direct naar inhoud van 5.3 Effecten
Plan: Buitengebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0226.BPBuitengebied-VS02

5.3 Effecten

In het PlanMER zijn de effecten van de alternatieven per milieuaspect aan de hand van verschillende beoordelingscriteria onderzocht en beoordeeld. Dit heeft tot de volgende tabel geleidt.

Milieuaspecten   Criteria   Alternatief 1A   Alternatief 1B   Alternatief 2  
Natuur   Natura 2000-gebieden   0   0   0  
  Ecologische hoofdstructuur   0   0   +  
  Beschermde soorten (F&f wet)   -   -   +  
Landschap Cultuurhistorie Archeologie   Landschappelijke waarden   0 / -   0   +  
  Cultuurhistorisch waardevolle gebieden, structuren en elementen   0   0   +  
  Archeologische waarden   0 / -   0   0  
Bodem en water   Bodem- en (grond)waterkwaliteit   0   0   0  
  Grond- en oppervlaktewaterkwantiteit   0   0   0  
Geur   Geurbelasting op gevoelige bestemmingen   -   0 / -   0  
Verkeer   Verkeersintensiteit   0   0   0  
  Verkeersveiligheid   0   0   0  
Geluid   Geluidintensiteit t.a.v. geluidgevoelige bestemmingen   0   0   0  
Luchtkwaliteit   Concentratie NO2 i.r.t. gevoelige bestemmingen   0   0   0  
  Concentratie PM10 i.r.t. gevoelige bestemmingen   0 / -   0 / -   0 / +  
Gezondheid   Cummulatieve effecten geurbelasting, geluid en luchtkwaliteit   -   0 / -   0  
  Risico's t.a.v. zoönosen (en MRSA)   0   0   0  

+ = positief
0 / + = licht positief
0 = neutraal
0 / - = licht negatief
- = negatief

Bij de vergelijking van de alternatieven en varianten vallen met name de verschillen tussen Alternatief 1A en 2 op. De maximale ontwikkeling van de agrarische bedrijven in Alternatief 1A leidt tot een (beperkte)verslechtering (op één of meer criteria) voor de aspecten natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie, geur en luchtkwaliteit. In Alternatief 2 treedt voor deze aspecten juist een verbetering op. Alternatief 1B verschilt van Alternatief 1A doordat er geen effecten zijn te verwachten op de landschappelijke en archeologische waarden. De alternatieven en varianten scoren voor de andere aspecten neutraal en zijn hierdoor voor deze aspecten niet onderscheidend.

Op basis van de resultaten van deze effectbeoordeling en de wensen/doelstellingen van de gemeente ten aanzien van het buitengebied, is een voorkeursalternatief (VKA), en daarmee de voorkeursvorm van het bestemmingsplan, gekozen. Het VKA vormt de basis voor een voor het milieu aanvaardbaar bestemmingsplan. Het uiteindelijke bestemmingsplan zal grotendeels overeenkomen met het VKA in dit planMER.

Voor het Bestemmingsplan Buitengebied is Alternatief 1A uit het MER gekozen als VKA. Belangrijk in deze keuze is dat het plan volgens dit alternatief uitvoerbaar is. Met dit plan kunnen alle door de gemeente gewenste ontwikkelingen uitgevoerd worden binnen de randvoorwaarden van natuur en milieu. Aangezien het gekozen VKA gelijk is aan Alternatief 1A, is het VKA niet opnieuw getoetst op milieueffecten.