direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch met waarden
Plan: Buitengebied Beuningen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0209.BPbuitengebied-onhe

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. nevenactiviteiten;
  • c. na het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.6.1 en/of 4.6.2: recreatieve voorzieningen in de vorm van een bed & breakfast danwel kamperen;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische, landschappelijke en aardkundige waarden;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages;
  • h. landschapstuinen;
  • i. tuinen ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", alsmede voortuinen tussen de aanduiding "bouwvlak" en de weg;
  • j. de opwekking van duurzame energie in de vorm van windenergie en zonnenergie alsmede warmte-koude opslag;
  • k. het bestaande dijkmagazijn.

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 4.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:

a Verhouding tussen doeleinden

Binnen de bestemming “Agrarisch met waarden” is het beleid primair zowel gericht op het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame en concurrerende landbouw als op de bescherming van de aanwezige landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden.

b Agrarisch bouwvlak

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” zijn agrarische bedrijven toegestaan.

c Type agrarisch bedrijf en omschakeling

Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mag een grondgebonden agrarisch bedrijf worden uitgeoefend. Voorts is -al dan niet in combinatie met een grondgebonden bedrijf- uitsluitend ter plaatse van de onderstaande aanduidingen het daarbij behorende type agrarisch bedrijf toegestaan:

      • "glastuinbouw": een glastuinbouwbedrijf;
      • "intensieve veehouderij": een intensieve veehouderij;
      • "specifieke vorm van agrarisch met waarden-niet grondgebonden agrarisch bedrijf": een overig niet-grondgebonden agrarisch bedrijf.
d Nevenactiviteiten

Voor nevenactiviteiten gelden de volgende bepalingen:

  • 1. maximaal 25% van de bebouwde oppervlakte van het agrarische bedrijf tot een maximum van 350 m² van de bedrijfsgebouwen, mag worden gebruikt voor een niet-agrarische nevenactiviteit;
  • 2. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten in ondergeschikte vorm. Hiervoor geldt de volgende voorwaarde:
    • a. maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
  • 3. buitenopslag en stalling is niet toegestaan;
e Karakter

De gronden binnen deze bestemming worden gekenmerkt door het halfopen landschap en het kleinschalige samenspel van bebouwingslinten, dorpen, weiden en boomgaarden in onregelmatige patronen. Het beleid binnen deze bestemming is gericht op het beheer, herstel en ontwikkeling van deze cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

f Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

g Landschapstuin

De gronden gelegen binnen deze bestemming mogen, voor zover de gronden grenzen aan een bestemmingsvlak van de bestemming Wonen of een bouwvlak binnen de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden, worden gebruikt ten behoeve van een landschapstuin.

h Dijkmagazijn

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - dijkmagazijn" is een dijkmagazijn toegestaan. Het dijkmagazijn mag gebruikt worden ten behoeve van culturele en / of maatschappelijke doeleinden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend mag worden gebouwen ten behoeve van deze bestemming.

4.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mogen uitsluitend worden opgericht:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. teeltondersteunende voorzieningen;
  • c. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per agrarisch bedrijf, met dien verstande dat
    - ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden", niet meer dan het aangegeven aantal woningen is toegestaan;
    - ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf.
4.2.3 Bouwen van kassen

Voor het bouwen van kassen geldt het volgende:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "glastuinbouw", mag de bebouwde oppervlakte aan glasopstanden eenmalig worden vergroot met maximaal 20% van de bestaande bebouwde oppervlakte, mits de uitbreiding in zijn geheel ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" kan worden gerealiseerd;
  • b. de bebouwde oppervlakte van teeltondersteunende kassen - als nevenactiviteit op bouwvlakken zonder aanduiding "glastuinbouw- ', mag niet meer bedragen dan 200 m².; indien de bestaande oppervlakte aan teeltondersteunende kassen reeds groter is dan 200 m2 mag de bestaande oppervlakte aan teeltondersteunende kassen worden gehandhaafd.
4.2.4 Maatvoering bebouwing binnen bouwvlak

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op het agrarisch bouwblok is als volgt:

BEDRIJFSGEBOUWEN PER BOUWBLOK   MAX.  
GOOTHOOGTE   6 m  
(NOK)HOOGTE   12 m  

KASSEN   MAX  
GOOTHOOGTE   7 m  
(NOK)HOOGTE   10 m  

BEDRIJFSWONING   MAX.  
GOOTHOOGTE   6 m  
(NOK)HOOGTE   10 m  
INHOUD   maximaal 1000 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij:
- de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt;
- het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.  

VRIJSTAANDE BIJGEBOUWEN BIJ BEDRIJFSWONING   MAX.  
GEZAMENLIJKE OPPERVLAKTE PER WONING   120 m2  
GOOTHOOGTE   3 m  
(NOK)HOOGTE   6 m  
HOOGTE ONDERBOUW VAN EEN HOOISCHELF   2,5 m  
GOOTHOOGTE VAN EEN HOOISCHELF   6 m  

BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   MAX.  
HOOGTE MESTBASSINS   8,5 m  
HOOGTE SILO'S OF WATERBASSINS   15 m  
HOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN   2 m  
HOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   6 m  
4.2.5 Herbouw

Aanvullend gelden voor herbouw van een boerderij(gebouw) de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten van het boerderij(gebouw);
  • b. de voorgevel van het te herbouwen boerderij(gebouw) wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van het te herbouwen boerderij(gebouw) wijkt niet af van de bouwwijze van het oorspronkelijke boerderij(gebouw).
4.2.6 (Maatvoering) bebouwing buiten bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken buiten het bouwvlak geldt het volgende:

  • a. uitsluitend mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat het oprichten van sleufsilo's niet is toegestaan;
  • b. ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m;
  • c. in afwijking van het gestelde onder a, mogen ten behoeve van een landschapstuin als bedoeld in 4.1.2 onder g, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen en bruggetjes, worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m;
  • d. paardenbakken buiten het bouwvlak, zijn niet toegestaan;
  • e. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een hoogte die niet meer mag bedragen dan 3 m, alsmede permanente constructiepalen ten behoeve van de (tijdelijke teeltondersteunende) hagelnetten met een hoogte van maximaal 6 m;
  • f. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
  • g. veldschuren zijn in de bestaande maatvoering uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding-veldschuur";
  • h. het bestaande dijkmagazijn is toegestaan in de bestaande maatvoering.
4.2.7 Ondergrondse gebouwen

Ondergrondse gebouwen zijn toegestaan, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  • b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Nadere eisen situering en omvang gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van gebouwen op een bouwvlak, indien en voor zover er sprake is van een zodanige toename van gebouwen, dat het bouwvlak voor minimaal 50% bebouwd is. De nadere eisen worden gesteld, teneinde te voorkomen dat er sprake is van een onevenredige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Omgevingsvergunning teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 onder b teneinde het oprichten van teeltondersteunende kassen, met een oppervlakte van meer dan 200 m2, bij agrarische bedrijven niet zijnde glastuinbouwbedrijven, toe te kunnen staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het toestaan van teeltondersteunende kassen mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de karakteristiek van onderhavige gronden, zoals omschreven in 4.1;
  • b. de kassen kunnen uitsluitend worden toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • c. de kassen dienen teeltondersteunend te zijn; dat betekent dat de kassen worden opgericht ten dienste van een vollegrond tuinbouwbedrijf;
  • d. de kassen mogen niet hoger zijn dan 8 m en de bebouwde oppervlakte van teeltondersteunende kassen mag per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 1500 m².
4.4.2 Omgevingsvergunning hogere goothoogte koelcellen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.4 teneinde een hogere goothoogte voor koelcellen ten behoeve van fruitteeltbedrijven toe te kunnen staan, mits:

  • e. de goothoogte niet hoger wordt dan 8 m;
  • f. de hogere goothoogte noodzakelijk is ten behoeve van een doelmatige bedrijfsvoering;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
4.4.3 Omgevingsvergunning paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.6 onder d teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming of de bestemming Wonen paardenbakken toe te staan buiten het bouwvlak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen het bouwvlak of binnen het bestemmingsvlak Wonen;
  • b. de paardenbak wordt aansluitend aan het bouwvlak of het bestemmingsvlak Wonen gesitueerd;
  • c. de paardenbak wordt zodanig gesitueerd en/of ingepast dat deze geen onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden vormt;
  • d. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • e. in afwijking van het bepaalde in d is een molen toegestaan;
  • f. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m2;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
4.4.4 Omgevingsvergunning schuilstal

