direct naar inhoud van 6.2 Landbouw
Plan: Buitengebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0226.BPBuitengebied-VS02

6.2 Landbouw

Het plangebied vervult van oorsprong een belangrijke agrarische functie. Grote delen van het plangebied hebben daarom de bestemming 'Agrarisch' gekregen. Binnen deze bestemming staat het behoud en de ontwikkeling van de agrarische sector voorop, met inachtname van de Reconstructieregelgeving, Natura 2000 / Ecologische Hoofdstructuur en de kenmerkende landschapswaarden.

6.2.1 Agrarische productietakken

Binnen de bestemmingen 'Agrarisch' zijn diverse vormen van agrarische bedrijvigheid toegestaan:

  • Grondgebonden veehouderij: een grondgebonden veehouderij is de tak van landbouw waarbij men vee houdt voor het verkrijgen van melk, eieren, vlees of bont. Wanneer de productie hoofdzakelijk afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden, spreekt men van een grondgebonden veehouderij. Deze bedrijven hebben een agrarische bestemming gekregen. Onder een grondgebonden veehouderij worden ook productiegerichte paardenhouderijbedrijven verstaan, die zich richten op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het fokken van paarden en/of pony's. Het gaat dan veelal om paardenfokkerijen, opfokbedrijven en stoeterijen (VNG-SRP Handreiking ‘Paardenhouderij en ruimtelijke ontwikkeling’, februari 2009: "Het houden van paarden valt niet onder de definitie van een agrarisch bedrijf". "Het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden past binnen de bestemming agrarisch. Het trainen, stallen of behandelen van paarden past niet binnen deze bestemming" (LJN: BU4026, Rechtbank Utrecht, SBR 11/1159 en 11/1208). De paardenfokkerijen maken onderdeel uit van de agrarische bestemming en hebben daarom geen aparte aanduiding op de plankaart gekregen. In die gevallen dat er sprake is van een legale, niet-agrarisch paardenbedrijf als hoofdactiviteit, is een bedrijfs- of recreatieve bestemming opgenomen. Pensionstallen vallen niet binnen het begrip agrarisch bedrijf.
  • Intensieve veehouderijen: Een intensieve veehouderij is een agrarisch bedrijf (of een deel van een agrarisch bedrijf) waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij (volgens de Wet milieubeheer), waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch worden gehouden en waar geen dieren gehouden worden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer. Ruwweg is intensieve veehouderij het houden van dieren in stallen (meest voorkomend: varkens, pluimvee, kalveren, stieren, nertsen). Voor de omschrijving van een intensieve veehouderij wordt aangesloten bij de definiëring uit het Reconstructieplan. Voor intensieve veehouderijen geldt het beleid zoals dat in het Reconstructieplan 'Achterhoek en Liemers' is opgenomen. In het voorliggende bestemmingsplan is hierop aangesloten.
  • Akkerbouw: Akkerbouw is het bedrijfsmatig (op commerciële basis) telen van gewassen. Het bedrijf is afhankelijk van de grond als productiefactor. Voorbeelden van akkerbouwgewassen zijn suikerbieten, aardappelen, graansoorten, snijmaïs, vezelvlas, koolzaad en cichorei. Voor akkerbouwbedrijven geldt in dit bestemmingsplan hetzelfde beleid als voor grondgebonden veehouderijen.
  • Tuinbouw: Tuinbouw is het bedrijfsmatig (op commerciële basis) telen van groenten, (sier)bloemen, -planten, -bomen, -struiken, bollen, graszoden of zaden. Dit is mogelijk middels glastuinbouw en vollegrondstuinbouw. Binnen de vollegrondstuinbouw worden tuinbouwgewassen, groenten, snijbloemen, fruit of bloembollen buiten (in de volle grond) geteeld. Hoveniersbedrijven en tuincentra zijn géén tuinbouwbedrijven. Een hovenier is immers hoofdzakelijk bezig met het ontwerpen, aanleggen en onderhouden van tuinen. Een tuincentrum is vooral gericht op de verkoop van (elders gekweekt) plantmateriaal. Binnen de agrarische bestemming zijn tuinbouwbedrijven als recht toegestaan. Voor de teelt van gewassen door middel van teeltondersteunende voorzieningen en kassen, gelden de mogelijkheden zoals in paragraaf 6.2.4 is omschreven.
  • Glastuinbouw:
Uit OKBG (§ 2.5 / p. 22):
Agrarische bedrijvigheid
"Actieve glastuinbouwbedrijven krijgen in het bestemmingsplan een positieve bestemming, waarbij bestaande rechten worden gerespecteerd en 20% uitbreidingsruimte wordt toegestaan (conform provinciale verordening)."  

In de glastuinbouw wordt in een kas geteeld. Het gaat vaak om de teelt van groenten, snijbloemen of potplanten. Voor glastuinbouwbedrijven geldt dat de landschappelijke impact groot is. Daarom zijn in het provinciale beleid hiervoor ‘concentratiegebieden glastuinbouw’ aangewezen. Het bestemmingsplan sluit hierop aan en zal daarom nieuwe glastuinbouwbedrijven niet mogelijk maken. Een uitbreiding van een bestaand glastuinbouwbedrijf is rechtstreeks mogelijk met maximaal 20%. De gemeente heeft per bedrijf uitgerekend om hoeveel glas het dan gaat. Dit is opgenomen in bijlage 4 van de planregels. De bestaande glastuinbouwbedrijven zijn, vanwege een afwijkende maatvoering ten opzichte van andere agrarische bedrijfstakken, bestemd als 'Agrarisch-Glastuinbouw'.

  • Intensieve kwekerij: Onder een intensieve kwekerij wordt een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf verstaan, waar gewassen worden geteeld of dieren worden gekweekt (niet zijnde vee), waarbij nagenoeg geen gebruik wordt gemaakt van daglicht. Voorbeelden hiervan zijn de kweek van champignons, witlof, vis, wormen en maden. Voor intensieve kwekerijen geldt dat er geen ruimtelijke en/of milieuargumenten aanwezig zijn om deze bij voorbaat uit te sluiten. Intensieve kwekerijen zijn daarom in het kader van het voorliggende bestemmingsplan niet bezwaarlijk, voor zover het kweken niet in de open lucht plaatsvindt.

Overigens is het bouwen ten behoeve van een agrarisch bedrijf alleen toegestaan op een bestaand agrarisch bouwvlak. Zie paragraaf 6.2.3.

6.2.2 Reconstructiebeleid intensieve veehouderijen

Het Reconstructieplan 'Achterhoek en Liemers' heeft voor wat betreft het aspect intensieve veehouderij, een indirecte doorwerking in het bestemmingsplan. Vanwege de uitspraak van de Raad van State (zie paragraaf 2.3) wordt er teruggevallen op het in het Streekplan geformuleerde reconstructiebeleid. Dit beleid is gelijk aan het beleid uit het eerder genoemde Reconstructieplan. Dit betekent dat alle veehouderijen met een intensieve hoofd- of neventak onder de regels van het reconstructiebeleid vallen.

Uit OKBG (§ 2.5 / p. 22):
Agrarische bedrijvigheid
"Duiven is in het Reconstructieplan Achterhoek en Liemers benoemd als verwevingsgebied. In een verwevingsgebied is nieuwvestiging van intensieve veehouderij niet toegestaan."  

De in het Reconstructieplan vastgelegde zonering (verwevingsgebied) is bepalend voor de regeling van intensieve veehouderij in het bestemmingsplan. De intensieve veehouderijen hebben op de verbeelding een eigen aanduiding gekregen. In de volgende tabel is aangegeven welke regels in het bestemmingsplan voor intensieve veehouderijen zijn opgenomen.

Regeling intensieve veehouderij in bestemmingsplan   Verwevingsgebied  
Omvang agrarisch bouwvlak   Maximaal bouwvlak tot 1 ha, tenzij bestaande situatie al groter is dan 1 ha  
Nieuwvestiging (op nog niet bestaand agrarisch bouwvlak)   Nee  
Hervestiging en/of omschakeling (op bestaand agrarisch bouwvlak)   Maximaal bouwvlak tot 1 ha  
Uitbreiding intensieve bedrijfsbebouwing (op bestaand agrarisch bouwvlak)   Maximaal bouwvlak tot 1 ha  
Vergroten agrarisch bouwvlak   Maximaal bouwvlak tot 1 ha. Een omvang groter dan 1 ha is alleen mogelijk ten behoeve van het samenvoegen van meerdere locaties van één bedrijf naar één locatie, mits er veterinaire en/of bedrijfseconomische voordelen zijn en er ook qua omgevingsfactoren een (veel) betere situatie zal ontstaan.  

