direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw
Plan: Buitengebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0226.BPBuitengebied-VS02

Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch - Glastuinbouw" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een glastuinbouwbedrijf, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarisch bedrijf of grondgebonden veehouderij;
  • b. de uitoefening van een multifunctioneel landbouwbedrijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - multifunctioneel landbouwbedrijf';
  • c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt maximaal 1, dan wel maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • d. agrarisch natuurbeheer;
  • e. het uitoefenen van de navolgende ondergeschikte nevenactiviteiten waarvoor 25% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen met een maximum van 350 m2 mag worden gebruikt:
    • 1. langdurige opslag van goederen met uitzondering van opslag van gevaarlijke ontplofbare stoffen, bestrijdingsmiddelen, afvalstoffen en stoffen die geurhinder kunnen veroorzaken;
    • 2. kleinschalige extensieve dagrecreatieve activiteiten gericht op de beleving van agrarische activiteiten, natuur- en landschapswaarden, kunst en cultuur, educatie zoals een cursusruimte voor ambachten, galerie/potterie, binnenspeeltuin, theetuin of museum voor oude werktuigen;
    • 3. dagopvang voor ouderen/kinderen/gehandicapten van maximaal 15 personen waarbij ook buitenactiviteiten zijn toegestaan gericht op de beleving van agrarische bezigheden;
    • 4. recreatief verblijf in de vorm van een beperkte groeps- of pensionaccommodatie (maximaal 15 personen), zoals boerenkamers;
    • 5. nevenactiviteiten met een agrarisch karakter, gericht op het houden, verzorgen of voortbrengen van dieren of gewassen zoals een hovenier of een dierenarts;
  • f. kleinschalige binnenactiviteiten die gericht zijn op de uitoefening van persoonlijke/ dierlijke verzorging, zoals een kapper, pedicure, schoonheidsspecialist of hondentrimmer waarvoor maximaal 60 m2 van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt;
  • g. buitenopslag ten behoeve van de ondergeschikte nevenactiviteiten zoals bedoeld in artikel 4.1 sub e en artikel 4.1 sub f is niet toegestaan;
  • h. recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van een kleinschalig kampeerterrein uitsluitend binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 25 kampeerplaatsen met bijbehorende sanitaire voorzieningen per bedrijf zijn toegestaan, waaronder begrepen maximaal 4 trekkershutten per bedrijf;
    • 2. alleen binnen de periode van 15 maart tot 31 oktober kampeermiddelen op het terrein aanwezig mogen zijn;
    • 3. stacaravans niet zijn toegestaan.
  • i. teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak;
  • j. de bestaande paardenbakken binnen het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak;
  • k. aan huis verbonden beroepen;
  • l. mantelzorg;
  • m. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende wegen en (fiets-)paden;
  • n. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • o. de bestaande nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven binnen het bouwvlak.

4.2 Bouwregels
4.2.1 bedrijfsgebouwen, teeltondersteunende voorzieningen, kassen en bedrijfswoningen:

Bedrijfsgebouwen, (permanente en tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de oppervlakte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 175 m2 dan wel de bestaande maximale oppervlakte indien deze meer bedraagt dan 175 m2;
  • c. herbouw van een woning is slechts toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak;
  • d. goothoogte van
    • 1. bedrijfsgebouwen maximaal 6 meter;
    • 2. kassen maximaal 8 meter;
    • 3. bedrijfswoningen maximaal 6 meter;
  • e. bouwhoogte van
    • 1. bedrijfswoningen maximaal 9 meter;
    • 2. kassen maximaal 10 meter;
    • 3. bedrijfsgebouwen maximaal 10 meter;
    • 4. teeltondersteunende voorzieningen maximaal 4 m;
  • f. gezamenlijke oppervlakte van
    • 1. kassen: het oppervlak zoals opgenomen in bijlage 3 , zoals behorende bij deze regels in de kolom 'Opp. glas in 2011'   vergroot met het oppervlak in de kolom 'Toegestane max. uitbreiding opp. glas bij recht (20%)';
    • 2. bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen: maximaal 1 hectare;
    • 3. permanente teeltondersteunende voorzieningen: maximaal 1.000 m2;
4.2.2 bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning

Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gebouwd minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;
  • c. afstand tot het hoofdgebouw maximaal 20 m;
  • d. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 75 m2;
  • e. goothoogte is maximaal 3 m;
  • f. bouwhoogte is maximaal 6 m;
  • g. in afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub b zijn voor de voorgevel erkers en serre's toegestaan mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 meter bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 meter.
4.2.3 trekkershutten

