direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Lanen-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1676-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 INLEIDING

Gemeente Barneveld wil een nieuw gedeelte van woonwijk De Burgt ontwikkelen aan de zuidzijde van de kern Barneveld. Het gaat om gebiedsdeel 'De Lanen-Oost' met een omvang van circa 70 hectare, waar 226 woningen zullen worden gebouwd, waarvan circa 40% in de categorie sociale huur- en koopwoningen. De locatie van het plangebied is met een rode ellips globaal aangeduid op de onderstaande topografische kaart. In totaal zal De Burgt ruim 2.500 woningen tellen. Tweederde daarvan is inmiddels opgeleverd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1676-0003_0001.png"Afbeelding 1 Topografische kaart, www.gemeenteatlas.nl

De uitvoering van dit plan is niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan (zie paragraaf 2.2). Daarom is voorliggende herziening van het bestemmingsplan opgesteld.

Voorliggend plan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit acht hoofdstukken. Na dit hoofdstuk beschrijft hoofdstuk 2 de bestaande situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving van het plan gegeven. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op het beleidskader. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de randvoorwaarden, waarna in het zesde hoofdstuk de juridische aspecten worden besproken. In hoofdstuk 7 is aandacht voor de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat in op de resultaten van de procedure ten behoeve van dit bestemmingsplan. De bijlagen bij de toelichting zijn opgenomen in alfabetische volgorde.

Hoofdstuk 2 BESTAANDE SITUATIE

2.1 Begrenzing plangebied

Aan de zuidzijde van de kern Barneveld komt een nieuw gedeelte van woonwijk De Burgt. Het gaat om het gebiedsdeel 'De Lanen-Oost', waar 226 woningen zullen worden gebouwd op de percelen, kadastraal bekend gemeente Barneveld, sectie E, nummers 3422, 3427, 3494, 3495, 3516, 4193, 4195, 4196, 4197, 4198, 4500, 4873, 4887, 4888, 5141, 5617, 5621, 5623, 6728 (sommige percelen gedeeltelijk). Aan de westzijde vormt de Burgemeester Aschofflaan de grens van het plangebied. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de Scherpenzeelseweg.

De grens van het plangebied is te zien op de onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1676-0003_0002.png"Afbeelding 2 Plangens 'De Lanen-Oost'

Vóór de voorgenomen ontwikkeling van de woonwijk was het plangebied een kleinschalig kampenlandschap met kleine en grote kampen en essen, dat werd doorsneden door kleine beken. Het kampenlandschap bestond uit een onregelmatige blokverkaveling met daartussen een onregelmatig wegenpatroon. Kenmerkend voor boerenbedrijven was de gemengde bedrijfsvoering van akkerbouw en veeteelt. Ieder kamp bestond uit een boerenerf met akkers en weidegronden.

2.2 Geldende bestemmingen

'De Burgt-Veller e.o.'
Het voorliggende bestemmingsplan 'De Lanen-Oost' is hoofdzakelijk een herziening van een deelgebied van bestemmingsplan 'De Burgt-Veller e.o.' (vastgesteld op 26 maart 2013, NL.IMRO.0203.1014-0003). In het laatstgenoemde bestemmingsplan heeft de raad van gemeente Barneveld de enkelbestemming 'Agrarisch' (artikel 3) en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-1' (artikel 21) toegekend aan de bewuste gronden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde' voor delen van het plangebied.

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf en/of het hobbymatig agrarisch gebruik in de vorm van het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. De voorgenomen woningbouw is niet in overeenstemming met de agrarische bestemming.

'Scherpenzeelseweg VIII'
In het zuidoosten van het gebied 'De Lanen-Oost' valt een relatief klein gedeelte van de gronden binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Scherpenzeelseweg VIII' (vastgesteld op 12 december 2018, NL.IMRO.0203.1222-0002). Aan de bewuste gronden heeft de raad van gemeente Barneveld de enkelbestemming 'Agrarisch - Onbebouwd' (artikel 3) toegekend. Verder rust op de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' (artikel 6) met een functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde'.

De als 'Agrarisch - Onbebouwd' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarisch gebruik in de vorm van het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren en/of hobbymatig agrarisch gebruik. Woningbouw is daar niet toegestaan.

'Rozenstraat-Burgemeester Aschofflaan'
In het zuidwesten is met bestemmingsplan 'Rozenstraat-Burgemeester Aschofflaan' (vastgesteld op 7 juli 2021, NL.IMRO.0203.1617-0002) onder meer een bouwmarkt mogelijk gemaakt. Een gedeelte van de gronden is nu opgenomen in het plangebied 'De Lanen-Oost' ten behoeve van de functies verkeer respectievelijk groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1676-0003_0003.png"Afbeelding 3 Contourenkaart

Conclusie
In de geldende bestemmingsplannen zijn geen mogelijkheden opgenomen die de ontwikkeling van het gebiedsdeel 'De Lanen-Oost' tot een nieuwe woonwijk mogelijk maken, bijvoorbeeld door wijziging of afwijken met een omgevingsvergunning. Daarom is een herziening van de bestemmingsplannen noodzakelijk.

De genoemde dubbelbestemmingen ten behoeve van de archeologische waarden blijven hier buiten beschouwing. Deze komen aan de orde in paragraaf 5.2.1.

Op www.ruimtelijkeplannen.nl is te zien dat ook het voorbereidingsbesluit voor hyperscale datacenters (2022) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het bestemmingsplan 'Parapluherziening Parkeernormen' (vastgesteld op 7 maart 2018, NL.IMRO.0203.1422-0002) van toepassing zijn in het deelgebied 'De Lanen-Oost', maar deze besluiten vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.

Hoofdstuk 3 PLANBESCHRIJVING

Voorgeschiedenis
De ontwikkeling van woonwijk 'De Burgt' heeft een lange geschiedenis, die teruggaat tot de jaren '90 van de vorige eeuw. De woonwijk wordt gerealiseerd in fases. Een groot deel is inmiddels gerealiseerd. Het deelgebied 'De Lanen-Oost' is gesitueerd aan de zuidzijde van de kern Barneveld. Het deelgebied in de stiuatie vóór de voorgenomen ontwikkeling is te zien op de onderstaande luchtfoto.

De ambitie voor de woonwijk vloeit voort uit het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan "Barneveld De Burgt" uit 1996. Het was nodig om dit plan te herijken. Het stedenbouwkundige plan is geactualiseerd in 2021. Voor het plangebied 'De Lanen-Oost' is vervolgens een uitwerking gemaakt (bijlage 35). De hoofdopzet van het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan blijft gehandhaafd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1676-0003_0004.png"

Afbeelding 4 Luchtfoto plangebied (27 maart 2022)

Op 7 juli 2021 heeft de raad van gemeente Barneveld het bestemmingsplan "Rozenstraat-Burgemeester Aschofflaan" (NL.IMRO.0203.1617-0002) vastgesteld. In dit bestemmingsplan is hoofdzakelijk de enkelbestemming 'Detailhandel' toegekend aan de gronden van het perceel Burgemeester Aschofflaan 2-4, kadastraal bekend gemeente Barneveld, sectie E, nummer 6729. Het bestemmingsplan voorzag onder meer in een bouwmarkt en een kringloopwinkel. In september en november van 2021 zijn omgevingsvergunningen verleend voor het bouwen van een bedrijfspand ten behoeve van een bouwmarkt en een perifere detailhandelsvestiging - in afwijking van de toegelaten kringloopwinkel. Inmiddels zijn de bouwmarkt Gamma en de woonwinkel Kwantum gevestigd bij de rotonde van de Scherpenzeelseweg / Burgemeester Aschofflaan ten zuidwesten van het plangebied "De Lanen-Oost".

Stedenbouwkundige opzet
Het uitgangspunt is om een nieuw woonmilieu te realiseren met delen die door de nieuwe ontsluitingsstructuur van elkaar worden gescheiden. In de stedenbouwkundige opzet is er bewust voor gekozen om vanuit het plangebied het zicht op het landschap ten zuiden van de Scherpenzeelseweg te behouden. Naast woningbouw is voorzien in een duidelijke groen- en waterstructuur.

Centraal in het grotere gebied, dat in het eerder genoemde, geactualiseerde stedenbouwkundige plan (2021) "De Burgt III" is genoemd, zal een parkdeel worden ontwikkeld. De parkzone loopt van het noordwesten richting het zuidoosten. Het verbindt drie bestaande erven in De Burgt. De bestaande beplanting en landschapsstructuren die onderdeel zijn van de huidige erven en bijbehorende landerijen kunnen zo geïntegreerd worden in het plan. Ten zuidwesten van het plangebied is grootschalige detailhandel, een bouwmarkt, gerealiseerd.

Het totale gebied De Burgt III zal gefaseerd ontwikkeld worden en in die zin moeten de afzonderlijke delen (fasen) logisch en op zichzelf afgerond kunnen worden. Bij het ontwerpen van de nieuwe woonwijk speelt het onderliggende landschap een belangrijke rol. In de stedenbouwkundige structuur van woonwijk De Burgt zijn de volgende elementen van belang:

  • hoofdinfrastructuur;
  • hoofdgroenstructuur;
  • waterstructuur;
  • de deelgebieden;
  • de randen.

De ringvormige hoofdontsluiting wordt verbonden. Momenteel stopt de hoofdontsluiting aan beide uiteinden van het grotere gebied "De Burgt III". Centraal in dit gebied kruist de hoofdontsluiting met de parkzone, waarbinnen de hoofdgroenstructuur en de snelle fietsverbinding zich bevinden. De snelle fietsverbinding volgt de loop van de parkzone en verbindt de kern met het buitengebied en het Van Lodenstein College, de reformatorische school voor voortgezet onderwijs aan de Lunterseweg 94 in Barneveld. De doorgaande fietsverbinding is te zien op de onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1676-0003_0005.png"Afbeelding 5 Parkzone met fietsverbinding

Na voltooiing van het plangebied 'De Lanen-Oost' vormt de provinciale weg N802, de Scherpenzeelseweg, de rand tussen de bebouwde kom van de kern Barneveld en het naastgelegen agrarische landschap. In de uitwerking van het stedenbouwkundige plan (bijlage 35) is de relatie met het aangrenzende landschap het uitgangspunt geweest voor de verkaveling. Het landschap speelt een sturende rol. Vanaf de noordelijke wijkontsluitingsweg loopt er een drietal 'lanen' tot aan het landschap. In het profiel van deze lanen is ruimte gecreëerd voor wadi's. Deze wadi's zullen ruimte bieden voor de benodigde waterberging en tevens (door middel van beplanting) bijdragen aan de gewenste biodiversiteit in de buurt. Naast de groene wadistructuren is er in het plan een groene speel- en verblijfsplek ontworpen. Deze geleding sluit aan op en verlengt de landschappelijke structuren in de aansluitende parkzone. Hieronder staat de stedenbouwkundige kaart, die ook is opgenomen op paginanummer 11 van het uitgewerkte stedenbouwkundige plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1676-0003_0006.png"Afbeelding 6 Stedenbouwkundige kaart

Woningbouwprogramma
Het woningbouwprogramma van het plangebied 'De Lanen-Oost' gaat uit van de verdeling grofweg 40% sociaal, 22% middelduur en 38% in de duurdere categorie. Er is een mix van woningtypen voor verschillende doelgroepen. Dit bevordert de sociale duurzaamheid en het draagt bij aan een evenwichtigere verdeling van parkeerplaatsen en groen in het straatbeeld. Vrijstaande woningen en twee-aaneengebouwde woningen worden vooral in het noordelijke en het oostelijke deel van het plangebied gerealiseerd. Sociale huur- en koopwoningen komen vooral aan de randen in het zuiden en westen van het plangebied. In het noordwesten van het plangebied komen sociale huurappartementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1676-0003_0007.png"Afbeelding 7 Kaart woningbouwprogramma met legenda

Meer informatie over het woningbouwprogramma is opgenomen in § 3.2 van het uitgewerkte stedenbouwkundige plan (bijlage 35).

Beeldkwaliteit
Naast de uitwerking van het stedenbouwkundige plan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld (bijlage 15). Daarin is een uitgebreidere uiteenzetting van de beoogde beeldkwaliteit gegeven.

De hoofdinstrastructuur en de groen-blauwe hoofdstructuur vormen de begrenzing van het plangebied 'De Lanen-Oost'. Binnen deze ruimtelijke eenheid is er gezocht naar herkenbaarheid in architectuur, zodat de architectuur bijdraagt aan de identiteit van de buurt. De ruimtelijke kwaliteit van de eenheid en herkenbaarheid zullen worden ingezet in het ontwikkelen van sterke sociale structuren in de buurt.

De visuele relaties met het aangrenzende landschap worden gebaseerd op de traditionalistische voorbeelden van de wederopbouwarchitectuur. Deze architectuurstijl haalt kenmerken uit ambachtelijke bouwmethoden die gebruikt werden voor het industriële tijdperk. Dit resulteert in een architectuur met belangrijke kenmerken.

De woningen bestaan voor het overgrote deel uit eengezinswoningen, opgebouwd uit twee lagen met een kap. De rug-aan-rug en beneden-bovenwoningen woningen hebben een dak eindigend in een nok. Het appartementengebouw is plat afgedekt. Lange rijen worden subtiel opgeknipt door een kleine verspringing in de rooilijn en dakvlak te ontwerpen. De voorzijdes van de woningen zijn georiënteerd aan de aangrenzende straat. De entree van de woningen ligt iets terug in de voorgevel, waardoor er een nis ontstaat. Prominente hoekwoningen of woningen in zichtlijnen vanuit straten zijn voorzien van een tuit of prominente dakopbouw als onderdeel van de compositie. Er worden ambachtelijke details toegepast.

In het stedenbouwkundig plan is architectonisch een subtiele extra laag gegeven door middel van het opnemen van 'specials'. In het plangebied 'De Lanen-Oost' is er ruimte voor het afwijken van de algemene sfeer en identiteit van de buurt door in te spelen op een ander volume/massa, verhoudingen en materiaalgebruik. Deze 'specials' voegen een extra laag toe aan de ruimtelijke kwaliteit. De locaties van de 'specials' zijn aangeduid op de kaart op paginanummer 18 van het beeldkwaliteitsplan (bijlage 15).

Openbare ruimte
In het plangebied 'De Lanen-Oost' is de groene ruimte ingezet om kwaliteit van leven toe te voegen. De kaart op paginanummer 21 van de Uitwerking stedenbouwkundig plan De Burgt d.d. 11 juli 2022 (bijlage 35) is illustratief. Het doel is om zo weinig mogelijk verharding toe te passen en waar mogelijk een half-open verharding aan te leggen, zoals parkeerplaatsen. Groen, in de vorm van wadi's en bomen, begeleidt de drie noord-zuid lopende lanen in de buurt. Deze groene lanen zijn samen met het centrale, groene parkje c.q. het speelplein de groene dragers van de buurt. Door subtiel met hoogteverschillen te werken, wordt het groene karakter van deze plekken gemaximaliseerd en worden speelplekken gecreëerd. Het ontwerp bestaat uit een grote diversiteit aan vaste planten, hagen, struiken en bomen. Dit zorgt voor een hoge belevingswaarde voor de bewoners en voor voldoende voedsel voor insecten, kleine zoogdieren en vogels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1676-0003_0008.png"Afbeelding 8 Schetsontwerp inrichting openbare ruimte

Het waterbeheer is een zichtbaar onderdeel van de openbare ruimte van de wijk. De wadi's in de straten krijgen een natuurlijke, natuurinclusieve inrichting. Ze hebben een meervoudige functie van water bergen, groen en biodiversiteit, en spelen. Aan de zuid- en de noordzijde van het plangebied is open water gelegen.

Ontsluiting
De ontsluiting van het plangebied 'De Lanen-Oost' verloopt via de nieuwe verlengde Burgemeester Labreelaan en de Burgemeester Aschofflaan uiteindelijk naar de Scherpenzeelseweg. Aan de noordzijde van het plangebied komt een nieuwe ontsluitingsweg die verbindt met de deelgebieden 'Woudse Erven' en 'Nederwoudse Brinken'. Deze nieuwe ontsluitingsweg maakt onderdeel uit van het plangebied. De doorgaande fietsverbinding komt aan de oostzijde van 'De Lanen-Oost'. Door en langs de buurt lopen ook verschillende doorgaande fietsverbindingen. Dit zijn snelle verbindingen richting het buitengebied en het centrum van Barneveld.

Het aantal parkeerplaatsen is gebaseerd op de Nota Parkeernormen (2020) (bijlage 1 bij de regels van dit bestemmingsplan). Er is rekening gehouden met de bezettingsgraad van een parkeerplaats op privéterrein. Het openbaar gebied telt 277 parkeerplaatsen. Op eigen terrein zijn 152 parkeerplaatsen aanwezig. Paragraaf 5.15 van deze toelichting bij het bestemmingsplan is gewijd aan het aspect verkeer.

Een meer gedetailleerde beschrijving van de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied staat in de uitwerking van het stedenbouwkundige plan (bijlage 35).

Hoofdstuk 4 BELEIDSKADER

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleidskader. Het gaat om beleid en beleidsnota's die direct dan wel indirect doorwerken in het bestemmingsplan of invloed hebben op de bestemmingsregelingen. Van deze nota's is hierna per bestuursniveau een beknopte samenvatting gegeven.

4.2 Rijk

4.2.1 Nationale Omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw, zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:

  • 1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.

Doorwerking

De voorgenomen ontwikkeling van het deelgebied 'De Lanen-Oost' is gericht op het completeren van woonwijk De Burgt aan de zuidzijde van de kern Barneveld. Bij het ontwerpen van de buurt is het kampenlandschap als uitgangspunt genomen. Het plangebied krijgt daardoor een groene uitstraling. Het initiatief draagt bij aan de prioriteiten van de NOVI door het versterken van de kern van Barneveld, waarbij de karakteristieke eigenschappen en kenmerken van het Nederlandse landschap en dat van de gemeente Barneveld centraal staan. Daarnaast wordt met het waterbeheer ingespeeld op klimaatadaptatie.

Het beoogde plan is dus in lijn met de prioriteiten. De NOVI vormt daarom geen belemmering voor dit plan.

4.2.2 Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009-2015. Het bevat de hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid en de aspecten van het ruimtelijk beleid die daartoe behoren. Het Nationaal Waterplan verankert het nieuwe beleid voor de komende 6 jaar met een vooruitblik richting 2050: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst.

In het Nationaal Waterplan staan 5 ambities centraal. Nederland moet de veiligste delta in de wereld blijven. Deze ambitie wordt vooral ingevuld door onze veiligheidsnormen tegen overstroming te vernieuwen. Daarnaast wordt ingezet op een verbetering van de waterkwaliteit (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics). Dit zorgt ervoor dat de Nederlandse wateren schoon en gezond zijn en er genoeg zoet water is. Verder beschrijft het Nationaal Waterplan dat Nederland klimaatbestendig en waterrobuust wordt ingericht en dat Nederland een gidsland is en blijft voor watermanagement en -innovaties. Dat is gunstig voor onze economie en ons verdienvermogen. De vijfde ambitie bestaat eruit dat Nederlanders waterbewust leven. Deze ambities moeten gezamenlijk ingevuld worden door iedereen die werkt aan de ruimtelijke inrichting van Nederland: alle overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen.

Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).

4.2.3 Crisis- en herstelwet

Op 1 januari 2010 is de Crisis- en herstelwet (Chw) in werking getreden. Deze wet geeft regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten.

Op 25 april 2013 is de Crisis- en herstelwet via een wijzigingswet permanent gemaakt en zijn verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht doorgevoerd (zie kamerstukken 33.135).

De Chw omvat twee categorieën maatregelen:

  • tijdelijke maatregelen voor afgebakende lijsten met projecten en bevoegdheden;
  • wijzigingen van bijzondere wetten.

In Bijlage I van de Chw worden onder meer de volgende ruimtelijke en infrastructurele projecten genoemd, waarop de wet van toepassing is:

  • zeer diverse projecten op het gebied van duurzame energie;
  • gebiedsontwikkeling en werken van lokaal of regionaal belang, onderverdeeld in:
    • 1. een bestemmingsplan voor de bouw van meer dan 11 woningen in een aaneengesloten gebied, of de herstructurering van woon- en werkgebieden;
    • 2. een bestemmingsplan voor de aanleg of wijziging van wegen;
    • 3. projecten ten behoeve van de inpassing in het landschap, natuurontwikkeling of recreatiedoeleinden, waar deze samenhangen met projecten ten aanzien van de in bijlage I bedoelde projecten ten aanzien van wegen.

Doorwerking in plangebied
In dit geval is de Crisis- en herstelwet van toepassing, want de voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op de bouw van 226 woningen. Dit heeft tot gevolg dat het niet mogelijk is om pro forma-beroep in te stellen tegen het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan. Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd. Op het beroep dient de rechter bij toepassing van de Chw binnen zes maanden na binnenkomst van het beroepschrift te beslissen.

4.3 Provincie

4.3.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

Algemeen

De provincie Gelderland heeft een Omgevingsvisie en -verordening. Deze plannen gaan over verkeer, water, natuur, milieu en ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysiek leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd. Met de Omgevingsvisie en -verordening loopt de provincie vooruit op de aankomende Omgevingswet, die op 1 januari 2024 van kracht wordt. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in gesprek met de omgeving. Wanneer het nodig is, actualiseert de provincie onderdelen van de Omgevingsvisie en -verordening.

Vanaf 2019 actualiseert de provincie de Omgevingsverordening opnieuw, zodat deze verder in lijn wordt gebracht met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en anticipeert op de eisen van de Omgevingswet.

4.3.1.1 Omgevingsvisie

Provinciale staten van Gelderland hebben op 19 december 2018 de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 vervangt na publicatie de Omgevingsvisie Gelderland 2014-2018. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 gaat in de breedte over het beleid van de provincie voor de fysieke leefomgeving. Anders dan de Omgevingsvisie Gelderland 2014-2018, geeft de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 richting op de strategische hoofdlijnen van het beleid. Beide visies integreren een vijftal wettelijk verplichte planfiguren voor het provinciaal beleid voor de leefomgeving; te weten ruimte, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer.

Gelderland werkt samen met partners aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Dit doen ze door zich bij het uitvoeren van onze taken te richten op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met hulp van zeven onderwerpen geven ze hier richting aan:

  • energietransitie
  • klimaatadaptatie
  • circulaire economie
  • biodiversiteit
  • bereikbaarheid
  • economisch vestigingsklimaat
  • woon- en leefklimaat

Doorwerking in plangebied

Ten aanzien van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling is met name het speerpunt woon- en leefklimaat van toepassing. De provincie streeft naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Daarbij zijn de volgende ambities opgesteld:

  • Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. We benutten de bestaande bebouwde omgeving optimaal met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen.
  • Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. In 2035 zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas.
  • Woningen in Gelderland zijn in 2050 klimaatneutraal.

Met de beoogde ontwikkeling wordt hier invulling aangegeven door duurzame woningbouw toe te passen. De woningen worden goed geïsoleerd en zullen aardgasloos worden aangelegd. Verder worden lucht - waterwarmtepompen en PV-panelen toegepast. Er is voldaan aan de thans geldende landelijke eisen.

Het beoogde programma varieert in woningbouwtypen (appartementen, rijtjes, twee-onder-een-kap en vrijstaande woningen) en prijs. Daarmee speelt de ontwikkeling in op de diversiteit aan woningvraag.

Daarnaast is het plangebied aangewezen voor de mogelijkheid van grote zonneparken en windenergie aandachtsgebied. Met de beoogde ontwikkeling is hiervan geen gebruik gemaakt. Echter sluiten de gronden direct aan op bestaand bebouwd gebied en is er nog voldoende ruimte beschikbaar om meer geschikte gronden voor de genoemde mogelijkheden te gebruiken. Bovendien zijn hiervoor verder geen regels opgenomen waaraan voldaan dient te worden.

De beoogde ontwikkeling draagt bij aan een divers woon- en leefklimaat en is in overeenstemming met de omgevingsvisie.

4.3.1.2 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening Gelderland heeft de status van ruimtelijke verordening, milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening. De 'Ruimtelijke Verordening Gelderland' en de 'Ruimtelijke Verordening Gelderland, eerste herziening', zijn ingetrokken.

De Omgevingsverordening is met ingang van 17 oktober 2014 in werking getreden. De provincie actualiseert regelmatig de Omgevingsverordening.

In de (geconsolideerde) Omgevingsverordening is het plangebied opgenomen op de kaarten:

  • Kaart 2: Regels Glastuinbouw

Het bepaalde in afdeling 2.3 Glastuinbouw, artikelen 2.16 en 2.17 is van toepassing. De relevante bepalingen over nieuwvestiging en uitbreiding van een glastuinbouwbedrijf respectievelijk de eenmalige uitbreiding van een bestaand glastuinbouwbedrijf luiden als volgt:

Artikel 2.16 (nieuwvestiging en uitbreiding glastuinbouwbedrijf)

  • 1. Een bestemmingsplan laat nieuwvestiging en uitbreiding van een glastuinbouwbedrijf met een glasopstand vanaf twee hectare alleen toe binnen een glastuinbouwontwikkelingsgebied.
  • 2. Een bestemmingsplan laat in een glastuinbouwontwikkelingsgebied een andere functie dan glastuinbouw alleen toe als die andere functie bijdraagt aan de herstructurering van de glastuinbouwsector.

Artikel 2.17 (eenmalige uitbreiding bestaand glastuinbouwbedrijf)

Een bestemmingsplan kan, gerekend vanaf 29 juni 2005, eenmalig een uitbreiding tot vijf hectare toelaten van een bestaand glastuinbouwbedrijf buiten een glastuinbouwontwikkelingsgebied, als in de toelichting op het bestemmingsplan wordt aangetoond dat:

  • a. de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige voortzetting van het bedrijf;
  • b. verplaatsing naar een glastuinbouwontwikkelingsgebied bedrijfseconomisch niet haalbaar is;
  • c. deze uitbreiding zich verdraagt met de ter plaatse relevante omgevingskwaliteiten als bedoeld in artikel 1.1a, tweede lid, van belang zijnde gebiedskwaliteiten van natuur, landschap en water.

Doorwerking in plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in glastuinbouw. De regels uit de omgevingsverordening vormen dan ook geen belemmering voor de voorgenomen woningbouw.

In artikel 2.2, eerste lid van de Omgevingsverordening is een instructieregel opgenomen voor bestemmingsplannen met het oog op de doorwerking van de regionale woonagenda. Die bepaling luidt als volgt: 'Een bestemmingsplan maakt nieuwe woningen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda.' In de toets aan de zogeheten 'ladder voor duurzame verstedelijking' is uiteengezet dat de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied in overeenstemming is met de regionale woonagenda (bijlage 23).

In artikel 2.65b van de Omgevingsverordening is bepaald dat de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving dient te bevatten van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of te beperken. Verder is overleg met het dagelijks bestuur van het waterschap voorgeschreven. De maatregelen zijn beschreven in § 4.6.3 van deze toelichting bij het bestemmingsplan.In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is overleg gevoerd met waterschap Vallei en Veluwe. In § 8.2 van deze toelichting is de verantwoording van het bestuurlijk vooroverleg opgenomen.

Het plan is in overeenstemming met de verordening.

4.3.2 Actieplan Wonen

In maart 2020 is het 'Actieplan Wonen 2020-2025' vastgesteld. De provincie Gelderland heeft te maken met een urgente vraag naar woonruimte. In de provincie moeten er tot 2030 ruim 80.000 nieuwe woningen worden gebouwd.

De provincie wil met dit Actieplan Wonen een bijdrage leveren aan de uitvoering van de bouwopgave. Drie doelen staan in dit actieplan centraal:

  • 1. versnelling van de woningbouw (sneller);
  • 2. meer betaalbare woningen (betaalbaar);
  • 3. meer flexibele woonvormen (flexibel).

In de periode 2020-2025 wil de provincie de bouw van ongeveer 45.000 woningen versnellen, daarbij zijn 14 actiepunten opgesteld:

Acties 'Sneller':

  • 1. Vijftig bouwprojecten versnellen.
  • 2. Zachte plannen omzetten in harde plannen in de Food Valley.
  • 3. Procedures versimpelen, bijvoorbeeld met betrekking tot stikstof.
  • 4. Van leegstand naar wonen met SteenGoed Benutten.
  • 5. Ondersteunen bij herprogrammering.
  • 6. Bouw Academie oprichten.
  • 7. Conceptbouw ondersteunen.

Acties 'Betaalbaar':

  • 1. Subsidieregeling betaalbare woningen instellen.
  • 2. Samenwerking voor midden huur stimuleren.
  • 3. Doorstroomregeling sociale huur.
  • 4. Verkenning: KoopGarantfonds oprichten.
  • 5. Starterslening meefinancieren.

Acties 'Flexibel':

  • 1. Handboek en projectsubsidies Flexwonen.
  • 2. 25 flexibele woningbouwlocaties benoemen.

Het actieplan zorgt voor een betere beschikbaarheid en betaalbaarheid van sociale en middeldure huur- en koopwoningen. Daarnaast worden 2000 flexibele woningen toegevoegd. Dat zijn tijdelijke huizen gerealiseerd door nieuwbouw of transformatie van bestaande woningen.

Doorwerking in plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de bouw van nieuwe woningen mogelijk en draagt zo bij aan het 'Actieplan Wonen 2020-2025'.

4.4 Regio

4.4.1 Regionaal Adaptatie Plan Vallei en Veluwe

Op 4 december 2020 is het Regionaal Adaptatie Plan Vallei en Veluwe (RAP) ondertekend door de Manifestregio. In de regio werken 28 gemeenten, waterschap Vallei en Veluwe, provincies Utrecht en Gelderland, Vitens, Veiligheidsregio's en Rijkswaterstaat samen op het gebied van klimaatadaptatie.

Met het RAP geeft de regio invulling aan de landelijke opgave voor overheden om vanaf eind 2020 klimaatadaptief te werken om in 2050 klimaatbestendig te zijn. Deze opgave komt voort uit het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie.

Het klimaat verandert namelijk snel en merkbaar. Klimaatadaptatie is omgaan met het nieuwe klimaat met extremer weer: heftige buien of juist lange periodes van hitte en droogte. De omgeving waarin we leven, werken en ontspannen, maar ook de manier van leven moeten we daarop aanpassen.

In het RAP zijn de regionale aandachtsgebieden voor de komende jaren bepaald, aanvullend op wat elke partij zelf moet of kan doen. Vooraf zijn voor het hele gebied de kwetsbaarheden van wateroverlast, droogte en hitte in kaart gebracht in een klimaateffectatlas. Tevens zijn risicodialogen met elkaar gevoerd over de gevolgen van klimaatverandering en de opgaven voor de regio.

Het RAP is een strategische agenda rondom 4 thema's: Prettig wonen en werken, Aangenaam recreëren, Basisfuncties (elektriciteit, hoofdwegennet, verpleeghuizen, etc.) veilig stellen en Natuurlijk bodem- en watersysteem. Per thema zijn (hoofd)ambities, speerpunten en maatregelen geformuleerd.

  • Het thema prettig wonen ambieert een klimaatbestendige, veilige en gezond ingerichte stedelijke omgeving. Speerpunten zijn Ketenafspraken klimaatbestendig bouwen, Ontwikkelafspraken met woningcoöperaties, Instrumentenmix voor bestaand stedelijk gebied, Stimuleringsregeling klimaatbestendige maatregelen en Hitteplan.
  • Het thema Aangenaam recreëren ambieert een klimaatbestendige, veilige en gezond ingericht recreatief buitengebied. Het speerpunt is Groen-blauwe recreatie.
  • Het thema Basisfuncties ambieert een veilig en robuust ontworpen nutsvoorzieningen en infrastructuur. Speerpunten zijn Natuurbranden preventieplan, Overstromingsbestendige gebieden en gebouwen, (Hoofd)verdeelstations beoordelen en Doorgaande wegen klimaatrobuust.
  • Het thema Natuurlijk bodem- en watersysteem ambieert een klimaatbestendig, robuust en veerkrachtig natuurlijk bodem- en watersysteembeheer. Speerpunten zijn Loofbomen advies, Waterbeschikbaarheidsstrategie, Duurzaam grondwatersysteem en Verkenning regio Vallei en Veluwe – 2120.

In Werkplannen wordt concreet aangegeven hoe de ambities in het RAP voor telkens een periode van 2 jaar worden uitgewerkt. De opgaven worden regionaal verdeeld en er worden verbindingen gelegd. Van belang is dat ook inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties worden betrokken.

Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de watertoets (bijlage 47) zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.15).

4.4.2 Regionale Woonagenda 2.0

Het Actieplan Wonen van de provincie Gelderland beschrijft dat de woningbouw moet versnellen. De verwachte woningbouwproductie in de regio is gebaseerd op afspraken met de regio Foodvalley. De Regio Foodvalley heeft in 2018 een Regionale Woonagenda 2.0 opgesteld. Het doel van deze regionale woonagenda is "het vergroten van de aantrekkelijkheid, wervingskracht en betaalbaarheid van het wonen in de Foodvalley regio, uitgewerkt in het toekomstbestendig maken van de bestaande woningvoorraad (energiezuinigheid/duurzaamheid, levensloopbestendigheid, leefbaarheid) en voorzien in de (nieuwe) woningbehoefte van starters, ouderen, studenten, kenniswerkers en doorstromers". In de regionale woonagenda worden zeven thema's benoemd:

  • 1. Flexibiliteit en differentiatie in woningbouw 
    Vergroten van de flexibiliteit en differentiëren van de kwaliteit van de uitleglocaties in de regio Foodvalley.
  • 2. Middenhuur
    Stimuleren van meer middenhuur in de regio Foodvalley in nieuwbouw en in de bestaande voorraad.
  • 3. Duurzaamheid
    Stimuleren van eenduidig regionaal beleid voor energieneutraliteit en gasloos bouwen voor nieuwbouw en bestaande bouw.
  • 4. Wonen, welzijn en zorg / kwetsbare en bijzondere doelgroepen 
    Inzicht in vormen van gewenste samenwerking voor wonen, welzijn, zorg incl. kwetsbare en bijzondere doelgroepen als arbeidsmigranten, AMV'ers, studenten.
  • 5. Transformatie en herontwikkeling
    Ontwikkelen van regionale afspraken/tools voor transformaties en binnenstedelijke (her-)ontwikkelingen.
  • 6. Leefbaarheid / naoorlogse wijken
    Ontwikkelen van regionale afspraken/tools voor versterking van leefbaarheid in jaren '50-'70 wijken.
  • 7. Monitoring
    Regelmatig actualiseren van gerealiseerde woningen, afzet en verhuur, doorstroming en planvoorraad.