(bron: Reconstructieplan Achterhoek-Liemers (p.18))

Het vergroten van het agrarisch bouwvlak voor een intensieve veehouderij tot meer dan 1 ha is niet mogelijk gemaakt, behalve als het om het Duivense Broek gaat. Voor dit deel van het plangebied is aan de hand van een gebiedsaanduiding een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het vergroten van het agrarische bouwvlak voor intensieve veehouderijen tot 1,5 ha. Hieraan zijn voorwaarden worden gekoppeld zoals:

  • het aantonen van de bedrijfseconomische noodzaak;
  • er mag geen sprake zijn van een verslechtering van de omgevingskwaliteiten;
  • er moet een verbetering van het dierenwelzijn plaatsvinden.

Overigens wordt het Reconstructieplan Achterhoek-Liemers in de toekomst herzien. Het is niet duidelijk of en binnen welke termijn dit zal plaatsvinden. De Raad van State heeft het Reconstructieplan Achterhoek-Liemers deels vernietigd, omdat er te weinig aandacht was voor extensiveringsgebieden. Het provinciale Streekplan heeft het beleid uit het Reconstructieplan in 2005 overgenomen. Hierdoor is het beleid uit het Reconstructieplan nog steeds actueel. Omdat de reconstructiezonering bij uitstek een bovengemeentelijke aangelegenheid is, is ervoor gekozen om aan te sluiten bij het huidige Reconstructieplan en niet vooruit te lopen op een herziening. Overigens is het momenteel onzeker of de provincie het Reconstructiebeleid in haar nieuwe Structuurvisie gaat vertalen. Ontwikkelingen hieromtrent zullen bij het bestemmingsplan worden betrokken.

6.2.3 Agrarische bouwvlakken

Wanneer agrarisch bouwvlak?

Een agrarisch bouwvlak is opgenomen als er sprake is van agrarische activiteiten die bedrijfsmatig worden uitgeoefend. Het hobbymatig houden van een beperkte hoeveelheid vee is dus géén agrarisch bedrijf ('hobbyboeren'). Wanneer de agrarische activiteiten een omvang hebben van 20 nge (Nederlands Grootte Eenheid) of minder, is er sprake van het hobbymatig houden van vee. Een agrarische bestemming is dan niet (meer) passend. De hoofdfunctie (veelal wonen) is dan leidend voor de bestemmingslegging. Indien de agrarische bestemming wordt gewijzigd naar een woonbestemming dan krijgt deze woning de aanduiding 'agrarisch' in verband met het agrarische medegebruik.

Nieuwe agrarische bouwvlakken (nieuwvestiging)

Het bestemmingsplan maakt oprichting van agrarische bedrijven op nieuwe, nog onbebouwde locaties niet mogelijk. De redenen hiervoor zijn:

  • er kan gebruik worden gemaakt van reeds bestaande agrarische bouwvlakken, die door stoppende agrariërs zijn vrijgekomen of gaan vrijkomen (zorgvuldig ruimtegebruik);
  • door de beperkingen die het plangebied kent (bijvoorbeeld de nabijheid van het Natura 2000-gebied en de externe werking ervan), is het onwaarschijnlijk dat nieuwe agrarische bedrijven zich in het plangebied willen vestigen.

Omvang agrarische bouwvlakken

Op de verbeelding zijn agrarische bouwvlakken opgenomen. Het bouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering is toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven agrarisch bouwvlak. Alle bedrijfsbebouwing, inclusief de dienstwoning en verharding, inclusief mestbassins, sleufsilo’s, paardenbakken, opslag van kuilvoer en erfverharding, dient binnen het bouwvlak te worden gesitueerd. Hiermee is met de begrenzing van het bouwvlak rekening gehouden.In het bestemmingsplan is het via een afwijkingsbevoegdheid onder andere mogelijk om de grens van het agrarisch bouwvlak met maximaal 10 meter te overschrijden.