Trekkershutten voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de oppervIakte per trekkershut bedraagt maximaal 18 m2;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m.
4.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. Binnen het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan:
    • 1. voedersilo's met een bouwhoogte van maximaal 15 meter;
    • 2. mestsilo's en hooimijten met een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
    • 3. kleinschalige windturbines met een as-hoogte van maximaal 15 meter;
    • 4. sleufsilo's met een bouwhoogte van maximaal 2 meter;
    • 5. erf- en perceelafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel met een bouwhoogte van maximaal 2 meter en voor (het verlengde van) de voorgevel met een bouwhoogte van maximaal 1 meter;
    • 6. speelvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
    • 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter, met uitzondering van lichtmasten bij paardenbakken;
  • b. Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van erf- en perceelafscheidingen met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 overschrijding bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 sub a voor het overschrijden van de bouwgrenzen aan maximaal één zijde, mits:

  • a. de bouwgrens met maximaal 10 meter wordt overschreden;
  • b. de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
  • c. sprake is van een streekeigen landschappelijke inpassing;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
4.3.2 verruimen teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 sub d voor het toestaan van maximaal 1.500 m2 aan permanente teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak, mits:

  • a. de bedrijfseconomische noodzaak kan worden aangetoond.
4.3.3 teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 sub a voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits:

  • a. aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd;
  • b. de oppervlakte maximaal 10.000 m2 bedraagt;
  • c. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
  • d. de gronden niet mede bestemd zijn voor Waarde - Landschap.
4.3.4 uitbreiding bestaand glasopstand met meer dan 20%

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 sub d voor het uitbreiden van de oppervlakte van bestaande kassen met meer dan 20%, mits:

  • a. de kassen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige voortzetting van het bedrijf;
  • c. verplaatsing naar een concentratiegebied dan wel een regionaal cluster glastuinbouw bedrijfseconomisch niet mogelijk is;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 verkoop van eigen geproduceerde agrarische producten

Gebruik van ruimten ten behoeve van (detail)handel in hoofdzakelijk ter plaatse vervaardigde agrarische producten als ondergeschikte nevenactiviteit van een agrarisch bedrijf is toegestaan met een maximum oppervlak van 35 m2.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Nevenactiviteiten
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 sub e voor het vergroten van de toegestane oppervlakte voor gebruik van bedrijfsgebouwen voor het uitoefenen van ondergeschikte nevenactiviteiten tot een maximum van 500 m2;
  • b. Afwijken als bedoeld in artikel 4.5.1 sub a is alleen mogelijk onder voorwaarde dat:
    • 1. maximaal 25% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de nevenactiviteit;
    • 2. de belangen van omliggende functies niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
    • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 5. er geen buitenopslag en/of buitenstalling plaatsvindt;
    • 6. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing.

4.5.2 Kleinschalig kamperen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 onder i voor het toestaan van een kleinschalig kampeerterrein buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. het kleinschalig kampeerterrein wordt gerealiseerd direct aansluitend aan een bouwvlak binnen de bestemming "Agrarisch" of "Agrarisch - Glastuinbouw", dan wel direct aansluitend aan een bestemmingsvlak met de bestemming "Wonen - 1";
  • b. voor zover gerealiseerd direct aansluitend aan een bouwvlak binnen de bestemming "Agrarisch" of "Agrarisch - Glastuinbouw" zijn maximaal 25 kampeerplaatsen met bijbehorende sanitaire voorzieningen toegestaan, waaronder begrepen maximaal 4 trekkershutten per bedrijf;
  • c. voor zover gerealiseerd direct aansluitend aan een een bestemmingsvlak met de bestemming "Wonen - 1" zijn maximaal 10 kampeerplaatsen met bijbehorende sanitaire voorzieningen toegestaan, waarbij trekkershutten niet zijn toegestaan;
  • d. alleen binnen de periode van 15 maart tot 31 oktober kampeermiddelen op het terrein aanwezig mogen zijn;
  • e. stacaravans niet zijn toegestaan
  • f. er dient te worden voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing.

4.5.3 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan dat één of meerdere bedrijfswoningen worden bewoond door derden, mits ten minste één bedrijfswoning ten dienste van het agrarisch bedrijf aanwezig blijft.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 wijzigen bestemming naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het wijzigen van de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw naar Wonen-1 met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend de op het tijdstip van vaststelling van het wijzigingsbesluit bestaande bedrijfswoning alsmede de inpandige bedrijfsruimte mag worden gebruikt voor bewoning;
  • b. het aantal woningen beperkt dient te blijven tot één dan wel zoveel als legaal aanwezig is op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit;
  • c. het agrarische gebruik is beëindigd;
  • d. de woonfunctie milieuhygiënisch inpasbaar is;
  • e. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden.