Plan: | Kern Ewijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0209.BpKernEwijk-vadf |
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Hierbij is het per 1 januari 2010 verplicht om plannen digitaal vast te stellen en beschikbaar te stellen. Verder stelt de nieuwe Wro dat bestemmingsplannen verplicht zijn voor het hele gemeentelijke grondgebied. Dus niet meer, zoals voorheen, alleen voor het buitengebied. Daarnaast moeten deze plannen elke 10 jaar opnieuw worden vastgesteld. (actualiseringsplicht).
Het gemeentelijke bestemmingsplannen-bestand is de laatste jaren voor het grootste deel geactualiseerd, maar bevat nog plannen die ouder zijn dan 10 jaar. Daarnaast bereikt een aantal geactualiseerde plannen ook opnieuw de leeftijd van 10 jaar. Alle bestemmingsplannen die op 1 juli 2003 onherroepelijk waren moeten, volgens artikel 9.1.4 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening, uiterlijk op 1 juli 2013 zijn herzien, of in procedure zijn genomen. Daarom is een Plan van Aanpak (PvA) opgesteld om het gehele bestand te actualiseren, en actueel te houden, zoals de wet voorschrijft. Dit PvA is op 5 oktober 2010 vastgesteld in de gemeenteraad.
Elke herziening start met het vaststellen van de kaderstellende beleidsuitgangspunten die specifiek zijn voor het betreffende gebied. Het gaat daarbij om de grote gemene deler die op elk woongebied van toepassing kan worden verklaard. Aanvullend zijn op basis van deze kaderstellende beleidsuitgangspunten meer specifieke beleidsuitgangspunten voor de thema's 'aan huis gebonden beroepen', 'mantelzorg' en 'bebouwingsmogelijkheden' opgesteld. De gemeenteraad heeft deze uitgangspunten op 14 juni 2011 vastgesteld.
Met onderhavig bestemmingsplan wordt een actuele en uniforme regeling verkregen voor de kern Ewijk exclusief de (al gerealiseerde delen van de) nieuwbouwwijk Keizershoeve en de locatie Den Elt.
Voorliggend bestemmingsplan heeft primair een beheersfunctie, dat wil zeggen het vastleggen en behouden van de bestaande ruimtelijke, functionele en verkeerskundige situatie. Nieuwe ontwikkelingen zijn van ondergeschikte aard en beperken zich voornamelijk tot reeds bestaande realisatiemogelijkheden van enkele woningen (conform vastgestelde bestemmingsplannen) en het bieden van uitbreidingsmogelijkheden voor de bestaande bebouwing.
Het plangebied omvat de kern Ewijk, exclusief de nieuwbouwgebieden Den Elt en Keizershoeve. De navolgende afbeelding bevat een luchtfoto waarop met rood de globale begrenzing van het plangebied is aangeduid. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding van dit bestemmingsplan:
De juridisch-planologische basis voor het plangebied wordt gevormd door een aantal grotere en kleinere bestemmings- en herzieningsplannen en/ of delen van bestemmingsplannen. De plangrenzen van de vigerende plannen komen namelijk niet volledig overeen met de plangrens in het voorliggende bestemmingsplan. Gronden die ten tijde van het vorige bestemmingsplan tot het buitengebied werden gerekend worden nu tot de bebouwde kom gerekend en vice versa. Voor het plangebied vigeren de volgende (delen van) plannen en worden door het voorliggende bestemmingsplan (deels) vervangen:
Naam plan | Vaststellingsdatum | Goedkeuringsdatum |
Vording III | 5 februari 1980 | 29 april 1981 |
Kern Ewijk | 18 november 2003 | 25 mei 2004 |
Tevens worden alle onherroepelijke vrijstellings- en projectbesluiten en buitenplanse omgevingsvergunningen in dit bestemmingsplan opgenomen.
Om te komen tot een planologische opzet die zoveel mogelijk recht doet aan de specifieke karakteristiek van het plangebied, rekening houdend met bestaande rechten, flexibiliteit biedt voor de gebruikers/bewoners van het gebied en tevens aansluit bij de uitgangspunten van rechtszekerheid, uniformiteit en toegankelijkheid, is aan het daadwerkelijke opstellen van het bestemmingsplan een zorgvuldig traject vooraf gegaan.
In eerste instantie heeft een inventarisatie en bestudering plaatsgevonden van de vigerende bestemmingsplannen. Daarna is aan de hand van bronnenonderzoek nagegaan welke functies binnen de respectievelijke deelplannen aanwezig zijn. Met deze achtergrondinformatie is vervolgens gekeken in hoeverre informatie en praktijk overeenkomen. De veldinventarisatie, in combinatie met een beleidsinventarisatie en literatuurstudie, vormen de basis voor deze toelichting.
De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
Het gebied waar Ewijk nu ligt werd vroeger mogelijk al door de Romeinen bewoond. In ieder geval worden er met regelmaat Romeinse opgravingen gedaan. Tot ongeveer 1900 was Ewijk, net zoals Beuningen en Winssen, een arm boerendorp dat vaak door overstromingen getroffen werd. De kern Ewijk is gegroeid vanuit een kruising van oude wegen: de Vordingstraat, de Klaphekstraat en de Julianastraat - Hoogstraat. Dit bestaande wegenpatroon is de basis geworden voor een verdere groei van het dorp, en fungeert dan ook als structuurdrager.
Begin 20e eeuw werd begonnen met de aanleg van de stoomtram van Nijmegen naar Druten (1902 - 1934). De stoomtram kwam over het tracé van de Van Heemstraweg door Ewijk. De komst van de Van Heemstraweg (1927 - 1959) verbond Ewijk met Nijmegen aan de oostkant en aan de westkant de dorpen aan de Waal tot aan Zaltbommel. De dorpskern van Ewijk heeft ondanks de uitgroei van het dorp en de ligging direct aan de Van Heemstraweg een redelijk gaaf karakter behouden.
Begin jaren '70 is begonnen met de uitbreiding van Ewijk. De eerste buurt die werd gebouwd is Vording 1. In deze buurt zijn veel rijwoningen te vinden en enkele vrijstaande woningen. Vanaf 1975 is begonnen aan de bouw van de buurt Vording 2 (ten noorden van de Vording I). In deze buurt zijn eveneens veel rijwoningen te vinden, maar ook 2-onder-1-kapwoningen en enkele vrijstaande woningen. Als derde is de buurt Vording 3 gebouwd vanaf 1980. Deze buurt is qua bebouwing vrijwel hetzelfde als Vording 2, alleen zitten in deze buurt enkele appartementengebouwen.
Aan het eind van de jaren '80 is de kleine buurt de Boskamp gebouwd. Hier staan alleen maar vrijstaande woningen op ruime kavels. In deze periode is er eveneens een uitbreidingsplan gekomen op de buurt Vording 3. Daaruit is de buurt De Uilenburg ontstaan. Hierin is veel ruimte voor groen en bijna alle woningen liggen aan het water. De buurt is opgebouwd uit enkel (half)vrijstaande woningen.
Daarna is er nog één nieuwbouwbuurt gerealiseerd: Schaapslanden & Ruiterslanden. Deze buurt is midden jaren '90 gebouwd aan de oostelijke rand van het dorp. Ook hier staan alleen vrijstaande woningen op grote kavels.
Momenteel wordt de uitbreidings'wijk' Keizershoeve I, gelegen achter de Schaapslanden & Ruiterslanden, gerealiseerd. Deze buurt valt echter buiten het plangebied.
Ewijk is na Beuningen de grootste kern binnen de gemeente Beuningen, ontstaan in 1980 na samenvoeging van de gemeenten Beuningen en Ewijk, met een inwoneraantal van circa 3.550 per januari 2012. De kern Ewijk ligt centraal in de gemeente.
De gemeente Beuningen is gelegen in een groot groen buitengebied nabij het water van de Waal. Het Beuningse grondgebied vormt min of meer een geleidelijke overgang van de stad naar het meer landelijke ‘Land van Maas en Waal’.
Dijkdoorbraken en overstromingen hebben hun sporen nagelaten in het Beuningse landelijk gebied. De landschappelijke opbouw van de gemeente Beuningen kent hierdoor 3 landschapszones parallel aan de Waal:
De noordzijde van de kern Ewijk ligt op de overgang van het oeverwallenlandschap naar het rivierenlandschap. Het Beuningse Veld bevindt zich ten zuiden van de A73 (buiten het plangebied).
Impressie ligging Ewijk in het landschap (Bron: Structuurvisie Gemeente Beuningen)
Langs de Van Heemstraweg (aan de noordzijde van het plangebied) bevindt zich voornamelijk lintbebouwing in de vorm van historische villa's en voormalige agrarische bebouwing. De bebouwing staat hier op grotere afstand van de weg dan in de woonwijken, maar varieert per perceel, en bestaat uit 1 of 2 bouwlagen met kap. Kenmerkend is de aanwezigheid van onbebouwde terreinen tussen de bebouwing in.
Langs de Vordingstraat, ter hoogte van de buurt De Uilenburg, staat voornamelijk vrijstaande oorspronkelijke agrarische bebouwing (hoeves, oudere boerderijen en schuren) afgewisseld met onbebouwde ruimtes, in gebruik als weide of boomgaard. Ook hier staat de bebouwing op grotere afstand van de weg dan in de woonwijken en de afstand varieert per perceel.
De oude kern van Ewijk wordt gekenmerkt door traditionele, historische bebouwing en een modern winkelcentrum. Het deelgebied is organisch gegroeid en kent een grote differentiatie in massa, bouwhoogte en architectonische verschijningsvormen. Langs de noordelijke zijde zijn de meest beeldbepalende gebouwen aanwezig, te weten de kerk en verpleeghuis Waelwick. Het winkelcentrum de Klef is gelegen rondom een verdiept plein. De bebouwing wordt gekenmerkt door gesloten wanden met een winkelfunctie op de begane grond en veelal woningen in 2 à 3, lagen daarboven.
De oudere projectmatige woonbuurten (vanaf 1950) ten oosten en ten zuiden van het centrum van Ewijk kenmerken zich door een blokvormig stratenpatroon. Centraal in de buurten liggen lange, rechte hoofdontsluitingswegen, terwijl de zijstraten juist kort en in sommige gevallen geknikt zijn. De straten zijn vrij breed waarbij de straten in de oudere woonbuurten smaller zijn dan die in de jongere.
De oudere woonbuurten hebben een overzichtelijk en rustig karakter, waarbij het groen in de plantsoenen, voor- en zijtuinen en de straatbomen de buurten een groen uiterlijk geven. De woningen staan in dezelfde rooilijn evenwijdig aan de straat en kenmerken zich door een eenvoudige hoofdmassa van 2 bouwlagen afgedekt met een zadeldak. Het betreft naast enkele 2-onder-1-kapwoningen vooral rijwoningen, waarbij het aantal woningen in de rij variabel is. Aan het Lampeland (ten zuidoosten van het centrum) komt ook geschakelde bebouwing van 1 laag met een plat dak voor.
De jongere projectmatige woonbuurten (1975 - 1990) ten westen van het centrumgebied kennen een meer informeel karakter. Deze gebieden (Vording I, II en III en de Boskamp) kenmerken zich door hun patroon van korte, sterk geknikte straten, waaromheen woningen gegroepeerd zijn. Veel straten zijn doodlopend, waarbij veel verkeersremmende maatregelen zijn aangelegd zoals drempels, bloembakken en bochten.
Kenmerkend voor de jongere woonbuurten is de grote mate van beslotenheid van het ruimtelijk beeld. De buurten hebben door tuinen, plantsoenen en straatbomen een groen karakter. De woningen zijn vaak aaneengeschakeld met een verspringende rooilijn en kenmerken zich door een hoofdmassa bestaande uit 1 of 2 bouwlagen met zadeldak. Er staan in veel gevallen bergingen of carports aan de voorzijde tussen de woning en de straat. In de buurt Vording III (ten zuiden van de Blessinglaan) staan in afwijking hiervan enkele 3-laags appartementengebouwen.
De individuele woningbouw kenmerkt zich door de ligging aan de rand van de kern. Het betreft de buurt De Uilenburg aan de zuidwestzijde van het plangebied en de buurt Schaapslanden & Ruiterslanden aan de noordoostzijde van het plangebied.
De woningen liggen over het algemeen langs een evenwijdig aan de straat gelegen rooilijn. De woningen variëren qua architectuur, bouwmassa, vormgeving en dakvorm/ dakrichting, maar bestaan bijna allemaal uit 1 of 2 bouwlagen met kap.
De thematische woningbouw (vanaf 1990) kenmerkt zich door een gevarieerde en expressieve uitstraling. In de stedenbouwkundige opzet van de buurten krijgen verschillende architectuurthema's van traditioneel, klassiek tot modern een bewuste plek toegewezen.
De woningen bestaan voor een groot deel uit vrijstaande en 2-onder-1-kapwoningen zoals in de buurten Den Elt die nu in aanbouw is. De woningen liggen grotendeels op een evenwijdig aan de straat lopende rooilijn. Ook de buurt Keizershoeve I (buiten het plangebied) valt hierbinnen.
De relatief grote woningen bestaande uit overwegend 2 bouwlagen met (lage) kap of plat dak (zowel jaren '30 als modern) en zijn dicht op de straatzijde van de kleine kavels geplaatst, waardoor er slechts kleine voortuinen resteren. De straten zijn lang, recht, breed en overzichtelijk.
Aan de zuidzijde van de kern, tussen de Hoogstraat en de Klaphekstraat, is een kleinschalig bedrijventerrein gelegen.
In het plangebied bevindt zich een sportcomplex (tennis- en voetbalvelden) aan de Blatenplak en een grote waterplas ten zuidwesten van de buurt De Uilenburg.
Ewijk heeft als belangrijke doorgaande weg de Van Heemstraweg aan de noordzijde van de kern en de Schoenaker (N847) op enige afstand aan de oostzijde. De Van Heemstraweg vormt de verbinding naar Druten in westelijke richting en naar Beuningen en Nijmegen in oostelijke richting. De Schoenaker vormt de verbinding tussen de Van Heemstraweg in Beuningen en de Randweg Noord in Wijchen met aansluitingen op de A73 en de A326. Via de Julianastraat en de Blatenplak is de kern Ewijk aangesloten op de Van Heemstraweg. In het verlengde van de Hoogstraat en de Klaphekstraat ligt de Koningstraat (overgaand in de parallelweg van de Schoenaker) die ter hoogte van de rotonde nabij de Goudwerf (bedrijventerrein Schoenaker) aansluiting geeft op de N847.
De belangrijkste wegen in het plangebied zijn de Julianastraat, de Burgemeester Sprengerlaan - Hoogstraat, de Klaphekstraat, de Burgemeester Blessinglaan, de Vordingstraat en de Blatenplak.
Naast de eerder genoemde plantsoenen, het sportcomplex en de begraafplaats komt er (behoudens de projectmatige woonbuurten) met name aan de randen van de woonbuurten veel openbaar groen voor in de vorm van plantsoenen met watergangen. In combinatie met de straatbomen en de private tuinen hebben de buurten over het algemeen een groen karakter.
Het plangebied is een vrijwel monofunctioneel woongebied. Uitzondering hierop vormt de oude kern van Ewijk en het zuidelijk gelegen kleinschalig bedrijventerrein. Daarnaast is langs de oude lijnen (Van Heemstraweg en Hoogstraat - Julianastraat) sprake van enige functiemenging. Verspreidt is nog sprake van enkele (solitaire) gelegen bedrijven.
De meeste maatschappelijke en commerciële voorzieningen bevinden zich in het centrum van Ewijk. Verspreid in het plangebied is wel sprake van enige beroepen of bedrijven aan huis. Dit zijn kleinschalige functies, passend binnen de woonomgeving. De woonfunctie blijft hierdoor overheersen.
Verspreid over de verschillende woonbuurten komen maatschappelijke voorzieningen voor in de vorm van basisscholen, kinderdagverblijven en praktijkruimtes van artsen en therapeuten.
Het bestemmingsplan reguleert het gebruik van de gronden binnen het plangebied. Het plan biedt het gemeentebestuur een basis voor handhaving, indien op een bepaalde locatie activiteiten plaatsvinden die strijdig zijn met het bestemmingsplan en uit ruimtelijk oogpunt onwenselijk worden geacht.
Het bestemmingsplan vormt een belangrijk toetsingskader bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwaanvragen kunnen rechtstreeks worden gehonoreerd indien voldaan wordt aan het bepaalde in de regels van dit bestemmingsplan. Overigens neemt het bevoegd gezag bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen eveneens het Bouwbesluit en de bouwverordening in acht. Tenslotte wordt getoetst aan eisen van welstand.
In dit hoofdstuk volgt een toelichting op de juridische regeling. Het juridisch bindende gedeelte van dit bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de regels. De verbeelding en de regels dienen in samenhang met elkaar te worden begrepen.
Met ingang van 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Op basis van deze wet, is in het bestemmingsplan de benaming van enkele begrippen veranderd en geldt een aantal standaardbepalingen. In de regels zijn daarnaast wettelijk voorgeschreven bepalingen opgenomen inzake het overgangsrecht en een anti-dubbeltelbepaling.
Een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling zijn niet meer in de regels opgenomen: in de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is in artikel 2.1 een algemeen gebruiksverbod voor gebruik in strijd met de bestemming opgenomen, alsmede een strafbaarstelling voor overtreding van het verbod.
De verbeelding en de regels zijn voorts opgesteld conform de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) en de digitale eisen die vanaf 1 januari 2010 aan bestemmingsplannen gesteld worden. In deze standaard is de opzet van de regels en de benaming en verbeelding van bestemmingen en diverse functieaanduidingen, bouwaanduidingen en maatvoeringsaanduidingen bindend voorgeschreven.
In deze paragraaf wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven. Het betreft hier de volgende aspecten:
De regels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken:
Hoofdstuk 1: “Inleidende regels” bevat een artikel met begripsbepalingen. Daarnaast zijn in een apart artikel enkele bepalingen opgenomen omtrent de “wijze van meten”. Die bepalingen zijn van belang voor een juiste interpretatie van de bouwregels.
Hoofdstuk 2: “Bestemmingsregels” . In dit hoofdstuk zijn artikelsgewijs de regels behorende bij de specifieke bestemming neergelegd. De artikelen zijn opgezet volgens een vast stramien (conform de SVBP 2008), voor zover deze relevant zijn voor het betreffende artikel:
Hierin is bepaald voor welke doeleinden de gronden bestemd zijn (met andere woorden: voor welk gebruik de gronden zijn gereserveerd);
In deze bepaling is aangegeven aan welke maatvoeringseisen de bebouwing binnen de betreffende bestemming moet voldoen. In algemene zin geldt dat gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen worden gebouwd.
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels;
In de bestemmingsregelingen is in bepaalde situaties expliciet aangegeven welk gebruik in ieder geval in strijd wordt geacht met de aan de gronden gegeven bestemming. Een dergelijk gebruiksverbod is een nadere invulling van het algemeen gebruiksverbod, zoals opgenomen in artikel 2.1 van de Wabo;
Deze bepaling bevat afwijkingsbevoegdheden van gebruiksregels;
In deze bepaling is opgenomen voor welke werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vereist is.
Hoofdstuk 3: “Algemene regels” bevat bepalingen die van toepassing zijn op het gehele plangebied. Naast de anti-dubbeltelbepaling zijn de volgende bepalingen opgenomen:
In dit artikel is een regeling opgenomen voor ondergeschikte bouwdelen die de bouwhoogte, danwel het bouw- of bestemmingsvlak overschrijden. In de 'Algemene bouwregels' is tevens een regeling opgenomen voor gebouwen en bouwwerken die legaal zijn (of kunnen worden) gebouwd maar afwijken van de bouwregels van het bestemmingsplan. Deze zijn in de bestaande maatvoering toegestaan.
Hoofdstuk 4: “Overgangs- en slotregel” bevat bepalingen die min of meer losstaan van de bestemmingsplanbepalingen, en worden om die reden in een apart hoofdstuk opgenomen. Hierin staan opgenomen:
In dit artikel is onder meer aangegeven dat de bestaande bouwwerken dan wel vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze af van het onderhavige bestemmingsplan. Deze bouwwerken mogen gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is dus niet toegestaan om een bouwwerk af te breken en geheel te vernieuwen. Evenmin is het toegestaan om het bouwwerk geleidelijk aan helemaal te vernieuwen. In geval het bouwwerk door een calamiteit verloren is gegaan, mag wel tot gehele nieuwbouw worden overgegaan, mits de omgevingsvergunning voor het bouwen binnen een termijn van 2 jaren na de calamiteit is aangevraagd. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en bepalen dat bestaande afwijkingen mogen worden vergroot voor een uitbreiding van de bebouwing met maximaal 10 %. Illegale bouwwerken zijn expliciet uitgesloten van het overgangsrecht.
Voor gebruik van gronden en opstallen is eveneens bepaald dat het gebruik dat strijdig is met het onderhavige plan, mag worden gecontinueerd.
Verandering van het gebruik is niet toegestaan, tenzij de afwijking naar haar aard en omvang wordt verkleind. Indien gebruik voor een periode van langer dan 1 jaar wordt onderbroken, mag dit gebruik niet meer worden hervat. Een uitzondering wordt gemaakt voor het gebruik dat reeds strijdig was met het voor het onderhavige bestemmingsplan ter plekke van kracht zijnde plan. Het overgangsrecht is op deze situaties niet van toepassing.
In deze bepaling is de officiële benaming van het plan vastgelegd.
Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren weergegeven. Voorts zijn diverse aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.
Bedrijf
Verspreid over de kern is bedrijvigheid aanwezig, deze bedrijven zijn bestemd als 'Bedrijf'.
Het uitgangspunt van de bestemming “bedrijf” is dat bedrijven zijn toegestaan tot maximaal categorie 2 uit de als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'. Dit zijn bedrijven die weinig overlast veroorzaken en daardoor te combineren zijn met de woonfuncties in de omgeving.
In het geldende plan voor de kern Ewijk zijn overwegend alleen de aanwezige bedrijven toegestaan en andere bedrijven in maximaal categorie 2 via vrijstelling. Het nieuwe bestemmingsplan voor de kern geeft dus meer flexibiliteit om ook andere bedrijven toe te staan, mits dit maximaal een categorie 2 bedrijf betreft. Bepalend bij het toelaatbaar achten van een bedrijf is de hinder die een bedrijf veroorzaakt, niet het specifieke type bedrijf. Als de hinder vergelijkbaar is, is er wat dit onderdeel betreft geen reden om een ander bedrijf niet toe te staan. De gemeente is derhalve van mening dat het breder toelaten van bedrijven in maximaal categorie 2 niet leidt tot een beperking van het woongenot. Door deze regeling ontstaat bovendien meer flexibiliteit, een duidelijke wens van de gemeenteraad.
Daarnaast geldt dat de bedrijven met name langs de historische linten zijn gesitueerd (o.a. Van Heemstraweg, Vordingstraat, Hoogstraat, Julianastraat en Klaphekstraat) waarlangs Ewijk is gegroeid. Het vormt voor autoverkeer de verbinding tussen de randzone om Ewijk en het centrum van de kern en verder naar de Van Heemstraweg. Voor fietsers is de doorgaande route vanuit Beuningen, via (het centrum van) Ewijk naar de Van Heemstraweg. Kenmerkend voor dergelijke linten is de aanwezigheid van niet-woonfuncties tussen en zelfs direct naast de woningen. Sprake is van een zogenaamd 'gemengd gebied'. Voor categorie 2 bedrijven geldt een richtafstand van 30 m, voor een gemengd gebied kan deze teruggebracht worden met 1 categorie, dus naar 10 m. Let wel, dit betreffen richtafstanden, ook als hieraan niet voldaan kan worden kan een bedrijf door het treffen van maatregelen worden toegelaten. Daarbij speelt dat in het kader van de milieuwetgeving rekening gehouden dient te worden met gevoelige functies in de omgeving, zodat dit ook bescherming biedt bij functiewijziging. Daarmee worden de omliggende woningen in voldoende mate beschermd tegen een toename van hinder en kan het woon- en leefmilieu worden gewaarborgd.
Binnen het plangebied zijn ook bedrijven aanwezig uit hogere milieucategorieën (3.1 en 3.2) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Om deze bedrijven niet weg te bestemmen zijn deze op de verbeelding voorzien van een specifieke aanduiding, namelijk de volgende:
Ter plaatse van deze aanduidingen zijn zowel de bestaande, aangeduide, bedrijven toegestaan, alsmede bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de genoemde milieucategorieën teneinde bedrijven toe te staan die ontbreken op de bedrijvenlijst, danwel zich in een hogere milieucategorie bevinden, en die geen onevenredige inbreuk maken op het woon- en leefmilieu van de omgeving.
Uitgangspunt binnen de bestemming 'bedrijf' is dat detailhandel niet is toegestaan, hierop bestaat echter de volgende uitzondering:
Bedrijf – Nutsvoorziening
De grote nutsvoorzieningen binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening'. Op de verbeelding is voor de gebouwen een bouwvlak opgenomen waarbinnen de nutsgebouwen zijn toegestaan. De bouwhoogte van de nutsgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,0 m, met dien verstande dat indien in een bouwvlak de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is opgenomen de aangeduide bouwhoogte als maximum geldt.
Centrum
In de kern van Ewijk zijn aan 'de Klef' en de Julianastraat enkele gebouwen aanwezig waar meerdere functies naast elkaar voorkomen en zijn toegestaan, en daarom is gekozen voor een centrumbestemming.
Op de begane grond zijn toegestaan:
Voor de woonfunctie geldt dat deze in principe zowel op de begane grond als op de verdieping is toegestaan. Voor 'de Klef 2-22' geldt echter dat wonen uitsluitend op de verdieping is toegestaan.
Detailhandel
Detailhandel, voorzover niet een onderdeel uitmakende van een bredere bestemming, is bestemd als 'Detailhandel'. Een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf' geldt dat naast detailhandel ook een installatiebedrijf is toegestaan.
Dienstverlening
Het kappersbedrijf en het tandtechnisch laboratorium aan de Vordingstraat zijn bestemd als 'Dienstverlening'. Voor het tandtechnisch laboratorium is een specifieke aanduiding opgenomen om de bestaande bedrijfsactiviteiten positief te bestemmen.
Groen
Deze bestemming is bestemd voor groen en bijbehorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, voet- en fietspaden et cetera.
Binnen de bestemming mogen uitsluitend gebouwen van openbaar nut (uitsluitend binnen een bouwvlak) en andere bouwwerken worden gebouwd, zoals speeltoestellen, prullenbakken, wegwijzers, banken en degelijke.
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen teneinde hondenuitlaatplaatsen en/ of jongerenontmoetingsplaatsen op te richten.
Groen - Landelijk groen
De bestemming 'Groen - Landelijk groen' is opgenomen voor de binnen het plangebied voorkomende weilanden en andere voormalige agrarische gronden en tuinen. Het gebruik van deze gronden dient hobbymatig te zijn.
Horeca
Horecabedrijven zijn voorzien van de bestemming 'Horeca'. Binnen een bestemmingsvlak is door middel van de aanduiding 'horeca van categorie (...)' aangegeven welke horecacategorieën ter plaatse zijn toegestaan. In de begrippenlijst is onder het begrip 'horeca' opgenomen welke horecabedrijven vallen onder een horecacategorie.
Een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
Voor het horecabedrijf aan de Hoogstraat 9 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen teneinde binnen de bestaande bebouwing horeca met een verblijfsfunctie, zoals een hotel, toe te kunnen staan. Deze wijzigingsbevoegdheid komt voort uit de vrijstellingsbevoegdheid in het geldende bestemmingsplan Kern Ewijk (18 november 2003).
Kantoor
Bestaande kantoren binnen het plangebied zijn bestemd als 'Kantoor'.
Maatschappelijk
Maatschappelijke voorzieningen, zoals kerken, scholen, verenigingen, voorzieningen voor openbaar bestuur et cetera, zijn bestemd als 'Maatschappelijk'. Enkele functies zijn binnen deze bestemming specifiek aangeduid, zoals de begraafplaats en de zorginstelling. Voor de overige bestemmingsvlakken is volstaan met een ruimere regeling waarbinnen verschillende maatschappelijke doeleinden mogelijk zijn.
Sport
De sportvoorzieningen zijn bestemd als 'Sport'.
Verkeer
De gronden met een verkeersfunctie, zoals wegen en parkeerplaatsen, zijn bestemd als “Verkeer”. Daarnaast valt ook het zogenaamde “snippergroen” langs de wegen en parkeerplaatsen onder deze bestemming.
Binnen de bestemming zijn zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Water
De in het plangebied gelegen A-watergangen en vijvers zijn bestemd als “Water”. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming toegestaan, zoals bruggen.
Wonen
De gronden binnen “Wonen” zijn bestemd voor de woningen binnen het plangebied.
Voor de situering en maatvoering van de woningen zijn er bepalingen opgenomen met betrekking tot:
Bouwwijze
Op de verbeelding is aangeduid of binnen het bouwvlak een vrijstaande woning, een halfvrijstaande woning (twee-aaneen) of aaneengebouwde woningen zijn toegestaan.
Goot- en bouwhoogte
De maximale goot- en bouwhoogte voor woningen is aangegeven in het bouwvlak door middel van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” of 'maximale bouwhoogte'.
Situering gebouwen
Teneinde de toekomstige situatie eenduidig te kunnen reguleren, is de bebouwing “gezoneerd”. Voor woningen is op de verbeelding en in de regels onderscheid gemaakt in een bouwvlak, een aanduiding bijgebouwen en een onbenoemd deel, meestal de voor- en zijtuinen. Deze zonering biedt de belangrijkste vorm van rechtszekerheid tussen de eigenaren van bouwpercelen onderling. Het hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”.
Bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) zijn zowel binnen het bouwvlak als ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” toegestaan. De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gemaximeerd op 50 m2, met dien verstande dat het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50 %.
Op bepaalde bouwpercelen is een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken gerealiseerd dan toegestaan op grond van de regels in dit bestemmingsplan. Voor deze percelen is opgenomen dat de bestaande oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken als maximum geldt.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als uitgangspunt gehanteerd dat deze op het gehele bouwperceel zijn toegestaan. De maatvoering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is gerelateerd aan de ligging. Binnen het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' mag deze niet meer bedragen dan 2,0 m, hierbuiten maximaal 1,0 m. In afwijking van het voorgaande geldt dat de bouwhoogte van pergola's maximaal 2,75 m mag bedragen.
Aan huis verbonden beroep/ bedrijf
Binnen de woonfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten, die qua functie ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. In het verleden werd hiervoor het onderscheid gemaakt tussen aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven.
In dit plan is ervoor gekozen om de mate van publieksaantrekkende werking van de activiteiten als relevant onderscheid te hanteren tussen activiteiten die wel gewenst zijn in een woonomgeving en activiteiten die onder omstandigheden gewenst kunnen zijn in een woonomgeving. De 'niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit' is rechtstreeks mogelijk, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. De 'publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis' is mogelijk indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.
Het onderscheid richt zich zoals vermeld op het al dan niet publieksaantrekkend zijn van de activiteit. Hierbij is ervan uitgegaan dat een niet-publieksaantrekkende activiteit (geen verkeersaantrekkende werking/ geen parkeerdruk) doorgaans zonder problemen in een woning zal kunnen plaatsvinden. Het betreft activiteiten met een introvert karakter, die inherent zijn aan de woonfunctie, zoals kantoorfuncties en ateliers.
Om de beperkte omvang van het aan huis verbonden beroep/ bedrijf te waarborgen is deze gemaximeerd op 45 % van de vloeroppervlakte van de woning, tot een maximum van 45 m². Tevens is in de regels opgenomen dat de bewoner het beroep of bedrijf aan huis zelf dient uit te oefenen.
Uitgangspunt is dat geen milieuvergunningplichtige bedrijven worden toegestaan. Dit is van belang om te voorkomen dat activiteiten kunnen plaatsvinden, die weliswaar geen publieksaantrekkend karakter hebben, maar die in verband met milieuaspecten niet bij de woonfunctie passen. De aan huis verbonden functies zijn toegestaan in de woning en de bijbehorende bouwwerken.
De publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis kunnen wel verkeersaantrekkend zijn en zijn daarom enkel toegestaan indien hiervoor door burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning is verleend. De activiteiten dienen kleinschalig te zijn en in te passen in de woonomgeving. Voorbeelden zijn persoonlijke dienstverlening (kapper/ pedicure), medische/ therapeutische dienstverlening en ambachtelijke bedrijvigheid.
De bestaande publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn op de verbeelding aangeduid door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - publieksgericht'.
Leiding – Riool (dubbelbestemming)
Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich een rioolpersleiding van het waterschap, die is bestemd als 'Leiding - Riool'. Binnen deze dubbelbestemming is het bouwen van gebouwen uitsluitend toegestaan indien hiervoor een binnenplanse omgevingsvergunning is verleend.
Waarde - Archeologie 1, Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemmingen)
De gemeente Beuningen heeft een archeologische verwachtingenkaart laten vervaardigen, deze is samen met de beleidsnota archeologie vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2010.
Het archeologisch beleid is voor de bestemmingsplannen vertaald in 3 dubbelbestemmingen, 'Waarde - Archeologie 1, 2 en 3'.
De gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' liggen tegen de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch Rijksmonument' aan.
De gebieden met hoge archeologische verwachtingswaarde, bekende vindplaatsen, oude woongronden en historische boerderijlocaties evenals een zonering van 50 m rondom de monumenten zijn op de verbeelding opgenomen middels de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 2'.
Voor gebieden die reeds zijn onderzocht of verstoord is geen dubbelbestemming archeologie op de verbeelding opgenomen.
Voor bodemingrepen met een diepte van meer dan 30 cm beneden maaiveld in gebieden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' (hoge archeologische verwachtingswaarde) wordt bij een omvang van meer dan 100 m2 nader archeologisch onderzoek verplicht gesteld.
De keuze voor 30 cm is gebaseerd op de gemiddelde verstoringsdiepte in Nederland, ook wel de bouwvoor genoemd. Deze keuze wordt onderbouwd door een uitspraak van de Raad van State van 23 mei 2007: 'Voorts is aannemelijk dat bij het vergraven en het afgraven van de bodem dieper dan 30 cm de in de bodem archeologische waarden onherstelbaar kunnen worden beschadigd'.
In sommige gevallen is het vanuit praktisch oogpunt niet gewenst om een archeologisch onderzoek te eisen. Dit levert slechts administratieve lasten voor zowel de verstoorder als het bevoegd gezag op, terwijl de archeologische winst minimaal is. Dit geldt in situaties waarvan het zeer aannemelijk is dat de bodem geroerd is en de kans op archeologische vondsten minimaal. Dit betreft:
Voor gronden aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' of 'Waarde - archeologie 3' geldt in geval van bovenstaande situaties een vrijstelling voor archeologisch onderzoek.
Waterstaat – Waterlopen (dubbelbestemming)
Ter bescherming van de A-watergangen binnen het plangebied is de dubbelbestemming “Waterstaat – Waterlopen” opgenomen in het bestemmingsplan.
Naast het aanvragen van een omgevingsvergunning kan het ook noodzakelijk zijn om voor bepaalde werken en werkzaamheden in de beschermingszone van een waterstaatswerk een watervergunning aan te vragen, zoals voor het aanbrengen of verwijderen van (hout)beplantingen. Op dergelijke werken en werkzaamheden is de Keur van het waterschap Rivierenland van toepassing.
In dit hoofdstuk wordt het actuele algemene ruimtelijke beleidskader behandeld met conclusies over de betekenis van het beleidskader voor het plangebied. Het specifieke sectorale beleid gericht op bepaalde thema's komt in Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten aan bod.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.
Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.
In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.
Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland op 29 juni 2005 vastgesteld. Op grond van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening wordt een streekplan, dat onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening tot stand is gekomen, gelijkgesteld aan een structuurvisie onder de nieuwe Wro. In de Wro-agenda 2008 - 2009 geeft de provincie aan hoe zij toepassing geeft aan de verschillende Wro-instrumenten om haar beleid te realiseren.
De provincie beschrijft in het Streekplan Gelderland 2005 ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten van Gelderland in nationaal perspectief en van de samenstellende regio's. De provincie onderkent in haar plan de landschappelijke diversiteit en de regionale verscheidenheid, die hebben geleid tot een structureel verschillende, ruimtelijke opbouw. De structuurvisie geeft – in provinciaal perspectief – op hoofdlijnen aan waar welke ontwikkelingen gewenst zijn. De ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten spelen daarbij een bepalende rol. Daarbij zijn kwetsbare kwaliteiten aan de orde, die bescherming behoeven of een specifieke ontwikkeling, maar het gaat ook om het geleiden van hoogdynamische ontwikkelingen om de kansen op maatschappelijke meerwaarde te vergroten en nieuwe kwaliteiten toe te voegen.
De provincie hanteert voor het ruimtelijke beleid in het Streekplan Gelderland 2005 de volgende uitgangspunten:
Bebouwd gebied
Op grond van de Beleidskaart ruimtelijke structuur valt de kern Ewijk grotendeels binnen het 'bebouwd gebied' onder het '(Inter) nationaal stedelijk netwerk KAN. Dit betekent dat de kern deel uitmaakt van een stedelijk netwerk. In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:
Multifunctioneel gebied
Het deel van het plangebied buiten het bestaand bebouwd gebied valt op grond van de Beleidskaart ruimtelijke structuur in het multifunctionele gebied. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing verricht. De vitaliteit van multifunctionele platteland wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid te geven aan gemeenten onder om de regionale behoefte aan 'dorps' wonen te accommoderen.
Op basis van de Wro kunnen middels een provinciale verordening regels gesteld worden omtrent de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen, voor zover provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Provinciale staten van Gelderland hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Op 27 juni 2012 hebben Provinciale Staten de RVG deels herzien. Deze herziening is per 5 juli 2012 in werking getreden en verwerkt in de geconsolideerde versie.
Met de inwerkingtreding van de RVG zijn de woningbouwcontouren uit het regionaal plan hierin overgenomen. Het RVG is het beleidskader waaraan de provincie bestemmingsplannen toetst.
Voor het plangebied zijn de volgende thema's van toepassing:
Verstedelijking
In artikel 2.2 van de RVG is opgenomen dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken in een bestemmingsplan slechts is toegestaan:
Daarnaast is nieuwe bebouwing toegestaan in het buitengebied mits deze bebouwing functioneel gebonden is aan het buitengebied, het functieverandering naar niet-agrarische functies betreft (vervangende nieuwbouw), het de oprichting van nieuwe landgoederen betreft of het om de uitbreiding van een bestaand niet-agrarisch bedrijf gaat. Niet-agrarische bedrijvigheid mag uitbreiden met maximaal 20 % tot een maximum bebouwd oppervlak van 375 m2. Een grotere uitbreiding is mogelijk indien deze uitbreiding in overeenstemming is met het specifiek voor de niet-agrarische bedrijven opgenomen beleidskader in de regionale 'Notitie functieverandering buitengebied'. Voor uitbreiding die meer ruimte nodig heeft kan een verzoek om ontheffing worden ingediend door de gemeenteraad.
Overzicht bestaand bebouwd gebied Ewijk (donkergrijze arcering) en woningbouwcontour Stadsregio (roze contour)
Nieuwe woningen zijn conform artikel 3 RVG enkel toegestaan voor zover deze passen binnen het Kwalitatief Woonprogramma (Thans KWP3: 2010 - 2019) en de regio-opgaven. Recreatiewoningen zijn alleen toegestaan op de locaties waar ook reguliere woningen gebouwd mogen worden.
De Stadsregio Arnhem – Nijmegen heeft in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke beleidsambities vastgelegd tot 2020. Gestreefd wordt naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van de Stadsregio als geheel.
De Stadsregio wil zich verder ontwikkelen als een aantrekkelijke regio voor huishoudens, bedrijven en bezoekers. In de woonconcessies is bepaald dat de steden tenminste 35 % van het totale bouwprogramma in de betaalbare huur- en koopsector bouwen en de overige gemeenten, zoals Beuningen, 50 %.
In 2008 – 2009 onderzoek gedaan naar de gewenste toekomst van de gemeente. Uit dit onderzoek is de strategische visie voorgekomen. In overleg met bewoners, ondernemers, ambtenaren en deskundigen heeft de gemeenteraad zes strategische hoofdlijnen bepaald:
Een belangrijke troef van de gemeente Beuningen in de regio is het zeer uiteenlopende aanbod aan woningen met een tuin. De gemeente stuurt al meer dan 20 jaar op de kwaliteit van leven die in deze regio zo hoog is. Wonen is dan ook de belangrijkste bijdrage aan de omringende regio. De sferen in de gemeente lopen uiteen van uitgesproken dorps in Winssen en Weurt, via het suburbaan en groeiend Ewijk tot het netwerkgewijze, meer kleinstedelijke klimaat van Beuningen.
De gemeente heeft steeds welwillend een bijdrage geleverd aan de uitbreiding van de woningvoorraad in de regio. Maar de gemeenschap hecht ook veel waarde aan zorgvuldige inpassing, organische groei en een behoedzame verandering die past bij de gemeenschappen. De vergrijzing en de ontgroening vragen om slimme toekomstbestendige investeringen in voorzieningen, door flexibele oplossingen en clustering van activiteiten. De kracht van de gemeenschap zal in sterke mate afhangen van het vermogen om de inwoners als vrijwilligers en mantelzorgers te betrekken bij het in stand houden van de voorzieningen, die fijnmaziger en kleinschaliger zullen worden.
De klimaatverandering vereist dat de uitstoot van CO2 drastisch wordt teruggebracht en dat de inrichting klimaatbestendig wordt gemaakt. De gemeente wil de kwaliteit van de gemeente en de opgaven rondom duurzaamheid, met name op het gebied van wonen, een centrale rol geven. Dat betekent dat de gemeente meer wil doen dan wettelijk nodig is en haar eigen visie op kwaliteit van leven binnen de gemeente actief bewaakt en uitbouwt.
De gemeente Beuningen is en blijft vooral een woongemeente. Een belangrijke ontwikkeling is het verdwijnen van de scheiding tussen wonen en werken voor steeds meer mensen. De hoeveelheid bedrijven aan huis neemt gestaag toe; mensen werken meer thuis en recreëren meer op en rond hun werk. De provincie voorziet bovendien op termijn een forse afname van de beroepsbevolking; tot 2040 zelfs met meer dan 25 %. Grootschalig, industrieel ondernemen past niet meer in de gewenste identiteit van gemeente. Wel worden karakteristieken als (kleinschalig) initiatief, durf en toekomstgerichtheid genoemd.
De gemeenteraad heeft de Structuurvisie Gemeente Beuningen vastgesteld op 8 mei 2012.
Voor de kern Ewijk bestaat een structuurplan voor de uitbreiding van de dorpskern en een structuurvisie voor het centrum. Beide plannen zijn door de gemeenteraad vastgesteld en blijven van kracht. De hoofdlijn van deze plannen is in de gemeentelijke structuurvisie geïntegreerd.
Hoofdopgaven
De hoofdopgaven van Ewijk:
Keuzes hoofdopgaven
Centrumontwikkeling
Ontwikkeling van het centrum
De gemeente Beuningen wil zich sterk maken om het centrum van Ewijk te verbeteren. Het ontwikkelen van het centrum van Ewijk is er op gericht een beter herkenbaar, vitaler en compacter dorpshart te realiseren. In dat centrum moet ook ruimte zijn voor wonen en zorg.
Een herkenbaar, vitaal en compact Hart
De gemeente kiest er voor het centrum van Ewijk duidelijker herkenbaar, vitaler en compacter te maken. De herkenbaarheid van het centrum wordt vergroot doordat het zichtbaar wordt “opgehangen“ aan de Julianastraat. Zo wordt winkelcentrum De Klef directer zichtbaar vanaf de Julianastraat. Een goede supermarkt is een essentiële motor van een vitaal centrum, deze kan dan ook uitbreiden (inmiddels is de verbouwde supermarkt heropend). Verder is het beleid erop gericht verspreid liggende winkels zoveel mogelijk naar De Klef verplaatsen om op deze manier optimaal van elkaars aanwezigheid te kunnen profiteren. Voor extra winkels wordt ruimte gecreëerd.
Een hart met 2 kamers
Het nieuwe dorpshart bestaat uit 2 met elkaar samenwerkende kamers. Één kamer is het gemoderniseerde winkelcentrum De Klef waar de winkels geconcentreerd worden. Een centrum is echter niet alleen maar een ruimte om boodschappen te doen, er moet ook volop ruimte zijn voor ontmoeting.
Een aantrekkelijke verblijfsruimte is de tweede kamer van Ewijk die samen met het winkelcentrum één hart vormt. De tweede kamer wordt vormgegeven rondom het voormalige schoolgebouw de Duivendonck. Rondom de voormalige school ontstaat een parkachtige ruimte en ruimte voor nieuwe (zorg)woningen. Het bestaande voorplein van de school wordt de publieke voortuin van het gebouw. De gemeente stelt zich voor dat het gebouw op de begane grond letterlijk en figuurlijk geopend wordt; er wordt voorgesteld om een doorgang in het gebouw te maken waardoor men vanaf de voorzijde zo de binnentuin kan bereiken.
Een heldere structuur
Het centrum en omgeving heeft nu al een heldere structuur die gevormd wordt door de Julianastraat en de Van Heemstraweg –als historische dragers van het oude Ewijk– die belangrijke lijnen vormen. Deze beide lijnen zullen in de toekomst een sterker en aantrekkelijker beeld krijgen. Aan deze oude lijnen ligt het historische Ewijk met monumenten en een beleefbaar landschap dat tot in de kern loopt. Verder bestaat de structuur van het centrum uit een raster van straten en informele doorsteekjes die samen een zekere bouwblokmaat definiëren. Een bijzondere lijn in dat raster is een achterpad dat parallel loopt aan de oostzijde van de Julianastraat (tussen De Klef en de Klaphekstraat). Dat pad is te (her)ontwikkelen als een belangrijke informele route. Samen met de informele doorsteekjes die reeds bestaan tussen de Julianastraat en het achterliggende gebied vormen de paden de aders van het centrumgebied.
Verbeteren beeldkwaliteit, Julianastraat
Het centrum van Ewijk vraagt om versterking van de beeldkwaliteit. Het gaat om een aantrekkelijker inrichting van de openbare ruimte en sterker beeld van de bebouwing. De sfeer moet vooral dorps en eenvoudig zijn. Met name het beeld van de Julianastraat wil de gemeente verbeteren. Aan de Julianastraat liggen diverse historische panden die de geschiedenis van het dorp laten zien. De gemeente wil dat alle bebouwing aan deze straat van een hoge kwaliteit is. De Klef wordt aan de Julianastraat gekoppeld door de Julianastraat ter plaatse van het winkelcentrum als het ware “te openen”. Het bijeenbrengen van deze functies is voor het voortbestaan van winkels van belang. Aan de Julianastraat is zeker wel plaats voor publieksaantrekkende functies, echter de winkelfuncties moeten zoveel als mogelijk een plek krijgen op De Klef. De Julianastraat moet beter en aantrekkelijker ingericht worden. Een hoogwaardiger inrichting van de straat met meer ruimte voor bomen is de wens.
Verbeteren beeldkwaliteit, de entree van Ewijk
De Julianastraat moet beginnen bij de rotonde. Vandaar dat de inrichting van de openbare ruimte één geheel moet zijn. De entree wordt met een nieuw gebouw gemarkeerd. Voor het nieuwe gebouw kan - op een eigentijdse wijze - gerefereerd worden aan het oude gemeentehuis dat hier ooit stond. Het nieuwe gebouw moet het gemis dat in Ewijk wordt gevoeld vanwege het verdwijnen van het oude gemeentehuis goed maken. Er komt een representatief gebouw dat past bij de maat van de Van Heemstraweg en de entree naar het centrum benadrukt.
Verbeteren beeldkwaliteit, de Klef e.o.
Een belangrijke keuze voor het centrum is dat de winkelfunctie van Ewijk versterkt moet worden. Gezien de bestaande structuur ligt de meest haalbare oplossing daarvoor op De Klef. Daarvoor moet het winkelcentrum zichtbaar worden vanaf de Julianastraat. De Klef moet als het ware “in het licht treden”. Door middel van 3 belangrijke ingrepen wil de gemeente dat bereiken:
Relatie met het landschap aandacht voor cultuurhistorie
Voor de gehele ontwikkeling van Ewijk gelden dat respect voor het onderliggende landschap, verbinding met het omringende landschap en aandacht voor cultuurhistorie als belangrijke keuzes. Deze keuzes werken in allerlei voorstellen door. Zo worden, zoals hiervoor beschreven, bij de versterking van het centrum cultuurhistorische waarden als sturend gezien. Dit uit zich onder andere in de aandacht voor de Julianastraat, behoud van de voormalige school, maar ook de aandacht voor het achterpad.
Ook voor de uitbreiding van de kern Ewijk is het onderliggende landschap een bron van inspiratie. Hieronder worden enkele elementen eruit gelicht:
Ontwikkeling woningbouw
Deze gemeentelijke structuurvisie neemt de hoofdkeuzes uit het bestaande structuurplan voor Ewijk over:
Te midden van een waardevol dorpslandschap worden 3 nieuwe dorpse woongebieden gerealiseerd. Ieder gebied heeft een eigen karakter en sfeer:
Voor de sturing op de ontwikkeling van de verschillende woonvlekken wordt verwezen naar het structuurplan Ewijk.
Aanhaking hoofdontsluiting
Het nieuwe woongebied wordt ontsloten vanuit het noorden via de bestaande kern van Ewijk en vanuit het oosten middels 2 aansluitingen op de Schoenaker. De huidige aansluiting van de Koningstraat op de Schoenaker wordt een aansluiting voor langzaam verkeer. Met 3 externe aansluitingen zal het verkeer zich evenwichtig verdelen over de woongebieden van Ewijk. Ook om het dorpse karakter te benadrukken wordt niet gekozen voor een interne verkeerslus. Het verkeer vindt op natuurlijke wijze zijn weg. In de nieuwe woongebieden worden nieuwe dorpslinten ontwikkeld die de woongebieden dragen en de interne hoofdverkeersstructuur vormen.
Indicatieve verkeersrelatie
Om de nieuwe woongebieden onderling en met de bestaande woongebieden te verbinden worden enkele dwarsrelaties gelegd. De nieuwe dorpslinten zijn aangelegd als drager van de verschillende deelgebieden en worden op enkele plekken op elkaar aangesloten. De locaties waar de nieuwe linten op elkaar aansluiten zijn indicatief op de structuurplankaart weergegeven.
Fietsstructuur
De Koningstraat zal niet meer voor autoverkeer aansluiten op de Schoenaker. Deze route krijgt primair een functie voor het langzaam verkeer en verbindt Ewijk met Beuningen. Verder wordt voor langzaam verkeer een fijnmazig netwerk aangelegd.
Water
Water is een interessant ruimtelijk middel om een bijzondere woonomgeving te maken. Het structuurplan ambieert water zichtbaar te maken en identiteit te laten geven aan de woonomgeving. In het nieuwe woongebied zal een waterpartij komen die de Woerden scheidt. De bestaande Plas van Melssen ligt op een geringe afstand van de woonomgeving.
Uitdaging voor de beide waterpartijen is de oevers op plekken toegankelijk te maken waarmee recreatief interessante plekken ontstaan. Bij de plas in de Woerden kunnen woningen ook af en toe aan het water liggen waarmee een bijzondere woonomgeving ontstaat. In de huidige situatie liggen enkele A-watergangen in het plangebied die cruciaal zijn voor de waterhuishouding. Naast het belang voor de waterhuishouding zijn de A-watergangen waardevol om langzaamverkeersroutes langs te leggen en het landschap en de wijk beleefbaar te maken
Overige keuzes
Van Heemstraweg
Ook de beleving van Ewijk vanaf de Van Heemstraweg wordt verbeterd. Als referentie geldt de situatie die op veel plaatsen aan de Van Heemstraweg voorkomt; grotere voorname panden, voormalige boerderijen en bijgebouwen op een ruim perceel dat steeds uitziet over het landschap. Daarnaast bestaat de ambitie de oversteekbaarheid van de weg te verbeteren om het achterliggende landschap beter bereikbaar te maken. Dat kan in ieder geval op de aansluiting bij de rotonde en de te verbeteren aansluiting op de Blatenplak. Daarnaast moet onderzocht worden of daartussen nog enkele voetgangersoversteken gemaakt kunnen worden, in het verlengde van enkele routes in de dorpskom.
Woongebieden omgeving Waelwick
De omgeving van het huidige verzorgingshuis Waelwick zal herontwikkeld worden. Daarbij kiest de gemeente ervoor de ruimte binnen de bestaande wegen en nieuwe paden als nieuwe bouwblokken te ontwikkelen. Er wordt voort geborduurd op de losse dorpse verkaveling zoals deze in Ewijk voorkomt. Voor de invulling van deze bouwblokken gelden enkele eenvoudige spelregels. Ook direct achter de kerk worden enkele woningen toegevoegd. Deze zijn gericht op de omliggende wegen. De gemeente hanteert dezelfde spelregels. Een deel van het bestaande kleine park dat achter de kerk ligt wordt gehandhaafd. Aan de Sint Janspas worden kansen gezien voor verbetering van de bestaande seniorenwoningen die aan de achterzijde liggen (tegen het zwembad aan). Ook hier gelden min of meer dezelfde spelregels. Bij dit bouwblok moet aandacht worden gegeven aan de kwaliteit van de binnenruimte. Momenteel is het een parkeervlakte. De ruimte kan ontwikkeld worden als een binnentuin.
Bestaande woongebieden
Een groot deel van de kern Ewijk bestaat uit bestaande woongebieden. Hier liggen voor de nabije toekomst geen grote structuurvragen. Wel moet hier voortdurende aandacht bestaan voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid.
De gemeenteraad heeft op 14 juni 2011 enkele beleidsuitgangspunten voor de 4 kernplannen vastgesteld.
Bij het opstellen van de bestemmingsplannen voor de 4 kernen zullen de volgende kaderstellende beleidsuitgangspunten gehanteerd worden:
Dit beleid komt tot uitdrukking in de volgende specifiekere beleidsuitgangspunten voor de thema's:
Aan huis gebonden beroepen
Mantelzorg
Bebouwingsmogelijkheden
De gemeenteraad heeft de woonvisie op 27 september 2011 vastgesteld. De woonvisie vormt een leidraad voor het toekomstige woningbouwprogramma van Beuningen. In de woonvisie is aangegeven voor wie wordt gebouwd, aan welke woonmilieus wordt gedacht en globaal is aangegeven welke plekken voor woningbouw in aanmerking komen. Belangrijke items in de woonvisie zijn:
Uitgangspunt voor de aanpak per kern is een gedifferentieerde bevolkingsopbouw die de vitaliteit van de kern of de wijk ten goede komt. Woningbouw sluit aan bij de behoefte per kern. Voor Ewijk worden de volgende accenten gelegd:
Het grootste deel van de nieuwbouwopgave in de gemeente komt terecht in de uitbreiding Ewijk. Voor Ewijk geldt dat een belangrijk deel van de uitbreiding Ewijk niet specifiek gericht is op de inwoners van Ewijk. De gemeente vindt het belangrijk dat bij het ontwikkelen van die uitbreidingen er aandacht is voor een goede aansluiting bij de kern Ewijk, ook in sociaal opzicht. Anderzijds gaven ook klantenpanels aan dat wonen in de uitbreiding Ewijk niet hetzelfde is als wonen in het dorp Ewijk.
De komende jaren komen verschillende locaties gefaseerd tot ontwikkeling in Ewijk. Om onderlinge concurrentie te voorkomen en om keuzemogelijkheden te bieden aan woonconsumenten, vindt de gemeente het belangrijk dat deze locaties zich van elkaar onderscheiden voor wat betreft doelgroepen, woonprogramma en woonmilieu.
Het woningbouwprogramma voor de uitbreiding van Ewijk biedt kansen voor (koop)starters. Dat betekent dat op de andere locaties het aanbod voor koopstarters beperkt kan zijn. Wel wil de gemeente met woningcorporatie Standvast Wonen overleggen of in de bestaande wijken kansen liggen voor de verkoop van woningen aan koopstarters.
In het kader van Wonen Welzijn en Zorg is aangegeven dat er 2 centra ontstaan voor wonen, welzijn en zorg: Waelwick en Den Elt die een ruim aanbod aan diensten hebben.
Op basis van de structuurvisie Centrum Ewijk gaat de gemeente aan de slag met het opknappen van het centrum. Bij de uitwerking van deze plannen is het van belang dat hier gebouwd wordt voor een mix aan doelgroepen (starters, senioren, zorgvragers en gezinnen). Het accent ligt hier op de toevoeging van nultredenwoningen. De leegstaande panden in het centrum (Duivendonck, Heumenshof en De Kei) bieden ook kansen voor het toevoegen van bijzondere woonvormen of woonwerkpanden. De gemeente denkt hierbij aan starters, kunstenaars en ZZP-ers, maar ook vormen van kleinschalig samenwonen.
Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen. Met het bestemmingsplan en de welstandsnota, worden dus zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader. Nieuwe (omgevingsvergunningsplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan als aan de welstandsnota te worden getoetst.
Naast de welstandscriteria geeft de gemeentelijke welstandsnota ook de beleidsregels weer voor de uitvoering en organisatie van de welstandszorg in de gemeente Beuningen. De welstandscriteria worden ingedeeld in algemene criteria, gebiedscriteria, criteria voor specifieke gebouwtypologieën en criteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken. De mate waarin het toetsingsinstrument welstand wordt ingezet in de verschillende gebieden, wordt aangegeven aan de hand van zogenaamde 'welstandsniveaus'.
Het Gelders Genootschap (adviseert de gemeente op het gebied van welstand, monumenten en ruimtelijke kwaliteit) zal het uiteindelijke bouwplan positief moeten beoordelen alvorens er in dit kader een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend.
Het plangebied maakt onderdeel uit van de volgende deelgebieden:
1: Buitengebied;
2: Projectmatige woonbuurten;
3: Individuele woningbouw;
4: Thematische woonbuurten;
5: Bedrijventerreinen;
7: Centrumvoorzieningen/ winkelcentra;
8: Recreatieterreinen, sportcomplexen, begraafplaatsen;
9: Bijzondere bebouwing.
Voor de historische bebouwingslinten in het buitengebied is welstandsniveau 1 van toepassing. De linten en oude dorpskernen stralen namelijk een hoge ruimtelijke kwaliteit uit, er komen relatief veel monumenten voor en er wordt een hoog ambitieniveau nagestreefd. De linten en oude dorpskernen bevatten bijzondere cultuurhistorische, architectonische, landschappelijke of stedenbouwkundige karakteristieken. Voor de rest van het buitengebied is welstandsniveau 2 van toepassing. Dit gebied is waardevol en zal behouden moeten worden zonder dat ingrepen die voor een moderne bedrijfsvoering nodig zijn, gefrustreerd worden.
Vanwege de beperkte kwetsbaarheid van het architectonische karakter van de oudere projectmatige woonbuurten, wordt voor deze buurten welstandsniveau 3 aangehouden. Waar deze buurten grenzen aan hoofdontsluitingswegen, wordt welstandsniveau 2 aangehouden.
Vanwege de bijzondere beeld- en verblijfswaarde die uitstijgt boven de gebruikswaarden voor de bewoners zelf wordt welstandsniveau 2 aangehouden voor individuele woningbouw. Waar deze buurten grenzen aan het buitengebied, hoofdontsluitingswegen, of met de achterzijde naar het openbare gebied (inclusief water) wordt welstandsniveau 1 toegepast.
Vanwege het zorgvuldig ontworpen en samenhangend karakter van de bebouwing wordt welstandsniveau 2 toegepast voor de thematische woongebieden, een regulier welstandstoezicht. Woningen die met de achterzijde grenzen aan het openbare gebied (inclusief water) krijgt welstandsniveau 1.