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.6 teneinde buiten het bouwvlak de oprichting van een schuilstal mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de oppervlakte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 30 m²;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. bij een schuilstal in de vorm van een hooischelf mag de hoogte van de onderbouw niet meer bedragen dan 2,5 m en de nokhoogte niet meer dan 6 m;
  • d. de schuilstal wordt landschappelijk ingepast.
4.4.5 Omgevingsvergunning herbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.5, teneinde verplaatsing of herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande bebouwingscontour of fundamenten toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. er dient op enig punt aansluiting plaats te vinden op de bestaande funderingen; dit betekent dat de nieuwe situering van de te herbouwen bedrijfswoning in ieder geval dient aan te sluiten op de voormalige situering.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. is het toegestaan de bedrijfswoning volledig buiten de bestaande fundamenten of bebouwingscontour te situeren, indien dit vanuit oogpunt van verkeersveiligheid noodzakelijk is.
  • c. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedebouwkundig en milieukundig aanvaardbaar.
  • d. door de herbouw wordt het landelijk karakter niet onevenredig aangetast.
  • e. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens:
    • 1. voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en het plaatsvindt binnen het bouwvlak; of
    • 2. voor zover het bepaalde in 4.1.2 onder d van toepassing is en het plaatsvindt binnen het bouwvlak;
  • b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:
    • 1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf; of
    • 2. voor zover het bepaalde in 4.1.2 onder d van toepassing is;
  • c. detailhandel, behoudens het bepaalde in 4.1.2 onder d;
  • d. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
  • e. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • f. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  • g. het bewonen van bedrijfsruimte;
  • h. de huisvesting van tijdelijke werknemers;
  • i. het inpandig bedrijfsmatig houden van dieren, anders dan op de begane grondlaag van agrarische bedrijfsgebouwen;
  • j. een seksinrichting.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Omgevingsvergunning minicampings

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen als bedoeld in 4.1.1 onder c, ten behoeve van het toestaan van minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op gronden gelegen op of direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak, tot maximaal 100 m uit het (agarisch) bouwvlak gerekend vanaf de achtergrens van het bouwvlak ,
  • b. de minicamping dient gesitueerd te zijn op een afstand van minimaal 100 m van (het bestemmingsvlak van) de woning van derden;
  • c. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans);
  • d. er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan;
  • e. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan binnen het agrarisch bouwvlak, met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 50 m2, en een maximale hoogte van 6 m; de voorzieningen worden, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing;
  • f. het inrichten van een recreatieruimte/kantine is toegestaan, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. De initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren landschapsplan en realisatie overeenkomst te overleggen;
  • h. de voorziening is uitsluitend toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • l. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • m. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.6.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning velenen als bedoeld in 4.1.1 onder c, teneinde een bed & breakfastvoorziening voor maximaal 8 personen in maximaal 4 kamers toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. deze nevenactiviteit is enkel in de (bedrijfs)woning en de daarbij behorende bijgebouwen toegestaan;
  • b. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  • c. de voor bed & breakfast gebruikte oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • d. permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • e. er wordt een nachtregister bijgehouden;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
  • g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • h. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • i. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • j. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.6.3 Omgevingsvergunning mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.1 onder e en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een dergelijke bewoning is aantoonbaar nodig vanuit een oogpunt van mantelzorg. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hieromtrent advies aan een onafhankelijk terzake deskundige instantie;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen; met dien verstande dat de maximale oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen niet meer dan 120 m² mag bedragen;
  • d. er dient gebruik te worden gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijgebouw, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijgebouw/bedrijfsgebouw meer geschikt is;
  • e. de afhankelijke woonruimte dient te worden bewoond door degene(n) die de zorg nodig heeft/ hebben;
  • f. de voorziening dient te voldoen aan de eisen van het bouwbesluit;
  • g. zakenrechtelijke splitsing is niet toegestaan;
  • h. de afhankelijke woonruimte mag geen eigen perceelsontsluiting hebben;
  • i. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.
4.6.4 Omgevingsvergunning tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.1 onder h ten behoeve van het toestaan van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de huisvesting vindt plaats in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan;
  • b. de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;
  • c. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
  • d. er mogen maximaal 20 medewerkers tegelijk worden gehuisvest op één bedrijf;
  • e. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
  • f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.
4.6.5 Omgevingsvergunning inpandige statische opslag als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.2 onder d teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • b. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • c. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • d. de milieubelasting mag niet toenemen;
  • e. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • f. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 4.7.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

4.7.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 4.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaatshebben op een agrarisch bouwblok;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
4.7.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 4.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.7.4 de toetsingscriteria weergegeven.