Die uitwerking van de thema's en afspraken vormen de regionale woonagenda 2.0. De regio Foodvalley denkt na over de vraag in hoeverre de bestaande woningvoorraad (straks) nog aansluit op de woningvraag. De vraag verandert snel en ook in Regio Foodvalley staat de kwaliteit van het wonen in wijken en buurten onder druk. Verder zullen vergrijzing en individualisering van het wonen ook in de regio doorzetten. De regio heeft een stevige economische ambitie die een goed vestigingsklimaat vereist, waar het wonen een belangrijk onderdeel van uitmaakt. De veranderende woningmarkt en behoeften worden opnieuw gemonitord en in nieuwe ambities gewerkt. Dit leidt tot de woonagenda 3.0 die ten tijde van de voorbereiding van dit bestemmingsplan nog niet is vastgesteld.

4.5 Waterschap

4.5.1 Blauwe Omgevingsvisie 2050

De driedimensionale Blauwe Omgevingsvisie 2050 (BOVI) is de langetermijnvisie van Waterschap Vallei en Veluwe. Met deze BOVI zet Waterschap Vallei en Veluwe op een geheel nieuwe wijze koers naar een duurzame en waterinclusieve leefomgeving. Daarbij kijkt Waterschap Vallei en Veluwe integraal, grensontkennend, over de grenzen van taken en gebieden heen en werkt vanuit de drie zogenoemde waterprincipes:

  • 1. Water is een ordenend principe in de ruimtelijke ordening.
  • 2. Maximaal vasthouden en schoonhouden van water.
  • 3. Partnerschap als watermerk.

Deze principes leiden tot één samenhangende weergave van water in het landschap van Vallei en Veluwe: één kringloop van bron tot monding, door stedelijk en landelijk gebied en van boven- en ondergrond.

Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de BOVI 2050 zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).

4.5.2 BOP 2022-2027 Waterschap Vallei en Veluwe

Het Blauw Omgevingsprogramma (BOP) is het waterbeheerprogramma van Waterschap Vallei en Veluwe voor de planperiode 2022-2027. Het gebied, de maatschappelijke thema's en samenwerking met partners zijn meer centraal gezet dan in voorgaande waterbeheerprogramma's. Het waterbeheerprogramma is een kerninstrument onder de Omgevingswet en bevat naast de verplichte onderdelen van het programma (zoals Kader Richtlijn Water (KRW), Richtlijn Overstromings Risico's (ROR), zwemwaterrichtlijn) ook een niet verplicht deel. Het BOP is daarmee het wettelijk instrument van het waterschap om de doelen voor de middellange termijn vast te leggen. In het BOP worden doelen uit de Blauwe Omgevingsvisie 2050 (BOVI2050) doorvertaald naar gebiedsgerichte doelen. De hoofddoelen van het BOP zijn hieronder kort beschreven.

Waterveiligheid
Een zo goed mogelijke bescherming tegen overstromingen volgens de wettelijke normen.

Watersysteem
Een toekomstbestendig en klimaatrobuust grond- en oppervlaktewatersysteem, dat passend is ingericht naar de veranderende gebiedswensen.

Wonen en zuiveren
Een robuust proces voor het verwerken van extreme neerslag en inzameling van stedelijk en industrieel afvalwater in bebouwd gebied, tot aan het lozen van effluent in het watersysteem.

Circulaire economie
Volledig circulair opereren in 2050 door anders om te gaan met grondstoffen en goed samen te werken met partners en de omgeving.

Energietransitie
Het eerste energieneutrale waterschap van Nederland worden om een voorbeeld te zijn op het gebied van de energietransitie.

Doorwerking in plangebied

De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).

4.6 Gemeente

4.6.1 Structuurvisie Kernen Barneveld 2022

De gemeenteraad heeft op 22 november 2011 de "Structuurvisie Kernen Barneveld 2022" vastgesteld. De structuurvisie legt de gemeentelijke visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het eigen grondgebied vast. Het bestemmingsplan zal hierbinnen moeten passen. De structuurvisie bevat een uitvoeringsprogramma. Hierin laat de gemeente zien hoe het voorgenomen beleid gerealiseerd zal worden. In de structuurvisie is een groot aantal ruimtelijke projecten opgenomen, waarvoor investeringen in de openbare ruimte noodzakelijk zijn. Ook is er een groot aantal lopende en potentiële bouwmogelijkheden.

Uit de kaart behorende bij de structuurvisie (paginanummer 54) blijkt dat de het plangebied grotendeels is aangemerkt als woongebied in voorbereiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1676-0003_0009.png"

Afbeelding 9 Fragment visiekaart Structuurvisie Kernen Barneveld 2022

Op paginanummer 21 van de structuurvisie staat: 'Een deel van de in 2009 aangewezen zoekzones is anno 2011 reeds in voorbereiding. Deze zijn aangeduid op de plankaart. Het betreft de volgende locaties: De Burgt, Veller I en II (Barneveld) [...]'.

De volgende passage komt uit § 4.1.2. en gaat specifiek over Barneveld-Zuid (c.q. De Burgt): 'In de eerste plaats zal het gebied De Burgt in de komende jaren verder worden ontwikkeld, volgens de bestaande plannen. De randzone van De Burgt leent zich voor vormen van meervoudig ruimtegebruik in de vorm van geluidwerende voorzieningen, gecombineerd met woningen, perifere detailhandel e.d., die met elkaar een buffer vormen tussen de woonwijk en de omringende wegen. De Burgt zal aan de zuidzijde worden begrensd door de Scherpenzeelseweg, die op termijn de functie van rondweg zal vervullen. Dit geeft een vrij harde overgang naar het buitengebied. [...] Het gebied De Burgt (inclusief voorzieningenstrook langs de Lunterseweg) is met de aanduiding Br3 opgenomen in de op 12 december 2006 vastgestelde “uitwerking zoekzones Regio Vallei” van het streekplan Gelderland.'

De gronden die grenzen aan de Scherpenzeelsweg zijn in de structuurvisie aangewezen als zoekgebied voor voorzieningen (korte termijn). In § 4.1.3. van de structuurvisie gaat het over de voorzieningenstroken in Barneveld-Zuid: 'Bij een groeiende gemeente hoort het denken over de spreiding van voorzieningen. In [...] werd al aangegeven dat er enkele plaatsen aangewezen zijn voor de realisatie van een nevenvestiging dagelijkse boodschappen (supermarkt) en perifere detailhandel voor enkele branches voor doelgerichte aankopen. Enkele locaties in Barneveld Zuid behoren hiervoor tot de mogelijkheden. Aan de Scherpenzeelseweg is een strook aangegeven waar zich perifere detailhandel kan vestigen. Het gaat bij voorkeur om grootschalige doelgerichte detailhandel (met b.v. een hoog ‘showroomgehalte’), waarvoor de bereikbaarheid belangrijk is. Door de directe aansluiting op de A30 kunnen zij een regionale functie hebben.'

Met de beoogde woningbouwontwikkeling wordt aangesloten bij de structuurvisie van de gemeente Barneveld. De locatie is reeds aangewezen voor woningbouw en sluit aan op de bestaande bebouwing.

4.6.2 Bestemmingsplannen globaal en flexibel

Op 6 mei 2014 heeft de raad de kaderstellende notitie 'Bestemmingsplannen globaal en flexibel' vastgesteld. Met deze notitie geeft de raad voor met name grote(re) uitleggebieden kaders aan om bestemmingsplannen globaal en flexibel te maken, om adequaat te kunnen inspelen op maatschappelijke en marktontwikkelingen.  Daarmee ontstaat enige ruimte om een plan te kunnen wijzigen, maar zonder significant verlies van kwaliteit in de openbare ruimte, beeldkwaliteit en rechtszekerheid.

Globaal en flexibel zijn twee naast elkaar staande begrippen. Een globaal bestemmingsplan is een bestemmingsplan waarbij de belangrijkste uitgangspunten voor een gebied zijn vastgelegd. In een globaal bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden niet vastgelegd of gebonden aan een concreet perceel. Het tegenovergestelde van globaal bestemmen is gedetailleerd bestemmen, want een gedetailleerd bestemmingsplan legt juist wel een eindbeeld vast.

Naast het begrip globaal, kennen we ook nog de begrippen star en flexibel. We spreken van een star bestemmingsplan als het niet of nauwelijks mogelijk is om van een bestemmingsplan af te wijken. Flexibel bestemmen is het tegenovergestelde. Flexibel bestemmen laat meer ruimte om in te spelen op initiatieven die niet direct zijn geregeld. Flexibiliteit is in het bestemmingsplan in te bouwen door te werken met afwijkingsregels, wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten.

De notitie richt zich op toekomstige ontwikkelingen in de kernen, waarbij met name is gekeken naar de bestemmingen voor wonen en bedrijven.

Doorwerking in plangebied
In het voorliggende bestemmingsplan zijn de volgende kaders uit de notitie toegepast:

  • de gebruikelijke binnenplanse afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen;
  • de hoofdstructuur van wegen, water en groen is vastgelegd;
  • de vrije situering van woningen binnen het bouwvlak toe te laten - alleen bij sommige deelgebieden.

Voor het overige is geen toepassing gegeven aan de kaders uit de notitie.

4.6.3 Energiebeleid gemeente Barneveld 2015-2020

De raad heeft in 2015 de Energievisie gemeente Barneveld 2015-2020 ('investeren in Barneveldse bronnen') vastgesteld. Het energievraagstuk staat de laatste jaren landelijk stevig op de (politieke) agenda. Naast het milieumotief en betaalbaarheid zijn ook maatschappelijke verantwoordelijkheid en energie-onafhankelijkheid steeds meer een argument om actie te ondernemen. De gemeente Barneveld voelt de urgentie om een bijdrage te leveren aan een schone, betrouwbare en betaalbare energievoorziening en heeft een doelstelling vastgesteld die hoger ligt dan de landelijke energiedoelstellingen.

Woningen en bedrijfspanden moeten de komende jaren fors energiezuiniger worden. Ook moet de gemeentelijke overheid in opdracht van de rijksoverheid uiterlijk in 2021 een warmteplan opstellen, dat de basis gaat vormen voor het uitfaseren van het gebruik van aardgas.

De gemeente ziet graag dat de woningen en bedrijven aardgasloos en energieneutraal worden gebouwd. De gemeente is medio 2018 een verkenning gestart naar hoe een aardgasvrije gemeente vorm zou kunnen krijgen. Naar aanleiding van de uitkomsten hiervan kunnen keuzes voor de energievoorziening voor nieuw te bouwen woningen en/of bedrijven in de toekomst beïnvloed worden. Bijvoorbeeld waar het gaat om mogelijkheden om aan te sluiten bij een collectieve warmtevoorziening of een wijkgerichte aanpak voor het verduurzamen van woningen (Wijk van de Toekomst).

Wettelijke eisen Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG)
Voor alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw, geldt dat aanvragen om een omgevingsvergunning vanaf 1 juli 2021 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG). De nieuwe gebouwen zullen voldoen aan het Bouwbesluit 2012.

Warmtepompen
Er zijn voorbeelden van geluidsoverlast veroorzaakt door warmtepompen, omdat er bij de plaatsing geen rekening gehouden is met het geluidsaspect of de warmtepomp verouderd is. Een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de warmtepomp is noodzakelijk en er moet voldaan worden aan een acceptabel geluidsniveau. Als het geluidniveau op 5 meter van warmtepomp hoger is dan 30 dB(A) of als dit het geval is bij een kortere afstand tot de buurwoning dan is het toepassen van een geluiddempende omkasting nodig. Hiervoor komen steeds meer innovaties op de markt (bijvoorbeeld in een dummy schoorsteen).

Per 1 april 2021 worden nieuwe geluidseisen gesteld aan (nieuw te plaatsen) buiten opgestelde installaties voor warmte- of koude opwekking. Het gaat hierbij om warmtepompen en airco's die worden toegepast bij woningen en woongebouwen. Deze installaties mogen niet meer dan 40 dB geluid veroorzaken bij de buren. In dit geval is het installatieconcept zo ontworpen dat is voldaan aan de geluidseisen uit het Bouwbesluit.

Zonnepanelen en collectoren
Gebruik van zonne-energie kan significant bijdragen aan de benodigde duurzame energieopwekking. In dit plan zijn zonnepanelen opgenomen, die direct bij de bouw worden meegenomen. De zonnepanelen zijn geïntegreerd in het ontwerp van het gebouw.

Materialen
In het ontwerp van een woning of gebouw kan door een slim ontwerp daglicht optimaal worden benut en zodat de benodigde energie voor verlichting zo laag mogelijk is en de binnen temperatuur zo min mogelijk fluctueert.

De hoeveelheid materialen wordt zoveel mogelijk beperkt en gebruik van gezonde en duurzame materialen – gezien over de hele levenscyclus - heeft de voorkeur.

Laadpalen
Elektrisch autorijden is beter voor het milieu dan rijden op fossiele brandstoffen. Er wordt namelijk geen CO2 uitgestoten door de auto. De gemeente staat dan ook positief tegenover het plaatsen van laadpalen voor elektrische voertuigen.

Duurzaamheid in het openbaar gebied of op eigen terrein
Er moet aandacht zijn voor energiezuinige openbare verlichting. Daarbij denken we aan een verlichtingsplan, waarbij zo weinig mogelijk lantaarnpalen worden toegepast, uitgevoerd met (dimbare) LED-lampen.

Daarnaast is het vanuit duurzaamheidsoogpunt van belang om de hoeveelheid materiaalgebruik voor wegen en de verharde oppervlakte in het plangebied zo laag mogelijk te houden. Dat kan worden bereikt door de weglengte en -breedte zoveel mogelijk te beperken en doorlatende verharding toe te passen. Bij de keuze voor het materiaalgebruik heeft de gemeente ook hier de voorkeur voor het gebruik van duurzame materialen, bij zowel productie en gebruik en die bij sloop hergebruikt kunnen worden.

Klimaat
Het klimaat verandert met extremer weer als gevolg. We zullen vaker te maken krijgen met hoosbuien / wateroverlast, langere perioden van droogte en hitte. Het veranderende klimaat vraagt om maatregelen op alle schaalniveaus om de gevolgen voor gezondheid, veiligheid, productiviteit en natuur te beperken. Klimaatbestendig handelen en waterrobuust inrichten wordt vanzelfsprekend in het gemeentebrede beleid en handelen vóór 2020. Zodat in 2050 de fysieke ruimte in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is. Eén van de maatregelen is het anders omgaan met het inzamelen van en verwerken van hemelwater dat op verhard oppervlak valt, bijvoorbeeld door het aanleggen van groene daken. Zie voor een verdere beschrijving de waterparagraaf (§ 5.15).

Door op een slimme manier om te gaan met (robuust) groen in de openbare ruimte in relatie tot de positionering van de woningen en de productie van zonne-energie op daken van woningen kan het microklimaat in de woningen en in een gebied op een positieve manier beïnvloed worden.

Doorwerking in plangebied
In dit plan worden de nieuwbouw woningen aardgasvrij gerealiseerd. De woningen zullen voldoen aan de BENG-norm. Er vindt een zorgvuldige inpassing van groen plaats. In het stedenbouwkundige ontwerp zijn meerdere wadi's opgenomen die zullen dienen als bufferings- en infiltratievoorziening. Daarnaast zijn er ook nog enkele watergangen en open water opgenomen in het plan. Door de toepassing van groen, de wadi's en de watergangen is rekening gehouden met extremer weer als gevolg van klimaatverandering. De ontwikkeling is daarmee in lijn met de energievisie.

4.6.4 Groenstructuurplan Barneveld (2011)

De doelstelling van het Groenstructuurplan Barneveld (2011) is het beschrijven van de lange termijn visie ten aanzien van de inrichting van het openbaar groen van de gemeente Barneveld om de groenstructuren in en de herkenbaarheid van de kernen te behouden, ontwikkelen en versterken. Om de gewenste groenstructuur te realiseren worden in het groenstructuurplan een aantal verbetervoorstellen gedaan.

Doorwerking in plangebied
In het groenstructuurplan is de gewenste groenstructuur binnen de kernen van gemeente Barneveld vastgelegd. Paginanummer 48 e.v. van het groenstructuurplan gaat over woonwijk De Burgt: 'Deze wijk is de laatste twee decennia ontwikkeld als zuidelijke uitbreiding van Barneveld. Het plan voor de wijk omvat negen deelgebieden, waarvan er op dit moment vier zijn ontwikkeld. De ontwikkeling van de overige deelgebieden krijgt binnen enkele jaren vorm. Karakteristiek element wat De Burght scheidt van de rest van Barneveld is de Barneveldsebeek. De beek vormt een groene buffer met diverse recreatieve mogelijkheden voor de bewoners. Ook de waterstructuren in de rest van de wijk dragen bij aan het natuurlijk karakter. De waterstructuren kunnen hierbij als voorbeeld voor andere delen in Barneveld dienen. [...] De wadi’s vormen een belangrijk onderdeel van de groenstructuur van de wijk. Deze zijn veelal onbeplant. Een aantal kleine speelplekjes hebben wel een groene aankleding. Grote groeneenheden ontbreken in de wijk.'