Vanwege de samenhang van de bebouwing en het zwaartepunt dat de centrumvoorzieningen/ winkelcentra vormen, wordt welstandsniveau 1 toegepast.
Het bedrijventerrein en de recreatieterreinen, sportcomplexen en begraafplaatsen krijgen welstandsniveau 2.
De bijzondere bebouwing (zoals scholen, sporthallen en verzorgingstehuizen) krijgt welstandsniveau 2.
Eind 2011 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) vastgesteld. In dit plan staat hoe de gemeente omgaat met verkeersveiligheid, openbaar vervoer, bereikbaarheid en duurzaamheid.
Het doel van dit plan is een verkeersveilig, leefbaar en bereikbaar Beuningen tot 2020. Het plan beschrijft eerst de knelpunten en visies voor de verschillende thema's. Daarna komen de gewenste verkeersmaatregelen aan bod in combinatie met een uitvoeringsplan.
Het is zaak aandacht te besteden aan de ontsluiting van de grootschalige nieuwbouwlocatie Keizershoeve tussen Ewijk en Beuningen. Met name de aansluitingen op de Van Heemstraweg (Blatenplak) en de Schoenaker (Koningstraat, Ooigraaf) zijn hierbij van belang evenals de aantakking vanuit de wijk naar de te realiseren snelfietsroute. Deze fietsroute vormt een comfortabele verbinding vanuit Keizershoeve, via Beuningen naar Nijmegen.
Op lokaal niveau zijn infrastructurele aanpassingen gewenst op kruispunten en wegvakken. Op wegvakniveau is in Ewijk snelheidsverlaging gewenst op enkele kruispunten op de Vordingstraat en de Burgemeester Sprengerlaan.
In het Milieubeleidsplan zijn diverse kaders opgenomen met betrekking tot ontwikkelingen binnen verschillende milieubeleidsvelden. In het hoofdstuk 'Milieu & Ruimtelijke Ordening' is het volgende ten aanzien van nieuwbouwprojecten (woningen) opgenomen:
Duurzaamheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gemeente en haar partners (projectontwikkelaars, aannemers, architecten, makelaars etcetera). Samenwerking en partnerschap is daarom cruciaal. Duurzame ruimtelijke ontwikkeling wordt: leren in de praktijk, het uitwisselen van ervaringen, een multidisciplinaire aanpak, partnerschappen en netwerken, inspraak en participatie, innovatieve voorlichtingsmethoden en bewustmaking.
De gemeente Beuningen streeft naar:
Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen / nieuwbouwprojecten worden onder andere de volgende randvoorwaarden gehanteerd:
Realisering van deze randvoorwaarden biedt toekomstwaarde, want energietarieven stijgen en duurzame energietechnieken worden goedkoper.
Om bovenstaande visie te realiseren gaat de gemeente Beuningen onder andere:
De gemeente Beuningen heeft in 2006 samen met de gemeente Wijchen en Druten een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld. De visie zet in op de versterking en ontwikkeling van de verschillende landschapstypen die het landschap in deze gemeenten karakteriseren.
De kern Ewijk en het omliggende gebied zijn gelegen binnen de gebieden 'Waaloeverwallen' en 'Waalkommen'.
De doelstelling in de Waaloeverwallen is het behouden van het kleinschalig samenspel van bebouwingslinten, dorpen, boomgaarden, kleine landschapselementen en weiden in onregelmatige patronen. De belangrijkste kwaliteiten van dit gebied zijn:
Ruimtelijk streefbeeld
Het kleinschalig samenspel van bebouwingslinten, dorpen, weiden en boomgaarden in onregelmatige patronen is uitgangspunt bij ontwikkelingen, evenals de zeer groene uitstraling door erfbeplanting, hagen en wegbeplantingen. Belangrijk daarbij is het behouden van een vitaal en divers agrarisch gebruik. De overgang naar de Waalkommen is geleidelijk en verloopt in een grove slinger ten noorden van de Van Heemstraweg. Alleen de oplettende waarnemer ziet duidelijke verschillen tussen oeverwal en kom. Het goed vormgeven van deze overgang is bij nieuwe ontwikkelingen een opgave.
De ontwikkeling van nieuwe landgoederen, buitenplaatsen en landelijk wonen passen bij het beeld van een veelzijdig en toegankelijk landschap met een functie voor landelijk wonen. Er geldt een 'ja, mits' beleid indien deze ontwikkelingen gericht zijn op de versterking van de kleinschaligheid en de functies van de oeverwallen.
De verhouding tussen groen en bebouwing in de linten moet zodanig blijven dat er sprake is van een groen en open lint. Er wordt ingezet op het kleinschalig houden van het patchwork door de aanwezigheid van hagen, bosjes, wegbeplanting en solitaire bomen.
De doelstelling in de Waalkommen is het behouden van een grootschalig samenhangend open gebied met rationele verkaveling en groene erven in een strak ritme en het ontwikkelen van lange wegbeplantingen. De belangrijkste kwaliteiten van dit gebied zijn:
Ruimtelijk streefbeeld
De openheid van de kom is de belangrijkste kwaliteit die overeind moet worden gehouden. Het duidelijke ritme van sloten, wegen en erven en incidentele bossen benadrukt het rationele karakter en biedt mogelijkheden voor versterking. Er wordt ingezet op het behoud van een vitale veeteeltsector in de kommen. Nieuwe landgoederen en buitenplaatsen worden hier niet toegestaan.
De verhouding tussen groen en bebouwing in de linten moet zodanig blijven dat er sprake is van een groen en ook open lint. Er wordt ingezet op het kleinschalig houden van het patchwork door de aanwezigheid van hagen, bosjes, wegbeplantingen en solitaire bomen.
De gemeenteraad van Beuningen heeft eind 2012 het Groenbeleidsplan 2012-2021 vastgesteld. In het groenbeleidsplan zijn de ambities voor het groen vastgelegd. Om deze ambities te verwezenlijken, zijn de volgende (ruimtelijke) speerpunten geformuleerd:
Met de ontwikkeling van de groenstructuurkaart is het groene netwerk van de gemeente vastgelegd. De elementen en structuren op de groenstructuur:
De gemeenteraad van Beuningen heeft eind 2012 de Bomenverordening 2012 vastgesteld. Deze verordening is nog niet in werking getreden. Op het moment dat de nieuwe verordening in werking treedt, komen de oude regels te vervallen. Momenteel (maart 2013) gelden dus nog de oude regels.
De Bomenverordening 2012 is gekoppeld aan een 'Groene Kaart' (inclusief administratieve lijst). Hierop staan monumentale en waardevolle particuliere en gemeentelijke houtopstanden. Houtopstanden op de Groene Kaart komen onder het kapverbod te vallen. Particuliere houtopstanden die niet op de Groene Kaart staan vermeld, worden in de toekomst kapvergunningsvrij. Monumentale en waardevolle houtopstanden, particulier en gemeentelijk, worden ontheffingsplichtig. Gemeentelijke bomen zonder monumentale of waardevolle status blijven vergunningsplichtig.
Deze kadernota (vastgesteld door de gemeenteraad op 14 april 2009) biedt inzicht in de maatschappelijke verantwoordelijkheid die Beuningen neemt met betrekking tot de onderwerpen:
De kaderstellende nota biedt een overkoepelend kader ten behoeve van diverse deelprojecten. Het biedt inzicht in de mate waarin huidige en nieuwe projecten een bijdrage kunnen leveren aan de overkoepelende doelen.
De gemeenteraad heeft op 14 april 2009 de volgende Duurzaamheidsdoelstelling vastgelegd:
De ambitie sluit aan op de Rijksdoelen voor 2020 voor CO2-reductie en duurzame energie, het VNG Klimaatakkoord uit 2007 en de MARN klimaatdoelen.
De gemeente Beuningen is in de perdiode 2009 – 2012 pragmatisch aan de slag gegaan met een groot aantal Duurzaamheids-, Energie- en Klimaatprojecten, zoals:
De kansen in grote nieuwbouwprojecten en de bestaande woningbouw en bedrijven moeten benut worden. Voor de andere thema's zoals verkeer worden kansen op natuurlijke momenten benut, zoals bij nieuwe ontwikkelingen.
De gemeenteraad van Beuningen heeft eind 2012 het Handboek Kwaliteit Openbare Ruimte (HKOR) vastgesteld . Het HKOR beschrijft zestien ruimtelijke eenheden (naoorlogs wonen, historische dorpskern, dijklint etc.). Per ruimtelijke eenheid zijn de ambities voor het beeld, belang en beheer van de openbare ruimte vastgelegd. Hierbij is onderscheid gemaakt in een kwaliteitsambitie voor de korte termijn 2013 - 2017 en een kwaliteitsambitie voor de lange termijn 2018 - 2030. Het handboek maakt gebruik van 4 kwaliteitsambities: 'basis', 'basis -/-', 'bijzonder' en 'bijzonder -/-'.
In het Speelruimteplan (vastgesteld 25 februari 2003) is het kind het uitgangspunt. De behoefte aan spelend ontdekken, - bewegen en - ontmoeten vormt de basis voor de toekomstige verdeling van de speelplaatsen. Speelruimte wordt gevonden in de hele openbare ruimte, informele, en op specifieke speelplaatsen, formeel. Het speelruimteplan richt zich op 4 facetten:
In het plangebied is een aantal speelplekken voor verschillende leeftijdsgroepen ingericht. Aanpassing van de groenstructuur of herinrichting van speelplekken is in het plangebied niet aan de orde.
Met betrekking tot het groen en recreatieve voorzieningen gelden de volgende uitgangspunten:
Het beleid van de verschillende overheidslagen heeft geen specifieke consequenties voor het plangebied. Het betreft een beheersmatig bestemmingsplan waarin slechts de bestaande situatie wordt vastgelegd.
De gemeenteraad heeft op 19 juni 2012 een nieuwe Nota Bodembeheer met bodemkwaliteitskaart vastgesteld. De nota en kaart treden naar verwachting eind dit jaar in werking.
De gemeente beschikt hiermee over een actuele bodemkwaliteitskaart. Het doel van de kaart is het vastleggen van de diffuse bodemkwaliteit voor het grondgebied van de gemeenten Beuningen, Druten, Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn, Ubbergen, Wijchen en West Maas en Waal zodat op een verantwoorde wijze grondverzet op basis van het Besluit bodemkwaliteit kan plaatsvinden.
Op de bodemkwaliteitskaart zijn op basis van historie, gebruik en bodemkwaliteit 4 bodemkwaliteitszones onderscheiden voor zowel bovengrond (0 - 0,5 m -mv) en ondergrond (0,5 - 2,0 m -mv):
Het plangebied valt zowel voor de boven- als de ondergrond in de kwaliteitszone 'Wonen'.
Het bestemmingsplan staat geen nieuwe milieuhindergevoelige functies toe, maar legt voornamelijk de bestaande situatie vast. In het kader van dit bestemmingsplan is dan ook geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek uitgevoerd. Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, die binnen de beheerskaders van dit bestemmingsplan mogelijk zijn, wordt via de bouwverordening in het kader van de omgevingsvergunning tot bouwen zorg gedragen voor een goede bodemkwaliteit.
Vorenstaande houdt in dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn ter beperking van verkeerslawaai, zones langs wegen aangegeven die beschouwd worden als aandachtsgebieden voor geluidhinder. De breedte van de zone is afhankelijk van de capaciteit van de weg en de aard van de omgeving. De breedte van de zone dient daarom voor iedere situatie bepaald te worden. Het streven is erop gericht dat er buiten de zone in het algemeen geen geluidniveaus voorkomen van meer dan de voorkeurwaarde 48 dB.
Een uitzondering betreft wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km/ uur. Voor deze wegen hoeft in principe geen zone te worden bepaald en wordt er van uitgegaan dat de wettelijke voorkeurwaarde wordt behaald. Een nadere akoestische toetsing ten behoeve van ruimtelijke plannen en/of vergunningen is dan vanuit juridisch oogpunt niet nodig.
Binnen de hele woonkern Ewijk geldt het snelheidsregiem van 30 km/ uur met uitzondering van de Van Heemstraweg waar binnen de bebouwde kom 50 km/ uur gereden mag worden. Deze woonstraten zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen. In het buitengebied van de gemeente Beuningen geldt een snelheidsregiem van 60 km/ uur. Ook hier is de Van Heemstraweg een uitzondering waar buiten de bebouwde kom 80 km/ uur de maximale snelheid is.
In het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, zodat geen toetsing hoeft plaats te vinden.
Vorenstaande houdt in dat het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
Op 15 november 2007 is de wijziging van de 'Wet milieubeheer' in werking getreden. Deze wet vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005' en is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
De paragraaf luchtkwaliteit in de 'Wet milieubeheer' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
NIBM-grens woningbouwlocatie, 3 % criterium:
In het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, zodat geen toetsing hoeft plaats te vinden.
Vorenstaande houdt in dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten. Daarnaast heeft de gemeente aanvullend een eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld (d.d. 26 mei 2009).
In Nederland worden twee maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.
Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1 %-letaliteitsgrens; de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf (invloedsgebied).
Voor de beoordeling van risico's van transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS) van 31 juli 2012 richtinggevend. In deze circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het beleid zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Bij het besluit is eveneens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) inwerking getreden. Hierdoor is de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984 komen te vervallen. Het Bevb sluit aan bij het Bevi.
De provinciale risicokaart informeert onder andere de inwoners van Gelderland over de risico's waarmee zij in hun leefomgeving kunnen worden geconfronteerd en hoe te handelen. Op navolgend kaartfragment van de risicokaart is te zien dat in en rondom Beuningen enkele risicovolle inrichtingen, transportassen en buisleidingen aanwezig zijn.
Uitsnede risicokaart ter hoogte van Ewijk (Bron: http://nederland.risicokaart.nl)
De gemeente heeft een inventarisatie gemaakt van de aanwezige risicobronnen in de gemeente Beuningen met bijbehorende veiligheidsafstanden (Inventarisatie nulsituatie externe veiligheid Beuningen, 25 maart 2008). Ook op navolgend kaartfragment van de inventarisatiekaart is te zien dat in en rondom Ewijk enkele risicovolle inrichtingen, transportassen en buisleidingen aanwezig zijn. De gele arcering betreft de (inventarisatie)zone langs de A50, de groene cirkel betreft de inventerisatiezone rondom InterCheM en de bluawe arcering betreft de geplande woningbouwontwikkelingen.
Uitsnede Inventarisatiekaart Nulsituatie externe veiligheid Beuningen
Inrichtingen c.q. bedrijven
Op bedrijventerrein Schoenaker (buiten het plangebied) is het bedrijf InterCheM aanwezig met een veiligheidsrisico als bedoeld in het Bevi, waarvan het invloedsgebied tot in het plangebied reikt.
Oranjewoud heeft voor InterCheM een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd (nr. 166205, d.d. 13 november 2006). De onderzoeksresultaten, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zijn getoetst aan het Bevi. Het blijkt dat de situatie bij InterCheM, zoals in de QRA beoordeeld, voldoet aan het besluit. Uit de rapportage die op de provinciale risicokaart staat blijkt dat het invloedsgebied 300 m bedraagt. Bij de vaststelling van de milieuvergunning is het groepsrisico verantwoord. Dit invloedsgebied is buiten het plangebied van onderhavig bestemmingsplan gelegen.
De activiteiten bij InterCheM staan woonbebouwing niet in de weg. Wel kunnen de effecten van een groot incident zodanig zijn dat in een gebied met een straal van 1.600 m (groene cirkel op bovenstaande afbeelding betreft deze zone) rond het bedrijf effecten kunnen optreden. Overigens is het niet zo dat dit hele gebied bij een incident getroffen zou worden, maar slechts een deel daarvan. Dit ligt onder andere aan de windrichting en de vorm (sigaarvorm) en grootte van de gevaarlijke stofwolk.
Royal Haskoning heeft in het kader van het masterplan uitbreiding Ewijk onderzocht (nr. 9T5053.01, d.d. 24 november 2008) wat de doorwerking was van deze inrichting op de nieuwe ontwikkelingen. Aangezien in het kader van dit bestemmingsplan vrijwel alleen de bestaande situatie (slechts geringe uitbreidingsmogelijkheden) wordt vastgelegd en in de situatie bij InterCheM niets wijzigt, kan aangesloten worden bij de resultaten uit dit onderzoek. Bij de berekeningen worden de bewonersaantallen, de stofgegevens, weertypen, maar ook de kans op een incident betrokken. Uit de berekeningen blijkt dat de risico's niet significant toenemen.Het bedrijf heeft conform de risicokaart een 10-6 plaatsgebonden risicocontour. Deze risicocontour is echter buiten het plangebied gelegen. Het invloedsgebied kent een overlap met het plangebied. In dit deel zijn geen nieuwe ontwikkkelingen voorzien. Verder zijn er geen bedrijven in de directe omgeving van het plangebied aanwezig waarvan het invloedsgebied tot in het plangebied reikt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Ten westen van het plangebied ligt de A50 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is. Deze weg is opgenomen in Bijlage 2 van de genoemde Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt nabij het wegvak tussen knooppunt Valburg en knooppunt Ewijk. Conform de Circulaire heeft de weg een veiligheidszone, plasbrandaandachtsgebied (PAG) en een onderzoekszone. De 10-6 plaatsgebonden risicocontour (veiligheidszone) komt niet buiten de autosnelweg te liggen. De veiligheidszone wordt vanuit de as van de weg gemeten en bedraagt 18 m. Het plasbrandaandachtsgebied bedraagt 30 m uit de zijkant van de weg. De onderzoekszone bedraagt 200 m uit de wegas. Al deze zones zijn buiten het plangebied van onderhavig bestemmingsplan gelegen.
Aan de noordzijde van het plangebied loopt de Van Heemstraweg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is. Harde cijfers over dit vervoer zijn niet beschikbaar. Transport kan bijvoorbeeld incidenteel plaatsvinden voor de bevoorrading van het LPG tankstation van Deest of Druten. De Wet vervoer gevaarlijke stoffen schrijft echter voor dat bevolkingskernen gemeden dienen te worden. Transport van deze aard zal slechts sporadisch voorkomen. Van een PR of GR is dus geen sprake.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water
Het plangebied is op ruim 1.050 m of meer van de Waal gelegen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze rivier is dan ook niet van invloed op onderhavig bestemmingsplan.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door een buisleiding
Ten oosten van het plangebied liggen 2 (hogedruk) aardgastransportleidingen. In onderstaand overzicht zijn de karakteristieken van beide leidingen weergegeven:
Leidingtype | druk | diameter | Inventarisatieafstand | Pr 10-6/jr |
(A) A-507 | 66,2 bar | 42” | 490 m | Nihil |
(B) A-505 | 66,2 bar | 36” | 430 m | Nihil |
Relevante leidinggegevens ondergrondse aardgastransportleidingen in het plangebied
De leidingen kennen met de inventarisatieafstanden geen overlap met het bestemmingsplan.De 10-6 plaatsgebonden risicocontour bedraagt 0 m en ligt daarmee op het hart van beide leidingen. Aangezien in het kader van dit bestemmingsplan vrijwel alleen de bestaande situatie (slechts geringe uitbreidingsmogelijkheden) wordt vastgelegd en in de situatie bij de leidingen niets wijzigt, kan ook gesteld worden dat het groepsrisico niet toeneemt. Hiermee zijn deze leidingen niet van invloed op onderhavig bestemmingsplan.
Vorenstaande houdt in dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
Om te voorkomen dat bedrijven milieubelastend zijn ten opzichte van gevoelige functies en daarmee de leefbaarheid en woonkwaliteit verslechteren, wordt gebruik gemaakt van een milieuzonering. Door het hanteren van afstandsmaten wordt de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. De afstandsmaten volgen onder andere uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG (editie 2009). Hierbij wordt onderscheid gemaakt in type bedrijvigheid en soort overlast (geluid, stank). De hierin weergegeven maten zijn richtinggevend. Een afwijking is in beginsel mogelijk met dien verstande dat de afwijking dient te worden gemotiveerd. Indien gevoelige objecten binnen de contouren gelegen zijn, betekent dit dat overlast kan ontstaan vanuit de bestaande bedrijvigheid op die gevoelige functie of dat het betreffende bedrijf kan worden beperkt in de bedrijfsvoering door die gevoelige functie. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen een rustige woonomgeving en een gemengd gebied.
Alle bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zijn naar aard en omvang per definitie passend binnen een woonomgeving. Bedrijven uit milieucategorie 3.1 en hoger worden altijd specifiek bestemd.
In onderstaande lijst worden alle bedrijven/ voorzieningen uit milieucategorie 3.1 of hoger specifiek benoemd:
Functie | Adres | SBI-code | Milieucategorie |
Bouwbedrijf | Klaphekstraat 50 | 41, 42, 43 | 3.1 |
Transportbedrijf | Klaphekstraat 52 | 494 | 3.1 |
Slachterij | Pater van Boxtelweg 18 | 101, 102 | 3.2 |
Binnen de bebouwde kom kan gesteld worden dat over het algemeen de aanwezige bestaande woningen maatgevend zijn voor de mogelijkheden van bedrijven vanuit milieuoogpunt. De aanwezige bedrijven vormen geen belemmering voor onderhavige bestemmingsplan.
Er zijn in de directe omgeving (buiten het plangebied) geen (bedrijfs-) activiteiten aanwezig die in conflict komen met de woonfunctie. De aanwezige gevoelige functies in het plangebied zijn dus niet gelegen binnen een milieucirkel van een bedrijf. Evenmin zijn er in de omgeving functies gelegen die beperkingen ondervinden van het voorliggende bestemmingsplan.
Vorenstaande houdt in dat het aspect milieuzonering geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
Ingevolge het gestelde in het Besluit mer moet een beoordeling of een milieueffectrapport noodzakelijk is (toepassing van de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de Wet milieubeheer), plaatsvinden indien de activiteit betrekking heeft op de bouw van 2000 woningen (drempelwaarde). In aanvulling op deze drempelwaarde is de beoordeling of een milieueffectrapport noodzakelijk is eveneens noodzakelijk indien niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. De vraag of een activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, wordt beoordeeld aan de hand van de selectiecriteria zoals die zijn opgenomen in bijlage 3 van de EEG Richtlijn milieu-effectbeoordeling.
Onderhavig bestemmingsplan betreft een actualisatie van de (planologisch) bestaande situatie. Nieuwe ontwikkelingen worden derhalve niet mogelijk gemaakt. Geconcludeerd wordt dat er geen noodzaak is om toepassing te geven aan de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de Wet milieubeheer.
In de loop van de tijd hebben maatschappelijke ontwikkelingen veel ruimte aan het water onttrokken. Door de klimaatverandering komen er steeds meer extreem natte en extreem droge periodes, met de nodige gevolgen. Stijging van de zeespiegel, en een verhoogde afvoer van de rivieren. Daarnaast blijft in laag-Nederland ook de bodem dalen. Dat alles vraagt om ruimtelijke plannen die rekening houden met deze ontwikkelingen.
Een van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is het watertoetsproces. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.
Het plangebied is gelegen ten zuiden van de Waal, op enige afstand van de Waaldijk.
De algemene randvoorwaarden van het waterschap zijn van toepassing. Er is beleid ontwikkeld om wateroverlast bij hevige regenval te voorkomen. Daarvoor is het van belang dat er voldoende waterberging wordt gecreëerd bij ruimtelijke plannen.
De benodigde ruimte voor compenserende waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging. Voor plannen met een toename van verhard oppervlak tot 5 ha kan de vuistregel van 436 m³ waterberging per hectare verharding worden gebruikt, mits er geen complicerende zaken zoals kwel aan de orde zijn.
In het onderhavige plan vindt geen toename van het verhard oppervlak plaats.
Waterplan
In het Waterplan Beuningen wordt het gemeentelijk waterbeleid verwoord. In het waterplan worden de ambities op het gebied van water in Beuningen onderverdeeld in 5 categorieën.
Het beheer en onderhoud wordt hierop aangepast.
