direct naar inhoud van 3.2 Milieuaspecten
Plan: Olden Tempel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0209.BPOldenTempel-vadf

3.2 Milieuaspecten

Geluid

In opdracht van de gemeente Beuningen heeft ARCADIS een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (rapport B01053/CE/076/000047/ws d.d. 30 september 2009) verricht ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied Olden Tempel in de gemeente Beuningen. Het doel van het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is het berekenen van de geluidsbelasting in het plangebied Olden Tempel waar nieuwe woningbouw mogelijk wordt gemaakt. De berekeningen zijn uitgevoerd voor de toekomstige situatie 2020.

De geluidsbelasting afkomstig van de Leigraaf overschrijdt de voorkeursgrenswaarde. De maximale geluidsbelasting aan de westzijde van het plangebied bedraagt 56 dB. In het geluidsonderzoek is naar de mogelijkheid en effectiviteit van maatregelen gekeken.

De geluidsbelasting kan gereduceerd worden indien de woningen op grotere afstand van de Leigraaf geplaatst worden. Hiermee neemt het aantal mogelijk te projecteren woningen af. Daarnaast is het mogelijk om de geluidsbelasting met enkele dB’s te reduceren door toepassing van een stiller wegdektype. Er heeft een berekening plaatsgevonden waarbij er een ‘dunne deklaag 1’ is toegepast op de Leigraaf. De geluidsbelasting neemt hierdoor af maar de voorkeursgrenswaarde wordt nog steeds overschreden. Na toepassing van ‘dunne deklaag 1’ bedraagt de maximale geluidsbelasting 53 dB.

Het plaatsen van wallen en/of schermen ter verlaging van de geluidsbelasting vanwege de Leigraaf is uit stedenbouwkundige redenen niet wenselijk.

Indien het reduceren van de geluidsbelasting afkomstig van de Leigraaf tot 48 dB met behulp van bron- en/of overdrachtsmaatregelen op bezwaren stuit van landschappelijke, verkeerskundige, financiële of stedenbouwkundige aard, is de bouw van de nieuwe woningen alleen mogelijk indien een hogere waarde is vastgesteld. Bij vaststelling van een hogere waarde dient gebruik te worden gemaakt van het hogere-grenswaarde-beleid van de gemeente Beuningen.

Het betreffende rapport is separaat aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

Bedrijven

Op de Leigraaf zijn een aantal bedrijven gelegen en er ligt een school aan het Koolzaadveld. Deze staan op dusdanige afstand van de nieuw te bouwen woningen dat geen beperkingen worden voorzien met het oog op de gewenste ontwikkelingen.

Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid1 zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn de normen voor de risico's als gevolg van risicovolle inrichtingen vastgelegd.

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Bevi regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Voor het plangebied Olden Tempel zijn twee relevante risicobronnen van belang en dat zijn een aardgasleiding en een tankstation met lpg-verkoop. Verder zijn geen risicobronnen aanwezig.

Het plangebied Olden Tempel ligt in het invloedsgebied van een aardgasleiding, die op meer dan 400 meter afstand is gelegen. De Gasunie heeft voor een plangebied naast het plan Olden Tempel een QRA opgesteld voor deze aardgasleiding. In de QRA is het invloedsgebied van de aardgasleiding beschreven. In onderstaande figuur is de locatie van het plangebied Olden Tempel ten opzichte van het invloedsgebied van de aardgasleiding ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0209.BPOldenTempel-vadf_0001.jpg"

De nieuwbouw van maximaal 100 woningen vervangt maximaal 100 woningen. Met deze ruimtelijke ontwikkeling blijft het groepsrisico gelijk of neemt zelfs af en wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden. Dit is tevens door de Gasunie aangegeven.

De afstand van de aardgasleiding tot het plangebied is zodanig dat nader onderzoek niet noodzakelijk is. Ook met betrekking tot het lpg-tankstation is de afstand voldoende groot om geen nader onderzoek te doen.

Ook is er geen vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water of het spoor in de directe omgeving van het plangebied.

Conclusie

De gemeente Beuningen vindt het niet noodzakelijk om nader onderzoek naar het aspect externe veiligheid. Dit wordt geconcludeerd omdat enerzijds 100 woningen vervangen worden door 100 nieuwe woningen en anderzijds de afstand tot de risicobronnen voldoende groot is.

Luchtkwaliteit

De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd (Stb. 2007, 414). Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de Wet luchtkwaliteit. Deze wet is op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005.

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur Niet in betekenende mate (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 100.000 m2 (in geval van 1 ontsluitingsweg) of een bruto vloeroppervlak van maximaal 200.000 m2 (in geval van 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geldt dat geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden. Hetzelfde geldt voor woningbouwlocaties voor maximaal 1.500 woningen (in geval van 1 ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling).

Onderhavig initiatief behelst een zodanig kleinschalige ontwikkeling dat duidelijk is dat "niet in betekenende mate" wordt bijgedragen aan de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit brengt geen belemmeringen met zich mee.

Bodem

In opdracht van Gemeente Beuningen heeft ARCADIS Nederland BV in februari 2009 een verkennend milieukundig bodemonderzoek (rapport 074150875:A.2 d.d. 28 mei 2009) conform NEN 5740 uitgevoerd ten behoeve van dit project. Het doel was het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en het grondwater op die terreindelen waar tussen 2009 en 2013 ontwikkelingen gaan plaatsvinden.

Uit de resultaten van het bodemonderzoek is het volgende geconcludeerd:

  • Tijdens het veldonderzoek zijn in deelgebieden fase 1 en 2 geen waarnemingen gedaan die zouden kunnen duiden op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging. Op één locatie, gelegen in fase 3, is een dunne puinhoudende laag aangetroffen. Hier werden analytisch echter geen verontreinigingen in aangetoond.
  • In de mengmonsters van de zandige bovengrond zijn geen verontreinigingen vastgesteld. In de kleiige bovengrond overschrijden de barium- en nikkelconcentraties de achtergrondwaarden.
  • In de ondergrond wordt eveneens de achtergrondwaarde voor barium en nikkel overschreden.
  • Het grondwater is bij zowel deelgebied fase 1, 2 als 3 licht verontreinigd met barium en zink.
  • De geconstateerde lichte verontreinigingen van bodem en grondwater kunnen niet gerelateerd worden aan lokale verontreinigingsbronnen. Voor wat betreft de stof barium wordt een natuurlijke oorsprong verwacht.

Met het oog op de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grondwater kan voor alle deellocaties in het onderzoeksgebied gesteld worden dat er geen risico's aanwezig zijn, noch enige belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingsplanwijzigingen.

De rapportage van het bodemonderzoek is separaat aan dit bestemmingsplan toegevoegd.