Over de Scherpenzeelseweg zegt het groenstructuurplan: 'De Scherpenzeelseweg vormt de oost-westelijke verbinding aan de zuidzijde van de kern en heeft met name een verkeersfunctie. De weg vormt de gemeentegrens van Barneveld met de gemeente Ede. De weg wordt begeleid door jonge essen die in de toekomst een sterke structuur zullen vormen. Met de komst van de uitbreidingen De Burght en Veller zal de weg een nog belangrijkere functie gaan krijgen. [...] Een groot deel van de zuidzijde wordt ontwikkeld tot woongebied, waarbij de Scherpenzeelseweg en de Barneveldsebeek de zuidelijke grenzen vormen. Hierbij is met name de inpassing van de Barneveldsebeek een aandachtspunt bij het ontwikkelen van de plannen. Zuidelijk van deze structuren is een open agrarisch landschap aanwezig.'

4.6.5 Waterplan Barneveld (2005) en Hemelwaterplan 2017-2020 'Klimaatactief!'

Het Waterplan geeft een integrale watervisie op het verhogen van de gebruikswaarde en belevingswaarde van water. Door een verantwoord gebruik en duurzame ontwikkeling van het water kan ook in de toekomst gebruik worden gemaakt van een gezond watersysteem. De volgende ambities worden genoemd:

  • Vasthouden en/of vertraagd afvoeren van hemelwater.
  • Het scheiden van vuil en schoon water. Bij nieuwbouw het hemelwater van schone oppervlakken niet op de riolering lozen en bij voorkeur lokaal gebruiken, infiltreren of lozen op oppervlaktewater. In bestaand gebied hemelwater afkoppelen van het gemengd riool indien technisch en financieel haalbaar.
  • De afvoer van schoon hemelwater vindt bovengronds plaats.
  • Rioolwateroverstorten beperken om de doelstellingen voor waterkwaliteit te bereiken.

In het plan is een concrete doelstelling opgenomen: in 2025 is 10% van het verharde oppervlak afgekoppeld van de gemengde riolering (referentiejaar 2005). Dit betreft 18 ha. afkoppelen. In het Hemelwaterbeleidsplan is deze doelstelling uitgewerkt in concrete maatregelen.

Het Hemelwaterplan 2017-2020 'Klimaatactief!' richt zich op een duurzame omgang met hemelwater. Het geeft aan wat het gemeentelijk beleid is ten aanzien van afstromend hemelwater in bestaande situaties en bij nieuwe ontwikkelingen. Het plan zet in op een integrale benadering en meervoudige inrichting van totale openbare ruimte. Barneveld gaat aan de slag met het waterbestendig inrichten van de openbare ruimte om bestand te zijn tegen klimaatverandering.

Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).

4.6.6 Woonvisie Barneveld 2021-2025 en regionale bouwafspraken, Faseren en doseren woningmarkt en Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur gemeente Barneveld

In maart 2021 heeft de raad de Woonvisie Barneveld 2021-2025 'Wonen voor jong en oud' met doorkijk tot 2030/2040, vastgesteld. In de woonvisie is een streefprogramma woningbouw opgenomen om te voorzien in de woningbehoefte van de hier woonachtige en werkzame bevolking.

Er is een nieuwbouwprogramma van gemiddeld 500 woningen per jaar (als uitbreiding) opgenomen, waarvan gemiddeld 40% ten behoeve van sociale huur- en koopwoningen (sociale huur 20%, sociale koop laag en sociale koop hoog), 20% middeldure woningen (middendure huur en koop) en 30% duurdere woningen en 10% vrij in te delen.

In het kader van de Nationale Bouw- en Woonagenda, de vertaling daarvan naar de provincies en regio's heft provincie Gelderland een bod gedaan voor de bouw van 100.000 woningen t/m 2030, waarvan ruim 25.000 in de regio Foodvalley. Gemeente Barneveld zal met bijna 5.400 hier aan bijdragen door gemiddeld 600 woningen per jaar aan de woningvoorraad toe te voegen. In de Woondeals die met het Rijk worden gesloten, staan deze aantallen vernoemd.

Door middel van het project 'Faseren en doseren woningmarkt Barneveld' wordt jaarlijks een actueel beeld van het planaanbod voor de komende vier jaar gegeven, waarbij ook een beeld wordt geschetst van de aantallen op te leveren woningen per kern, alsmede de differentiatie van deze nieuwbouw in termen van prijsklassen, eigendomsverhouding en bouwvorm (gestapeld of grondgebonden). Ook wordt een beeld geschetst van de mate waarin voor bepaalde doelgroepen wordt gebouwd (zoals starters, ouderen of mensen met een beperking) om zo vraag en aanbod meer met elkaar in overeenstemming te brengen. Voor de periode 2023 t/m 2026 is een programma van ruim 3.000 woningen bruto voorzien. De ervaring leert dat hiervan circa 75-80% daadwerkelijk in de genoemde periode wordt gerealiseerd, dit betekent zo'n 600 woningen per jaar. Dit is geheel in lijn met de wens van provincie Gelderland en de Woondeals regio Foodvalley en regio Amersfoort, waarin gemeente Barneveld haar bijdrage levert.

Sinds 1 januari 2018 is de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur gemeente Barneveld van kracht. Deze verordening is in 2021 geactualiseerd, met als werktitel Doelgroepenverordening gemeente Barneveld 2021. Deze verordening ziet toe op sturing van de totale woningvoorraad en het bereikbaar houden van een deel van de woningvoorraad voor lage en midden inkomensgroepen. Het gaat daarbij om drie categorieën: sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en middendure huurwoningen.

In bestemmingsplannen en overeenkomsten met marktpartijen kan voor een bepaalde minimale tijdsduur de ingebruikname van sociale huurwoningen (25 jaar), goedkope koop (1 jaar met boetebeding tot 10 jaar) en middendure huurwoningen (15 jaar) worden vastgelegd evenals de maximale hoogte van de huur- en koopprijs. Verder is een zekere prijs-/kwaliteitsverhouding geformuleerd om in relatie tot de hoogte van de huur- of koopprijs toch een minimale woninggrootte te garanderen. Daarbij is ook aangegeven dat deze drie woningcategorieën met voorrang aan bepaalde lage en middeninkomensgroepen moeten worden aangeboden om zo tot een rechtvaardige verdeling van de woningvoorraad te komen. Voor middendure huurwoningen en sociale koop hoog ligt deze inkomensgrens voor huishoudens op € 70.000, voor sociale koop laag op € 60.000 en voor sociale huurwoningen is de grens vanuit de Woningwet van belang. Prijs- en inkomensgrenzen worden geïndexeerd conform de bepalingen in de verordening.

Doorwerking in plangebied
Met de voorgenomen ontwikkeling van 226 woningen in het plangebied 'De Lanen-Oost' is deels invulling gegeven aan de woningbouwopgave uit de Woonvisie Barneveld 2021-2025. Tevens is met de ontwikkeling van zowel goedkope, middeldure, dure koopwoningen en sociale huurwoningen ingespeeld op de vraag naar een divers woningaanbod. Voor de sociale koop- en huurwoningen, is de doelgroepenverordening van toepassing. De beoogde goedkope woningen (huur en koop) dienen gedurende een termijn van ten minste 10 jaren (of 25 jaar in geval van sociale huur) na eerste ingebruikname voor de doelgroep sociale huur-/koopwoning beschikbaar te blijven. De ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met de woningbehoefte in de gemeente Barneveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1676-0003_0010.png"

Hoofdstuk 5 RANDVOORWAARDEN

5.1 Bodem

In het kader van de bestemmingsplanprocedure is beoordeeld of de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoet aan de eis van financiële uitvoerbaarheid en uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aanvaardbaar mag worden geacht voor het beoogde gebruik.

Beoordeling van de milieuhygiënische bodemkwaliteit vindt (o.a.) plaats op basis van de vastgestelde bodemkwaliteitskaart (PFAS) regio De Vallei en de nota bodembeheer regio De Vallei.

Met dit instrumentarium kan de bodemkwaliteit binnen het plangebied met een bepaalde statistische zekerheid worden bepaald voor zover blijkens historisch onderzoek geen sprake is van verdachte locaties.

De onderstaande onderzoeken zijn (deels) uitgevoerd ter plaatse van het plangebied 'De Lanen-Oost':

  • 1. Milieuhygiënische onderzoeken Nederwoudseweg 66-68 Barneveld, PJ Milieu bv, 18006601A, 30-04-2018 (licht groen op onderstaande afbeelding, bijlage 19);
  • 2. Verkennend bodemonderzoek (percelen 3494 en 5105) Barneveld, PJ Milieu bv, 18030901A, 18-05-2018 (donker groen op onderstaande afbeelding, bijlage 18);
  • 3. Verkennend bodemonderzoek Scherpenzeelseweg/Burgemeester Aschofflaan in Barneveld, Ortageo, 210980/R02, 10-04-2020 (lichtgeel op onderstaande afbeelding, bijlage 17);
  • 4. Diverse (milieu) onderzoeken De Burgt III te Barneveld, Buro Ontwerp&Omgeving, 3049.01, 10-02-2021, bijlage 25 (rood gearceerd op onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1676-0003_0011.png"
Afbeelding 10 Kaart bodemonderzoeken

Op de kaart met bodemonderzoeken is de grens van het plangebied 'De Lanen-Oost' aangeduid met de blauwe lijn. De oranje lijn vormt de grens van het meeromvattende gebied 'De Burgt III'.

Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt het volgende met betrekking tot de bodemkwaliteit. In zowel de grond als het grondwater zijn over het algemeen maximaal licht verhoogde gehalten aangetoond. Uitzondering hierop zijn de sterk verhoogde concentratie nikkel in het grondwater aan de noordwestkant van het plangebied en de matig verhoogde concentratie nikkel in het grondwater aan de oostkant van het plangebied. Het betreft hier echter van nature voorkomende achtergrondwaarden waardoor de Wet bodembescherming niet van toepassing is. Bij bemaling en/of oppompen van grondwater voor beregening dient hier wel rekening mee gehouden te worden. Ter plaatse van het zuidelijk deel van het plangebied is de bovengrond onderzocht op PFAS. Ook dam I is onderzocht op PFAS. Hierbij is geen PFAS aangetoond in gehalten boven de landelijke achtergrondwaarde uit het Handelingskader. In de grond is, ter plaatse van de op asbest in bodem onderzochte terreindelen, geen asbest aangetoond. Uitzondering op bovenstaande is de asbestverontreiniging ter plaatse van dam I. In de bodemlaag van 0 tot 0,5 m-mv is over een oppervlak van circa 25 m2 een sterk verhoogd gehalte asbest aanwezig. Verwacht wordt dat de omvang van de sterke verontreiniging circa 13 m3 betreft. Er is sprake van een niet-spoedeisend geval van ernstige bodemverontreiniging.

Indicatief getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit is zowel de boven- als de ondergrond ter plaatse van de weilanden over het algemeen altijd toepasbaar. Zeer plaatselijk valt de grond in de bodemkwaliteitsklasse Industrie. Dit is in de bovengrond, tot maximaal 1 m-mv, het geval ter plaatse van één van de dammen en ter plaatse van een aantal boringen op het zuidwestelijk deel van het plangebied. In de ondergrond is dit het geval bij een aantal boringen ter plaatse van de voormalige bebouwing aan de zuidoostkant van het plangebied.

De bodemkwaliteit is voldoende in beeld gebracht en vormt geen belemmeringen voor de herziening van het bestemmingsplan en de voorgenomen nieuwbouw van woningen. Wel dient het geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest ter plaatse van dam I gesaneerd te worden. Hiervoor is toestemming van het bevoegd gezag (Provincie Gelderland) noodzakelijk. Deze toestemming wordt verkregen middels het indienen van een saneringsplan of BUS-melding. Voorafgaande aan de uitvoering zal de sanering plaatsvinden. Alvorens te kunnen starten met de uitvoering is goedkeuring van de provincie nodig op de aanvraag.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.2 Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Daar waar het voor de archeologie al gemeengoed is, geldt het dus ook voor andere aspecten van de cultuurhistorie. Rekening houden met cultuurhistorie impliceert dat bekend moet zijn wat er voor waarden aanwezig zijn. De gemeente heeft daarom een proces opgestart om bestaande kennisdocumenten te actualiseren en waar nodig nieuwe kennis op te bouwen. De gemeente beschikt over de volgende vastgestelde kaarten:

  • Archeologische waarden- en verwachtingenkaart;
  • Cultuurlandschappelijke waardenkaart;
  • Historische stedenbouwkundige waardenkaarten.

Door cultuurhistorie een plek te geven in procedures op het gebied van ruimtelijke ordening wordt ook bereikt dat de aandacht niet uitsluitend uitgaat naar individuele objecten (de aangewezen monumenten), maar juist de samenhang tussen gebouwen en hun omgeving.

5.2.1 Archeologie
5.2.1.1 Archeologische verwachting en onderzoeksresultaten

Bij een planontwikkeling moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'Archeologische waarden- en verwachtingenkaart' als archeologisch toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Het plangebied De Lanen Oost maakte in eerste instantie onderdeel uit van een groter plangebied; De Burgt. Het plangebied De Burgt kent vier verwachtingszones op de gemeentelijke Archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Er is sprake van een lage archeologische verwachting, een middelhoge archeologische verwachting, voor een klein deel geldt een hoge archeologische verwachting en binnen het plangebied bevindt zich een historisch erf. Ter plaatse van het historische erf dient archeologisch onderzoek plaats te vinden bij plangebieden groter dan 100 m². Ook de laagste waarde (meer dan 10.000 m² en dieper dan 30 cm- mv voor gebieden met een lage verwachtingswaarde) wordt overschreden aangezien de omvang van het plangebied meer dan 26 hectare bedraagt. Daarom is er archeologisch onderzoek uitgevoerd (bijlage 10). Dit onderzoek is in drie fasen uitgevoerd en begin 2023 afgerond. Na de uitvoering van een bureauonderzoek en twee booronderzoeken werd besloten voor een deel van het plangebied een apart bestemmingsplan op te stellen; De Lanen-Oost. Het plangebied "De Lanen-Oost" kent twee verwachtingszones; een lage archeologische verwachting en een middelhoge archeologische verwachting.

Het bureauonderzoek is in één keer uitgevoerd voor het gehele plangebied De Burgt (waaronder ook het deel dat nu "De Lanen Oost" is). Het verkennend booronderzoek is uitgevoerd in drie fasen. Dit had te maken met het ontbreken van een betredingstoestemming voor het gehele plangebied. De resultaten van het bureauonderzoek en het verkennend booronderzoek van fase 1, 2 en 3 zijn samengevoegd in één rapport.

Resultaten bureauonderzoek
Op basis van de aardwetenschappelijke gegevens is er in het plangebied vermoedelijk sprake van verspoeld dekzand, een dalvormige laagte en twee dekzandkopjes. De ondergrond bestaat uit dekzand van de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden. Hierin heeft zich grotendeels een beekeerdgrond ontwikkeld. In een kleiner deel van het plangebied kan er tevens sprake zijn van een laarpodzolgrond.

Op historisch kaartmateriaal is waar te nemen dat er twee historische erven aanwezig zijn geweest binnen het plangebied, waarvan het erf Groot Butzelaar nog steeds bestaat (beide in plangebied De Burgt). Ter plaatse van de historische bebouwing geldt een hoge archeologische verwachting. De twee vermoedelijk aanwezige dekzandkopjes krijgen tevens een hoge archeologische verwachting voor alle archeologische perioden. Een lage archeologische verwachting geldt ter plaatse van de dalvormige laagte en het verspoelde dekzand. Agrarische activiteiten in het plangebied kunnen ervoor gezorgd hebben dat de bodem tot in het archeologisch niveau verstoord is geraakt. Verkennend booronderzoek dient aan te tonen of er nog sprake is van intacte bodemprofielen.

Resultaten booronderzoek fase 1
Op basis van het booronderzoek (bijlage 11) is gebleken dat de natuurlijke ondergrond bestaat uit dekzand, behorend tot de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden. In het dekzand heeft zich voornamelijk een veldpodzol ontwikkeld. In enkele boringen is sprake van een beekeerdgrond. In de overige boringen is sprake van hoge bruine enkeerdgronden. De verwachte laarpodzolgronden zijn niet aangetroffen.

Binnen het plangebied is veelal sprake van verstoorde bodemprofielen. Het merendeel van de boringen bestaat uit een gemengde A/B-horizont als gevolg van diepploegen. In slechts negen van de drieënvijftig boringen is een intacte veldpodzol waargenomen. In vier boringen is als bijmenging sprake van grijze leem of zandige klei, welke in het veld geïnterpreteerd is als een voormalige beekafzetting (Laagpakket van Singraven). Het plangebied is deels gelegen in het beekdal van de Barneveldse beek.

Resultaten booronderzoek fase 2 
De natuurlijke ondergrond in het onderzochte deel van het plangebied (fase 2, bijlage 12) bestaat uit een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden (Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden). De top hiervan is op minimaal 30 cm-mv en op maximaal 125 cm-mv waargenomen. In het dekzand heeft zich van oorsprong een veldpodzol ontwikkeld, waarvan de restanten in slechts 4 boringen nog waargenomen zijn in de vorm van een (zwak ontwikkelde) B-horizont. In enkele boringen is op het dekzand nog een (bijmenging van) zandige klei waargenomen, welke in het veld geïnterpreteerd is als een voormalige beekafzetting (Laagpakket van Singraven). Het plangebied is deels gelegen in het beekdal van de Barneveldse beek. Gezien de aanwezigheid van een beekdal mag ervan uitgegaan worden dat de aangetroffen laag een voormalige beekafzetting betreft en dat het geen bodemmateriaal betreft dat is aangevoerd van elders.

In 8 boringen is een eerdlaag waargenomen (A1-horizont). Aangenomen mag worden dat het hier niet gaat om een oude laag, maar om een (sub)recente horizont die is ontstaan als gevolg van het kweken van graszoden. Deze 8 boringen komen namelijk verspreid door het plangebied voor, en niet per definitie op de locatie van de (historische) erven. De overgang naar de onderliggende natuurlijke afzettingen is in alle gevallen scherp.

Resultaten booronderzoek fase 3 
Uit de resultaten van het booronderzoek fase 3 is gebleken dat de natuurlijke ondergrond bestaat uit verspoeld dekzand en löss. De bodemopbouw is in het hele onderzoeksgebied van fase 3 verstoord tot in de C-horizont als gevolg van (diep)ploegen en/of egalisatie. De twee dekzandruggen die op basis van het bureauonderzoek verwacht werden, zijn in het onderzoeksgebied niet aangetroffen. Ook zijn geen (restanten van) podzolbodems waargenomen. De bodem ter plaatse van het voormalig historisch erf Klein Butzelaar was eveneens verstoord en ook de bodem langs de grenzen van het nog aanwezige historisch erf Groot Butzelaar was verstoord. De archeologische verwachting voor het onderzoeksgebied van fase 3 kan op basis van de verstoorde bodem worden bijgesteld naar laag, met als indicatie ‘verstoord’.

Selectieadvies fase 1 voor 'De Lanen-Oost'
Op basis van de onderzoeksresultaten van het verkennend booronderzoek tijdens fase 1 is besloten geen vervolgonderzoek uit te voeren voor de huidige onderzochte delen van het plangebied. In het plangebied is slechts in negen van de drieënvijftig boringen tijdens fase 1 een intact bodemprofiel waargenomen. De overige boringen waren allen tot in de top van de C-horizont verstoord. De kans dat met de geplande ontwikkelingen behoudenswaardige archeologische waarden verloren gaan wordt gering geacht. Tijdens fase 1 zijn de percelen op en rond de twee historische erven nog niet onderzocht. Ook de dekzandrug in het centrale deel van het plangebied viel buiten de beboorde delen van fase 1. De archeologische potentie van de historische erven en de dekzandrug in het centrale deel van het plangebied dient tijdens fase 2 of 3 te worden vastgesteld.

Samengevat kan worden gesteld dat de onderzochte delen van het plangebied "De Lanen-Oost" van fase 1 kunnen worden vrijgegeven voor de geplande ontwikkelingen.

Selectieadvies fase 2 voor "De Lanen-Oost"
Op basis van de resultaten van het veldonderzoek in fase 2 is besloten om in dit deel van het plangebied geen vervolgonderzoek uit te voeren voor de huidige onderzochte delen. De ondergrond is sterk verstoord als gevolg van het diepwoelen en kweken van graszoden. De kans dat met de toekomstige bodemingrepen archeologische waarden verloren gaan, wordt gering geacht. De archeologische potentie van het nog niet onderzochte deel van het plangebied moet in fase 3 nog vastgesteld worden.

Samengevat kan worden gesteld dat de onderzochte delen van het plangebied De Lanen-Oost van fase 2 kunnen worden vrijgegeven voor de geplande ontwikkelingen.

Selectieadvies fase 3 voor "De Lanen-Oost"
Uit de resultaten van het veldonderzoek in fase 3 is gebleken dat de ondergrond in het hele onderzoeksgebied is verstoord tot in de C-horizont. Er zijn geen intacte (podzol)bodems aangetroffen. De kans dat bij de beoogde bodemingrepen archeologische waarden verloren gaan wordt laag ingeschat.

Samengevat kan worden gesteld dat de onderzochte delen van het plangebied De Lanen-Oost van fase 3 kunnen worden vrijgegeven voor de geplande ontwikkelingen.

Conclusie 
Het plangebied De Lanen-Oost kan op basis van de resultaten van het uitgevoerde archeologische onderzoek worden vrijgegeven voor de geplande ontwikkelingen.

Aanvulling op selectieadviezen
Wel geldt altijd het volgende: Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet melding van de desbetreffende vondsten bij de minister (namens deze de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed RCE) verplicht.

5.2.2 Historische stedenbouwkundige waarden

De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'stedebouwkundige waardevolle gebieden' als weergegeven in de 'Historische stedebouwkundige waardenkaart' en de aangegeven 'vast te leggen kenmerken' in de bijbehorende Tabel, en deze te hanteren als toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied heeft volgens deze kaart wel/geen bijzondere waarde(n).

Bij de bouwkundige monumenten is sprake van rijks- en gemeentelijke monumenten. Binnen het plangebied en in de omgeving zijn geen monumenten aanwezig. Het aspect historische stedenbouwkundige waarden/monumenten vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het bestemmingsplan.

5.2.3 Cultuurlandschappelijke waarden

De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'Cultuurlandschappelijke waardenkaart' als toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het plan is niet aangeduid als zeer hoog gewaardeerd landschap (waarde 5) of hoog gewaardeerd landschap (waarde 4). Het is daarmee niet noodzakelijk om een dubbelbestemming voor cultuurlandschappelijke waarden op te nemen in het bestemmingsplan.

Dit bestemmingsplan is niet strijdig met de cultuurlandschappelijke waarden.

5.3 Ecologie

De belangrijkste wet voor natuurbescherming in Nederland is de Wet natuurbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden. De Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn vertaald in deze wet.

De Wet natuurbescherming vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.

Daarnaast is qua ecologie ook het Gelders Natuurnetwerk en de Gelderse Ontwikkelingszone van belang.

5.3.1 Wet natuurbescherming
5.3.1.1 Gebiedsbescherming

Hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van speciale beschermingszones ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Zo'n speciale beschermingszone wordt aangeduid als “Natura 2000-gebied”.

De Wet natuurbescherming bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in zo'n Natura 2000-gebied. Ook zijn er bijzondere nationale natuurgebieden.

Op 27 juni 2014 is de aanwijzing van het gebied Veluwe als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn in werking getreden. Tevens is met dit besluit het besluit tot de aanwijzing van Veluwe als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn, inclusief de daarbij behorende Nota van toelichting, gewijzigd. Deze twee genoemde speciale beschermingszones vormen samen het Natura 2000-gebied Veluwe, waarbij instandhoudingsdoelstellingen zijn toegevoegd.

Het plangebied ligt niet in (de nabijheid van) een Natura 2000-gebied. Dat is te zien op de onderstaande kaart die afkomstig is van de Natura2000-viewer, https://natura2000.eea.europa.eu/. De afstand tussen het plangebied en de Veluwe bedraagt ongeveer 4,3 kilometer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1676-0003_0012.png"

Afbeelding 11 Natura 2000-gebied Veluwe

Negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden worden vanwege de aard van de ingreep en de afstand tot het plangebied niet verwacht. Om eventueel negatieve effecten van stikstofdepositie op Natura2000-gebieden te kunnen uitsluiten, is wel een AERIUS-berekening uitgevoerd met bijbehorende effectbeoordeling (bijlage 36).

Voor zowel de bouwfase (tijdens de bouw, sloop en aanleg) als voor de gebruiksfase zijn de stikstofemissies beoordeeld. Er zijn voor de locatie AERIUS-berekeningen uitgevoerd van de aangevraagde situatie (bijlage 36). De uitkomst van het onderzoek is dat er geen effect is met betrekking tot stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

De conclusie van het onderzoek naar de depositie van stikstof als gevolg van berekende stikstofemissies luidt dat significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden in beginsel niet worden uitgesloten. Verder is vastgesteld dat door interne saldering geen sprake zal zijn van significante effecten op het behalen van de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden. Het aspect stikstofdepositie vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.

5.3.1.2 Soortenbescherming

Hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van bepaalde plant- en diersoorten in Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden én daarbuiten. Er gelden drie beschermingsregimes, te weten voor vogels (Vogelrichtlijn), soorten onder de Habitatrichtlijn (bijlage IV, onderdeel a Habitatrichtlijn, dan wel bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn) en andere (nationale) soorten.  

Quickscan 2020
Om te beoordelen of de beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, is een natuurtoets uitgevoerd. De quickscan is opgenomen als bijlage 33 van de toelichting bij dit bestemmingsplan.

Nader ecologisch onderzoek
De quickscan natuurtoets gaf aanleiding om nader ecologisch onderzoek uit te voeren (bijlage 26). Daarbij is de aanwezigheid van een aantal soorten in het plangebied onderzocht. Ten tijde van de terinzagelegging van het voorontwerp van dit bestemmingsplan (2 - 15 september 2022) was het onderzoek echter nog niet compleet. Arcadis Nederland B.V. voert het vervolg van het ecologische onderzoek uit.

Quickscan 2022
Door nieuwe ontwikkelingen in het plangebied sinds 2020 was het mogelijk dat de getroffen onderzoeksinspanning onvoldoende was met als gevolg dat er opnieuw aanvullend onderzoek moest worden verricht. Aan Arcadis is gevraagd om opnieuw een quickscan (bijlage 34) uit te voeren waarbij alle mogelijke ecologische risico's in beeld worden gebracht.

Activiteitenplan beschermde soorten
Op 7 december 2022 heeft Arcadis het Activiteitenplan beschermde soorten (bijlage 1) opgeleverd, waarin de uitkomsten van de hiervoor genoemde quickscans zijn verwerkt. In de conclusie van het activiteitenplan staat welke maatregelen worden getroffen om negatieve effecten als gevolg van de voorgenomen nieuwbouwontwikkeling zo goed mogelijk te voorkomen. Ondanks de maatregelen kunnen voor bepaalde beschermde soorten geen resteffecten worden uitgesloten. Hiervoor is in december 2022 een ontheffing van de Wet natuurbescherming aangevraagd.

Algemene zorgplicht
Voor de uitvoering van werkzaamheden geldt de algemene zorgplicht. Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen zijn beschermd tijdens de broedperiode. Het verwijderen van bomen en struiken dient gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dient buiten het vogelbroedseizoen plaats te vinden. Verstorende werkzaamheden dienen niet tijdens de broedperiode (grofweg maart - augustus) uitgevoerd te worden, tenzij geconstateerd is dat er geen vogelbroedgeval aanwezig is.

Een ieder is verplicht om voldoende zorg in acht te nemen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.

5.3.2 Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszones

Het plangebied ligt niet binnen de (voormalige) Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de opvolger van de EHS. Met het bestuursakkoord Natuur is de realisatie en het beheer van het NNN de verantwoordelijkheid van de provincies geworden.

In de periode tot 2027 willen Rijk en provincies een forse extra stap zetten op weg naar realisatie van de doelen van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Hierbij moet maximale synergie worden bereikt tussen natuur- en watermaatregelen. De provincies geven elk in hun eigen provincie uitwerking aan het natuurbeleid op basis van het Natuurpact.

Voor de EHS uit de Structuurvisie Gelderland zijn in de Omgevingsvisie twee nieuwe natuurcategorieën in de plaats gekomen: het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO.) Het plangebied ligt niet in het GNN of de GO ligt.

Op een afstand van ongeveer 500 meter van het plangebied bevindt zich Dennebroek, dat deel uitmaakt van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en deels van een Groene Ontwikkelingszone (GO). Gezien de afstand zal de verwezenlijking van 'De Lanen-Oost' de kernkwaliteiten en ontwikkelingen van het GNN en de GO niet aantasten. Dennebroek is te zien op de onderstaande afbeelding. Het betreft een fragment van kaart nr. 5 van Omgevingsvisie Gaaf Gelderland, de themakaart Natuur- en landschapsbeleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1676-0003_0013.png"

Afbeelding 12 GNN - GO Dennebroek

5.4 Externe veiligheid

Doel
Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.

In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Eerst wordt het wettelijk kader op nationaal niveau beschreven, daarna het gemeentelijk beleid en vervolgens overige wet- en regelgeving die voor het plangebied relevant is. Tot slot wordt zonodig het groepsrisico verantwoord.

Wettelijk kader
Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt: april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2015). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jaar) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jaar) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.

Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.

Plasbrandaandachtsgebied (PAG)
Binnen het werkveld externe veiligheid wordt sinds jaren gewerkt met twee risiconormen, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij de ontwikkeling van het Basisnet is hieraan een derde voorwaarde toegevoegd: het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Hiermee wordt het effectgebied weergegeven van het scenario met de grootste kans van voorkomen: de plasbrand. In deze gebieden moet er in samenhang met mogelijkheden van plasbrandbestrijding en bouwtechnische maatregelen beargumenteerd worden waarom er gebouwd wordt.

Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 is het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen van kracht geworden. Dit Basisnet geeft aan over welke routes (spoor, water en weg) gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het Basisnet spoor heeft betrekking op het vervoer van gevaarlijke stoffen over het hoofdspoorwegennet. Op basis van de wet- en regelgeving omtrent het Basisnet worden, rekening houdend met te verwachten groei van vervoer van gevaarlijke stoffen door Nederland en verdichting van de ruimte naast het spoor (binnen een afstand van 200 m van het spoor) in met name stedelijke kernen, afspraken gemaakt over de risicoruimte.

Beleidsvisie externe veiligheid
In 2009 heeft de gemeente Barneveld de 'Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. In deze visie is onder meer vastgelegd hoe in Barneveld nabij risicobronnen zal worden omgegaan met het veiligstellen van een acceptabel niveau van risico's externe veiligheid en beheersbaarheid.

Beoordeling risicobronnen
Binnen het plangebied komen nieuwe kwetsbare objecten in de vorm van woningen. Het aantal woningen neemt ten opzichte van de het geldende bestemmingsplan toe. Het plangebied is in de huidige situatie voornamelijk agrarisch in gebruik. De navolgende afbeelding bevat een fragment van de risicokaart Nederland. De globale ligging van het plangebied is aangeduid met een blauwe cirkel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1676-0003_0014.png"

Afbeelding 13 Risicokaart Nederland

Ten aanzien van het aspect externe veiligheid geldt dat er geen risicobronnen in de directe nabijheid aanwezig zijn. In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen. Op circa 900 meter van het plangebied ligt aan de Scherpenzeelsweg 56 een LPG-tankstation. Voor LPG-tankstations geldt een invloedsgebied van het groepsrisico van 150 meter. Het plangebied 'De Lanen-Oost' ligt ruim buiten deze zone. Een nadere onderbouwing wat betreft stationaire risicobronnen blijft daarom achterwege.

Wat betreft mobiele risicobronnen het volgende. Het plangebied is gelegen op circa 800 meter afstand van de rijksweg A30 (wegvak G32 en G67). Over de A30 worden gevaarlijke stoffen, LF1, LF2, LT1 en LT2, getransporteerd. Het invloedsgebied van deze weg bedraagt 880 meter. Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied. Om die reden dient een beperkte verantwoording van het groepsrisico opgesteld te worden. De maatgevende scenario's voor de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid waarbij het plangebied binnen het invloedsgebied van brandbare gassen en toxische vloeistoffen/gassen ligt is een wolkbrandexplosie en een toxische wolk. Navolgend is vanuit deze scenario's ingegaan op de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident te beperken of te voorkomen. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. Eventuele secundaire branden in het plangebied kunnen met behulp van de primaire bluswatervoorzieningen worden bestreden door de brandweer. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.

De mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen, is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. Bij een wolkbrandexplosie scenario is het advies om te vluchten van de risicobron af.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor onderhavig plan.

5.5 Geluid

De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Bij verlening van de omgevingsvergunning of het vaststellen van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van deze wet aan de orde: het bestemmen van gronden voor nieuwe geluidgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen en onderwijsgebouwen) binnen zones langs (spoor-)wegen en zones rondom industrieterreinen; het bestemmen van gronden voor de aanleg van nieuwe, dan wel reconstructie van gezoneerde (spoor-)wegen; het bestemmen van gronden voor (nieuwe) industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen en herziening van zonegrenzen van industrieterreinen.

De Wet geluidhinder gaat uit van zones langs (spoor-)wegen en zones bij industrieterreinen. Het gebied binnen deze zone geldt als akoestisch aandachtsgebied waar, voor bouwplannen en bestemmingsplannen, een akoestische toetsing uitgevoerd dient te worden. De geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mag in principe niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde. Indien de geluidbelasting op de gevel hoger is dan de voorkeursgrenswaarde kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde. Hierbij mag de geluidbelasting de uiterste grenswaarde niet overschrijden. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per geluidsbron. In geval van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen of spoorwegen, of binnen de zone van een industrieterrein, is akoestisch onderzoek vereist.

De nieuwe woonfunctie is op grond van de Wet geluidhinder aangewezen als geluidgevoelige bestemming. Daarom dient de geluidbelasting vanwege het wegverkeer te worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder in samenhang met het geldende geluidsbeleid "Beleidsregels hogere grenswaarden Wet geluidhinder Barneveld 2009".

Wegverkeerslawaai
Buro Ontwerp & Omgeving uit Arnhem heeft het akoestische onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd (bijlage 9). Hieronder volgen de conclusies wat betreft autosnelweg A30, de Scherpenzeelseweg (N802), de Burgemeester Aschofflaan - overgaand in de Burgemeester Labreelaan, en de nieuwe ontsluitingsweg.

