Artikel 11 Leiding - Gas
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse leiding voor het transport van:
-
a. gas, met een diameter van ten hoogste 48 inch en een druk van ten hoogste 67 bar;
met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
11.2 Bouwregels
Op de bestemming 'Leiding - Gas' zijn uitsluitend transportleidingen die ten dienste staan van deze bestemming toegestaan. Transportleidingen moeten ondergronds en ten minste 5 meter uit de bestemmingsgrens van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' worden gesitueerd.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
-
a. op de gronden mogen ten behoeve van de in 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
-
b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden gelden bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 11.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op de gronden liggende hoofdbestemmingen overeenkomstig het bepaalde binnen deze hoofdbestemmingen, indien hiervoor uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat; daartoe wordt voor verlening van de vergunning door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de bestrokken leidingbeheerder.
Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
-
b. het wijzigen van het bodemniveau;
-
c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
-
d. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
e. het leggen van ondergrondse kabels of leidingen;
-
f. het vellen en/of rooien van diepwortelende beplantingen of bomen;
-
g. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
-
h. het permanent opslaan van goederen.
11.4.2 Toegestane werkzaamheden
Het onder 11.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
-
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
-
b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het bestemmingsplan geen geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist was;
-
c. welke betreffen het normale onderhoud;
-
d. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de leiding;
-
e. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
11.4.3 Voorwaarden
De in 11.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de bedrijfsveiligheid van de betrokken leiding niet in gevaar wordt of kan worden gebracht. Hiertoe wordt de beheerder van de betrokken leiding gehoord.