Bij de bouw van de in
artikel 22 lid 2.1 sub c bedoelde schuilhutten mag de oppervlakte maximaal 35 m
2, de hoogte maximaal 6 m en de goothoogte maximaal 3 m bedragen; van de bedoelde uitkijktorens mag de hoogte niet meer bedragen dan 10 m, met dien verstande dat het totale bebouwd oppervlak ten hoogste 0,1% van de betreffende gronden mag bedragen en van de bedoelde overige bouwwerken mag de hoogte niet meer bedragen dan 1,5 m.