4.7.4 Schema omgevingsvergunningen
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden   criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
het verwijderen van houtopstanden   deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer;
de werkzaamheden zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;  
het diepploegen en diepwoelen van de bodem   deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer/ontwikkeling en/of
de werkzaamheden zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;
de werkzaamheden mogen niet leiden tot
een onomkeerbare aantasting van de
aardkundige waarden;  
het graven, ophogen en egaliseren van de bodem;   deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het waterbeheer en/of bos- of natuurbeheer;/ontwikkeling en/of
de werkzaamheden zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;
de werkzaamheden mogen niet leiden tot
een onomkeerbare aantasting van de
aardkundige waarden;  
het aanbrengen van niet omkeerbare oppervlakteverhardingen en half verhardingen.   de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
de verhardingen mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden;
de werkzaamheden zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;  
het aanbrengen van ondergrondse leidingen   er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden;  
het wijzigen van de perceelsindeling zoals die door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven;   er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het waterbeheer en /of het bos- of natuurbeheer;/ontwikkeling en/of
de werkzaamheden zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;  
aanleggen van boomgaarden, behoudens de vervanging van bestaande boomgaarden.   de aanleg van boomgaarden doet binnen een afstand van 50 m rondom de boomgaard geen onevenredige afbreuk aan het woon- en leefklimaat.  
4.8 Wijzigingsbevoegdheid
4.8.1 Wijziging t.b.v. vergroting / vormverandering agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming op onderdelen wijzigen ten behoeve van vergroting en/of vormverandering van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. bouwvlakken van agrarische bedrijven mogen per wijzigingsplan met maximaal 50% worden vergroot, met dien verstande dat het bouwvlak - na vergroting - maximaal 1,5 ha mag bedragen;
  • b. de vergroting en/of vormverandering noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen op het agrarisch bouwblok; een en ander dient te worden onderbouwd met een op de vergroting of vormverandering gericht bedrijfsplan;
  • c. het dient om een conreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden die zijn geformuleerd binnen de nadere detaillering van deze bestemming;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing met als voorwaarde, dat de omvang (oppervlakte grond) van de gronden die worden aangewend voor de landschappelijke inpassing, minimaal 10% van de oppervlakte van het - vergrote -bouwvlak dient te bedragen (voor de landschappelijke inpassing mogen ook gronden worden gebruikt, gelegen direct aangrenzend aan het betreffende agrarisch bouwvlak). De initiatiefnemer dient een door burgemeester en wethouders goed te keuren landschapsplan en realisatie-overeenkomst te overleggen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding "glastuinbouw" geldt, in aanvulling op het bepaalde in a tot en met h, dat de uitbreiding van het bouwvlak uitsluitend is toegestaan, wanneer de uitbreiding zich verdraagt met de water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygienische kwaliteiten van het gebied. De in 4.7.4 toegestane oppervlakte glasopstanden mag niet worden vergroot;
  • i. de vergroting mag, gelet op de instandhoudingsdoelstelling van omliggende Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden niet laten verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.
4.8.2 Wijziging in bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in de bestemming Wonen, mits aan de volgende bepalingen wordt voldaan:

  • a. de omvang van het bestemmingsvlak voor wonen wordt afgestemd op de functie en is doorgaans kleiner dan het bouwvlak voor het agrarisch bedrijf; voor de gronden die niet binnen het bestemmingsvlak wonen vallen, is er uitsluitend sprake van het verwijderen van het bouwvlak;
  • b. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.1 omschreven waarden;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • e. de regels van Artikel 16 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
4.8.3 Wijziging Natuur - 1

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming (gedeeltelijk) wijzigen in de bestemming Natuur - 1, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig geschaad;
  • b. het bepaalde in Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing.