die loopt tot aan de Zuiderzeestraatweg Oost is in het plangebied doorgetrokken. Hierdoor wordt het landgoed als het ware vergroot. De lanen worden op het bedrijventerrein vormgegeven als groensingels met een streekeigen beplanting. De singels vormen een groen raamwerk voor de kavels en bedrijven.
De groensingels zorgen voor een afscherming van het bedrijventerrein in oostelijke richting. Hiervoor wordt de visuele invloed op het aangrenzende open gebied aan de oostzijde zoveel mogelijk verzacht. Deze groensingels hebben tevens een functie voor de waterhuishouding.
Naast de landschappelijke inpassing middels het voortzetten van de lanenstructuur, is ook aansluiting gezocht bij het kenmerkende slagenlandschap van de polder Broeklanden. Het slagenlandschap is nog herkenbaar aanwezig aan de zuidoostzijde van het plangebied, waar een gedeelte van het slagenlandschap wordt gehandhaafd. Tevens komt de richting van de hoofdopzet overeen met de richting van het slagenlandschap.
Bij het ontwerp van het bedrijventerrein is veel aandacht geschonken aan het onderdeel water, de inpassing van het bedrijventerrein in de ecologische verbindingszone (evz) langs de Eekterbeek en de ontwikkeling van een aansluitende groenstructuur op het bedrijventerrein zelf.
In de groenstructuur wordt een deel van het slotenpatroon gehandhaafd, wordt een helofytenfilter ontwikkeld en worden rabatten met natte zones gerealiseerd. De waterhuishouding wordt zo gereguleerd dat toestromend kwelwater zo lang mogelijk in het terrein wordt vastgehouden. Zo ontstaat er een goede uitgangssituatie voor de ontwikkeling van zeldzame kwelmilieus.
De groensingels die langs het bedrijventerrein worden aangelegd hebben een waterbergende en waterzuiverende functie. Deze krijgen de vorm van rabatten. Regenwater van de daken en van de wegen wordt afgevoerd naar deze groensingels, waar het tijdelijk geborgen wordt en door middel van de aanwezige beplanting gezuiverd wordt en ter plaatse wordt geïnfiltreerd. Indien het aanbod van de hoeveelheid water te groot is, zal het overtollige water via de groensingel en via de sloot uiteindelijk overlopen naar de zone direct langs de Eekterbeek. Mocht de hoeveelheid water nog te groot zijn, dan zal het via de Eekterbeek worden afgevoerd. Zie verder paragraaf 4.6.
Bij de inrichting van het bedrijventerrein moet speciale aandacht worden besteed aan het functioneren van de ecologische verbindingszone. Bij knelpunten en barrières moeten speciale faunavoorzieningen, zoals rasters en faunatunnels, er voor zorgen dat amfibieën zich veilig via de verbindingszone kunnen verplaatsen. Problemen voor wat betreft het functioneren van de verbindingszone in combinatie met de aanwezigheid van het bedrijventerrein, zijn dan niet te verwachten.
EVZ-model Kamsalamander
In het plangebied is een brede corridor ontwikkeld met stapstenen in de vorm van drie poelen ('water' voor 'natuur'). De totale oppervlakte van de verbindingszone ter hoogte van Broeklanden bedraagt ongeveer twee hectare en loopt vanaf de ontsluiting langs de west- en noordrand van het plangebied. De oevers hebben een natuurvriendelijke inrichting.
De poelen hebben elk een oppervlakte van 500 - 1.000 m2. In verband met de bezonning is het noordelijk gebied begrensd met struweel waardoor geen of zo weinig mogelijke schaduwwerking optreedt, terwijl toch sprake is van verzachting van de overgang. Het meest westelijke deel van de zone ligt goed ten opzichte van de zon. Aan de overzijde van de Oostelijke Rondweg ligt een bestaande poel (op het huidige bedrijventerrein Oostendorp).
Onafhankelijk van de inrichting van de ecologische verbindingszone zijn dus in het binnenterrein rabatten gerealiseerd, die de oeverzone van de Eekterbeek verbinden met de ruigtestrook en sloot langs de N308.
Van amfibieën is bekend dat zij weinig verstoringsgevoelig zullen zijn, maar wel gemakkelijk verkeersslachtoffer kunnen worden. Bij de inrichting van het bedrijventerrein en de ecologische verbindingszone is daarmee rekening gehouden door aanleg van tunnels en passages op barrièrepunten.
Maatregelen zijn genomen om de grondwaterstand niet te verlagen. Om de ecologische verbindingszone de mogelijkheid te geven zich te ontwikkelingen in het model Kamsalamander en daarbij ook rekening te houden met de aanwezige kwelafhankelijke natuur, wordt het afstromende hemelwater van het bedrijventerrein niet in de 'water voor natuur'-zone geborgen. Ter compensatie voor de berging van afstromend hemelwater zijn langs de zuidzijde van het plangebied rietvelden gecreëerd en is er parallel aan de Zuiderzeestraatweg gebruik gemaakt van de reeds aanwezige watergang. Op de volgende afbeelding is de hoofdstructuur van het water en de natuur weergegeven.
Afbeelding: Water en natuur
Bij de inrichting van de ecologische verbindingszone en de verdere uitwerking daarvan is het Waterschap betrokken. Volgens planning zal deze worden afgerond in 2015. Het voorlopig ontwerp van de oeverzone van de Eekterbeek (noordwestelijk deel van het plangebied) is weergegeven op de afbeelding 'Inrichtingsplan oeverzone Eekterbeek'. Een gedetailleerdere (duidelijkere) weergave van deze afbeelding is opgenomen in Bijlage 1.
Afbeelding: Inrichtingsplan oeverzone Eekterbeek (voorlopig ontwerp)
Het bedrijventerrein is via één aansluitpunt ontsloten vanaf de Oostelijke Rondweg. Door de grotendeels langs de randen gesitueerde ontsluitingsstructuur is gewaarborgd dat bedrijven zich met de voorkant naar de Zuiderzeestraatweg Oost en de Oostelijke Rondweg zullen presenteren.
De langs en op het bedrijventerrein geprojecteerde groenstroken en de Eekterbeek dragen bij aan het representatieve karakter van het bedrijventerrein en aan een vriendelijk aanzien vanaf de randwegen.
De terreinindeling wordt mede bepaald door de interne wegenstructuur in combinatie met het doorzetten van de lanenstructuur van landgoed Zwaluwenburg. De opzet van het bedrijventerrein is zodanig dat er zowel kleinere (minimaal 1.000 m2) als middelgrote bedrijven (maximaal 5.000 m2) op het terrein kunnen worden gevestigd.
Na toepassing van een afwijkingsprocedure is de maximale grootte van een bedrijfskavel mogelijk van maximaal 7.500 m2 of respectievelijk van maximaal 10.000 m2 (na voldoen aan stringente voorwaarden).
Binnen de bedrijfsbestemming is de ontsluiting tot in zekere mate vrij en wordt deze gekoppeld aan de actuele verkaveling.
De hoogte van de bebouwing is bepaald op maximaal 8,5 meter (2 lagen), mede om de zichtbaarheid vanuit het naastliggende openweidegebied te beperken.
Op grond van de eisen en uitgangspunten van het definitief 'Ontwerp Waterhuishouding en geotechnisch advies' van december 2002 mag de bebouwing niet worden onderkelderd (kruipruimteloos bouwen) ten gunste van de grondwaterstand. Eén en ander is mede het gevolg van de aanwezigheid van de opbouw van de ondergrond. In verband met de aanwezigheid van aardwetenschappelijke waarden in de ondergrond van het plangebied, mogen de aardlagen niet worden doorbroken. Om die reden mag ook niet verdiept worden gebouwd. Bij het opstellen van de watertoets is daar ook rekening mee gehouden, met de doorwerking van de gevolgen daarvan in de regels van het bestemmingsplan.
Uit veiligheidsoverwegingen moet voor de bebouwing ten opzichte van de erfafscheiding een bepaalde afstand in acht worden genomen, mede ook ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten (waaronder brandweer).
Ontsluiting
Het bedrijventerrein Broeklanden is voor gemotoriseerd verkeer goed bereikbaar vanaf de Oostelijke Rondweg. Door de ligging aan de rand van de woonkern Elburg / Oostendorp nabij de Zuiderzeestraatweg Oost is de hinder gegenereerd door vrachtverkeer tot een minimum beperkt.
Per openbaar vervoer is het bedrijventerrein redelijk goed bereikbaar. De gemiddelde loopafstand tot de bushalte nabij het kruispunt Oostelijke Rondweg - Zuiderzeestraatweg Oost is circa 600 meter. Voor het woon-werkverkeer wordt gebruik gemaakt van de lijn Zwolle - Harderwijk. De Regiotaxi zorgt voor de verbinding van deur tot deur met de plaatsen die niet langs deze lijn liggen.
Voor langzaam verkeer is het terrein goed bereikbaar. Het terrein wordt ontsloten op twee punten, één ter plaatse van het centrale ontsluitingspunt vanaf de Oostelijke Rondweg en één in het verlengde van de centrale as van het terrein vanaf de Zuiderzeestraatweg Oost. Dit laatste is een ontsluiting voor langzaam verkeer en tevens een noodontsluiting voor gemotoriseerd verkeer indien in geval van calamiteiten het centrale punt onbruikbaar is.
Parkeren
Voor parkeren geldt als uitgangspunt dat op eigen erf geparkeerd moet worden. Een bouwplan wordt getoetst aan de algemene bouwregels, waarin de eis is opgenomen voor voldoende parkeervoorzieningen. Voldaan moet worden aan de parkeernormen en de uitgangspunten van de Parkeernota, die als bijlage bij de regels is opgenomen.
Voor het stallen van vrachtwagens kan op het terrein een apart parkeerterrein worden gerealiseerd.
Welstandsaspecten Broeklanden
Om de gewenste beeldkwaliteit te realiseren, zijn in de 'Nota Welstandsaspecten Broeklanden' uitgangspunten voor de beeldkwaliteit geformuleerd. De nota is op 29 september 2005 vastgesteld. De uitgangspunten dienen als richtlijn bij de situering en vormgeving van de bebouwing, de inrichting van de kavels en de inrichting van het openbaar gebied.
Het bedrijventerrein ligt aan de entree van Oostendorp. Daarom is aandacht voor beeldkwaliteit op het terrein van groot belang. Daarnaast is een goede beeldkwaliteit ook van belang voor de representativiteit van het terrein en voor de individuele bedrijven. Daarom moet aan een aantal aspecten aandacht worden gegeven:
Zichtlocaties
Het bedrijventerrein presenteert met zich met name langs de Oostelijke Rondweg en de Zuiderzeestraatweg Oost. De eisen die hier aan de bebouwing worden gesteld zijn daarom hoger dan elders op het terrein. In deze zone geldt dat er representatieve bedrijven moeten worden gesitueerd, zodat er een front ontstaat van representatieve bedrijfsonderdelen, waarbij gedacht kan worden aan bedrijfsonderdelen als showroom en kantoorgedeelte.
Situering van de bebouwing op de kavel en inrichting van de kavel
De bedrijven dienen zich met hun voorzijde te oriënteren op de openbare weg en tevens dienen langs de openbare weg de representatieve bedrijfsdelen, zoals kantoren te worden gesitueerd. Het niet-representatieve bedrijfsdeel dient achter het representatieve bedrijfsdeel te worden gerealiseerd. De gebouwen mogen tot op maximaal 3 meter van de achterste perceelsgrens worden gebouwd. Tevens zal een met groen ingerichte strook van minimaal 2 meter breed aan de voorzijde van de bedrijfskavel worden gerealiseerd.
Erfafscheiding
In de groen strook mag alleen een erfafscheiding worden gerealiseerd in de vorm van een haag met een minimale hoogte van 1 meter en een maximale hoogte van 1,5 meter (eventueel gecombineerd met een hek). Bij de toepassing van de erfafscheidingen in of achter de rooilijn geldt een maximale hoogte van 2 meter. Voor wat betreft uitritten wordt uitgegaan van 1 uitrit per bedrijf met een maximale breedte van 7 meter.
Laden en lossen, parkeren en buitenopslag
Laden en lossen, evenals parkeren, moet aan de zij- en/of achterkant van de bebouwing plaatsvinden.
Parkeren dient niet in het openbaar gebied plaats te vinden. Om te voorkomen dat de groen bermen voor parkeren worden gebruikt, wordt de rand van de weg uitgevoerd met een voldoende hoge band langs de berm.
Buitenopslag bindt bij voorkeur plaats achter de bedrijfsbebouwing op de achterzijde van de kavel.
Destijds is door de provincie bepaald dat gemeenten in bestemmingsplannen een adequate fasering van de ontwikkeling en de uitgifte moeten opnemen. Dit met het oog op een ruimtelijk, regionaal-economisch en financieel verantwoord verstedelijkingstempo dat past bij de functie van de desbetreffende kern. Om hieraan te voldoen is in het geldende bestemmingsplan bepaald dat het bedrijventerrein Broeklanden gefaseerd moet worden gerealiseerd.
Om die reden is het gebied opgesplitst in twee gebieden. De twee gebieden zijn gescheiden door de hoofdinfrastructuur van het terrein, waarin een groenzone wordt aangelegd. Deze groenzone vervult tevens een belangrijke functie voor de hemelwaterafvoer van het terrein richting de Zuiderzeestraatweg Oost. Op het terrein is een drainagesysteem opgenomen ten gunste van de waterbeheersing.
Het westelijk deel is om die reden in zijn geheel en in één keer als bedrijventerrein ontwikkeld c.q. bouwrijp gemaakt. Hiervoor is een directe bouwtitel opgenomen.
Het aansluitende (oostelijk) deel - of een deel daarvan - zal pas uitgewerkt c.q. bouwrijp worden gemaakt nadat het westelijk deel in zijn geheel is uitgegeven, of indien een partij aantoonbaar behoefte heeft aan een groot perceel dat niet kan worden ondergebracht binnen het geldende deel van het bedrijventerrein. Voordat hiertoe kan worden overgegaan, zal daaraan een uitwerkingsplan ten grondslag moeten worden gelegd en de daarvoor aangegeven procedure moeten worden gevolgd. Indien en nadat het uitwerkingsplan in werking is, kan pas uitvoering van bouwactiviteiten en uitgifte van de grond plaatsvinden. De behoefte van dat moment is dus mede bepalend voor de uitwerking.
De economische effecten van het bedrijventerrein Broeklanden zijn in beeld gebracht in een rapportage (Stec Groep, Economische Effectenrapportage 13 bedrijventerreinen in Noord Veluwe, van 21 december 2012).
Uit de rapportage blijkt dat bedrijventerrein Broeklanden de potentie heeft om uit te groeien tot een belangrijk bedrijventerrein voor de gemeente Elburg. Het terrein kan circa 160 bedrijfsvestigingen huisvesten, voornamelijk kleinschalige dienstverlenende bedrijven. Het terrein is goed voor circa 1.400 tot 1.500 arbeidsplaatsen. De (omgevings)kwaliteit is hoogwaardig. Ook de ligging is gunstig aan de doorgaande wegen (N308 Zuiderzeestraatweg en N309 Eperweg), nabij een bushalte met directe verbindingen naar onder andere Zwolle.
In dit hoofdstuk komen enkele beleidsstukken aan bod die een directe doorwerking hebben op dit bestemmingsplan. Daarbij wordt alleen ingegaan op het nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.
Op 13 maart 2012 is de nationale Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Deze vervangt onder andere de Nota Ruimte. De juridische verankering heeft plaatsgevonden in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Ladder voor duurzame verstedelijking
Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, leefbaar en veilig Nederland. Bovendien is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijk ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de actualisering van een bestaand plan. Het bestemmingsplan is in overwegende mate een consoliderend plan. In het geldende bestemmingsplan is het bedrijventerrein reeds mogelijk gemaakt. In het voorliggende plan wordt de geldende juridisch-planologische regeling overgenomen. Onder een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' in de zin van de 'Ladder' wordt op grond van jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (d.d. 6 augustus 2014) niet verstaan een bestemmingsplan dat voorziet in een conservering van geheel onbenutte bouw- en gebruiksmogelijkheden die realiseerbaar waren op grond van een bestemmingsplan dat is vastgesteld vóór de inwerkingtreding van de 'Ladder' (sinds 1 oktober 2012; artikel 3.1.6 lid 2 Bro).
Het plangebied sluit aan op de kern Elburg / Oostendorp. In het kader van de voorgaande plannen is reeds gekeken of het bestaand stedelijk gebied of bestaande bebouwing konden worden hergebruikt. Hieruit bleek dat er geen alternatieve locaties waren voor het bedrijventerrein, zowel niet in het stedelijk gebied (inbreidingslocaties) als bestaande bebouwing. Bovendien is het vanuit het oogpunt van milieuhinderlijkheid vaak niet gewenst om een bedrijventerrein te midden van het stedelijk gebied met milieugevoelige objecten te realiseren.
De plannen voor Broeklanden zijn reeds een geruime tijd geleden ingezet en juridisch-planologisch geregeld. Ook in het geldende beleid op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau is het bedrijventerrein al opgenomen. In de hierna volgende paragrafen wordt daar op ingegaan. Opgemerkt wordt ook dat het bedrijventerrein multimodaal goed bereikbaar is via de bestaande infrastructuur.
Nationale belangen
Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts dertien nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De volgende nationale belangen zijn relevant voor het plangebied:
Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat het voorliggende bestemmingsplan niet in strijd is met de nationale belangen. Hiermee past de ontwikkeling binnen het nationale beleid.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en doet geen afbreuk aan het ruimtelijke beleid van het Rijk.
Eind 2009 is het convenant bedrijventerreinen ondertekend door het Rijk, het IPO (InterProvinciaal Overleg) en de VNG (Vereniging voor Nederlandse Gemeenten). Het convenant is een uitwerking van de aanbevelingen van de Taskforce (Her)ontwikkeling Bedrijventerreinen (commissie Noordanus). Het doel van dit convenant is om gezamenlijk een succesvol, duurzaam en economisch verantwoord bedrijventerreinenbeleid af te spreken dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke kwaliteit van Nederland. In het convenant zijn afspraken gemaakt over de rolverdeling tussen gemeenten, provincies en Rijk. Daarin staan de volgende afspraken:
Op basis van de genoemde principes is de provinciale 'Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties' tot stand gekomen (zie paragraaf 3.2.1). Een verdere uitwerking van intergemeentelijk bedrijventerreinbeleid zoals genoemd onder het 3e punt is verder uitgewerkt in het Economisch programmerings- en ontwikkelingsdocument (zie paragraaf 3.2.3).
De Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties 2010 is vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland op 30 juni 2010. De afspraken uit het convenant bedrijventerreinen vormen een belangrijke basis voor het provinciaal beleid uit de structuurvisie.
De structuurvisie heeft als doel voldoende bedrijventerreinen te bieden van een goede kwaliteit die aansluit op de vraag van bedrijven. Hierbij moet zorgvuldig gebruik worden gemaakt van de ruimte. Uitgangspunt is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen, voordat er nieuwe worden ontwikkeld.
Per 31 augustus 2009 bedraagt de totale voorraad bedrijventerrein voor de regio Noord-Veluwe 221 netto hectare. Hiervan is 65 hectare 'zachte plannen' en 156 hectare 'harde plannen'.
De structuurvisie moet uiteindelijk leiden tot een Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) waarin afspraken worden vastgelegd over de uitwerking en uitvoering van het beleid op regionale schaal.
De structuurvisie bevat nieuw beleid voor bedrijventerreinen maar geeft ook weer hoe de uitvoering ervan tot stand moet komen. Om te komen tot uitvoering wil de provincie dat gemeenten in regionaal verband afspraken maken over de planning van nieuwe bedrijventerreinen en de herstructurering van bestaande terreinen.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt geen nieuw bedrijventerrein of uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein mogelijk gemaakt. Het bedrijventerrein is namelijk al mogelijk en als zodanig bestemd en ingericht. Ook is het bedrijventerrein meegerekend in de bedoelde voorraad bedrijventerreinen. Ingezet wordt op het optimaal gebruik maken van het bestaande bedrijventerrein. Hiermee past de ontwikkeling binnen de structuurvisie.
Conclusie
Vanuit de structuurvisie zijn er geen belemmeringen voor het voorliggende bestemmingsplan.
Op 15 december 2010 is de Ruimtelijke Verordening Gelderland door Provinciale Staten vastgesteld. Daarnaast zijn er in de loop van de tijd herzieningen van de verordening vastgesteld. Met de ruimtelijke verordening Gelderland stellen Provinciale Staten regels over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. De regels in de verordening hebben betrekking op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Dit betreft onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur en nationale landschappen. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op het provinciaal beleid voor de ruimtelijke ordening.
Bedrijventerreinen
In de verordening staat voorgeschreven dat bij bestemmingsplannen de bestemming tot bedrijventerreinen alleen mogelijk kan worden gemaakt indien deze ontwikkeling niet in strijd is met de door Gedeputeerde Staten vastgestelde en in het Provinciaal Blad gepubliceerde, regionale afspraken ten aanzien van de programmering van bedrijventerreinen. Hierbij gelden nog enkele voorwaarden ten aanzien van de programmering, de milieucategorieën en andere functies.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt geen nieuw bedrijventerrein mogelijk gemaakt. Het bedrijventerrein Broeklanden is namelijk al mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. De genoemde voorwaarden zijn dus niet van toepassing.
Verstedelijking
Ook is in de verordening aangegeven dat een bestemmingsplan nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken alleen wordt toegestaan in bestaand bebouwd gebied, binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem Nijmegen en binnen de zoekzones wonen en werken.
Het plangebied ligt binnen de 'zoekzone wonen en werken'. Zie hiervoor de afbeelding 'Uitsnede kaart Verstedelijking'. Binnen deze zoekzone is nieuwe bebouwing toegestaan ten behoeve van wonen en werken. Zoals eerder vermeld, wordt met het voorliggende bestemmingsplan geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt, aangezien dit bedrijventerrein (inclusief de bebouwing) al is toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan.