Gemeentelijk rioleringsplan 2013 - 2017
De gemeenteraad stelt het Gemeentelijk RioleringsPlan 2013 - 2017 (GRP) in november 2012 vast. Hierin is het beleid voor de zorgplicht voor het afvalwater, het afvloeiend hemelwater en het grondwater vastgelegd.
Samengevat hieruit het volgende:
Wateroverlast
De gemeente streeft ernaar wateroverlast te voorkomen, maar kan dit niet uitsluiten. Dit houdt in dat de gemeente er voor kiest op basis van theoretische benadering, middels rioolberekeningen, water op straat te accepteren voor een minimale periode (de norm is gesteld op 1 keer per 2 jaar). Indien in de praktijk schade ontstaat aan eigendommen, wordt door de gemeente onderzocht of adequate maatregelen te treffen zijn.
Klimaatverandering
De gemeente maakt per typegebied verschillende acceptatieniveaus. Het betekent een verbreding ten opzichte van de traditionele aanpak: niet alleen het ondergrondse afvoersysteem beschouwen, maar ook het bovengrondse. De gemeente laat dit een rol spelen bij inrichting van de openbare ruimte.
Van een perceelseigenaar wordt heden ten dage meer verwacht. Het nieuwe uitgangspunt is dat de perceelseigenaar zelf het regenwater moet verwerken. Hierdoor komt er minder regenwater in het riool terecht, hetgeen ten goede komt aan de werking van de zuiveringsinstallatie. Als verwerking op eigen terrein in redelijkheid niet mogelijk is, dan kan het overtollige regenwater afgevoerd worden naar het openbare terrein, al waar het afvoeren de verantwoordelijkheid van de gemeente is.
Oppervlaktewater
In het plangebied komen verschillende A-watergangen voor. Hieronder een overzicht van de A-watergangen (donkerblauwe arcering):
De A-watergangen lopen langs de Van Heemstraweg en de Burgemeester Sprengerlaan. Voor het overige lopen er enkele C-watergangen aan de oost- en noordzijde van het plangebied en bevindt er zich in de wijk De Uilenburg veel oppervlaktewater in de vorm van meerdere vijvers die via C-watergangen met elkaar verbonden zijn.
Voor het overige komt geen oppervlaktewater in het plangebied voor.
Hemelwater
Het hemelwater dat op het verhard oppervlak valt (daken en verharding) wordt afgevoerd via het gemengde stelsel, tenzij de verharding is afgekoppeld. Het overige hemelwater infiltreert vrij in de bodem.
Nieuwe ontwikkelingen
Onderhavig bestemmingsplan heeft een beheerskarakter, (grootschalige) ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. De ruimtelijke mogelijkheden beperken zich overwegend tot de realisatie en/ of uitbreiding van bestaande hoofdmassa's en bijgebouwen.
Het bestaande verharde oppervlak is significant toegenomen. Daardoor zijn er maatregelen nodig om het regenwater af te voeren. Hiervoor wordt de blauwe ader geïntroduceerd in het GRP 2013 - 2017.
Bij voorkeur wordt op eigen terrein wel voorzien in een gescheiden rioolstelsel, zodat voorgesorteerd kan worden op toekomstige aanpassingen naar een duurzaam systeem.
Watertoets
Het onderhavig bestemmingsplan heeft overwegend een beheersfunctie. Afgezien van enkele kleinschalige ontwikkelingen (bestaande planologische situatie) en (woning)uitbreidingen, zijn geen nieuwbouwmogelijkheden opgenomen. Het bestemmingsplan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.
Deze waterparagraaf zal in het kader van het vooroverleg worden voorgelegd aan het waterschap. De reactie van het waterschap zal vervolgens worden verwerkt.
Vorenstaande houdt in dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
De uiterwaard gelegen tussen de Dijk en de Waal is aangewezen als Natura-2000 gebied 'Uiterwaarden Waal' in ontwerp op basis van de Vogelrichtlijn. Deze strook grond maakt deel uit van een omvangrijkere speciale beschermingszone die grote delen omvat van het winterbed van de Waal binnen de provincie Gelderland, meer in het bijzonder gaat het om (delen van) de uiterwaardgebieden van de gemeenten Maasdriel, Neerijnen, Tiel, Echteld, Dodewaard, Valburg, Elst, West Maas en Waal, Druten, Beuningen en Nijmegen. In totaal betreft het 4.600 ha.
Het gebied is gekwalificeerd vanwege de Kleine Zwaan, Grauwe gans, Kolgans, Smient en Kwartelkoning. Deze vogelsoorten stellen een variëteit aan gebiedseisen, waarbij bijvoorbeeld kan worden gedacht aan kleinschalige landschappen met (open) water, rietvegetaties, (drassige) weidegronden en akkers.
Het plangebied is op ruime afstand gelegen van dit natuurgebied. Het onderhavige bestemmingsplan is vooral een conserverend plan en voorziet niet in activiteiten waarvan redelijkerwijs de verwachting is dat die leiden tot significante effecten buiten en binnen het plangebied.
Vorenstaande houdt in dat het aspect ecologie geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
De gemeente heeft een zogenaamde cultuurhistorische kenmerkenkaart opgesteld (RAAP-rapport 1603, kaartbijlage 3). De kern behoort tot de gebiedscategorie "oud cultuurland (vroege middeleeuwen)".
Aan de noordzijde is sprake van een "restgeul". Voorts zijn nevengeulen, (voormalige) wegen of paden, boerengroen, veedriften e.d. weergegeven. Opvallend is dat deze elementen nog herkenbaar zijn in de huidige opbouw van de dorpskern en het omliggende landschap.
De volgende rijksmonumenten komen in het plangebied voor:
Straat | Huisnr. | Soort gebouw | |
Binnenweg | 5 | Herberg 'De Clef'/ voormalige boerderij | |
Boskamp | 2/ 2a | Boerderij en schuur | |
Julianastraat | 5 | Kerktoren | |
Julianastraat | 7 | Pastorie | |
Julianastraat | 9 | R.K. kerk | |
Vordingstraat | 34 | Boerderij 'De Toornsehof'/ woonhuis |
De volgende gemeentelijke monumenten komen in het plangebied voor:
Straat | Huisnr. | Soort gebouw | |
Binnenweg | 1 | Boerderij | |
Binnenweg | 3 | Boerderij | |
Van Heemstraweg | 23 | Woonhuis/ villa (dubbele bewoning) | |
Julianastraat | 10 | Woonhuis en schuur | |
Julianastraat | 18 | Woonhuis | |
Julianastraat | 20 | Landarbeiderswoning | |
Vordingstraat | 25 | Boerderij | |
Vordingstraat | 27 | Boerderij | |
Vordingstraat | 36 | Boerderij |
De rijksmonumenten en de gemeentelijke monumenten worden al beschermd via de Monumentenwet respectievelijk de gemeentelijke Erfgoedverordening. Om dubbele regelgeving te voorkomen is daarom geen regeling voor monumentale bebouwing opgenomen in dit bestemmingsplan.
In 1992 is op Malta een Europees Verdrag gesloten over het cultureel erfgoed in de bodem, het Verdrag van Valletta (kortweg: Malta). Doel van Malta is om bij ruimtelijke plannen meer en beter rekening te houden met de archeologische waarden die zich in de bodem bevinden en deze, waar mogelijk, beter te beschermen. Het Verdrag van Valletta is in 1998 geratificeerd en inmiddels als wijziging van de Monumentenwet (1988) geïmplementeerd via de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die per 1 september 2007 van kracht is geworden. Dit betekent dat er niet meer in de “geest” van de wet moet worden gewerkt maar dat bij elke schop die de grond in gaat, gekeken moet worden of er sprake is van archeologische waarden en/of verwachtingen. Bij van rijkswege beschermde archeologische terreinen is een vergunning nodig van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
De gemeente Beuningen heeft een archeologische beleidsadvieskaart laten vervaardigen (RAAP Archeologisch Adviesbureau, RAAP-rapport 2170, kaartbijlage 3). Deze is samen met de beleidsnota archeologie vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2010. Het grondgebied van de gemeente Beuningen is op de beleidsadvieskaart ingedeeld in beleidszones. Volgens deze kaart heeft het grootste gedeelte van het plangebied een hoge verwachtingswaarde en valt binnen beleidszone 3. Daarnaast komt er 1 terrein met archeologische monumenten voor in het plangebied. Dit terrein valt binnen beleidszone 2. De grijze gebieden (beleidszone 5) zijn reeds verstoorde gronden of eerder onderzocht en vrijgegeven.
Onderhavig bestemmingsplan heeft overwegend een beheerfunctie. Binnen het plangebied is alleen sprake van verbouwplannen en eventueel kleine uitbreidingen, danwel de realisatie van woningen op basis van de vigerende bestemmingsplannen (zoals reeds is opgemerkt is het plangebied aangemerkt als bestaand). Bij bodemingrepen groter dan 100 m2 (binnen bebouwde kom) of 120 m2 (buiten bebouwde kom) en dieper dan 30 cm moet in beleidszone 3 een onderzoek overlegd worden. In beleidszone 2 moet altijd een onderzoek overlegd worden.
Uiteraard bestaat de mogelijkheid dat bij de uitvoering van de (ver)bouwplannen toch nog archeologische vondsten worden gedaan. In dat geval geldt de verplichting conform de Monumentenwet om dit te melden bij het bevoegd gezag (de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed namens de minister). Vervolgens zal dan worden onderzocht of er archeologische waarden in het geding zijn en, indien nodig, op welke wijze de waarden zo veel mogelijk gespaard kunnen worden.
Vorenstaande houdt in dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
Om de archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan te borgen worden hiervoor dubbelbestemmingen opgenomen in de regels en op de verbeelding.
In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen hoofdtransportleidingen of persleidingen van water, olie, gas of brandstof gelegen, die in het kader van het bestemmingsplan op de verbeelding met bijbehorende bebouwingsvrije zones dienen te worden opgenomen.
Langs de van Heemstraweg is een rioolpersleiding gelegen. Deze is (incl. beheerzone) op de verbeelding opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de economische haalbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen en de uitkomsten van overleg en inspraak.
Het betreft hier een conserverend bestemmingsplan, waarin geen rechtstreekse ontwikkelingen zijn voorzien. De uitvoering van het plan blijft, behoudens personele kosten, budgetneutraal. Voor zover civieltechnische activiteiten noodzakelijk zijn, zullen deze worden opgenomen in de algemene prioriteitenstelling in het kader van het onderhoudsbudget.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moeten plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het kader van het vooroverleg zal het plan onder andere besproken worden met de volgende partijen:
De gemeente heeft alleen van het waterschap een reactie ontvangen. Het waterschap heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben ten aanzien van het bestemmingsplan.
Het voorontwerp-bestemmingsplan heeft op grond van de gemeentelijke inspraakverordening voor een ieder ter inzage gelegen. In deze periode is één inspraakreactie ingediend, welke is beantwoord maar niet leidde tot aanpassing van het plan.
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een bestemmingsplan heeft weinig waarde, als na de vaststelling van het bestemmingsplan geen toezicht en, indien nodig, handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Voor een goed handhavingsbeleid zijn 4 factoren van wezenlijk belang:
a. Voldoende kenbaarheid van het plan.
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de bestemmingsplanprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd.
b. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan.
De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk.
c. Realistische en inzichtelijke regeling.
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De voorschriften moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is.
d. Actief handhavingsbeleid.
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de voorschriften worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid. De gemeente voert een actief handhavingsbeleid. De toezichthouders van het team Vergunningen en Handhaving (afdeling VROM) voeren het toezicht uit op de naleving van de Wabo, de Woningwet en de Wro. Daartoe is de gemeente verdeeld in 21 rayons die periodiek worden bezocht, met als hoofddoel de controle van de naleving van de bestemmingsplanregels, de verleende vergunningen en het opsporen van illegale bouw. Ook wordt door de gemeentelijke afdeling Openbare werken mogelijk illegale bouw en gebruik in kaart gebracht en gemeld aan het team Vergunningen en Handhaving. Tevens is een nota integraal handhavingsbeleid opgesteld. De gemeenteraad heeft op 13 juli 2010 de nota vastgesteld. In de nota staat beschreven op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de toezicht- en handhavingstaken.