Vrij overgenomen uit OKBG (§ 2.5 / p. 22):
Agrarische bedrijvigheid
In het op te stellen bestemmingsplan voor het buitengebied krijgen de agrarische percelen in het Duivense Broek ruimte om zich uit te breiden (tot maximaal 2 hectare, voor intensieve veehouderijen tot maximaal 1 hectare). In de overige gebieden geldt een maximale grootte tot 1,5 hectare, intensieve veehouderijen tot maximaal 1 hectare.  

Voor de omvang van de agrarische bouwvlakken is aangesloten op enerzijds de geldende bestemmingen, anderzijds de mogelijkheden uit het ontwikkelingskader. Voor de omvang van agrarische bouwvlakken geldt het volgende.

Deelgebied   Type agrarisch bedrijf   Bij recht   Via wijziging  
Duivense Broek   Intensieve veehouderij   max. 1 ha   max. 1,5 ha  
  Overige agrarische bedrijven   max. 1,5 ha   max. 2 ha  
Overig buitengebied   Intensieve veehouderij   max. 1 ha   n.v.t.  
  Overige agrarische bedrijven   max. 1 ha   max. 1,5 ha  

afbeelding "i_NL.IMRO.0226.BPBuitengebied-VS02_0008.png"

Figuur: ligging Duivense Broek

Voor het vergroten van het agrarisch bouwvlak zal via een wijzigingsbevoegdheid aan de volgende voorwaarden moeten worden voldaan:

  • de vergroting moet aantoonbaar noodzakelijk zijn voor een doelmatige en duurzame agrarische bedrijfsvoering;
  • de vergroting mag de landschappelijke en ecologische waarden niet onevenredig aantasten;
  • er mag geen nadeliger milieuhygiënische situatie ontstaan;
  • er moet worden voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing (gebiedseigen welstand).
6.2.4 Agrarische bouwmogelijkheden

Agrarische bedrijfswoningen

Reeds vergunde, bestaande agrarische bedrijfswoningen zijn positief bestemd. Agrarische bouwvlakken waar geen bedrijfswoning aanwezig is, zijn voorzien van een symbool. Bouwvlakken waar twee of meer bedrijfswoningen aanwezig zijn, zijn tevens aangeduid met een symbool op de verbeelding.

De huidige moderne bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf maakt een tweede agrarische bedrijfswoning niet of nauwelijks noodzakelijk. Een tweede bedrijfswoning zou hooguit noodzakelijk kunnen zijn bij zeer grote veehouderijen, waar permanent toezicht door twee bedrijfshoofden noodzakelijk is. Dit speelt niet in het plangebied. Hier zijn derhalve geen planregels voor opgenomen.

Agrarische bedrijfsgebouwen en (teeltondersteunende) voorzieningen

Agrarische bedrijfsgebouwen zijn binnen het agrarisch bouwvlak rechtstreeks toegestaan. Wel dient men over een omgevingsvergunning te beschikken.

In het bestemmingsplan is voorzien in een regeling voor teeltondersteunende voorzieningen (inclusief glazen kassen, tunnel- en boogkassen). Binnen het agrarisch bouwvlak zijn permanente teeltondersteunende voorzieningen tot 1.000 m2 bij recht toegestaan. Hiermee is aangesloten op de maatvoering uit het Streekplan. Voor een oppervlak tot 1.500 m2 binnen het bouwvlak is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Buiten het agrarisch bouwvlak zijn permanente teeltondersteunende voorzieningen niet toegestaan omdat dit een ‘verstening’ van het buitengebied veroorzaakt. Ook dienen permanente voorzieningen zoveel mogelijk binnen het agrarisch bouwvlak te worden opgericht (om een verspreiding van bebouwing zoveel mogelijk te voorkomen).

Omdat tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen niet permanent aanwezig zijn (maximaal een aaneengesloten gebruik van zeven maanden per jaar), en daardoor slechts een tijdelijk effect hebben, zijn deze in de bestemming 'Agrarisch', ook buiten het bouwvlak, toegestaan, tenzij het een gebied betreft met landschappelijke waarde. In overleg met een agrarische vertegenwoordiging is gebleken dat tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen veelal langer dan 3 maanden in gebruik zijn. De gemeente heeft daarom ervoor gekozen om de plaatsing van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen gedurende maximaal 7 maanden mogelijk te maken.

Permanent of tijdelijk   Binnen of buiten agrarisch bouwvlak   Toegestaan?  
Permanent   binnen agr. bouwvlak tot 1.000 m2   Ja  
  binnen agr. bouwvlak tot 1.500 m2   Via afwijking  
  buiten agrarisch bouwvlak   Nee  
Tijdelijk   binnen agrarisch bouwvlak   Ja  
  buiten agrarisch bouwvlak   Ja, via afwijking tot 1 ha per agrarisch (gerelateerd) bedrijf  

Glastuinbouw

In de glastuinbouw wordt in een kas geteeld. Het gaat dan vaak om de teelt van groenten, snijbloemen of potplanten. Voor glastuinbouwbedrijven geldt dat de landschappelijke impact groot is. Daarom zijn in het provinciale beleid hiervoor ‘concentratiegebieden glastuinbouw’ aangewezen. Het bestemmingsplan sluit hierop aan en maakt nieuwe glastuinbouwbedrijven niet mogelijk.

Uit OKBG (§ 2.5 / p. 22):
Agrarische bedrijvigheid
"Actieve glastuinbouwbedrijven krijgen in het bestemmingsplan een positieve bestemming, waarbij bestaande rechten worden gerespecteerd en 20% uitbreidingsruimte wordt toegestaan (conform provinciale verordening)."  

In de Ruimtelijke Verordening Gelderland is een uitbreiding van meer dan 20% van het bestaande glasopstand mogelijk, indien kan worden aangetoond dat:

  • a. de uitbreiding zich verdraagt met ter plaatse van belang zijnde gebiedskwaliteiten van natuur, landschap en water;
  • b. de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige voortzetting van het bedrijf en
  • c. de verplaatsing naar een concentratiegebied glastuinbouw dan wel een regionaal cluster glastuinbouw bedrijfseconomisch niet mogelijk is.


Bovenstaande geeft de bestemde glastuinbouwbedrijven in de gemeente Duiven meer uitbreidingsruimte.

De glastuinbouwbedrijven bevinden zich in agrarisch gebied. De uitbreidingsmogelijkheid (van meer dan 20%) valt voor het overgrote deel, binnen het bouwvlak. Deze zijn niet gelegen in natuur, waardevol landschap en water en verdragen zich met de genoemde gebiedskwaliteiten. Een uitbreiding tast deze kwaliteiten/provinciale belangen dan ook niet aan.

Een verplaatsing naar een concentratiegebied en/of regionaal cluster glastuinbouw is voor de bedrijven in de gemeente Duiven, geen optie. Deze bedrijven zijn qua omvang/schaal, aard en ligging gebonden aan de omgeving.

De gronden waar de bedrijven zijn gevestigd zijn over het algemeen vruchtbaar en geschikt voor teelt in de volle grond, door de samenstelling en bewerkbaarheid van de bodem. De glastuinders in de Liemers en in de gemeente zijn gericht op dergelijke teelten. Gronden in het aangewezen concentratiegebied of regionaal cluster zijn daarvoor niet of minder geschikt. Tevens zijn de bedrijven kleinschaliger, breder georiënteerd en hebben de glastuinders een sociale binding met het gebied. In de Liemers betreft het veelal kleine bedrijven, die in de tuinbouwsector als te klein worden beschouwd en geen waarde hebben als tuinbouwbedrijf. De bedrijven zijn slecht verkoopbaar mede dankzij de (beperkte) omvang. Hierdoor is verplaatsing financieel onhaalbaar.

In het voorliggende bestemmingsplan is een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen, waardoor middels een omgevingsvergunning een uitbreiding groter dan 20% van bestaand glasopstand kan worden toegestaan, indien dit mogelijk is binnen het bouwvlak. Voorwaarde die aan deze afwijking wordt gekoppeld, is dat een bedrijf moet aantonen dat er een bedrijfseconomisch noodzaak bestaat voor een doelmatige voortzetting van het bedrijf.

Gebouwen en opslag buiten bouwvlak

Conform de gemeentelijke standaarden zijn mogelijkheden geboden voor gebouwen en opslag buiten het bouwvlak.