Afbeelding: Uitsnede kaart Verstedelijking (bron: Ruimtelijke Verordening Gelderland van website www.ruimtelijkeplannen.nl)
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
Het plangebied ligt in EHS-gebied met de functie 'verweving' en grenst aan de 'verbindingszone'. Zie hiervoor de afbeelding 'Uitsnede kaart EHS'. In de gebieden 'verweving' en 'verbindingszone' kunnen bestemmingen worden toegestaan, waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, mits in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat:
Zoals hiervoor al is aangegeven, maakt het voorliggende bestemmingsplan geen nieuwe bestemmingen / ontwikkelingen mogelijk. Het bedrijventerrein is ingepast in de ecologische verbindingszone, zie paragraaf 2.3.2. In het geldende bestemmingsplan is een regeling opgenomen voor de ecologische verbindingszone. Deze regeling wordt overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
Afbeelding: Uitsnede kaart EHS (bron: Ruimtelijke Verordening Gelderland van website www.ruimtelijkeplannen.nl)
Nationaal Landschap
Het plangebied valt binnen het Nationaal Landschap 'Veluwe' in het 'waardevol landschap'. Hierbinnen geldt het uitgangspunt van migratiesaldo nul. Binnen de verordening is dit uitgangspunt reeds gewaarborgd door het beleid ten aanzien van de zoekzones wonen en werken.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het bedrijventerrein is reeds mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Er zijn geen belemmeringen vanuit de verordening.
Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld door de Provinciale Staten. De omgevingsvisie is in de plaats getreden van de provinciale structuurvisie (Streekplan 2005). De visie beschrijft hoe de provincie de komende jaren wil omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. Het is een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt en geen plan met exacte antwoorden. De provincie kiest er in deze visie voor om vooral opgaven en rollen te benoemen. De provincie onderscheidt voor zichzelf vier rollen: ondernemend, inspirerend, verbindend en normerend. De provincie heeft twee doelen gedefinieerd. die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken. De doelen zijn:
Noord-Veluwe
De provincie geeft per regio aan wat de opgaven voor die regio zijn. De regio Noord-Veluwe wordt gekenmerkt door:
De opgaven waar de regio voor staat, zijn:
Omgevingsverordening
De Omgevingsverordening Gelderland is vastgesteld op 24 september 2014 door Provinciale Staten. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft geen plan voor een nieuwe ontwikkeling. Het plan is een consoliderend plan voor het bestaande en reeds bestemde bedrijventerrein. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt ruimte geboden aan ondernemers om een passend aanbod te ontwikkelen, met respect voor de unieke kwaliteiten van het gebied. Het voorliggende bestemmingsplan past dus binnen de opgaven voor de regio.
Gelet op de omgevingsvisie en de omgevingsverordening worden met dit bestemmingsplan geen provinciale belangen belemmerd.
Ladder voor duurzaam ruimtegebruik
In de visie is de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik opgenomen voor kwalitatief goede afwegingen bij keuzes voor nieuwbouw en prioritering bij overcapaciteit in landelijk en stedelijk gebied. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik is van toepassing op stedelijke ontwikkelingen of functieverandering naar stedelijke functies. Bij de voorgenomen ontwikkeling is geen sprake van nieuwe stedelijke ontwikkelingen of functieverandering naar stedelijke functies. Het bedrijventerrein is namelijk al bestemd en toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan. Daarom hoeft in zijn algemeenheid geen nadere aandacht te worden besteed aan de ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Verwezen wordt ook naar het gestelde in paragraaf 3.1.1.
Natuur
Bestemmingsplannen moeten worden beoordeeld aan het provinciaal beleid ten aanzien van natuur. In de volgende afbeelding is weergegeven welke gebieden als natuur zijn aangewezen binnen de Omgevingsvisie Gelderland. In de omgevingsvisie wordt niet meer uitgegaan van de EHS, maar van het 'Gelders natuurnetwerk' en de 'Groene ontwikkelingszone'.
In vergelijking met het beleid voor de EHS zijn er voor het plangebied enige verschillen met de ligging van de natuurgebieden. Enkele delen van het plangebied maken onderdeel uit van de 'Groene ontwikkelingszone'. Dit betreffen de randen van het bedrijventerrein.
De Groene ontwikkelingszone is ruimtelijk vervlochten met het Gelders Natuurnetwerk, en bestaat uit gebieden met een andere bestemming dan natuur. Het doel van deze zone is:
Voor de delen binnen deze zone is in het voorliggende bestemmingsplan een passende bestemming opgenomen op basis van de geldende juridisch-planologische situatie. Er is bij het voorliggende plan geen sprake van nieuwe ontwikkelingen. Het plan past dus binnen het beleid.
Conclusie
Aangezien met het voorliggende plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, past het bestemmingsplan binnen de omgevingsvisie en omgevingsverordening. Het betreft een consoliderend plan waarin de bestaande situatie wordt vastgelegd.
De samenwerkende gemeenten in de regio Noord Veluwe hebben in januari 2004 de 'Regionale structuurvisie Noord-Veluwe' opgesteld. De hoofddoelstelling van deze visie luidt: zorg dragen voor leefbare gemeenschappen in een hoogwaardige omgeving, waarbij natuur en landschap én leefbaarheid vanuit wederzijds respect met elkaar in evenwicht zijn.
Veel waarde wordt gehecht aan sociale cohesie en participatie in sociale structuren van de kernen. Het voorgestelde verstedelijkingsconcept bestaat uit nederzettingen, intensieve en extensieve zwermgebieden, Veluwegemeenschappen en de centrale positie van Harderwijk. Voor de nederzettingen, als zwaartepunten voor de leefbaarheid, wordt een kwaliteitsimpuls voorgestaan, waarbij passende functieontwikkeling, herstructurering, bebouwing, openbare ruimte en verkeer integraal worden benaderd. Op de Veluweflanken liggen de zwermgebieden waarvoor het beleid zicht richt op het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden en het benutten van functionele mogelijkheden via herstructurering en in de intensieve zwermgebieden tevens via nieuwe 'rode' activiteiten.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een hoogwaardige omgeving waarbij natuur, landschap en leefbaarheid in evenwicht zijn. Met het bestemmingsplan is een bedrijventerrein toegestaan, dat is ingepast in de natuurlijke en landschappelijke omgeving. Het plan is qua oppervlakte gelijk aan het geldende bestemmingsplan.
Conclusie
De ontwikkeling past binnen de regionale structuurvisie.
Het programma is het resultaat van de afspraken die in 2010 tussen de provincie en de gemeenten op de Noord-Veluwe zijn gemaakt. Door provincie en regionaal samenwerkende gemeenten moet het aanbod aan bedrijventerreinen worden afgestemd op de regionale vraag naar terreinen.
Op grond van het document 'Bedrijventerrein en werklocaties' moet in regionaal verband worden bepaald welke locaties kunnen worden ontwikkeld. Het Sociaal-Economisch Overleg Noord-Veluwe (SEO) heeft zich in 2009 onder andere beziggehouden met het Economisch Programmerings- en Ontwikkelingsdocument (EPO) voor het bedrijventerreinenbeleid in de regio Noord-Veluwe. Dit document is destijds vastgesteld en aan de provincie Gelderland voorgelegd om als onderbouwing te dienen voor de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties.
Bij het programma aan bedrijventerreinen is ook rekening gehouden met de bestaande mogelijkheden van bedrijventerrein Broeklanden. Het plangebied is niet vergroot. Daarmee zijn er geen belemmeringen vanuit het regionaal programma.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan past binnen het regionaal programma.
In november 2009 is de toekomstvisie Elburg 2020 vastgesteld. Het toekomstbeeld van de gemeente Elburg gaat uit van de volgende kernwaarden:
In de toekomstvisie is het bedrijventerrein Broeklanden opgenomen. Het terrein zal de komende jaren voorzien in de behoefte naar ruimte voor bedrijvigheid. Bij de invulling van de bedrijventerreinen wordt rekening gehouden met de kwaliteit die de gemeente wil. De vrijkomende locaties worden gevuld met kleinschalige, hoogwaardige en arbeidsintensieve en / of dienstverlenende bedrijven en ook de restruimtes op de terreinen worden benut. Hiermee hangt samen dat het gunstige ondernemingsklimaat in de gemeente behouden en versterkt kan worden. Kwalitatief hoogwaardige samenwerking is ook hierbij van belang. Tot 2020 zal sprake zijn van stijgende arbeidsparticipatie. Elburg wil de aanwezige en toekomstige beroepsbevolking voldoende mogelijkheden en dus werkgelegenheid blijven bieden.
De ruimtelijke aspecten uit de toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Structuurvisie gemeente Elburg 2030.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor de toekomstvisie.
Op 24 september 2012 heeft de gemeenteraad de gemeentebrede Structuurvisie gemeente Elburg 2030 vastgesteld. Met deze structuurvisie zet Elburg de koers uit voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente voor de periode tot 2020, met een doorkijk naar 2030.
De aangewezen locatie voor bedrijventerrein Broeklanden was voordien opgenomen in de 'Visie Wonen en Werken' die op 18 september 2006 door de raad is vastgesteld. Met de vaststelling van de structuurvisie is de 'Visie Wonen en Werken' vervallen.
Het stimuleren van de economie wordt van belang geacht. In de structuurvisie zijn de mogelijkheden van het bedrijventerrein Broeklanden aangegeven. Het terrein kan voor de komende jaren nog in de behoefte voorzien. De eerste fase van het bedrijventerrein Broeklanden is aangelegd. De tweede fase van dit bedrijventerrein kan worden gerealiseerd zodra hiervoor voldoende belangstelling bestaat.
Op de kaart behorend bij de structuurvisie is het bedrijventerrein ook aangegeven. Zie hiervoor de volgende afbeelding. In de doorkijk naar 2030 is de visie dat het bedrijventerrein Broeklanden een modern bedrijventerrein is met een hoogwaardige uitstraling en een goede ontsluiting.
Voor de oostzijde van het plangebied zijn ook mogelijkheden opgenomen om gradiëntlijnen te ontwikkelen in combinatie met recreatieve routes. De gemeente wil op de kernranden een goede overgang tussen stad en land ontwikkelen. Naast verbetering in de fysieke overgang wordt ingezet op het versterken van de relatie tussen beide. Het landschap moet daarbij de basis vormen voor de uitstraling van de randen van de dorpskernen. Groene elementen versterken de overgang van kernranden naar het landschap. Voorgesteld wordt om gradiëntlijnen in te richten die gericht zijn op het versterken van natuur- en landschapswaarde en recreatieve mogelijkheden op de dwarsdoorsnede door verschillende landschapstypen.
Zoals aangegeven, betreft het voorliggende bestemmingsplan een consoliderend plan. De bestaande situatie is vastgelegd. De oostzijde van het bedrijventerrein wordt, evenals in het geldende bestemmingsplan, groen ingericht en bestemd. Hiermee wordt ingespeeld op de gradiëntlijn waarmee de natuur- en landschapswaarde wordt versterkt.
Afbeelding: Uitsnede kaart Structuurvisie Elburg 2030
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de gemeentelijke structuurvisie.
Op grond van de bepalingen van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 14 december 2009 de Geurverordening met gebiedsvisie door de raad vastgesteld.
