Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, derde herziening
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0214.BUIBP20120000-va01

Artikel 23 Water - Waterkering

23.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Water - Waterkering" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  2. de op de waterkering voorkomende verkeerswegen;
  3. instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden die eigen zijn aan rivier- en kanaaldijken;
  4. extensief dagrecreatief medegebruik;
  5. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
met dien verstande dat de bouwvlakken met de aanduiding ‘w = wonen’ tevens zijn bestemd voor:
  1. bewoning;
  2. bijbehorende voorzieningen;
  3. landschappelijke beplanting.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Bouwregels buiten de bouwvlakken
Op de gronden met de bestemming "Water - Waterkering" mogen buiten de bouwvlakken uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming met een maximale hoogte van 3 m worden gebouwd. 
23.2.2 Bouwregels binnen de bouwvlakken
Op de gronden met de bestemming "Water - Waterkering" mogen, voor zover het betreft de bouwvlakken, uitsluitend de volgende bouwwerken worden gebouwd:
  1. het bestaande aantal woningen;
  2. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bestemming;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemmming.
Hierbij dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
  1. het bebouwd oppervlak van ieder afzonderlijk gebouw mag niet meer bedragen dan 110% van het bestaand bebouwd oppervlak van het betreffende gebouw;
  2. de inhoud van ieder afzonderlijk gebouw mag niet meer bedragen dan 110% van de bestaande inhoud van het betreffende gebouw;
  3. in plaats van ieder afzonderlijk gebouw mag het gestelde onder sub d en e ook worden toegepast op naar functie en op het zelfde perceel bij elkaar behorende gebouwen.
23.2.3 Woningen
Bij de bouw van de in artikel 23 lid 2.2 sub a bedoelde woningen moeten de volgende bepalingen in acht genomen worden:
  1. het bestaande aantal woningen mag niet worden gewijzigd;
  2. indien het betreft volledige herbouw of vervanging, moet de nieuwe woning op de plaats van de te vervangen woning worden gebouwd;
  3. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
Met dien verstande dat, indien de bestaande inhoud, hoogte of goothoogte groter respectievelijk hoger is, deze grotere of hogere maat maatgevend is.
23.2.4 Bijbehorende bouwwerken
Bij de bouw van de in artikel 23 lid 2.2 sub b bedoelde bijbehorende bouwwerken moeten de volgende bouwwerken in acht genomen worden:
  1. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
23.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Bij de bouw van de in artikel 23 lid 2.2 sub c bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten de volgende bepalingen in acht genomen worden:
  1. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 6 m².
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Algemeen
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 2.1 voor de bouw van bouwwerken, indien hierdoor:
  1. de functies en waarden die in het plan aan de desbestreffende en de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad;
  2. gehoord de betrokken dijk- of waterbeheerder, is gebleken dat hierdoor de waterstaatkundige belangen niet blijvend onevenredig worden geschaad.
23.3.2 Afwijken t.b.v. de bouw van kunstwerken en waterstaatkundige bouwwerken
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 2.1 voor de bouw van kunstwerken, zoals beelden en plastieken,en waterstaatkundige bouwwerken voor zover deze gronden niet liggen aan de rivierzijde van de buitenkruinlijn van de dijk.
23.3.3 Afwijken t.b.v. overige bouwwerken
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 2.1 voor de bouw van bouwwerken, indien en voorzover het betreft:
  1. masten ten behoeve van verlichting en bebakening, waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 10 m;
  2. abri’s, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m² en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m² en de hoogte niet meer bedraagt dan 10 m²