direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen
Plan: Binnenstad Doesburg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0221.BPL09002HBI-VA02

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis gebonden beroepen;
  • c. galeries en ateliers;
  • d. een bed & boterham, waarbij het aantal gastenkamers:
    • 1. niet meer mag bedragen dan 2;
    • 2. met dien verstande dat waar een bed & boterham al aanwezig is, het aantal gastenkamers op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan als maximum geldt;
  • e. kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', en met een maximale vloeroppervlakte van 150 m²;
  • f. kantoor en dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kantoor en dienstverlening';
  • g. horeca en dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - horeca en dienstverlening', met dien verstande dat:
    • 1. de maximale vloeroppervlakte ten behoeve van horeca niet meer mag bedragen dan 100 m²;
    • 2. uitsluitend horeca uit horeca-categorieën 1 en 2 van de als bijlage toegevoegde Staat van Horeca-activiteiten is toegestaan;
    • 3. de maximale vloeroppervlakte ten behoeve van dienstverlening niet meer mag bedragen dan 500 m²;
  • h. horeca uit de horeca-categorieën 1 t/m 3 van de als bijlage toegevoegde Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - 1' en 'specifieke vorm van wonen - 2', met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2' de horeca-activiteiten uitsluitend zijn toegestaan in de bouwlagen boven het parkeerdek;
  • i. horeca, detailhandel, kantoren en dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 3', met dien verstande dat:
    • 1. bovengenoemde functies uitsluitend zijn toegestaan op de begane grondbouwlaag; in afwijking van het voorgaande geldt voor een hotel, pension en/of een bed en boterham dat deze functie ook is toegestaan op de verdieping(en);
    • 2. uitsluitend horeca uit horeca-categorieën 1 en 2 van de als bijlage toegevoegde Staat van Horeca-activiteiten is toegestaan;
    • 3. uitsluitend aan het (water)toerisme gelieerde detailhandel is toegestaan;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. bescherming en instandhouding van waardevolle bomen;
  • m. het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van het beschermde stadsgezicht van Doesburg;

één en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, toegangspaden en verhardingen.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • c. de bouwwijze van de woningen mag niet afwijken van de bouwwijze zoals bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • d. de goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven ter plaatse van de aanduidingen 'maximale bouwhoogte (m)' of 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • e. indien op de plankaart geen goot- en/of bouwhoogte is opgenomen als bedoeld in sub b gelden de volgende regels:
    • 1. de voorgevel van een gebouw welke is gekeerd naar de openbare weg of openbare ruimte mag uitsluitend worden gebouwd in de bestaande voorgevelrooilijn;
    • 2. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
    • 3. de kapvorm en kaprichting van gebouwen, waarvan de voorgevel is gekeerd naar de openbare weg, niet afwijken van de kapvorm en kaprichting ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
    • 4. het geveltype en de geleding van gebouwen, waarvan de voorgevel is gekeerd naar de openbare weg mag niet afwijken van de geleding en het geveltype ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
    • 5. de parcellering van gebouwen, waarvan de voorgevel is gekeerd naar de openbare weg, niet afwijken van de parcellering ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mag bebouwing slechts worden opgericht vanaf minimaal 3 m boven het maaiveld.
19.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd zowel in als buiten het bouwvlak en dienen te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de bebouwde oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag buiten het bouwvlak niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 50% van het bouwperceel;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kantoor en dienstverlening' een bebouwde oppervlakte van 100 m² toegestaan;
  • c. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw zijn niet toegestaan;
  • d. over de gehele lengte van de achtergevel van het hoofdgebouw is, ongeacht het bepaalde in sub a met betrekking tot het bebouwingspercentage, een aan- of uitbouw toegestaan met een diepte van 3 m;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal:

  • a. bouwwerken gebouwd vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw: 1 m;
  • b. bouwwerken gebouwd achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw: 2,7 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub a en b mag de bouwhoogte van licht- en andere masten en rook- en afvoerkanalen en andere vergelijkbare bouwwerken niet meer bedragen dan 8 m.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Goot- en bouwhoogte, kaprichting en kapvorm, geveltype en geleding, parcellering

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2.1 sub c t/m f, teneinde de bestaande goot- en bouwhoogte en/of kaprichting en kapvorm en/of geveltype en geleding en/of parcellering van hoofdgebouwen te kunnen wijzigen, mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving en de cultuurhistorische waarden van het beschermde stadsgezicht.
19.3.2 Oppervlakte aan-/uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2.2 sub a teneinde een extra 10 m² aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toe te staan, mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
19.3.3 Goothoogte aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2.2 sub e teneinde de maximaal toegestane goothoogte te verhogen tot 3,5 m, danwel de hoogte van de aansluitende verdiepingsvloer, mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, behoudens indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend op grond van 19.5.1.
19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Aan huis gebonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.4.1 onder b, teneinde binnen een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. het ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf in gebruik te nemen vloeroppervlak bedraagt maximaal 40% van de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijgebouwen met een maximum van 50 m²;
  • b. het aan huis gebonden bedrijf mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
  • c. het aan huis gebonden bedrijf mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot een onevenredige parkeerdruk;
  • d. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.
19.5.2 Detailhandel

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.1 sub i teneinde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 3' andere vormen van detailhandel dan aan het (water)toerisme gelieerde detailhandel toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het woon- en leefklimaat. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende bouwpercelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
19.6 Wijzigingsbevoegdheid
19.6.1 Wijziging situering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde het bouwvlak op een andere plaats op het bouwperceel te situeren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maatvoeringseisen en bouwwijze mogen niet worden veranderd;
  • b. het aantal woningen per bouwperceel blijft gelijk;
  • c. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • g. uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is.