De gebiedsvisie richt zich op de gebieden rondom de ruimtelijke plannen voor het bedrijventerrein (De Glinde) en woningbouwplannen in de gemeente. Het betreft een besluit om de ontwikkeling van woningbouw/bedrijven nabij bestaande agrarische bedrijven mogelijk te maken.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkeling van woningbouw/bedrijven mogelijk. In het geldende bestemmingsplan is het bedrijventerrein reeds mogelijk gemaakt. In het voorliggende plan wordt de geldende juridisch-planologische regeling overgenomen. Voor het plangebied zijn daarom in de geurverordening geen nieuwe geurnormen vastgesteld.
Conclusie
De geurverordening heeft geen gevolgen voor het voorliggende bestemmingsplan.
De handleiding (van 1 juli 2014) heeft als doel om een duidelijk kader te schetsen over de toelaatbaarheid van internetwinkels in de gemeente.
Internetwinkels komen in verschillende vormen voor. De volgende hoofdsoorten kunnen worden onderscheiden:
Activiteiten als bedoeld onder A1 en A2 hebben (over het algemeen) geen ruimtelijke effecten. Activiteiten als bedoeld onder B1 en B2 daarentegen hebben wel ruimtelijke effecten.
Activiteiten als bedoeld onder A1 en A2 vallen volgens de meest recente jurisprudentie niet onder detailhandel. Activiteiten als bedoeld onder B1 en B2 wel.
Gelet op de beschrijvingen van de verschillende vormen van internetwinkels, worden de activiteiten A1 en A2 aangemerkt als e-commerce en worden de activiteiten B1 en B2 aangemerkt als detailhandel.
Internetactiviteiten op locaties met een bedrijfs(terrein)bestemming
Momenteel geldt binnen de bestemming voor een bedrijf of een bedrijventerrein dat een webwinkel is toegestaan die:
Er mag geen combinatie zijn met een showroomfunctie en/of afhaalmogelijkheden en/of betalingsmogelijkheden ter plaatse (detailhandel).
Een webwinkel die alleen administratieve handelingen verricht is een kantoor.
In de geldende bestemmingsplannen is geregeld dat het verboden is gronden met een bedrijfsbestemming, te gebruiken voor detailhandel. Voor detailhandel in volumineuze goederen, worden specifieke regels in bestemmingsplannen opgenomen. Zo is detailhandel in volumineuze goederen (zoals auto's, boten, caravans) op bedrijventerreinen soms toegestaan omdat dergelijke vormen van detailhandel in een centrumgebied voor logistieke problemen kunnen zorgen.
Het is in geen van de bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen toegestaan om gronden met een bedrijfsbestemming primair te gebruiken als kantoorruimte. Kantoorruimte ten dienste van en ondergeschikt aan de bedrijfsbestemming is uiteraard wel mogelijk.
Dit betekent het volgende:
Voor bedrijventerreinen is het noodzakelijk om voor internetbedrijven de mogelijkheden te bezien. Het gaat dan alleen om A1 activiteiten, die als zelfstandige activiteit vrijwel niet zijn toegestaan op bedrijventerreinen, maar die wel gemakkelijk op andere plaatsen gestart kunnen worden. Het is dan met name een ruimtelijke afweging over waar welke functies wenselijk zijn. Tot op heden is de gemeente Elburg altijd terughoudend geweest wat betreft kantoren op bedrijventerreinen. In het voorliggend plan is een en ander geregeld via een wijzigingsbevoegdheid (artikel 3.6 Wro). Detailhandelsactiviteiten op bedrijventerreinen (B1 en B2) blijven een ongewenste ontwikkeling.
Voor bedrijventerreinen geldt het volgende:
Conclusie
In het voorliggende bestemmingsplan zijn de genoemde mogelijkheden verwerkt.
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en belangenafweging (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).
Hinder ten opzichte van woningen vanwege bedrijven kan mede worden beperkt door toepassing van de Wet milieubeheer. Bij de beoordeling van een omgevingsvergunningaanvraag wordt bezien of een inrichting aan de gestelde milieueisen kan voldoen en zo ja welke voorschriften er aan de vergunning worden verbonden. Tegenwoordig vallen veel inrichtingen rechtstreeks onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Dit zal naar verwachting in de toekomst alleen maar toenemen. In slechts enkele gevallen kan de gemeente nadere eisen stellen.
Niettemin is het gewenst om al bij de planologische toets inzicht te hebben en te bieden in de aanvaardbaarheid uit milieuhygiënisch oogpunt. Dit heeft tot gevolg dat er op bestemmingsplanniveau een coördinatie dient plaats te vinden tussen milieuwetgeving en ruimtelijke ordening. Echter door de komst van het Activiteitenbesluit zullen er waarschijnlijk steeds minder aanvragen voor omgevingsvergunningen (milieu) worden ingediend.
Ter bevordering van deze coördinatie wordt gebruik gemaakt van de door de VNG opgestelde bedrijvenlijst uit de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' uit 2009. Deze bedrijvenlijst geeft een indicatie van de aan te houden afstanden tussen bedrijven en woningen, afhankelijk van enerzijds de aard van het gebied en anderzijds de aard (zwaarte) van de bedrijvigheid. Daarbij is uitgegaan van gemiddelde bedrijven en rustige woonwijken.
De in de bedrijvenlijst opgenomen bedrijven zijn op basis van milieuaspecten ingedeeld in een categorie volgens de VNG-systematiek. Hiertoe zijn de aspecten geur, stof, geluid en gevaar kwantitatief beoordeeld, hetgeen zich weerspiegelt in een aanbevolen afstand van het bedrijf tot aaneengesloten woonbebouwing, die gewenst is om hinder uit te sluiten of althans tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de gewenste afstand bepaald. Uit de vier verkregen richtafstanden kan de uiteindelijk gewenste afstand worden afgeleid door de grootste daarvan aan te houden. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen.
De volgende tabel geeft de richtafstanden uit de VNG-publicatie die aan te houden zijn tussen een rustige woonwijk en een bedrijventerrein. Bedrijven worden naar hun aard (SBI-code) ingedeeld in een milieucategorie variërend tussen 1 (zeer licht) en 6 (zeer zwaar).
Tabel: Aan te houden afstanden tot rustige woonwijken
categorie | grootste afstand van enig milieuaspect |
1 | 10 meter |
1 en 2 | 30 meter |
1, 2 en 3.1 | 50 meter |
1, 2, 3.1 en 3.2 | 100 meter |
1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 | 200 meter |
1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 | 300 meter |
1, 2, 3.1, 3.2, 4.1, 4.2 en 5.1 | 500 meter |
1, 2, 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1 en 5.2 | 700 meter |
1, 2, 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2 en 5.3 | 1.000 meter |
1, 2, 3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1, 5.2, 5.3 en 6 | 1.500 meter |
In de praktijk blijken combinaties van woningen en bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 meestal goed mogelijk en kunnen er bij categorie 3 beperkingen ontstaan. Combinaties van bedrijfswoningen naast bedrijven uit categorie 4 en hoger zullen meestal tot buitenproportionele maatregelen bij het bedrijf leiden.
Door gebruikmaking van deze lijst kan het plangebied worden gezoneerd. Op de aangegeven richtafstanden kan een correctie worden toegepast, afhankelijk van de vraag of het gaat om rustige dan wel minder rustige woongebieden, een zogenaamd 'gemengd gebied'.
Het plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan is een actualiserend plan. Het plan biedt ruimte aan bedrijven. Het bestemmingsplan biedt geen ruimte voor (zeer) zware industrieën. Ook worden er met het voorliggende plan op het bedrijventerrein geen (bedrijfs)woningen toegestaan.
Om te bepalen of bepaalde bedrijven in het plangebied vanuit het oogpunt van milieuhinder toelaatbaar zijn, wordt voor een eerste toetsing in het bestemmingsplan gebruik gemaakt van de zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten.
De Staat van Bedrijfsactiviteiten is als bijlage bij de regels opgenomen. Naast een omschrijving van het desbetreffende bedrijfstype, is in deze Staat aangegeven tot welke milieucategorie het desbetreffende bedrijfstype wordt gerekend, alsmede welke zogenaamde 'grootste afstand' geldt tot milieugevoelige bebouwing, zoals woningen. Dit is de minimale afstand die aangehouden moet worden. De minimale afstand varieert van 10 meter voor bedrijven met milieucategorie 1 tot en met 100 meter voor bedrijven met milieucategorie 3.2. In het voorliggende bestemmingsplan zijn bedrijven tot en met categorie 3.2 bij recht toegestaan. De Staat geeft inzicht in het soort bedrijven die onder die categorieën vallen.
Doordat vrijwel alle woningen rondom het bedrijventerrein op circa 100 meter of meer zijn gelegen, betekent dit dat voldaan wordt aan de minimaal aan te houden afstand van 100 meter. Voor de woningen aan de Zuiderzeestraatweg met de huisnummers 1 en 2 geldt dat zij binnen de afstand van 100 meter zijn gelegen. Voor deze woningen is artikel 16.1.1 van de regels van toepassing.
Er worden geen mogelijkheden geboden voor zogenaamde 'grote lawaaimakers' op het terrein op grond waarvan een geluidszonering verplicht is, of bedrijven vallend onder het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) waar veiligheidsrisico's een beperking kunnen vormen voor de omgeving.
Conclusie
Bij het voorliggende bestemmingsplan is voldoende rekening gehouden met de milieuzoneringen vanuit de bedrijven naar milieugevoelige objecten.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. In deze wet is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.
De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt niet indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.
Wegverkeerslawaai
Voorliggend bestemmingsplan regelt de bestaande situatie. In het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarmee nieuwe woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kunnen ontstaan. Overigens zijn op basis van het geldende bestemmingsplan ook geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige objecten mogelijk. Daarom is onderzoek naar wegverkeerslawaai niet noodzakelijk.
Spoorweglawaai
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een spoorweg. Overigens is er ook geen onderzoeksplicht voor spoorweglawaai omdat er door het bestemmingsplan geen nieuwe woningen of ander geluidgevoelige bestemmingen kunnen ontstaan.
Industrielawaai
Het bedrijventerrein Broeklanden is juridisch-planologisch een bestaand bedrijventerrein. Het plangebied wordt niet gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder, omdat vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers in de planregels is uitgesloten. In dat geval zou een bufferzone rond het terrein moeten worden gelegd met verdergaande beperkingen dan nu op grond van de verkregen milieurechten door bedrijven aanwezig zijn voor die gebieden. Het voorliggende bestemmingsplan maakt ook geen nieuwe geluidsbronnen mogelijk zoals genoemd in de Wet geluidhinder. Geluidsaspecten van bedrijven worden geregeld in het Activiteitenbesluit of in de omgevingsvergunning. Nader onderzoek is daarom niet nodig.
Conclusie
Het aspect geluid leidt niet tot beperkingen in het voorliggende bestemmingsplan.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Bijlage 2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) geeft grenswaarden voor de concentraties in de buitenlucht van onder andere de stoffen stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), benzeen (C6H6), koolmonoxide (CO) en benzo(a)pyreen (BaP).
Bestuursorganen dienen rekening te houden met Europese grenswaarden bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit. In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10), omdat de achtergrondconcentraties van deze stoffen het dichtst bij de grenswaarden liggen. Fijn stof en stikstofdioxide zullen dus in belangrijke mate bepalen of er rond planontwikkeling een luchtkwaliteitsprobleem is. In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is een onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek heeft daarom voornamelijk betrekking op deze beide stoffen. Daarnaast is, gezien de sterke relatie met gezondheid ook een kleine fractie van fijn stof (PM2,5) onderzocht.
Het luchtkwaliteitsonderzoek (Arcadis, Luchtkwaliteitsonderzoek BP Broeklanden, van 26 november 2014) is opgenomen in Bijlage 2.
Uit het onderzoek blijkt dat in zowel 2015 als 2025 de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (40 µg/m3), daar waar getoetst dient te worden, nergens worden overschreden. Ook de norm voor het aantal overschrijdingsuren van de uurgemiddelde norm voor NO2 wordt nergens overschreden. Tevens wordt de norm voor het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uursgemiddelde norm voor PM10 nergens overschreden.
Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering in de planvorming.
Conclusie
Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen voor het voorliggende bestemmingsplan.
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
Voor externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het bestemmingsplan betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet overschreden mag worden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10-5 per jaar als grenswaarde gehanteerd, 10-6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een grenswaarde van 10-6 per jaar. Een richtwaarde is daarbij niet van toepassing.
Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal 10 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te worden verantwoord.
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ('Indeling Leidraad maatramp') zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
Het plangebied
Inrichtingen
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (hierna: Bevi) regels gesteld. In en in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.
In het voorliggende bestemmingsplan zijn Bevi-inrichting toegestaan, indien de PR 10-6-contour niet buiten de terreingrens/erfgrens van het bedrijf ligt en het groepsrisico niet boven de oriënterende waarde ligt.
Buisleidingen
In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen buisleidingen waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals aardgas, plaatsvindt. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
In / nabij het plangebied ligt één risicobron, namelijk een route waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, te weten de Zuiderzeestraatweg Oost, de Eperweg en de Oostelijke Rondweg. Deze transportroutes zijn nog niet officieel aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Wel is het van belang bij nieuwe ontwikkelingen langs deze routes rekening te houden met de risicocontouren van de weg.
De Oostelijke Rondweg fungeert onder meer als ontsluitingsweg voor bedrijventerrein Kruismaten. Voor de risicobron Zuiderzeestraatweg Oost / Eperweg / Oostelijke Rondweg is de 'Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' van toepassing.
Het merendeel van de verkeersbewegingen van het bedrijventerrein Broeklanden is gericht op de Eperweg en de Zuiderzeestraatweg en niet op de Oostelijke Rondweg in noordelijke richting.
Plaatsgebonden risico
Uit een al eerder door de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG) uitgevoerde berekening blijkt dat er voor deze weg geen PR 10-6 contour aanwezig is.
Groepsrisico
Voor de Oostelijke Rondweg wordt een groepsrisicocontour van 200 meter aangegeven. Het voorliggende bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Omdat in het plangebied geen sprake is van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten ten opzichte van de geldende planologisch-juridische situatie, is geen verantwoording van het groepsrisico nodig.
Conclusie
Het bestemmingsplan leidt niet tot knelpunten ten aanzien van externe veiligheid. Daarom wordt het plan op het punt van externe veiligheid uitvoerbaar geacht.
In het kader van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is onderzocht of in het plangebied een goed woon- en verblijfklimaat is gegarandeerd en of het bouwblok van eventueel omliggende veehouderijbedrijven optimaal blijft benut.
Er is nabij het plangebied één agrarisch bedrijf gelegen, namelijk aan de Oostendorperstraatweg 10-10a in Elburg. Van het bedrijf is in 2013 een melding Activiteitenbesluit geaccepteerd. De melding heeft betrekking op het houden van landbouwhuisdieren waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld (zoogkoeien en vrouwelijk jongvee). Voor deze dieren geldt een vaste afstand tot een geurgevoelig object. De afstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en een gevoelig object dient minimaal als volgt te bedragen:
Voor de gemeente geldt de 'Geurverordening gemeente Elburg', waarbij voor bepaalde gebieden geurnormen zijn aangepast. Zie hiervoor paragraaf 3.4.3. De geurverordening is alleen van toepassing op de woonwijken en het bedrijventerrein zoals deze beschreven zijn in de geurverordening. De verordening is niet van toepassing op het bedrijventerrein Broeklanden.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een conserverend plan, waarbij geen sprake is van nieuwe bedrijvigheid/wonen. Aan het bepaalde omtrent geur wordt daarmee voldaan.
Conclusie
Bij de voorgenomen ontwikkeling zijn er geen belemmeringen vanuit het aspect geur.
De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen moet worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij het waterschap. Het Waterschap Vallei en Veluwe heeft haar keur en beleidsregels in 2013 herzien. Dit plan is getoetst aan deze nieuwe beleidsregels.
Waterparagraaf
Algemeen
Voor de ontwikkeling van bedrijventerrein Broeklanden is destijds een waterhuishoudkundig en geotechnisch advies opgesteld (DHV, Integraal Waterbeheer Ontwerp Waterhuishouding en geotechnisch advies, van december 2002). In Bijlage 3 is dit advies opgenomen.
Het hemelwater gaat via de rabattenzone en riet uiteindelijk naar de zaksloot langs de Zuiderzeestraatweg. Vervolgens wordt het water via een helofytenfilter en de 'water voor natuur'-zone uiteindelijk geloosd op de watergang. Zie hiervoor ook paragraaf 2.3.
Op het bedrijventerrein wordt waterneutraal gebouwd, om die reden zijn bij gebouwen geen kruipruimtes toegestaan.
Watersysteem
Geohydrologisch gezien ligt Elburg / Oostendorp aan de voet van de stuwwallen van de Veluwe. Het regenwater dat infiltreert op de zandige gronden van de Veluwe stroomt af in noordwestelijke richting naar de randmeren en het IJsselmeer. Het geïnfiltreerde water kwelt uiteindelijk op, op iets grotere afstand van de stuwwallen, namelijk in de randmeren en in het laaggelegen gebied rondom Elburg, waaronder ook het plangebied Broeklanden.
Regen- en afvalwatersysteem
Op basis van de drietrapsstrategie (vasthouden - bergen - afvoeren) en de wens voor de aanleg van een duurzaam watersysteem, is gekozen voor een systeem van gescheiden riolering in combinatie met oppervlakkige afvoer van regenwater in combinatie met rabatten. In overeenstemming met de beleidsregels van het waterschap voldoet het plan aan de normbenadering. Bui T=100 veroorzaakt geen extra belasting op het watersysteem. De berekening is als Bijlage 4 toegevoegd. Door de relatief hoge grondwaterstand is vasthouden middels infiltratie niet haalbaar, vandaar dat gekozen is voor berging van het afstromende hemelwater in rabatten. Alleen bij hevige regenval zal het overtollige water worden afgevoerd naar de Eekterbeek. De mogelijkheid tot afvoeren is op twee plaatsen middels een stuwconstructie gerealiseerd. Hierbij is rekening gehouden met de eisen van de afvoer vastgesteld door het waterschap.
Via de rabatten, de rietvelden en het helofytenfilter wordt het water uiteindelijk geloosd op de watergang. Op deze wijze van waterafvoer en infiltratie vindt tevens zuivering plaats. Daarmee wordt voldaan aan de eisen van waterkwaliteit en aan de eisen voor de afvoer van water.
In de afbeelding 'Afvoerstructuur' is dit in beeld gebracht.
Afbeelding: Afvoerstructuur
Het gebied met de rabattenzone is via de bestemming 'Groen' ook voor water bestemd. De ecologische verbindingszone is middels een aanduiding toegevoegd aan de bestemming 'Water' (Eekterbeek) en 'Groen'. In de regels is het juridisch kader voor de ontwikkeling van een verantwoorde uitvoering van de waterhuishouding en de watersystemen opgenomen.
Het grootste deel van de grond (waaronder de rabattenzone / ecologische verbindingszone) is in eigendom van de gemeente. Ook zal na volledige realisatie het terrein als openbaar gebied in eigendom blijven.
Op het terrein is een gescheiden riolering voor het afvalwater en het regenwater van de dakvlakken van de aanwezige bedrijven. Het afvalwater wordt via een persleiding geloosd op het vuilwaterriool van bedrijventerrein Oostendorp. Het regenwater wordt via het regenwaterriool opgevangen in de rabatten.
In het watersysteem is de ontwatering geregeld middels drainage.
Ophoging
Om te kunnen voldoen aan de ontwateringsnorm zal het terrein opgehoogd moeten worden. Dit is al gebeurd voor het westelijk deel. Gezien de wens van de gemeente om deze ophoging minimaal te houden en de wens vanuit het waterschap om de huidige grondwaterstand en met name de kwel zo min mogelijk te beïnvloeden, is gekozen voor kruipruimteloos bouwen. Middels drainage zal de ontwateringseis van 0,5 m -mv (bedrijven) voor het grootste deel van het jaar kunnen worden gegarandeerd.
In een deel van de Broeklanden worden gedurende het gehele jaar de stijghoogten van het grondwater niet beïnvloed, en in een deel van de Broeklanden worden gedurende de zomer stijghoogten van het grondwater niet beïnvloed door het drainagesysteem. Er wordt dus grondwaterneutraal gebouwd. In de winter zal de drainage wel water afvoeren.
Watertoets
Binnen het plangebied liggen leggerwatergangen met beschermingszones. Het voorliggende bestemmingsplan betreft vooral de planologisch-juridische regeling van de bestaande ruimtelijke situatie. Deze conserverende wijze van bestemmen heeft geen kwantitatieve en/of kwalitatieve effecten op de grondwaterstand en het oppervlaktewater in het plangebied.
Proces
Destijds is in het kader van het opstellen van het bestemmingsplan uitvoerig overleg gevoerd met het Waterschap. Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die betrekking hebben op de waterhuishouding. Ook is er geen toename aan verharding ten opzichte van het geldende plan.
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is het waterschap geïnformeerd door gebruik te maken van de digitale watertoets. De samenvatting en resultaten hiervan zijn opgenomen in Bijlage 5. Ook is het bestemmingsplan opgestuurd naar het waterschap in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening. Het waterschap kan instemmen met de watertoets. In het nieuwe plan zal bij de uitvoering, in overleg met het waterschap, rekening worden gehouden met de nieuwe norm ten aanzien van de waterberging.
In de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: 'de veroorzaker betaalt'. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief 'in situ' (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven.
Onderzoek
In het kader van het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Broeklanden' is reeds archeologisch onderzoek gedaan voor het plangebied (Vestigia Archeologie en Cultuurhistorie, Archeologisch onderzoek Bedrijventerrein Broeklanden te Oostendorp, van 18 augustus 2004). Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 6. Dit betrof een archeologisch inventariserend onderzoek omvattend een bureauonderzoek, een inventariserend booronderzoek en een veldverkenning. Het doel hiervan was het vaststellen of er archeologische en/of cultuurhistorische waarden in/op het plangebied zijn die door bouwwerkzaamheden verstoord dreigden te worden, indien bevestigend, de waardestelling er van te bepalen.