Schuilgelegenheden ('schuilstallen' of 'melkstallen')

Agrarische bebouwing buiten het agrarisch bouwperceel dient zoveel mogelijk te worden voorkomen om een verspreiding aan bebouwing in het buitengebied tegen te gaan. Via de toepassing van een afwijkingsbevoegdheid kan per agrarisch bedrijf of woning één schuilgelegenheid worden toegestaan. Op percelen van 0,5 tot 1 ha kan een schuilgelegenheid van maximaal 20 m2 worden toegestaan en op grotere percelen een schuilgelegenheid van 40 m2. Op percelen kleiner van 0,5 ha worden geen schuilgelegenheden toegestaan omdat dit zou kunnen leiden tot een te grote verdichting van het landschap.

Mestopslag buiten het bouwperceel

Mestopslag buiten het bouwvlak is in principe niet toegestaan. Via een afwijkingsregeling is dit echter wel mogelijk, mits gezamenlijke opslag niet haalbaar is. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de landschappelijke gevolgen.

6.2.5 Verbreding agrarische bedrijfsvoering (nevenactiviteiten) bij bestaand agrarisch bedrijf

Van oudsher zijn agrarische bedrijven gericht op het verkrijgen van een gezinsinkomen door middel van de teelt van gewassen en/of het houden van vee. De laatste jaren richten agrarische bedrijven zich in toenemende mate ook op andere dan deze reguliere agrarische activiteiten. Te denken valt aan een zorgboerderij, agro-toerisme ('kamperen bij de boer', 'bed & breakfast') of verkoop van agrarische producten aan derden.

Tevens wordt met deze nieuwe activiteiten ingespeeld op veranderende wensen van de consument. Dit wordt ook wel landbouw met verbrede doelstelling genoemd en vormt een wezenlijk onderdeel van plattelandsvernieuwing. Door deze verbreding kan de sociaal-economische basis van de agrarische sector en van het buitengebied over het algemeen worden versterkt.Een neventak hoeft niet per definitie agrarisch gelieerd te zijn.

Een neventak kan voor de agrariër een welkome aanvulling betekenen op het inkomen en hem zo in staat stellen om de agrarische activiteiten (de kernactiviteiten) voort te zetten. De primaire bedrijfsvoering blijft echter de agrarische tak. De nevenactiviteiten dienen daardoor ruimtelijk ondergeschikt te zijn. Ondergeschiktheid op basis van de bedrijfseconomische situatie is ruimtelijk niet van belang en hoort derhalve niet thuis in een bestemmingsplan.

Uit OKBG (onder meer bijlage 3 § 3.2.4 bijlage / p. 35):
Nevenactiviteiten
"In het bestemmingsplan zal het agrarisch gebruik met de toekenning van bestemmingen worden bevestigd, met flexibiliteitsbepalingen voor het starten van nevenactiviteiten en omschakeling. Belangrijk toetsingscriterium voor het toestaan van nevenactiviteiten en omschakeling is dat omliggende agrarische bedrijven hierdoor niet in hun belangen mogen worden geschaad."  

Uit OKBG (§ 2.5 / p. 23):
Overige bedrijvigheid
"In het buitengebied kan overige (niet agrarische) bedrijvigheid worden toegestaan maar deze mogen geen beperking opleveren voor agrarische bedrijfsvoering op omliggende percelen. Uitgangspunt is dat het gaat om kleinschalige bedrijvigheid. Verkoop van lokaal geproduceerde agrarische producten is toegestaan. Buitenopslag is niet toegestaan."  

In het bestemmingsplan zijn binnen de agrarische bestemming twee regelingen voor nevenactiviteiten opgenomen: bij recht en via afwijking. Met de regelingen is aangesloten op de correctieve herziening 2004-2006.

Nevenactiviteiten bij recht zijn bijvoorbeeld opslag van goederen (geen gevaarlijke stoffen en geen buitenopslag), kleinschalige recreatieve activiteiten, dagopvang tot 15 personen, recreatief verblijf tot 15 personen, of het houden van dieren. Hiervoor mag maximaal 25% van de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen worden gebruikt, met een maximum van 350 m2. Kleinschalige binnenactiviteiten die gericht zijn op de uitoefening van persoonlijke of dierlijke verzorging, mogen bij recht worden uitgeoefend, mits er niet meer dan 60 m2 aan bedrijfsgebouwen voor wordt gebruikt. In de planregels is dit nader uitgewerkt.

Nevenactiviteiten die na afwijking kunnen plaatsvinden, zijn bijvoorbeeld stalling en verhuur van vervoermiddelen, kleinschalige dagrecreatieve activiteiten en kleinschalige verblijfsrecreatie. Aan de afwijkingsmogelijkheid is een aantal voorwaarden gekoppeld, zoals:

  • maximaal 25% van de agrarische bedrijfsgebouwen mag voor de nevenfunctie worden gebruikt, met een maximum van 500 m2;
  • er mag geen beperking ontstaan voor omliggende agrarische bedrijven.

Voor kleinschalig kamperen (zie ook paragraaf 6.7.3) geldt dat dit, in overeenstemming met de correctieve herziening 2004-2006, mogelijk is op het agrarisch bouwvlak (en binnen de bestemming 'Wonen-1'). Wel zijn hieraan voorwaarden verbonden, zoals:

  • het kamperen mag alleen in de periode 15 maart tot en met 31 oktober plaatsvinden;
  • het mag om hooguit 25 kampeerplaatsen gaan binnen het agrarisch bouwvlak en 10 kampeerplaatsen binnen de bestemming 'Wonen -1'.
6.2.6 Hergebruik vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (VAB) bij stoppend agrarisch bedrijf

In het plangebied zullen situaties gaan voorkomen waarin agrarische bedrijven zullen stoppen. De vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen raken hun agrarische functie kwijt. Beëindiging van het agrarisch gebruik kan leiden tot verloedering van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en aantasting van de ruimtelijke kwaliteit. De gebouwen kunnen echter ook benut worden voor hergebruik door een andere, niet-agrarische functies, waaronder Wonen (functiewijziging).

Uit OKBG (§ 2.6 / p. 23 en § 4.1.2 / p. 59 en bijlagen 3 en 4):
Functieverandering
"De gemeente wenst dan niet vast te zitten aan een wijzigingbepaling ook al betreft het een discretionaire bevoegdheid. De gemeente wil inzetten op maximale flexibiliteit en ziet verdere opname van het functieveranderingbeleid in het bestemmingsplan als beperking van tijd. De huidige maatschappelijk en economische ontwikkelingen maken het denkbaar dat over drie jaar het functieveranderingbeleid moeten worden herzien."  

Uit OKBG: (§ 2.5 / p. 22):Agrarische bedrijvigheid
"Percelen ten zuiden van de A12, die niet in gebruik zijn voor agrarische doeleinden, zullen in de bestemmingsplan actualisatie Buitengebied een passende (niet agrarische) bestemming krijgen."  

Gelet op het OKBG is in dit bestemmingsplan geen wijzigingsbevoegdheid voor functiewijziging opgenomen. De gemeente staat niet onwelwillend tegenover functieverandering, maar wil hier zorgvuldig mee omgaan door dit in een buitenplanse, separate procedure op te nemen. De gemeente heeft hier in het OKBG specifiek beleid voor ontwikkeld. Aanvragen om functieverandering worden primair aan dit beleid getoetst. Secundair en ter aanvulling blijven reeds vastgestelde bovenlokale beleidsdocumenten van kracht. Indien hiervan wordt afgeweken, gebeurt dit op basis van een goede motivatie.

Het Duivense Broek heeft primair een agrarische productiefunctie. Om dit deelgebied zoveel mogelijk te behouden voor de agrarische sector, is functieverandering van agrarische bouwpercelen hier niet wenselijk. Functieverandering van andere percelen is daarentegen wel (buitenplans) mogelijk, aangezien deze geen agrarische functie (meer) hebben.

6.2.7 Caravanstalling

Bij voormalige agrarische bedrijven waar al voor de peildatum van het bestemmingsplan (voor 25 december 2003) caravanopslag plaatsvond in strijd met de bestemming, doch toegestaan op grond van het overgangsrecht voor gebruik in dat plan, wordt deze caravanopslag positief bestemd. Deze locaties worden bestemd als Wonen en krijgen de aanduiding 'opslag caravans'. De maximaal toegestane oppervlakte wordt per locatie is aangegeven op de verbeelding.