direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen
Plan: Kleine Kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPKK500000-va01

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. een loonwerkersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerkersbedrijf';
  • c. het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep;
  • d. een atelier ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
  • e. een hooiberg met extensief recreatief medegebruik ter plaatse van de aanduiding 'hooiberg';
  • f. een voorziening van algemeen nut ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening;
  • g. het behoud van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
  • h. het behoud van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen, erven;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. waterlopen en waterpartijen;
  • l. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen deze bestemming zijn uitsluitend vrijstaande, half vrijstaande, geschakelde en aaneengesloten woningen toegestaan;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, met dien verstande dat in afwijking hiervan geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het ter plaatse aangegeven aantal woningen is toegestaan;
  • d. het hoofdgebouw dient met de voorgevel op of maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn te worden geplaatst;
  • e. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • f. de goot- en bouwhoogte mogen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.
19.2.2 Aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 70 m2 per woning bedragen, mits de bebouwde oppervlakte van het bouwperceelgedeelte achter de voorgevellijn niet meer bedraagt dan 60%;
  • b. indien de bouwmogelijkheden voor het hoofdgebouw in het bouwvlak niet volledig zijn benut, mag het niet benutte deel van het bouwvlak worden gebruikt voor de realisatie van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen zonder dat dit ten koste gaat van de in 19.2.2, onder a genoemde oppervlaktenorm;
  • c. een aan- en/of uitbouw dan wel een bijgebouw mag uitsluitend vanaf 3 meter achter de voorgevellijn van de woning worden gebouwd;
  • d. de maximale goot- en bouwhoogte van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen bedragen respectievelijk 3 en 6 meter;
  • e. de afstand tussen de aan- en/of uitbouw dan wel het aangebouwde bijgebouw en de achterliggende bouwperceelgrens moet minimaal 8 meter bedragen;
  • f. aan- en/of uitbouwen mogen tevens gebruikt worden ten behoeve van de woonfunctie;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e en onverminderd het bepaalde onder a en b geldt dat binnen deze afstand een aan- en/of uitbouw dan wel een aangebouwd bijgebouw is toegestaan van maximaal 10 m2.
19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden. Overkappingen mogen echter uitsluitend achter de voorgevellijn gebouwd worden met uitzondering van de hooiberg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hooiberg';
  • b. voor zwembaden gelden de algemene bouwregels;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal 40 m2;
  • d. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen;
  • e. in afwijking van het gestelde onder d geldt dat de hoogte van de hooiberg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hooiberg' 9,5 meter mag bedragen.
19.2.4 Gebouwen ten behoeve van algemeen nut

Voor het bouwen van gebouwen op gronden met de aanduiding 'nutsvoorziening' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' mogen uitsluitend bebouwd worden met gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 15 m2.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in artikel 34.2, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
19.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep gelden de navolgende bepalingen:

  • a. de woonfunctie moet primair blijven, in die zin dat maximaal 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning voor dat doel mag worden gebruikt, met een maximum van 50 m2 per woning;
  • b. degene die gebruiker is van de woning, moet ook degene zijn die het aan huis gebonden beroep uitoefent;
  • c. vrijstaande bijgebouwen, met uitzondering van vrijstaande bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'beroep aan huis', mogen niet worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep.
19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.1 voor:

  • a. de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en de ruimtelijke uitwerking in overeenstemming is met de woonfunctie, dan wel geen ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt. Dit betekent dat:
    • 1. het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 40% van het totale vloeroppervlakte van de woning voor dat doel mag worden gebruikt, met een maximum van 50 m2 per woning;
    • 2. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
    • 3. de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    • 4. degene die het aan huis gebonden bedrijf uitoefent ook de gebruiker is van de woning;
    • 5. slechts bedrijven toelaatbaar zijn, die behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de als bijlage 2 bijgevoegde 'Lijst aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten';
    • 6. geen onevenredige verstoring mag plaatsvinden van de voorzieningenstructuur;
    • 7. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop – als ondergeschikte nevenactiviteit – van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het aan huis gebonden bedrijf;
    • 8. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
    • 9. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de parkeerbalans, casu quo primair op eigen terrein moet worden geparkeerd door gebruiker en bezoekers;
    • 10. reclame- uitingen beperkt moeten blijven een en ander conform de wettelijke bepalingen;
    • 11. het bij de woning behorende bouwperceel niet mag worden gebruikt voor werkzaamheden en opslag ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf;
    • 12. vrijstaande bijgebouwen niet mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;
  • b. de bewoning van een deel van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
    • 2. op het perceel een woning aanwezig dient te zijn;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    • 4. per woning maximaal één omgevingsvergunning voor mantelzorg mag worden verleend;
    • 5. mantelzorg in beginsel plaatsvindt, bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
    • 6. in afwijking van het bepaalde onder 5 is het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte uitsluitend toegestaan indien realisering van de mantelzorg in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is en het bijgebouw op maximaal 10 meter van het hoofdgebouw staat;
    • 7. maximaal 60 m2 van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de mantelzorg;
    • 8. burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning intrekken indien de noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
  • c. voor het hebben van een bed- en breakfastvoorziening, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar is met de omringende woonomgeving. Dit betekent dat:
    • 1. maximaal 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning voor dat doel mag worden gebruikt, met een maximum van 50 m2 per woning;
    • 2. vrijstaande bijgebouwen gebruikt mogen worden voor een bed- en breakfastvoorziening, onverminderd het bepaalde onder 1;
    • 3. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
    • 4. de woning alsmede de bijbehorende vrijstaande bijgebouwen moeten blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    • 5. degene die de bed- en breakfastvoorziening uitoefent ook de gebruiker is van de woning;
    • 6. per een ten dienste van het doel staande kamer dient minimaal één extra parkeervoorziening op eigen terrein dient te worden gerealiseerd;
    • 7. reclame- uitingen beperkt moeten blijven een en ander conform de wettelijke bepalingen.