Uit het onderzoek is gebleken dat het plangebied ligt in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarden. Dit is bevestigd door ARCHIS-waarnemingen en de archeologische monumentenlijst. Op / in het plangebied bevinden zich geen archeologische of cultuurhistorische waarden, en ook in de directe omgeving zijn zij schaars. Verder zijn er tijdens het veldonderzoek geen archeologische vondsten in omgewoelde grond of aan geschoonde slootkanten waargenomen. Daarnaast ontbreken in de boringen aanwijzingen voor menselijke aanwezigheid gedurende de Prehistorie en/of de Middeleeuwen in de vorm van aardewerkscherven; metalen, glazen, of objecten van organisch materiaal; menselijk of dierlijk botmateriaal; houtskoolresten et cetera. Ook de bodemopbouw wijst op langdurig agrarisch gebruik, waardoor het veen op de ongestoorde dekzanden grotendeels is geoxideerd.
Op basis van de onderzoeksresultaten is geadviseerd om geen nader archeologisch onderzoek te doen en wordt geen bezwaar gezien tegen de voortgang van de bouwplannen. Wel wordt - mede gezien de aanwezigheid van een huisterp op circa 500 meter van het plangebied - gewezen op de plicht om archeologische vondsten te melden bij het bevoegd gezag. In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (artikel 53 Monumentenwet 1988).
Cultuurhistorie
Het plangebied behoort tot een Middeleeuwse veenontginning, met bijbehorende verkaveling. De noordgrens van deze verkaveling ligt ten zuiden van de bebouwing aan de Oostendorperstraatweg. De verkavelingsrichting van de veenontginning is enigszins noordwest - zuidoost. De Zuiderzeestraatweg Oost die op het tracé van de stoomtram (circa 1850) is aangelegd, doorsnijdt met een flauwe bocht het veengebied.
Ten noorden en ten zuiden van het plangebied bevindt zich een aantal cultuurhistorisch en archeologisch waardevolle elementen en gebieden:
In paragraaf 2.3.1 is nader ingegaan op de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein en de manier waarop rekening is gehouden met de landschapstypen van het gebied en de omgeving. De landschappelijke inpassing sluit hierop aan.
Conclusie
Vanuit het aspect archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor het voorliggende plan.
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om daar tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is dat de kwaliteit daarvan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).
Indien een bestemmingsplan de bouw van bouwwerken groter dan 50 m2 mogelijk maakt waar gedurende meer dan 2 uur per dag mensen verblijven, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed is.
Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard. Ten opzichte van de geldende juridisch-planologische situatie is er geen sprake van nieuwe verblijfsruimten. In het kader van het geldende bestemmingsplan is reeds een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor het gehele gebied van het bedrijventerrein (DHV, Verkennend bodemonderzoek Bedrijventerrein De Broeklanden te Elburg, van april 2000). In Bijlage 7 is het onderzoek opgenomen.
Bij de onderzoeksopzet is uitgegaan van de hypothese 'niet-verdachte' locatie. Op grond van de onderzoeksresultaten is de hypothese verworpen. Niet alle grond in het gebied is multifunctioneel voor hergebruik, bijvoorbeeld door het voorkomen van verhoogd EOX-, minerale olie of arseengehalte. Geadviseerd wordt om bij vrijkomende gronden te werken met een gesloten grondbalans. Indien dit niet mogelijk is en afvoer van de grond noodzakelijk is, kan een depotbemonstering uitsluitsel geven omtrent de toepassingsmogelijkheden van de grond.
Het bodemonderzoek is uitgevoerd in 2000. Gezien het gebruik van de locatie nadien (grasland en maïsland) is bodemverontreiniging niet te verwachten. Het betreft hier de voortzetting van een bestaande planologische situatie.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande zijn er voor het voorliggende bestemmingsplan geen belemmeringen voor het aspect bodem.
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het aspect ecologie. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
In het verleden zijn diverse onderzoeken gehouden. Op basis van de resultaten daarvan bestonden er geen belemmeringen vanwege de ecologie voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein.
Gebiedsbescherming
Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen. Een planologische ontwikkeling mag geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied.
Het plangebied ligt op een afstand van circa 1,3 kilometer vanaf het Natura 2000-gebied 'Veluwe' en op een afstand van circa 2,8 kilometer vanaf het Natura 2000-gebied 'Veluwerandmeren'. Ontwikkelingen kunnen indirect tot effecten leiden in Natura 2000-gebied.
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is een onderzoek naar stikstofdepositie uitgevoerd (Arcadis, Stikstofdepositie BP Broeklanden, gemeente Elburg, van 26 november 2014). In Bijlage 8 is het onderzoek toegevoegd.
Ook is een voortoets gebiedsbescherming uitgevoerd (EcoGroen Advies, Bedrijventerrein Broeklanden 2015: voortoets gebiedsbescherming, van 10 december 2014). In Bijlage 9 is de voortoets opgenomen.
Uit de hiervoor genoemde onderzoeken blijkt dat de ontwikkeling problemen kan geven ten aanzien van Natura 2000-gebied 'Veluwe'. In overleg met het onderzoeksbureau (Ecogroen) is in de regels een voorwaarde opgenomen ter voorkoming van significant negatieve effecten.
Ten zuiden van de Zuiderzeestraatweg ligt de Ecologische Hoofdstructuur. In de provinciale Omgevingsverordening is dat gebied aangewezen als 'Gelders Natuurnetwerk'.
Het plangebied ligt in een strook die is aangewezen als 'Groene ontwikkelingszone' van het Gelders Natuurnetwerk (EHS). In Bijlage 9 is hier nader op ingegaan. De Groene ontwikkelingszone is ruimtelijk vervlochten met het Gelders Natuurnetwerk, en bestaat uit gebieden met een andere bestemming dan natuur. Het doel van deze zone is:
De Eekterbeek vormt de grens van het plangebied en is aangewezen als ecologische verbindingszone. In samenwerking met Waterschap Veluwe is een ontwerp ontwikkeld voor deze verbindingszone naar het model Kamsalamander. In het kader van het geldende bestemmingsplan is veel aandacht besteed aan de inpassing van het bedrijventerrein in de ecologische verbindingszone, zie hiervoor ook paragraaf 2.3.2. Een deel van het plangebied is aangeduid ten behoeve van de ecologische verbindingszone.
Het plangebied heeft weinig waarde in vergelijking met de kernkwaliteiten uit de omgeving, te weten Polder Oosterwolde, Polder Oldebroek en Polder Hattem. Alleen het leefgebied van Kleine modderkruiper is kenmerkend. Dit leefgebied is echter in het reeds bestaande deel van het bedrijventerrein reeds ingepast in de ecologische verbindingszone, waardoor deze kernkwaliteit blijft bestaan.
De inrichting als ecologische verbindingszone (model Kamsalamander) en de waterberging past binnen de ontwikkelingsdoelen die voor dit deel van de Groene ontwikkelingszone gesteld zijn. Bovendien is bij het voorliggende plan geen sprake van nieuwe ontwikkelingen in de Groene ontwikkelingszone. Het plan past dus binnen het beleid.
Soortenbescherming
Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Als gevolg van werkzaamheden kan schade optreden aan verblijfplaatsen van in de Flora- en faunawet beschermde soorten.
Op basis van destijds uitgevoerde ecologische onderzoeken bleek de ontwikkeling mogelijk.
Voor het plangebied is een actualisatie van het flora- en faunaonderzoek uitgevoerd (EcoGroen Advies, Actualisatie flora- en faunaonderzoek bedrijventerrein Broeklanden, Elburg, van 10 december 2014). In Bijlage 10 is het onderzoek opgenomen. Door middel van herhaald flora- en faunaonderzoek is het plangebied en de directe omgeving visueel en met behulp van een steeknet geïnspecteerd op de aanwezigheid van in de Flora- en faunawet beschermde soorten. Hierbij is de aandacht met name uitgegaan naar potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen, jaarrond beschermde broedvogelnesten en vissen. Eveneens is gekeken naar alle overige soortgroepen zoals algemene vogelsoorten, flora en amfibieën, zodat een volledig beeld is ontstaan van de huidige situatie.
Hierna zijn de onderzoeksresultaten opgenomen.
Beschermde soorten
Vervolgtraject en mitigerende maatregelen
Conclusie
Vanuit het aspect ecologie zijn er vooralsnog geen bezwaren tegen het voorliggende bestemmingsplan.
Aan de Zuiderzeestraatweg-Oost, tussen het Honingsveld en het Straatje, is molen 'De Tijd' gesitueerd. De inrichting van de omgeving van molens (molenbiotoop) moet op een zodanige wijze plaatsvinden dat dit niet leidt tot belemmeringen van het maalvaardig functioneren van de molen. Bij het beoordelen van ontwikkelingen binnen de molenbiotoop wordt uitgegaan van de door de vereniging De Hollandsche Molen opgestelde criteria.
De biotoopformule luidt als volgt:
H(x)=x/n+c*z of X=n*(H(x)-c*z)
Waarin:
H = hoogte obstakel
x = afstand obstakel tot molen
n = 140 voor open gebied, 75 voor ruw gebied, 50 voor gesloten gebied
c = constante = 0,2
z = askophoogte (helft van lengte vlucht + de eventuele hoogte van de stelling)
De molen is gelegen in een met bebouwing omsloten gebied. De afstand van de molen tot de rand van het bedrijventerrein Broeklanden ligt op circa 750 meter. De berekening van de toegestane hoogte van te realiseren bebouwing wordt afgeleid uit de formule:
afstand obstakel tot molen / kengetal 50 voor gesloten gebied + constante van 0,2 x askophoogte
De berekening van de toegestane bebouwingshoogte is dan 750 / 50 + 0,2 x 15,5 = 18,1 meter. De maximale bebouwingshoogte op het bedrijventerrein van 8,5 meter levert dan ook geen problemen op.
Conclusie
Gelet op de molenbiotoop in relatie tot de bouwmogelijkheden uit het voorliggende plan, zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
Binnen het plangebied zijn geen straalpaden, kabels en/of leidingen gelegen die een juridisch-planologische bescherming vereisen.
Conclusie
Vanuit het aspect straalpaden, kabels en leidingen zijn er geen belemmeringen vnoor het voorliggende bestemmingsplan.
Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu zodat kan worden voorzien in de behoefte van de huidige generatie zonder dat voor toekomstige generaties de mogelijkheid wordt ontnomen om ook in hun behoeften te kunnen voorzien. Duurzaam bouwen is daarmee onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving.
Bij het voorliggende bestemmingsplan is op een aantal aspecten ingegaan voor wat betreft duurzaam bouwen. Dit betreft met name de aspecten water, landschap en flora en fauna. In de voorgaande hoofdstukken en paragrafen is hier reeds nader op ingegaan. Ten aanzien van het ontwerpuitgangspunt compact bouwen kan het volgende worden opgemerkt: Het plangebied is gevoelig voor wat betreft visuele verstoring vanuit het open landschap. Daarom is de hoogte van de bebouwing beperkt tot maximaal 8,5 meter. Het bestemmingsplan maakt het daarentegen mogelijk een groot deel van de percelen te bebouwen (70 procent), zodat meervoudig ruimtegebruik tot de mogelijkheden behoort.
Algemeen
Met ingang van 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Met deze wijziging wordt onder meer uitvoering gegeven aan het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 15 oktober 2009. In de uitspraak van het Hof werd duidelijk dat het Nederlandse systeem van drempelwaarden voor m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten niet in overeenstemming was met de Europese richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling (richtlijn 85/337/EG, hierna Europese richtlijn). Om aan het arrest van het Hof tegemoet te komen, zijn de drempels voor de m.e.r.-beoordeling gewijzigd van absolute waarden in indicatieve waarden.
De verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapport kan op verschillende wijze ontstaan.
Het voorkomen van een activiteit of een plan dat een dergelijke activiteit mogelijk maakt zoals genoemd in bijlage C van het Besluit milieueffectrapportage veroorzaakt een directe MER-plicht. Indien een activiteit of het plan wat deze mogelijk maakt wordt genoemd in de bijlage D van het besluit ontstaat een MER-beoordelingsplicht.
Ook kan indirect op grond van de Natuurbeschermingswet een noodzaak tot het uitvoeren van een m.e.r. en het opstellen van een MER ontstaan, indien niet uitgesloten kan worden dat er significant negatieve effecten op de instandhoudingdoelstellingen van (nabij gelegen) natuurgebieden ontstaan. In dat geval is een zogenaamd passende beoordeling noodzakelijk en tevens een m.e.r. procedure.
In het voorliggende bestemmingsplan worden bedrijven die voorkomen in bijlage C en D behorende bij het Besluit milieueffectrapportage van vestiging uitgesloten.
Het is niet aannemelijk dat significant negatieve effecten op de instandhoudingdoelstellingen van (nabij gelegen) natuurgebieden ontstaan, nu het een reeds bestemd bedrijventerrein betreft. Zie hiervoor paragraaf 4.9. Het voorliggende bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan, waar bij verwacht wordt dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden ten opzichte van de geldende juridisch-planologische situatie.
Omdat het herzien van een plan uitgelegd zou kunnen worden als een activiteit genoemd in de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage zoals genoemd in bijlage D onder punt 11.3, ontstaat een m.e.r.-beoordelingsplicht indien het een plan betreft van 75 hectare of meer (drempelwaarde D-lijst). Bij het voorliggende bestemmingsplan is sprake van de situatie onder deze drempelwaarde (circa 20 hectare bruto). In dergelijke situaties volstaat een zogenaamde 'vormvrije' m.e.r.-beoordeling.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije worden onderzocht?') moet aandacht besteed worden aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.
Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf moet er een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Het uitgangspunt is dat het gaat om een bestaande kern, dat planologisch wordt aangepast aan de eisen van deze tijd.
De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. De resultaten zijn hierna weergegeven.
Bedrijven en milieuzonering
Paragraaf 4.1 betreft de milieuzoneringen van de activiteiten in en nabij het plangebied.
Hieruit blijkt dat bij de voorgenomen ontwikkeling geen sprake zal zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe bestemmingsplan in vergelijking met het geldende bestemmingsplan.
Geluid
In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op het aspect geluid. Hieruit blijkt dat er geen belemmeringen zijn in verband met geluid van wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen. Ook zijn er geen belemmeringen in verband met het geluid vanuit inrichtingen. Geluidszoneringsplichtige inrichtingen worden uitgesloten.
Bij de voorgenomen ontwikkeling zal geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit bestemmingsplan in vergelijking met het geldende bestemmingsplan.
Luchtkwaliteit
In paragraaf 4.3 is het aspect luchtkwaliteit aan de orde gekomen. Hierin is aangegeven dat de luchtkwaliteit niet 'in betekenende mate' zal verslechteren.
Bij de voorgenomen ontwikkeling zal er geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit bestemmingsplan in vergelijking met het geldende bestemmingsplan.
Geur
In paragraaf 4.5 is aandacht besteed aan het aspect geur. Het aspect geur levert geen belemmeringen op.
Er zal geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit nieuwe bestemmingsplan in vergelijking met het geldende bestemmingsplan.
Water
In paragraaf 4.6 is aangegeven op welke manier rekening gehouden wordt met water bij het voorliggende bestemmingsplan.
Voor deze vormvrije m.e.r.-beoordeling is het relevant om te melden dat het plangebied niet in een waterwingebied en/of een grondwaterbeschermingsgebied ligt.
Voor water zal geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit bestemmingsplan in vergelijking met het geldende bestemmingsplan.
Archeologie en cultuurhistorie
In paragraaf en 2.3.1 is ingegaan op het landschap. Voor deze vormvrije m.e.r.-beoordeling is het relevant om te melden dat het plangebied niet in of in de omgeving van een Belvedere-gebied ligt.
De aspecten archeologie en cultuurhistorie zijn in paragraaf 4.7 onder aandacht gebracht. Geconcludeerd wordt dat er vanuit het oogpunt van deze aspecten geen belemmeringen zijn ten aanzien van het voorliggend bestemmingsplan.
In verband met het voorliggend bestemmingsplan worden geen belangrijke nadelige gevolgen voor landschap, archeologie en cultuurhistorie verwacht als gevolg van dit bestemmingsplan in vergelijking met het geldende bestemmingsplan.
Bodem
In paragraaf 4.8 wordt met betrekking tot het aspect bodem aangegeven op welke wijze aandacht wordt gegeven aan het aspect bodem bij de nadere uitwerking van het plan.
Daarmee zal er geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit bestemmingsplan in vergelijking met het vigerende bestemmingsplan.
Ecologie
In paragraaf 4.9 is nader ingegaan op het aspect ecologie.
Voor de gebiedsbescherming is het van belang dat er geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Dat is ook niet het geval. De locatie is deels al bebouwd en verhard met bijbehorende infrastructuur. Het plangebied ligt in de nabijheid van natuurgebieden die beschermd zijn op basis van de Natuurbeschermingswet. Naar aanleiding van de ecologische onderzoeken is in de regels een voorwaarde opgenomen ter voorkoming van significant negatieve effecten op Natura 2000-gebied 'Veluwe'.
Voldaan wordt aan het beleid voor de EHS. De ecologische verbindingszone is beschermd in het voorliggende bestemmingsplan.
Voor de soortenbescherming geldt ook dat er geen sprake is van fysieke ontwikkelingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan en daarmee is er geen sprake van het aantasten van flora en fauna. Een vervolgrapport is toegevoegd aan het geactualiseerde bestemmingsplan. Uit de bevindingen blijkt dat het bestemmingsplan als gevolg van de Flora- en faunawet niet op problemen stuit vanwege het aspect ecologie.
Vanuit het aspect ecologie zijn er vooralsnog geen belemmeringen voor het voorliggend bestemmingsplan.
Bij het voorliggend bestemmingsplan zal geen sprake zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg van dit bestemmingsplan in vergelijking met het vigerende bestemmingsplan.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling geen belangrijke nadelige milieugevolgen zal hebben en dat wordt voldaan aan wet- en regelgeving. Een m.e.r.-beoordeling is dan ook niet nodig.
In dit hoofdstuk worden - voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht - de van het bestemmingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien.
Het bestemmingsplan is opgezet conform de RO-standaarden voor digitaal raadpleegbare bestemmingsplannen: IMRO2012/SVBP2012. Het bestemmingsplan kent daarmee een zelfstandige set planregels. Inhoudelijk is grotendeels aangesloten bij het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Broeklanden' uit 2005.
Planregels
De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene op te nemen, wat werkelijk noodzakelijk is. Niettemin kan het in een concrete situatie voorkomen, dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe zijn in het bestemmingsplan enkele flexibiliteitregels in de vorm van een algemene ontwikkelingsregeling en afwijkingsmogelijkheden (omgevingsvergunning) opgenomen.
De uitvoering van de bevoegdheid om af te wijken van het plan door het afgeven van een omgevingsvergunning berust bij burgemeester en wethouders. Deze regeling maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te worden.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
In hoofdstuk 1 worden de in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
De omschrijving van de op de kaart aangegeven bestemmingen en het gebruik van gronden en gebouwen is vermeld in hoofdstuk 2. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.
Hoofdstuk 3 bevat de regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijk hoofdstuk onder te brengen.
Hoofdstuk 4 ten slotte bevat regels ten aanzien van het overgangsrecht en de tenaamstelling van het plan.
Hierna volgend worden - voor zover nodig - de planregels artikelsgewijs van een nadere toelichting voorzien.
Het bestemmingsplan biedt regels voor het bedrijventerrein Broeklanden en de goede ecologische en landschappelijke inpassing daarvan. Het bedrijventerrein is bedoeld voor kleine en middelgrote bedrijven met een weinig milieubelastend karakter. Voor het bedrijventerrein wordt ingezet op een duurzame inrichting en hoogwaardige beeldkwaliteit. Ook geldt voor het gebied een verantwoorde uitvoering van de waterhuishouding en watersystemen. Voor het bedrijventerrein geldt een fasering, zie paragraaf 2.3.7.
Bestemming 'Bedrijventerrein'
Deze gronden zijn bestemd voor de vestiging van bedrijven. De bebouwing is mogelijk binnen de bouwvlakken. Voor een bouwperceel geldt een bebouwingspercentage van 70.
Bedrijfscategorie
In de bestemming is aangegeven welke milieucategorieën bedrijven zijn toegelaten. Dit betreft bedrijven tot en met milieucategorie 3.2. Hierbij is een koppeling gemaakt naar de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als Bijlage 1 bij de regels is toegevoegd.
In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is een omschrijving opgenomen van de soort/aard van de toelaatbaar te achten bedrijven. Ook bevat deze lijst indicaties voor de in acht te nemen afstanden ten opzichte van een rustige woonwijk. Deze afstanden hebben betrekking op dan wel vloeien voort uit bepaalde activiteiten van het gemiddelde bedrijf in die sector.
Tevens zijn bedrijven toestaan die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar wel gelijk zijn te stellen met de toegelaten categorieën van bedrijven.
Als uitgangspunt geldt een zonering, waarbij de minst hinderlijke bedrijfsactiviteiten langs de Zuiderzeestraatweg Oost en Oostelijke Rondweg en nabij bestaande woningen zijn gesitueerd. De zonering van bedrijfsactiviteiten is opgenomen in de bestemming 'Bedrijventerrein'. Voor de aan te houden afstand van milieuhinderlijke bedrijfsactiviteiten tot hindergevoelige functies in de omgeving kan artikel 16.1.1 van de regels van toepassing zijn.
Op de gronden met de aanduiding 'parkeerterrein' is een vrachtautoparkeerterrein toegestaan.
In het gebied met de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied' is het mogelijk om door middel van een afwijkingsbevoegdheid bedrijfsactiviteiten in één categorie hoger toe te staan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bestaande woon- en leefklimaat in de directe omgeving en met dien verstande dat bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van bedrijfsactiviteiten in de beoordeling worden betrokken.
Ten aanzien van bedrijven als genoemd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is een bepaling opgenomen dat Bevi-inrichting zijn toegestaan, indien de PR 10-6-contour niet buiten de terreingrens/erfgrens van het bedrijf ligt en het groepsrisico niet boven de oriënterende waarde ligt.
Geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn uitgesloten op het bedrijventerrein. Deze bedrijven komen binnen het plangebied niet voor en zijn daar ook ongewenst.
Ook worden bedrijven die voorkomen in bijlage C en D behorende bij het Besluit milieueffectrapportage van vestiging uitgesloten.
Bedrijven zullen, naast de bepalingen in de regels, ook moeten voldoen aan het bepaalde krachtens de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit en/of overige milieuwetgeving voor zover deze van toepassing is.
Ter voorkoming van aantasting van het nabij gelegen Natura 2000-gebied 'Veluwe' is bepaald dat gebouwen en overkappingen uitsluitend mogen worden gerealiseerd, indien aannemelijk is gemaakt dat er geen significant negatieve effecten zijn op het natuurgebied.
Detailhandel
Detailhandel (perifeer) is op deze gronden onder beperkingen mogelijk.
In de regels zijn mogelijkheden opgenomen voor artikelen die ter plaatse worden vervaardigd of bewerkt en ter plaatse voortgebrachte producten zijn.
Conform de Handleiding Internetwinkels gemeente Elburg zijn mogelijkheden opgenomen voor internetwinkels.
Het is mogelijk om door middel van een afwijkingsprocedure detailhandel in volumineuze goederen toe te staan. Dit betreft detailhandel in goederen welke niet in het woonmilieu passen.
Kantoren
Via de algemene wijzigingsbevoegdheid is de vestiging van kantoren mogelijk binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'. De behoefte aan kantoren moet dan wel zijn aangetoond.
Overig
De bedrijven dienen zich met hun voorkant /entreezijde te presenteren naar de wegen.
Het uitgangspunt is dat op de bedrijfskavels wordt voorzien in de gehele parkeerbehoefte van het bedrijf, de klanten en de bezoekers.
Ondergrondse bouwwerken, zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen zijn niet toegestaan in verband met het in stand houden van de waterhuishouding. Mede in verband met aardwetenschappelijke waarden in het gebied mogen de aardlagen niet worden doorbroken.
Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen zijn vanuit milieuhygiënische overwegingen (wederzijdse beperkingen / overlast tussen bedrijven en woningen) niet toegestaan / gewenst op het bedrijventerrein.
Bestemming 'Bedrijventerrein - Uit te werken'
De regels bepalen dat burgemeester en wethouders deze bestemming moeten uitwerken, waarbij zij ook de uitwerkingsregels in acht moeten nemen.
Het oostelijk deel - of delen er van - zal pas worden uitgewerkt als het westelijk deel is uitgegeven of een grotere kavel benodigd is, dan nog aanwezig.
Zolang een uitwerkingsplan niet onherroepelijk is, mag in beginsel niet worden gebouwd. Wanneer er echter wel beschikt kan worden over een concept- of een vastgesteld uitwerkingsplan, is het mogelijk via afwijking bepaalde bouwwerken te bouwen die passen in dat concept- of vastgestelde plan.
Bestemming 'Wonen'
De woning Zuiderzeestraatweg Oost 2 is in het plan gehandhaafd en bestemd als 'Wonen', overeenkomstig de bepalingen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Elburg'.
De locatie is bestemd voor een vrijstaande woning, bijbehorende bouwwerken en erf. De grond is tevens bestemd voor de uitoefening van een beroep aan huis. Ook gelden er afwijkingsmogelijkheden voor onder andere een bedrijf aan huis.
Bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'
In de bestemming 'Verkeer' is de ontsluiting van het bedrijventerrein op de Oostelijke Rondweg geregeld.
Binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn de hoofdontsluitingswegen op het bedrijventerrein opgenomen.
De overige wegen, paden en verkeer- en parkeervoorzieningen zijn geregeld in de bestemming voor het bedrijfsactiviteiten. Binnen 'Groen' zijn voet- en fietspaden mogelijk.
Bestemming 'Groen'
De bestemming 'Groen' is opgenomen voor structureel / beeldbepalend groen. Binnen de bestemming 'Groen' is de aanduiding 'ontsluiting' opgenomen. Binnen 25 meter van de aanduiding moet een ontsluitingsweg worden gerealiseerd.
Met betrekking tot de ecologische verbindingszone langs de Eekterbeek is de aanduiding 'ecologische verbindingszone' opgenomen voor de natte natuurontwikkelingszone met de daarbij behorende poelen en beplanting.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - afschermend groen' wordt uitgegaan van de realisatie van afschermende begroeiing aan de oostzijde van het plangebied.
Bestemming 'Water'
Voor de Eekterbeek is de bestemming 'Water' opgenomen. De overige watergangen vallen binnen de opgenomen bestemming. De regels voorzien in de aanwezigheid van watergangen.
In verband met de functie als ecologische verbindingszone is voor de natte natuurontwikkelingszone ook de aanduiding 'ecologische verbindingszone' opgenomen.
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.
Algemene bouwregels
In dit artikel zijn aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen met bouwmogelijkheden van belang zijn. Voor bepaalde bouwwerken mag overschrijding van bouwgrenzen plaatsvinden. Ondergrondse bouwwerken zijn niet toegestaan, met uitzondering van funderingen. Verder zijn eisen opgenomen voor het realiseren van parkeervoorzieningen.
Algemene gebruiksregels
In aanvulling op het algemene gebruiksverbod uit artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), wordt met dit artikel ter verduidelijking nog een aantal verboden ter verduidelijking specifiek toegestaan, zoals het tijdelijk opslaan van materialen die nodig zijn voor het realiseren van de in de plan aangewezen bestemmingen, of juist expliciet worden uitgesloten, zoals het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutiedoeleinden.
Algemene afwijkingsregels
Deze bevoegdheid geeft afwijkingsmogelijkheden die voor alle bestemmingen gelden. Het gaat hier bijvoorbeeld om het oprichten van nutsvoorzieningen, het overschrijden van in de planregels voorgeschreven maatvoeringen en ondergeschikte afwijkingen ten gevolge van meetveranderingen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden. Het betreft bijvoorbeeld een geringe wijziging van het bouwperceel of het bouwvlak.
Algemene procedureregels
Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders moeten volgen indien toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen wijzigingsregels. Hoewel deze procedure ook al in de wet is aangegeven, heeft de gemeente er voor de duidelijkheid voor gekozen om deze procedureregels ook expliciet in de planregels te verwoorden.
Ook voor een nadere eisen-procedure is een procedureregeling opgenomen. Voor een nadere eisen- procedure zijn in de wet geen procedureregels vastgelegd. Hierin dient het bestemmingsplan dus te voorzien.
Overgangsrecht
Voor de redactie van het overgangsrecht is het Besluit ruimtelijke ordening bepalend.
Bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaan, in uitvoering zijn of mogen worden gebouwd krachtens een op dat moment reeds aangevraagde bouwvergunning mogen in beginsel gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot, kan ook het gebruik relevant zijn. Van de mogelijkheid tot gedeeltelijke vernieuwing of verandering zijn uitgesloten de illegale bouwwerken. Daaronder worden verstaan de bouwwerken die zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (bouwen) /bouwvergunning - voor zover vereist - zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan.
Ook is het gebruiksovergangsrecht opgenomen. Bestaand gebruik mag in beginsel worden gehandhaafd.
Daarnaast is een uitsluitingsclausule opgenomen voor gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.
Onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een gemengd stelsel met een publiekrechtelijk en een privaatrechtelijk spoor, dat voorziet in kostenverhaal, binnenplanse verevening en de mogelijkheid tot het stellen van locatie-eisen. Dit stelsel is opgenomen als afdeling 6.4 in de Wro en ook wel bekend als de zogenaamde Grondexploitatiewet.
De Grondexploitatiewet geeft gemeenten de mogelijkheid en verplichting om de kosten van grondexploitaties te verhalen op en te verdelen tussen de grondeigenaren in het plangebied. Daarnaast biedt het stelsel gemeenten de mogelijkheid om eisen te stellen aan de kwaliteit van de inrichting van het gebied en de fasering van de ontwikkeling. Uitgangspunt daarbij is, dat een grondeigenaar in beginsel de mogelijkheid heeft om zijn eigen perceel te ontwikkelen.
Volgens de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Van een dergelijk bouwplan is in dit geval sprake (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening). De gemeenteraad kan, bij de vaststelling van het bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen onder meer als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.
Voor een gedeelte van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Broeklanden 2015' is een exploitatieplan opgesteld. Het exploitatieplan wordt gelijktijdig met dit bestemmingsplan vastgesteld en bekendgemaakt (art. 6.12 lid 4 Wro).
Door de vaststelling van het exploitatieplan, gezamenlijk met dit bestemmingsplan, ontstaat een publiekrechtelijke basis voor het kostenverhaal. De vaststelling van een herziening van het exploitatieplan bij een uitwerkingsplan dient er mede toe om eisen te stellen aan de inrichting van de openbare ruimten. Tot het einde van de exploitatie moet het exploitatieplan ieder jaar worden herzien. In het exploitatieplan staan verschillende werken en werkzaamheden waar de gemeente de kosten voor gaat verhalen. Het gaat daarbij om bouwrijpmaken van het gebied, de aanleg van nutsvoorzieningen (bijvoorbeeld leidingen) en de inrichting van de openbare ruimte.
Uit de raming in het exploitatieplan blijkt dat er een positief resultaat wordt verwacht. De realisatie van het bestemmingsplan is financieel haalbaar omdat voor de gemeentelijke percelen in het hele bestemmingsplan alle kosten kunnen worden gedekt door de verkoop van kavels en voor de particuliere gronden het kostenverhaal is zeker gesteld door het exploitatieplan. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 22 oktober 2014 gedurende zes weken voor de inspraak ter inzage gelegen. Gedurende die termijn is de gelegenheid gegeven om een inspraakreactie te geven op het voorontwerp. Er zijn geen inspraakreacties ingekomen op basis waarvan het voorontwerp zou moeten worden aangepast.
Over het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening advies gevraagd aan diverse (overheids)instanties. Bij brief, c.q. mail van 16 oktober 2014 is aangegeven dat binnen de termijn van 8 weken een reactie op het voorontwerp kan worden ingediend. Aangegeven is verder dat indien er binnen die termijn geen reactie binnen komt, er dan van wordt uitgegaan dat er geen opmerkingen zijn.
De navolgende (overheids)instanties is om advies gevraagd:
Provincie Gelderland; Waterschap Vallei en Veluwe; gemeente Oldebroek; het bestuur van de Bedrijvenkring Elburg; Brandweer Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland; Wijkcomité De Pal/Oostendorp; Politie Noord- en Oost-Gelderland.
Een reactie is ingekomen van de provincie, de gemeente Oldebroek en het Waterschap.
De provinciale afdelingen (11 november 2014) geven aan dat er, gelet op de nieuwe provinciale omgevingsvisie en omgevingsverordening in het voorontwerp geen provinciale belangen aan de orde zijn. De gemeente Oldebroek (28 oktober 2014) geeft aan dat het voorontwerp geen aanleiding geeft tot het maken van op- en/of aanmerkingen.
Het Waterschap heeft bij mail van 8 december 2014 een positief advies gegeven over de watertoets. In het geactualiseerde bestemmingsplan zal geen uitbreiding van de verharding plaatsvinden, i.c. het geactualiseerde bestemmingsplan zal geen nieuwe ontwikkelingen toelaten die de waterhuishouding beïnvloeden. Bij de uitwerking van het plan zal, in overleg ook met het Waterschap, rekening worden gehouden met de nieuwe normering ten aanzien van de waterberging.
De vooroverlegreacties zijn in Bijlage 11 toegevoegd aan het bestemmingsplan.
april 2015.