direct naar inhoud van Artikel 8 Wonen
Plan: Olden Tempel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0209.BPOldenTempel-vadf

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning', voor een zorgwoning al dan niet in combinatie met functie wonen;
  • c. de waterhuishouding;

met daarbijbehorende:

  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • g. tuinen;
  • h. erven.
8.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw mag twee-aaneen of aaneengebouwd (rijenwoningen) worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' mag het aantal aaneen te bouwen wooneenheden niet meer bedragen dan het aangegeven aantal, met dien verstande dat het minimum aantal aaneen te bouwen wooneenheden 3 moet bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn in afwijking van het bepaalde onder b appartementen toegestaan en mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  • e. de breedte van een woonhuis mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • g. in geval van een aangeduide goothoogte mag de dakhelling niet minder dan 40° en niet meer dan 60° bedragen;
  • h. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
8.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor een aanbouw, een uitbouw en een bijgebouw gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag per hoofdgebouw niet meer dan 50 m2 bedragen waarbij tevens geldt dat:
    • 1. bij bouwpercelen tot 200 m² het maximale bebouwingspercentage niet meer dan 60 mag bedragen;
    • 2. bij bouwpercelen van 200 m² tot 400 m² het maximale bebouwingspercentage niet meer dan 55 mag bedragen;
  • d. de goothoogte van een aanbouw, een uitbouw of een aangebouwd bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
  • f. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp mogen gehandhaafd worden.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer dan 2,75 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
8.4 Ontheffing van de bouwregels
8.4.1 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  • a. 8.2.1 onder f en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot niet meer dan 2 m;
  • b. 8.2.1 onder g en toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouwen wordt vergroot tot niet meer dan 65º dan wel wordt verkleind tot niet minder dan 25º dan wel dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • c. 8.2.2 onder a en toestaan dat een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • d. 8.2.2 onder c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte wordt vergroot tot niet meer dan 60 m2.
8.4.2 Afwegingskader

Een in 8.4 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
8.4.3 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing geldt de in 14.1 vermelde voorbereidingsprocedure.

8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijgebouwen;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.
8.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik overeenkomstig de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een aan huis verbonden beroep of bedrijf, mits
    • 1. het bebouwingspercentage ten behoeve van het aan huis verbonden beroep of bedrijf niet meer dan 30 bedraagt van het totale toegestane bebouwde oppervlak van het bouwperceel en met dien verstande dat gezamenlijke oppervlakte voor deze activiteit niet meer dan 45 m² mag bedragen;
    • 2. de gebruiker van de woning ook de beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit ontplooit;
    • 3. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
    • 4. het onbebouwde deel van het bouwperceel niet wordt gebruikt voor activiteiten, waaronder begrepen buitenopslag van materialen;
    • 5. de activiteit niet plaatsvindt dan wel wordt ontplooid in de vrijstaande bijgebouwen;
    • 6. geen detailhandel plaatsvindt, anders dan beperkte verkoop in het klein dat direct verband houdt met de activiteit;
    • 7. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
    • 8. er geen onevenredige verstoring plaatsvindt in de voorzieningenstructuur van het centrum.