direct naar inhoud van Artikel 7 Tuin - Gaarde
Plan: Ingen, Het Woud
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0214.INGBP20110001-vg01

Artikel 7 Tuin - Gaarde

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin - Gaarde" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin, moestuin, boomgaard, akker, weide en daarmee gelijk te stellen doeleinden;
  • b. voorzieningen voor de waterhuishouding, waterberging, waterzuivering en hemelwaterinfiltratie.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bouwwerken

Op gronden met de bestemming "Tuin - Gaarde" mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. plantenkasjes en verblijven voor huisdieren;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, waterzuivering en hemelwaterinfiltratie;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe omvang ten dienste van de bestemming, zoals terreinafscheidingen, voerbakken en waterpompen.
7.2.2 Regels plantenkasjes en verblijven voor huisdieren

Voor het bouwen van de lid 7.2.1 sub a genoemde plantenkasjes en verblijven voor huisdieren gelden de volgende bepalingen:

  • a. per perceel mag niet meer dan één bouwwerk worden gerealiseerd;
  • b. de oppervlakte per bouwwerk mag niet meer bedragen dan 12 m²;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. per perceel mag niet meer dan 1% van de oppervlakte daarvan worden bebouwd.
7.2.3 Regels bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding e.d. en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de lid 7.2.1 sub b en c genoemde bouwwerken geldt, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming "Tuin - Gaarde" wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de opslag van mest;
  • b. de opslag van goederen, materiaal en materieel in de openlucht;
  • c. het gebruik als paardenbak, tennisbaan en zwembad.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op gronden met de bestemming "Tuin - Gaarde" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden die direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van baggerspecie, grond, puin of afvalmaterialen, voorzover deze van elders zijn aangevoerd;
  • b. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, voorzover dit niet betreft de verzorging van de aanwezige houtopstanden;
  • c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, voor zover het bestaande maaiveld met meer dan 0,50 m wordt verlaagd of verhoogd over een groter aaneengesloten oppervlak dan 25 m2;
  • d. het aanleggen van verhardingen met een groter aaneengesloten oppervlak dan 100 m2;
  • e. het gebruik van gewasbestrijdingsmiddelen.
7.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 sub a tot en met d vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent;
  • b. werken en werkzaamheden, voorzover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een vergunning is verleend ingevolge de Ontgrondingenwet;
  • c. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren dan wel krachtens een vóór de eerste terinzagelegging van dit plan verleende vergunning mogen worden uitgevoerd;
  • d. indien en voor zover de Boswet of de gemeentelijke kapverordening, zoals deze gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, van toepassing is.
7.4.3 Criteria

De werken en werkzaamheden, als bedoeld in lid 7.4.1 sub a tot en met d, zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor:

  • a. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019, vastgesteld op 27 oktober 2009;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuur- en landschapswaarden van het gebied;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de vanuit landschappelijk oogpunt waardevolle gewassen en houtopstanden en door het stellen van voorwaarden daaraan niet voldoende kan worden tegemoet gekomen.

De werken en werkzaamheden, als bedoeld in lid 7.4.1 sub e, zijn slechts toelaatbaar, indien door deze werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de lucht en/of de bodem niet onevenredig wordt verontreinigd door stoffen, die hetzij door hun aard, hetzij door de hoeveelheid, uit het oogpunt van de volksgezondheid, gevaar opleveren voor de bewoners van woningen, welke op de omliggende gronden aanwezig dan wel geprojecteerd zijn.