  • Autosnelweg A30
    Bij 42 woningen wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden ten gevolge van de A30. De hoogste geluidsbelasting van bij de nieuwe woningen bedraagt 50 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh, afkomstig van de A30. Voor woningen buiten de zone hoeft formeel geen akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Hierdoor is een toetsing aan de normen uit de Wgh voor woningen buiten de zone formeel ook niet mogelijk. Echter, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, zijn bij de beoordeling van de geluidsbelastingen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en de hoogste toelaatbare geluidsbelastingen van 53 dB gebruikt, welke gelden voor nieuwe woningen binnen de zone van de snelweg. Bij 42 woningen in het plangebied wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh overschreden, echter de hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 53 dB wordt niet overschreden. Aangezien het ontwikkelingsgebied ligt buiten de zone van de A30, is de verlening van hogere waarden niet nodig en niet mogelijk.
  • Scherpenzeelseweg (N802)
    Bij 48 woningen wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. De hoogste geluidsbelasting bij de nieuwe woningen bedraagt 59 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Bij 48 woningen in het plangebied wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh overschreden, echter de hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 63 dB wordt niet overschreden.
  • Burgemeester Aschofflaan - Burgemeester Labreelaan
    De Burgemeester Aschofflaan gaat over in de Burgemeester Labreelaan. In het onderzoek zijn deze twee wegen als één weg beoordeeld. Uit het onderzoek blijkt dat bij 41 woningen de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. De hoogste geluidsbelasting bij de nieuwe woningen bedraagt 54 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Bij 41 woningen in het plangebied wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh overschreden, echter de hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 63 dB wordt niet overschreden.
  • Ontsluitingsweg
    Uit het onderzoek volgt dat 22 woningen een geluidsbelasting hebben hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De hoogste geluidsbelasting bij de nieuwe woning bedraagt 51 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Bij 22 woningen wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh overschreden, echter de hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 63 dB wordt niet overschreden.

Het doel van de Wet geluidhinder is geluidhinder te voorkomen. Maatregelen om de voorkeursgrenswaarde te bereiken zijn bijvoorbeeld het toepassen van stil wegdek op de Scherpenzeelseweg (N802) en de Burgemeester Aschofflaan, het vergroten van de afstand tussen de woningen en de weg of het toepassen van dove gevels. In het gemeentelijke geluidbeleid ‘Beleidsregels hogere grenswaarden Wet geluidhinder Barneveld’, d.d. 22 december 2009, ligt de nadruk op het voorkomen van geluidhinder. Echter de verlening van hogere waarden is mogelijk wanneer de geluidsbelasting niet kosteneffectief is terug te brengen naar de voorkeursgrenswaarden, dan wel dat er overwegende bezwaren zijn van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard zijn.

De nieuwe woningen worden gerealiseerd in het gebiedsdeel 'De Lanen-Oost' van de woonwijk De Burgt. Dit is één van de uitbreidingswijken van gemeente Barneveld. De ontheffingscriteria uit het geluidbeleid zijn van toepassing, te weten: 'Woningen zijn in een uitbreidings-, stads- of dorpsvernieuwingsplan opgenomen'. Op basis van het gemeentelijke geluidbeleid en de Wgh kan de gemeente Barneveld hogere waarde verlenen voor 111 woningen afkomstig van de Scherpenzeelseweg (N802), de Burgemeester Aschofflaan, en de interne ontsluitingsweg. De verlening van de hogere waarde vindt plaats in een separate hogere waarde-procedure gelijktijdig met de ruimtelijke procedure. De te verlenen hogere waarden zijn genoemd in bijlage 9.

Er is sprake van een aanvaardbare toekomstige woonsituatie voor het gehele plangebied, met dien verstande dat voor bepaalde woningen de hogere waarde-procedure dient te worden gevolgd en dat in sommige gevallen maatregelen nodig zijn om de binnenwaarde van 33 dB te garanderen.

Wegreconstructie
Buro Ontwerp & Omgeving uit Arnhem heeft nog een tweede akoestisch onderzoek uitgevoerd dat specifiek is gericht op de nieuwe rotonde bij de Burgemeester Aschofflaan / Burgemeester Labreelaan en de nieuwe ontsluitingsweg van de woonwijk (bijlage 8). Uit de geluidsberekeningen is gebleken dat er uit akoestisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor de aanleg van de rotonde, het verleggen van de Burgemeester Aschofflaan in oostelijke richting en de aanleg van de interne ontsluitingsweg.

Conclusie wegverkeerslawaai en wegreconstructie
De algemene conclusie luidt dat sprake is van een aanvaardbare, toekomstige woonsituatie voor de hele nieuwe woonbuurt. Voor bepaalde woningen is sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde en is het noodzakelijk om hogere waarden vast te stellen volgens de Wgh-procedure. Voor een aantal woningen zijn maatregelen nodig om de binnenwaarde van 33 dB te garanderen.

Wat betreft de wegreconstructie is de conclusie dat de geluidsbelasting kleiner is dan 2 dB. Er is geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh. Er zijn geen maatregelen aan bestaande woningen vereist en er is wat betreft de wegreconstructie geen Wgh-procedure aan de orde.

Industrielawaai
In juli 2022 is door AV Consulting B.V. een akoestisch onderzoek naar industrielawaai uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 7 bijgevoegd. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kunnen de navolgende conclusies getrokken worden.

De gerealiseerde bouwmarkt aan de Burgemeester Aschofflaan 2-4 in Barneveld voldoet bij nagenoeg alle woningen aan de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit, namelijk een etmaalwaarde van 50 dB(A) (inclusief 5 dB toeslag voor de achteruitrijsignalering). Daarnaast wordt voldaan aan de richtwaarde uit stap 2 van de publicatie Bedrijven en Milieuzonering voor het gebiedstype 'gemengd gebied'.

Alleen ter plaatse van de tweede en derde bouwlaag (beoordelingshoogte 5,0 en 7,5 meter) van de meest zuidwestelijke woning wordt deze waarde met 1 respectievelijk 2 dB overschreden. Op onderstaande afbeelding is deze woning met een rode cirkel aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1676-0003_0015.png"

Afbeelding 14 Geluidscontouren etmaalwaarde LAr, LT in dB(A)

De deskundige heeft geadviseerd om hiermee rekening te houden bij het uitwerken van het plan. De volgende opties zijn mogelijk:

  • Op de tweede en derde bouwlaag achter deze gevel géén verblijfsruimte realiseren, maar bijvoorbeeld een trappenhuis, zolder of onbenoemde ruimte.
  • Het toepassen van een 'dove gevel' (gevel zonder te openen delen) of een 'vliesgevel' (aan de gevel bevestigd geluidscherm) ter plaatse van de naar de Gamma/PDV gerichte gevel. Het geluidscherm is gerealiseerd.
  • Het treffen van maatregelen bij de Gamma/PDV zelf.

De gerealiseerde bouwmarkt voldoet ten aanzien van de maximale geluidsniveaus aan de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. Daarnaast wordt voldaan aan de richtwaarde uit stap 2 van de publicatie Bedrijven en milieuzonering voor het gebiedstype 'gemengd gebied'. Met betrekking tot de indirecte hinder voldoet de te realiseren bouwmarkt ter plaatse van woningen van derden aan de streefwaarde van 50 dB(A) uit de zogenaamde Schrikkelcirculaire.

Het bovenstaande geldt zowel voor de bestaande woningen in de omgeving als voor de nieuwe woningen in de te realiseren nieuwe woonwijk ten noorden van de bouwmarkt. Om aan de geluidsvoorschriften/richtwaarden te kunnen voldoen, is langs de laad-loslocatie van de bouwmarkt inmiddels het vereiste geluidscherm gerealiseerd met een hoogte van minimaal 3,0 meter en een lengte van circa 25 meter.

5.6 Geur

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan toetst het bevoegde gezag enerzijds of in het plangebied een qua geur acceptabel woon- en leefklimaat gegarandeerd is. Anderzijds is het uitgangspunt dat met het plan de omliggende bedrijven niet vergaand in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden beperkt.

Uitgangspunt voor de toetsing zijn de normen zoals die in of op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) zijn vastgelegd. De Wgv maakt het mogelijk om bij verordening af te wijken van de wettelijke geurnormen. De gemeente Barneveld heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt (bij besluit van 7 oktober 2008). Op 8 oktober 2008 is de Verordening geurhinder en veehouderij in werking getreden, waarbij voor een aantal aangegeven delen van het grondgebied van Barneveld andere normen dan de wettelijke zijn vastgesteld. Op 15 december 2021 is er een nieuwe Verordening door de raad vastgesteld en is de Verordening geur en veehouderij (vastgesteld op 7 oktober 2008) ingetrokken. Deze nieuwe Verordening geurhinder en veehouderij is in werking getreden op 24 december 2021, waarbij opnieuw voor een aantal aangegeven delen van het grondgebied van Barneveld andere normen dan de wettelijke zijn vastgesteld. Het plan is getoetst aan de normen die zijn vastgesteld in deze verordening, voor zover deze normen van toepassing zijn in of rond het plangebied.Veel bedrijven hebben geen omgevingsvergunning milieu meer nodig, maar vallen onder algemene milieuregels zoals vastgelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Aangezien de geurnormen uit de Wgv vrijwel één op één zijn overgenomen in het Activiteitenbesluit, kunnen bedrijven die onder dit besluit vallen ook gewoon worden meegenomen in de Wgv-toets.

Onder een 'geurgevoelig object' wordt verstaan: een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in nieuwe geurgevoelige objecten. Er komen 226 woningen in de buurt 'De Lanen-Oost'. Het plangebied wordt onderdeel van de bebouwde kom. Volgens de geurverordening geldt een voorgrondnorm van 8,0 ouE/m3.

Geuronderzoek
In bijlage 4 is het rapport van het onderzoek naar agrarische geurhinder bijgevoegd (projectnummer 3049.01 van 9 september 2022, uitgevoerd door buro ontwerp & omgeving). Hierbij is echter geen rekening gehouden met alle veehouderijen in de omgeving. Daarom is een aanvullende beoordeling gedaan van de agrarische geurhinder op het plangebied.

In de omgeving van het plangebied zijn de volgende veehouderijen gelegen:

  • Nederwoudseweg 66-68; varkens en rundveehouderij
  • Nederwoudseweg 70-72; varkens en rundveehouderij

Beoordeling ontwikkelingsmogelijkheden omliggende veehouderijen
Om te beoordelen of veehouderijen in de omgeving niet onevenredig is hun belangen worden geschaad moet rekening worden gehouden met eventuele uitbreidingsmogelijkheden. Dit betekent dat voor geur getoetst moet worden vanaf de rand van het bouwvlak.

Binnen 100 meter van het plangebied liggen geen veehouderijen. Hierdoor is voldaan aan de afstandsnorm van 100 meter voor dieren, zonder vastgestelde geuremissie. Op de veehouderijen op de Nederwoudseweg worden daarnaast dieren gehouden met een geuremissiefactor. De geurbelasting vanuit beide bedrijven is daarom berekend op de dichtstbijzijnde hoeken van het plangebied. Om eventueel te verwachten ontwikkelingen op een veehouderij mee te wegen is een zogenaamde worst-case berekening gemaakt. Hierbij is, conform jurisprudentie, uitgegaan van alle vergunde geur op de rand van het bouwvlak.

Voor de berekening is gebruik gemaakt van het programma V-stacks vergunning (V-2020). Uit de berekeningen blijkt dat de geurbelasting niet hoger is dan 3,7 ouE/m3, waar 8,0 ouE/m3 is toegestaan.

Op de rand van het plangebied wordt dan ook voldaan aan de geurnormen uit het gemeentelijke geurbeleid. Hierdoor is woningbouw binnen het plangebied mogelijk. Het aspect geur vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Conclusie
Aan de afstanden wordt voldaan. De geurbelasting wordt niet te hoog bij een worst-case/ uitbreiding scenario. De ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende veehouderijen worden daarom niet beperkt door het voorgenomen plan.

Beoordeling woon-en leefklimaat
Voor het woon- en leefklimaat nabij een veehouderij is de geurbelasting veelal bepalend. Zowel de voorgrondbelasting (vanwege een nabijgelegen veehouderij) als de achtergrondbelasting (vanwege alle veehouderijen in de omgeving samen) kan een rol spelen. Als vuistregel wordt aangehouden; de voorgrondbelasting is bepalend voor de hinder als de voorgrondbelasting tenminste de helft bedraagt van de achtergrondbelasting.

In dit geval is de voorgrondbelasting vanuit de veehouderijen ten noorden van het plangebied beperkt; in een worst-case scenario is al sprake van een redelijk goed tot goed woon-en leefklimaat. Daarnaast is in dit gebied volgens een (verouderde) kaart van de achtergrondbelasting binnen de gemeente Barneveld sprake van een achtergrondbelasting tussen de 10-14 OuE/m³. Daarmee is ook sprake van een redelijk goed woon-en leefklimaat.

De eindconclusie luidt dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.7 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

Artikel 3.1.6, tweede lid Bro luidt per 1 juli 2017 als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen (artikel 1.1.1, eerste lid, onder i van het Bro).

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een deel van een nieuwe woonwijk met 226 woningen. Dit is aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In de regio Foodvalley is nog niet voldoende harde plancapaciteit aanwezig om de woningbehoefte te kunnen opvangen. In de gemeente Barneveld is sprake van een behoefte aan nieuwe rij-, hoek- en vrijstaande woningen. Deze ruimtelijke ontwikkeling voorziet in totaal in circa 2.500 woningen, waarvan 226 komen in het deelgebied 'De Lanen-Oost'. Het woonprogramma bestaat uit rij- en hoekwoningen, vrijstaande woningen, twee-onder-één-kapwoningen en appartementen die worden aangeboden in de vrije sector, maar ook bestemd zijn voor sociale huur.

Op basis van het bijgevoegde onderzoek (bijlage 23) luidt de conclusie dat de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied voorziet in zowel de kwantitatieve als kwalitatieve behoefte aan woningen binnen het ruimtelijk verzorgingsgebied van de ontwikkellocatie. Er is sprake van een duurzame stedelijke ontwikkeling. Deze voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

5.8 Leidingen en laagvliegroutes

Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen geen leidingen of beschermingszones van leidingen voor die in het kader van dit bestemmingsplan bescherming behoeven. Er zijn geen straalpaden of laagvliegroutes die beperkingen stellen aan de bouwhoogten.

5.9 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moet worden. Om te bepalen of de kwaliteit van de lucht ter plaatse voldoet aan de eisen uit de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelgeving, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De ontwikkelingen in het plangebied zijn dermate kleinschalig, dat ze vallen binnen de randvoorwaarden van het Besluit Niet in Betekenende Mate Bijdragen. De invloed van deze kleinschalige ontwikkelingen hoeven niet in beeld te worden gebracht. Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan met minder dan 1.500 dan wel 3.000 woningen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging (Voorschrift 3A.2 (Woningbouwlocaties) van Bijlage 3a bij de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)). Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk.

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen heeft betrekking op de vraag of de gevolgen van een plan voor de luchtkwaliteit dienen te worden onderzocht. In het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) dient de luchtkwaliteit ter plaatse van nieuwe gevoelige bestemming die gelegen zijn op een afstand van minder dan 300 m vanaf de rand van een rijksweg of minder dan 50 m vanaf de rand van een provinciale weg te worden beoordeeld. In dit geval is er geen sprake van een plan waar een gevoelige bestemming in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen mogelijk wordt gemaakt. Toetsing aan dit besluit behoeft derhalve niet plaats te vinden.

Tevens dient te worden beoordeeld of het mogelijk maken van nieuwe woningen, gelet op de bestaande luchtkwaliteit ter plaatse, in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. De monitoringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2020 en 2030 in het plangebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moet worden. Om te bepalen of de kwaliteit van de lucht ter plaatse voldoet aan de eisen uit de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelgeving, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit. De volgende grenswaarden gelden voor fijn stof:

  • 40 µg/m³ als jaargemiddelde concentratie;
  • 50 µg/m³ als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 etmalen per kalenderjaar mag worden overschreden.

Er is beoordeeld of de luchtkwaliteit ter plaatse aanvaardbaar is. Hierbij is gekeken naar de invloed van de fijn stof uitstoot van de omliggende veehouderijen. In de omgeving liggen geen veehouderijen met een relevante fijn stof emissie (>500 kg per jaar). Er is daarom geen berekening gemaakt van de luchtkwaliteit. De verwachting is dat aan de grenswaarden wordt voldaan.

Op basis van het voorgaande vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor uitvoering van het onderhavige plan.

5.10 Milieueffectrapportage

Niet voor alle nieuwe activiteiten hoeft een m.e.r.-procedure gevolgd te worden. Uitgangspunt van de m.e.r.-beoordeling is het 'nee, tenzij' -principe. Dat wil zeggen dat alleen een milieueffectrapport (MER) hoeft te worden opgesteld, wanneer er omstandigheden zijn die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.

De Wet milieubeheer maakt onderscheid in een m.e.r.-procedure voor plannen (planMER) en voor besluiten (besluitMER of projectMER). Voor een bestemmingsplan kan zowel de plan-m.e.r.-plicht als de besluit-m.e.r.-plicht gelden.

Er zijn drie sporen waarlangs de m.e.r.-plicht kan ontstaan:

  • 1. Plan- en/of besluit-m.e.r.-plicht: als de voorgenomen activiteit vermeld is in het Besluit milieueffectrapportage;
  • 2. Plan-m.e.r.-plicht: als voor het plan een zogeheten passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming gemaakt moet worden. Dat is het geval als het plan significante negatieve gevolgen kan hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied;
  • 3. Toetsing aan de provinciale milieuverordening.

Besluit milieueffectrapportage
In het Besluit milieueffectrapportage zijn de m.e.r.-plichtige (Bijlage C) en m.e.r.-beoordelingsplichtige (bijlage D) activiteiten aangewezen. De lijst van activiteiten in de onderdelen C en D van het Besluit bestaat uit vier kolommen. De eerste kolom bevat een omschrijving van de m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten. De tweede kolom vermeldt eventuele drempelwaarden of voorwaarden. In de derde en de vierde kolom worden de plannen resp. de besluiten genoemd waarvoor de m.e.r.-(beoordelings)plicht geldt.

Een bestemmingsplan is alleen besluit-m.e.r.-plichtig als het bestemmingsplan in kolom 4 wordt genoemd. Een bestemmingsplan is plan-m.e.r.-plichtig als het plan genoemd is in kolom 3 en activiteiten mogelijk maakt die in onderdeel C en D, kolom 1 vermeld zijn en voldoen aan de in kolom 2 genoemde drempelwaarden. Als een bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die Besluit-m.e.r.-plichtig is op grond van de uitkomst van een toets van een activiteit die onder de drempelwaarden blijft, dan is dat bestemmingsplan alsnog plan-m.e.r.-plichtig. Het maakt dan immers een (besluit) m.e.r.-plichtige activiteit mogelijk.

Voor zowel de plan-m.e.r.- als besluit-m.e.r.-plicht geldt dat als de activiteit onder de drempelwaarden uit kolom 2 van bijlage D blijft, met een vormvrije m.e.r. beoordeeld moet worden of alsnog een MER moet worden opgesteld. De centrale vraag die daarbij beantwoord moet worden is of er omstandigheden zijn die kunnen leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Daarbij moet worden getoetst aan de criteria die opgenomen zijn in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn. Als dergelijke milieugevolgen kunnen optreden, geldt alsnog de betreffende plan- en/of besluit-m.e.r.-plicht.

Toetsing

  • Besluit m.e.r.
    In het Besluit m.e.r. is één activiteit opgenomen die van toepassing kan zijn op het voornemen: Activiteit D11.2: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' in de gevallen dat de aanleg of uitbreiding betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 226 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1676-0003_0016.png"

  • Wet natuurbescherming - passende beoordeling
    Voor het vaststellen van plannen die significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied kunnen hebben, dient een passende beoordeling gemaakt te worden (artikel 7.2a Wet milieubeheer juncto artikel 2.8, eerste lid Wet natuurbescherming). Uit de beoordeling van het aspect ecologie (zie paragraaf 5.3) blijkt dat er voor dit plan geen passende beoordeling nodig is. De plan-m.e.r-plicht op grond van de noodzaak van een passende beoordeling voor de Wet natuurbescherming is hier niet aanwezig. Het plangebied ligt op voldoende afstand van het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied (de Veluwe), waardoor door het plan in de gebruiksfase geen stikstofdepositie plaatsvinden dat Natura-2000-gebied. Het plan is daarom niet plan-m.e.r.-(beoordelings)plichtig.

  • Provinciale milieuverordening
    Provinciale Staten van Gelderland hebben geen extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (en zo m.e.r.-plichtig zijn).

Conclusie
Voor het plan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling vereist. Het college heeft een m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen. Dit beoordelingsbesluit is genomen voordat het ontwerp-bestemmingsplan is gepubliceerd.

Overigens heeft adviesbureau Tauw Milieu B.V. in 1996 in opdracht van gemeente Barneveld een milieueffectrapport opgesteld met betrekking tot de gehele woonwijk De Burgt, waarvan het plangebied "De Lanen-Oost" deel uitmaakt. Er is geen aanleiding om dit rapport te actualiseren. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in een (wezenlijke) wijziging van het oorspronkelijke plan dat is onderzocht. De samenvatting van het rapport is opgenomen als bijlage 24.

M.e.r.-beoordelingsbesluit
Op 3 februari 2023 is bij besluit van college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld vastgesteld dat geen MER nodig is omdat er geen nadelige gevolgen voor het milieu zullen optreden. Het besluit is als bijlage 16 opgenomen.

5.11 Milieuzonering

Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat toekomstige woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie ´Bedrijven en milieuzonering´ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009, worden in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen.

Er is een onderzoek naar milieuzonering uitgevoerd (bijlage 32).

In dit kader zijn voor dit plan de volgende bedrijven en aspecten van belang:

  • Intratuin Barneveld, Burgemeester Aschofflaan 1
  • Huisartsenpraktijk De Burgt, Nederwoudseweg 17d
  • Optisport sporthal De Burgthof, Nederwoudseweg 23c
  • Gamma, Burgemeester Aschofflaan 2-4

In de onderstaande tabel zijn per bedrijf de richtafstandsnorm en de werkelijke afstand tot het plangebied opgenomen.

Bedrijf   Richtafstandsnorm   Werkelijke afstand ±  
Intratuin Barneveld   30   100  
Huisartsenpraktijk De Burgt   10   60  
Optisport sporthal De Burgthof   50   160  
Gamma   30   13  

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de woningen buiten alle richtafstanden van bovengenoemde functies vallen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt echter wel aanbevolen een 'onderzoek industrielawaai' uit te voeren naar de Gamma. Hier wordt navolgend op ingegaan. De uitkomst van het onderzoek is dat alleen bij de Gamma niet wordt voldaan aan de aanbevolen richtafstanden wat betreft de aspecten geluid en gevaar. Om na te gaan of het mogelijk is om desondanks een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te realiseren, is een onderzoek naar industrielawaai uitgevoerd (bijlage 7). Daaruit blijkt dat de toekomstige situatie bij nagenoeg alle woningen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) uit het Activiteitenbesluit en uit stap 2 (gemengd gebied) van de hierboven genoemde 'Bedrijven en milieuzonering'. Bij de tweede en de derde bouwlaag van één woning zou die norm worden overschreden. In het rapport over industrielawaai zijn oplossingen aangedragen voor overschrijding van de normen. De ontwikkelaar zal de suggesties verwerken in het bouwplan voor de bewuste woning. Er is een geluidscherm van bepaalde, in het rapport gespecificeerde afmetingen langs de laad-loslocatie van de bouwmarkt gerealiseerd. Dit is vastgelegd in het bestemmingsplan "Rozenstraat-Burgemeester Aschofflaan" (2021). Als in het bouwplan voor de woning rekening is gehouden met de suggesties in het rapport en het geluidscherm is geplaatst, dan zijn er verder geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan gelet op het aspect milieuzonering.

In de omgeving van het plangebied zijn veehouderijen gelegen. Bij rundveehouderijen is het aspect geur van belang. Bij de veehouderijen in de omgeving van het plangebied is voor het aspect geur getoetst aan de wettelijke bepalingen uit de Wet geurhinder en veehouderij. Uit paragraaf 5.6 blijkt dat de toekomstige situatie voldoet aan de geurnormen uit het gemeentelijke geurbeleid. De veehouderijen vormen geen belemmering voor de verwezenlijking van de woonwijk.

Veiligheidszone - Activiteitenbesluit
Binnen de grenzen van het bestemmingsplan is geen gasdrukmeet- en regelstation aanwezig. In het Activiteitenbesluit zijn veiligheidsafstanden opgenomen die moeten worden aangehouden tussen kwetsbare respectievelijk beperkt kwetsbare objecten en (onder andere) een gasdrukmeet- en regelstation (4-6 meter). Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten volgens het Activiteitenbesluit zijn dezelfde objecten als die genoemd zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het gaat dan om onder andere woningen, ziekenhuizen en bedrijven. Tussen een woning en een gasdrukmeet- en regelstation moet een veiligheidsafstand van 6 meter worden aangehouden. Het plan voldoet aan de voorgeschreven afstand.

Conclusie
Vanuit milieuzonering zijn er geen onoverkomelijke belemmeringen voor het plan.

5.12 Natuur en landschap

In het plangebied "De Lanen-Oost" is een aantal bestaande groenstructuren aanwezig, dat in het verleden deel uitmaakte van de karakteristieke erfbegrenzing, door middel van houtsingels, zoals we die kennen vanuit het kampenlandschap. Er is gekozen om de bestaande restanten van deze houtopstanden niet in te zetten in het nieuwe plan. Wel is ervoor gekozen om de groen-blauwe lijnen vanuit dit landschap in te zetten in een nieuwe vorm, die passend is bij het toekomstige gebruik. Dit zien we terug in de groen-blauwe drager van west naar oost, die het gehele gebied doorkruist en door de groen-blauw lijn van noord naar zuid. Wadi's met groepjes opgaand groen in combinaties met speelvoorzieningen domineren hier het beeld. Tevens worden de randen aangezet met een duidelijke opgaande, meer ritmische groenstructuur, die meer aansluiting vindt met de verkeerstructuur. Tussen de parkeervoorziening in de woonstraten worden bomen geplaatst om het straatbeeld te verfraaien. De toe te passen beplanting bestaat voornamelijk uit inheems sortiment aangevuld met bomen, sierheesters, kruiden en bloembollen die bijdragen aan de biodiversiteit. Hierdoor ontstaat er een cultuurlijk-natuurlijke nieuwe groenstructuur.

5.13 Ontplofbare oorlogsresten

Gemeente Barneveld heeft voor haar gehele grondgebied een historisch vooronderzoek uit laten voeren naar de aanwezigheid van Ontplofbare Oorlogsresten uit de Tweede Wereldoorlog.

Volgens dit vooronderzoek van Expload met kenmerk RN-14037-2.0 van 27 oktober 2015, blijkt dat het noord-oostelijk deel van de planlocatie verdacht is van Ontplofbare Oorlogsresten, zijnde afwerpmunitie. De onderstaande afbeelding is een kaartuitsnede van de OO-belastingkaart van gemeente Barneveld, waarop het plangebied "De Lanen-Oost" is te zien.

Om risico's te voorkomen zal vooraf door een gecertificeerd opsporingsbedrijf het verdachte gedeelte vrijgegeven worden van Ontplofbare Oorlogsresten. Nader onderzoek heeft vóór 2023 nog niet kunnen plaatsvinden in verband met de beschikbaarheid en toegangelijkheid van verdachte perceeldelen binnen en nabij het plangebied. De verwachting is dat het onderzoek wordt afgerond in februari 2023 met de oplevering van een rapportage.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1676-0003_0017.png"Afbeelding 15 Uitsnede OO-belastingkaart

5.14 Veiligheid en gezondheid

Veiligheid
Om een veilige omgeving te creëren of te behouden is er op het gebied van fysieke veiligheid een aantal aspecten waarmee rekening gehouden moet worden. Zo worden er eisen gesteld aan de bereikbaarheid van de openbare wegen voor de hulpverleningsdiensten. Dit leidt tot het stellen van minimale afmetingen en bochtstralen zodat hulpverleningsvoertuigen een object of calamiteit goed kunnen bereiken en adequate hulp kunnen verlenen. Met betrekking tot voldoende bluswater in het openbare wegennet zijn er ook eisen gesteld. Deze eisen hebben betrekking op de afstanden vanaf de bluswatervoorziening tot aan een gebouw en de capaciteit ervan. In de “Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid” een uitgave van Brandweer Nederland worden deze eisen gesteld. Voor wat betreft de bereikbaarheid zijn er binnen de gemeente Barneveld hoofd- en subaanrijdroutes vastgesteld.

Tevens worden er eisen gesteld aan de opkomsttijden voor brandweervoertuigen. Deze zijn afhankelijk van de bestemming. Voor gebouwen waarin geslapen wordt en verminderd zelfredzame mensen verblijven worden strengere eisen gesteld dan gebouwen waar dit niet zo is. De opkomsttijden zijn gesteld in de Wet veiligheidsregio’s (1 oktober 2010) met het daarbij behorende Besluit veiligheidsregio’s. In het Besluit zijn de tijdnormen voor de opkomsttijden vastgelegd.

Nieuwe ontwikkelingen zullen worden getoetst aan de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid, het Besluit veiligheidregio’s en aan de eisen van de aangewezen hoofd- en subaanrijdroutes. Dit zal gebeuren bij de bouwplannen en inrichtingsplannen.

Conclusie veiligheid
In haar reactie d.d. 1 augustus 2022 op het voorontwerp van het voorliggende bestemmingsplan heeft de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM) opgemerkt dat zich een LPG-tankstation bevindt aan de westzijde van het plangebied op een afstand van ongeveer 900 meter en dat de nieuwe woningen dus komen buiten het effectgebied van dit station. Wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen over de autosnelweg A30 meldt VGGM dat het plangebied is gelegen binnen het effectgebied van het scenario 'toxische wolk'. Gezien de verwachte populatie van de wijk is het aannemelijk dat men zich tijdens een calamiteit binnenshuis in veiligheid kan brengen.

De door VGGM voorgestelde, tweede ontsluitingsweg is opgenomen in het plan.

Er zijn voor wat betreft de eisen voor de veiligheid geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Gezondheid
De aanwezigheid van een intensieve veehouderij kan invloed hebben op de gezondheid van omwonenden. Uit het onderzoek Veehouderij Gezondheid Omwonenden (VGO) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu is gebleken dat longontsteking vaker voorkomt bij mensen die in veedicht gebied wonen. Een deel van de longontstekingen is geassocieerd met het wonen in de buurt van een geitenhouderij. De oorzaak is niet duidelijk.

Met andere woorden: er is wetenschappelijk geen causaal verband aangetoond tussen een hogere incidentie van longontstekingen en geitenhouderijen in de omgeving. Bij de bespreking van jurisprudentie komen wij terug op de VGO-onderzoeken en het oordeel van de hoogste bestuursrechter.

Eind oktober 2020 kwam de GGD met de richtlijn 'Veehouderij en gezondheid'. De richtlijn gebruikt de GGD bij de advisering over ruimtelijke plannen. De GGD heeft twee uitgangspunten bij zijn adviezen. De eerste is voorzorg: wees terughoudend met het plaatsen van gevoelige bestemmingen en veehouderijen binnen 250 meter van elkaar (bij geitenhouderijen binnen 2 kilometer). Gevoelige bestemmingen zijn bijvoorbeeld woningen, scholen, en ziekenhuizen. Het tweede uitgangspunt is het streven om de uitstoot van geur, stof, endotoxinen (kleine stukjes bacteriën) en ammoniak van veehouderijen te verminderen.

De GGD-richtlijn betreft een niet-dwingende aanbeveling en deze bevat geen harde normen. De richtlijn heeft geen bindende status. De GGD heeft niet willen uitsluiten dat er nieuwe woningen komen in de omgeving van geitenhouderijen. De GGD adviseert doorgaans aan gemeenten om in hun besluitvorming het risico van longontsteking zorgvuldig mee te wegen.

In de voorbereidingsprocedure van bestemmingsplan "De Lanen-Oost" is dit advies uitgebleven.

Volgens de GGD is het risico op longontsteking het hoogst binnen een straal van 500 meter. Buiten die straal loopt het verhoogde risico af. Nu het causale verband tussen longontstekingen en geitenhouderijen niet is aangetoond, ontbreekt het inzicht in effectieve bronmaatregelen om gezondheidsrisico's te voorkomen.

Doorwerking
Het plangebied "De Lanen-Oost" bevindt zich in de invloedssfeer van veehouderijen. Ten zuiden van het plangebied en buiten de grenzen van gemeente Barneveld zijn er drie geitenhouderijen binnen een straal van 2 kilometer. De exacte afstanden van deze geitenhouderijen in Lunteren tot de dichtstbijzijnde nieuwe woning in het plangebied zijn respectievelijk 1.009, 1.084 en 1.575 meter. De nieuwe woningen komen dus niet in het hoogste risicogebied.

Ondanks het licht verhoogde risico op longontsteking is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd in de nieuwe woonwijk.

Uit jurisprudentie blijkt dat het gemeentebestuur in de afweging van belangen het zwaarwegende, maatschappelijke belang van de urgente woonbehoefte mag laten prevaleren. Het is zeer belangrijk dat er voldoende woningen worden gebouwd. In gemeente Barneveld is de agrarische sector groot. Het is nu eenmaal een veedicht gebied. Het is dan ook onmogelijk om bij woningbouw overal de strengste voorzorgsrichtlijnen in acht te nemen. Anders zou de woningbouwproductie sterk afnemen. Naar ons oordeel is het verantwoord en aanvaardbaar om de voltooiing van woonwijk De Burgt te continueren nu de geitenhouderijen zich bevinden op een grotere afstand dan 1 kilometer.

Bespreking van jurisprudentie
Conform vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) zijn aspecten van volksgezondheid, zoals de mogelijke besmetting van dierziekten vanwege nabijgelegen agrarische bedrijven, een belang dat de raad moet meewegen bij de vaststelling van een bestemmingsplan. Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de AbRS van 19 oktober 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BT8561) en 10 september 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3335).

Uit de jurisprudentie volgt verder dat de beoordeling van de aanvaardbaarheid van een gezondheidsrisico, primair een bestuurlijke taak is. In de uitspraak d.d. 14 oktober 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2442) overwoog de AbRS: 'Vanwege (onzekere) risico's kan uit voorzorg al dan niet worden besloten om maatregelen te nemen. Het beoordelen van een voor de maatschappij al dan niet aanvaardbaar risico in dit verband is echter primair een bestuurlijke taak.'

Relevant is ook de uitspraak d.d. 3 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3149) van de voorzieningenrechter van de AbRS. De eigenaresse van een geitenhouderij meende dat de voorziene woningbouw in gemeente Bernheze belemmerend werkte op haar bedrijfsvoering. Verder stelde zij dat de gemeente de gezondheidsrisico's voor de nieuwe bewoners bij de vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende had betrokken in de belangenafweging.

De voorzieningenrechter overwoog als volgt: 'De raad dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening te onderzoeken of een plan niet zodanige risico's voor de volksgezondheid meebrengt dat, gelet daarop, een aanvaardbaar woon- en leefklimaat onvoldoende is gewaarborgd. De raad heeft de mogelijke gezondheidsrisico's voor de nieuwe bewoners vanwege de geitenhouderij van [verzoekster] in zijn belangenafweging betrokken. Hierbij heeft hij betrokken dat nog steeds geen causaal verband is gevonden tussen longontsteking en geitenhouderijen in de omgeving. De raad ziet in de door [verzoekster] aangehaalde studies onvoldoende aanleiding om de bouw van nieuwe woningen binnen een straal van 2 km rondom de geitenhouderij volledig uit te sluiten. Voorts heeft de raad in zijn belangenafweging betrokken dat tussen de woningen waarin het plan voorziet en het bedrijf van [verzoekster] andere burgerwoningen liggen die vanuit milieuhygiënisch oogpunt bepalend zijn voor de uitbreidingsmogelijkheden van [verzoekster]. In de belangafweging heeft de raad verder betrokken dat de uitbreiding met de nieuwe woonwijk een zwaarwegend maatschappelijk belang dient, aangezien deze woonwijk noodzakelijk is om te kunnen voorzien in de bestaande en urgente woonbehoefte. Indien binnen een straal van 2 km tot de geitenhouderij geen nieuwe woning meer zouden mogen worden gebouwd, heeft dat volgens de raad tot gevolg dat geen enkele uitbreiding van de kern Vorstenbosch meer mogelijk is, terwijl uitbreiding van het aantal woningen noodzakelijk is met het oog op de leefbaarheid in Vorstenbosch. Andere locaties zijn niet geschikt omdat hiermee niet kan worden voorzien in de gehele woonbehoefte.'

In de bodemuitspraak d.d. 7 oktober 2020 oordeelde de bodemrechter van de AbRS vervolgens, in lijn met voornoemde uitspraak van de voorzieningenrechter, dat de raad van gemeente Bernheze het volksgezondheidsbelang voldoende had betrokken in zijn afweging om nieuwe woningbouwlocatie toe te staan op ongeveer 750 meter van een geitenhouderij.

In de eerdergenoemde VGO-onderzoeken is geen duidelijke causaliteit gevonden tussen longontsteking en geitenhouderijen in de omgeving. Volgens de AbRS moeten verdere vervolgonderzoeken meer duidelijkheid verschaffen. In dit verband is relevant het op 30 september 2021 gepubliceerde rapport 'Longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Noord-Brabant en Limburg, actualisering 2017-2019' (VGO III). De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft in een brief van 24 november 2021 aan de Eerste Kamer laten weten dat de resultaten van dit rapport in lijn liggen met eerdere VGO-onderzoeksresultaten. Zo merkt de minister in haar Kamerbrief op dat op basis van het rapport geconcludeerd kan worden dat er een associatie is tussen het wonen nabij een geitenhouderij (tot 500 meter) en een verhoogde kans op longontsteking. Volgens de minister is over de onderzochte jaren echter geen associatie gevonden tussen het wonen binnen een straal van 1.000 of 2.000 meter afstand van een geitenhouderij en een verhoogde kans op longontsteking.

De resultaten van nader onderzoek worden naar verwachting niet bekend voor eind 2024.

5.15 Verkeer

Ontsluiting
Het plangebied 'De Lanen-Oost' wordt voor gemotoriseerd verkeer op 2 manieren ontsloten. De belangrijkste ontsluiting is aan de noordzijde en komt uit op de Burg. Van Diepeningenlaan. De Burg. Van Diepeningenlaan vormt samen met de Burg. Labreelaan en de Burg. Aschofflaan de hoofdontsluitingsstructuur van de wijk De Burgt. Een 2e ontsluitingsmogelijkheid voor het plangebied ligt aan de oostzijde van het plangebied, waar een doorsteek wordt gerealiseerd naar het toekomstig te realiseren woongebied.

Op de hoofdontsluitingswegen geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur. Alle andere wegen, waaronder die in het plangebied worden ingericht met een maximumsnelheid van 30 km/uur.

Voor fiets- en voetgangersverkeer is het uitgangspunt om deze via meerdere doorsteken te ontsluiten op de omgeving. Fietsverkeer kan over de Burg. Van Diepeningenlaan fietsen waar fietsstroken worden aangebracht, maar ook in de wijk wordt de mogelijkheid geboden om via korte autoluwe routes bij (o.a.) de nieuwe rotondes aan de noordoost- en noordwestzijde van het plangebied te komen. Door deze rotondes kan veilig (en in de voorrang) de Burg. Van Diepeningenlaan overgestoken worden. Aan de oostzijde van het plangebied wordt een tweerichtingenfietspad gerealiseerd, als onderdeel van het hoofdfietsnetwerk van gemeente. Deze fietsverbinding verbindt in de toekomst de N802/Scherpenseelseweg met o.a. het centrum.

De hoofdstructuur van de toekomstige verkeerssituatie is te zien op de onderstaande afbeelding. Deze afbeelding komt uit het geactualiseerde stedenbouwkundige plan voor De Burgt d.d. 28 mei 2021. De uiteindelijke uitwerking op wijkniveau kan iets afwijken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1676-0003_0018.png"

Afbeelding 16 Verkeerssituatie

Verkeersgeneratie
Om de verkeersgeneratie van het te ontwikkelen plan te bepalen, is gebruik gemaakt van de CROW publicatie Toekomstbestendig Parkeren uit 2018. In de onderstaande tabel is de verkeersgeneratie van het plan voor de verschillende type woningen opgenomen.

Type Woning   CROW-categorie   Aantal Woningen   Gemiddelde norm   Bewegingen per etmaal  
Sociale huur app.   Huur, appartement, midden/goedkoop (incl. sociale huur)   32   4,1   131,2  
131Sociale huur rij   Huur, huis, sociale huur   8   5,6   44,8  
Beneden-Boven-woning   Huur, appartement, midden/goedkoop (incl. sociale huur)   12   4,1   49,2  
Rug-aan-Rug   Koop, huis, sociale koop   16   7,4   118,4  
Sociale koop rij   Koop, huis, tussen   22   7,4   162,8  
Middelduur rij   Koop, huis, tussen   49   7,4   362,6  
Vrije sector bungalow   Koop, huis, Tussen/hoek   10   7,4   74,0  
Vrije sector hoek (+garage)   Koop, huis, hoek   39   7,4   288,6  
Vrije sector 2-onder-1 kap   Koop, huis,
2-onder-1 kap  
30   7,8   234,0  
Vrije sector vrijstaand   Koop, huis, vrijstaand   8   8,2   65,6  
Totaal     226     1.531,2  

Met de voorgenomen ontwikkeling is er dus sprake van een toename van 1.531 verkeersbewegingen als gevolg van realisatie van de woningen in het plangebied. Doordat het plangebied op meerdere punten ontsloten wordt en er ook een nieuwe ontsluitingsweg wordt aangelegd, wordt de verkeersdruk door de nieuwe ontwikkeling op het bestaande verkeersnetwerk verspreid. Tevens hebben de bestaande wegen genoeg capaciteit om de verkeersbewegingen te verwerken. Gezien deze aspecten zorgt de voorgenomen ontwikkeling niet voor een verslechtering van de verkeerssituatie.

Parkeren
De aard en de omvang van de activiteiten waarin het bestemmingsplan voorziet, bepaalt het aantal benodigde parkeerplaatsen. Om de parkeerbehoefte vast te stellen, is gebruik gemaakt van de Nota Parkeernormen uit 2020 van de gemeente Barneveld. In het parkeerbeleid is vastgelegd dat het plangebied zich in de 'rest bebouwde kom' in een 'matig stedelijk' gebied bevindt. In de parkeerbalans, die is opgenomen als bijlage bij § 3.4 van het uitgewerkte stedenbouwkundige plan (bijlage 35), zijn per type woning de parkeernorm en de parkeerbehoefte weergegeven. De totale parkeerbehoefte is 375 parkeerplaatsen. Er komen 238 parkeerplaatsen in openbaar gebied en 152 parkeerplaatsen op eigen terrein. Er komen dus voldoende parkeerplaatsen in het plangebied. De woonblokken zijn te zien op de kaart in bijlage 31.

In totaliteit is voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de Nota Parkeernormen. De balans per deelgebied verschilt, maar er is overloop mogelijk tussen de deelgebieden. De conclusie is dat de voorgenomen parkeercapaciteit voorziet in de totale netto parkeerbehoefte. Bijlage 48 betreft de actuele parkeerbalans uit 2023.

5.16 Water

Op 5 augustus 2021 heeft Waterschap Vallei en Veluwe de primaire watertoets uitgevoerd (bijlage 47).

In opdracht van bouwbedrijf R. van de Mheen B.V. heeft civieltechnisch adviesbureau Drong Omgeving & Techniek uit Barneveld vervolgens een waterhuishoudingsplan opgesteld voor plangebied "De Lanen-Oost" (bijlage 44).

Dit rapport adviseert aan de hand van het waterhuishoudingsplan en riooltechnische gebiedsanalyse en vigerende ontwerpuitgangspunten over de inpassing van de water- en rioolopgave binnen de planontwikkeling. Met als doel het verkrijgen van een klimaatbestendig, waterbewust en onderhoudsvriendelijke woonwijk.

Dit plan beschrijft voor de bestaande situatie de aspecten hoogteligging, bodemopbouw, grondwater, oppervlaktewater en riolering en geeft aan hoe de waterhuishouding en riolering in het plangebied geregeld kunnen worden. Dit wordt hieronder samengevat weergegeven.

Dit rapport wordt ten behoeve van het ontwerpbestemmingsplan verder uitgewerkt in een definitief waterhuishoudingsplan.

Gebiedsinventarisatie 
Op basis van de Algemene Hoogtekaart Nederland is het maaiveldverloop inzichtelijk gemaakt. In het zuiden van het plangebied ligt het maaiveld het laagst op 4,45 m NAP. Het overige deel varieert in hoogte van 4,85 m NAP tot 5,35 m NAP.

Op basis van boringen is vastgesteld dat er een gemiddelde variatie in de bodemopbouw aanwezig is. Het terrein bestaat vrijwel geheel uit matig fijn, zwak tot matig siltig zand.

Bij enkele boringen is een zwak grindige zandlaag of kleilaag aangetroffen.

Op basis van 4 bestaande peilbuizen is in de periode van 2003-2011 informatie beschikbaar.

De GHG ligt ca. 0,25 m onder het bestaande maaiveld, conform het masterplan van de Burgt.

Bestaande peilbuisgegevens in de nabijheid van het plangebied varieert de GLG tussen de 8.15+ en 8.30+ (Scherpenzeelseweg en de Woudse Erven).

De onlangs gemeten nieuwe peilbuizen geven een variatie van de GLG tussen de 7.93+ en de 7.64+ N.A.P. Aangezien deze lager zijn dan de historische gegevens, zullen deze als uitgangspunt dienen.

Volgens de kwelkaart van de klimaateffect-atlas treedt er in het plangebied enige kwel op (0,5 tot 1 mm/dag). Deze kwel beïnvloedt in samenhang met de neerslagsituaties de grondwaterstanden.

Vanuit het bodemonderzoek dat heeft plaatsgevonden is het de verwachting dat de bodem beschikt over een matige tot redelijk waterdoorlatendheid. Hier zal nog aanvullend onderzoek voor worden uitgevoerd, om dit met zekerheid vast te stellen.

Aan de noordzijde ligt een singel langs de Burgemeester Labreelaan: A-water WL109106 deze heeft een stuwpeil van NAP+7,99 m en voert in westelijke richting af.

Aan de zuidzijde van het plangebied ligt de bestaande watergang langs de Scherpenzeelseweg.

Deze heeft een bodemhoogte van NAP +7.59 m. De gemeten waterlijn ter hoogte van de kruising Scherpenzeelseweg/Nederwoudseweg NAP +7,70 m (augustus 2022) en NAP +7.76 m (sept. 2014).

De duiker onder de Scherpenzeelseweg, aansluitend op de Modderbeek ligt op +7.16 m NAP.

Aan de randen en door het midden van het plangebied lopen een aantal greppels, deze landbouwgreppels voeren grotendeels af op de bovengenoemde watergang langs de Scherpenzeelseweg.

Hemelwater 
De planontwikkeling mag volgens de Keur van het Waterschap Vallei en Veluwe niet leiden tot meer afvoer van hemelwater dan in de huidige situatie (de zogenaamde landelijke afvoer). Dit betekent dat er waterberging in het plangebied nodig is met een gedoseerde afvoer naar het watersysteem buiten het plangebied.

Het ontwerp van de waterbergingszones is erop gericht dat de maatgevende bui van het Waterschap Vallei en Veluwe (statische bui 60 mm) wordt vastgehouden. Er dient in totaal 60 mm berging gerealiseerd te worden, gerekend over het totale verhard oppervlak van de woonwijk, dit bedraagt 43.363 m2. Voor de rondweg wordt gerekend met de toename van het verhard oppervlak ten opzichte van de bestaande situatie, hierbij gaat het om 10.269 m2 verhard oppervlak.

Bergingsopgave 
De waterberging wordt gerealiseerd in de vorm van wadi's, opstuwen van watergangen en een singel en het toepassen van infiltratie kratten op de percelen. Met de wadi's wordt totaal 1.044 m3 berging gerealiseerd, watergang en singel 3.041 m3 en op de percelen 224 m3.

Wadi's
In de woonwijk worden 13 wadi's en 2 zaksloten gerealiseerd goed voor totaal 1.044 m3 berging. Per niveau hebben de wadi's dezelfde bodemhoogte. De wadi's worden zoveel mogelijk door oppervlakkig afwatering gevuld. De wadi's van hetzelfde niveau staan in verbinding met elkaar om een geheel te vormen. Overtollig hemelwater voert via de overstort naar DT-stelsel die onder de wadi's komen. De DT-stelsels stromen af naar de zuidelijke watergang waar voldoende berging capaciteit aanwezig is. Diameter van DT-stelsel wordt nog via een berekening bepaald.

Watergang en De Singel
De zuidelijke watergang wordt verbreed om ruimte te creëren voor waterberging. Hier wordt een stuw met geknepen doorlaat toegepast. De watergang krijgt een beheerpeil van 8,10m +NAP.

Met behulp van de stuw loopt het peil op tot een maximum van 8,60m +NAP. Het overtollige water stroomt via de bestaande watergangen af naar de B-watergang aan de westzijde van de Burgemeester Aschofflaan.

De totale toename in waterberging in de zuidelijke watergang, de greppels langs de Burgemeester Aschofflaan en de overloopgebieden bedraagt 1.939 m3.

Aan de noordzijde, ten noorden van de rondweg word een singel gerealiseerd. Hier wordt het aangrenzende deel van rondweg en gedeelte van de woonwijk op afgewaterd. De singel krijgt een waterpeil van 8,50 m +NAP en krijgt een stuwhoogte van 0,50 m om berging te realiseren. Hiermee bedraagt het maximale waterpeil 9,00 m +NAP.

De drempel/stuw zit voor/in de duiker daar waar de A-watergang de Labreelaan kruist.

De totaal beschikbare berging in de singel bedraagt 1.102 m3.

Infiltratiekratten percelen
Elke grondgebonden woningen wordt voorzien van 1,2 m3 aan infiltratiekratten per woning. Totaal zijn dit 187 woningen, wat neerkomt op een beschikbare berging van 224 m3 waterberging.

Het hemelwater en de overstort van de infiltratiekratten van de particuliere percelen dienen aan de perceelgrens aan de voorzijde bovengronds aangeboden te worden. De openbare wegen voeren het hemelwater van alle openbare verhardingen en het water van de particuliere percelen bovengronds af naar de wadi's. Er is een hoogteplan op hoofdlijnen (woningen, wegen) opgesteld dat laat zien dat bovengrondse afvoer grotendeels mogelijk is. Het vloerpeil van de woningen ligt altijd hoger dan de openbare ruimte. Bij bovengrondse afwatering is water op straat acceptabel zo lang het geen schade veroorzaakt en de situatie beperkt blijft tot stroming over de rijbaan. Door grotendeels bovengrondse hemelwater af te voer blijft het water zichtbaar en draagt het bij aan de bewustwording van een klimaatbestendig afwateringssysteem. Het hemelwater in de achterpaden moet door afschot richting de openbare weg plaatsvinden.

Open verharding
Alle openbare parkeervoorzieningen, opritten en een deel van de wandelpaden in het gebied worden voorzien van waterpasserende bestrating of halfverharding. Deze oppervlakte wordt niet toegerekend aan de benodigde waterberging.

Grondwater 
De grondwaterstanden worden mede bepaald door de ligging en diepte van watergangen in en rondom het plangebied. Door de bestaande watergangen zoveel mogelijk te behouden en de wadi-zones van een drainageafvoer te voorzien is het risico op vernatting minder. De drainage onder de wadi's zorgt naast lediging ook voor grondwaterbeheersing.

Grondwateroverlast wordt ook voorkomen door het plangebied op te hogen. Hierbij wordt rekening gehouden met de beoogde ontwateringsdiepten (verschil in hoogte tussen maaiveld en Gemiddeld Hoogste Grondwaterstanden) voor woningen, straten, groen en wadi's zoals genoemd in de Standaard Ontwerp- en Materiaaleisen van de gemeente Barneveld.

Ten opzichte van het huidige maaiveldniveau wordt het gebied opgehoogd. De wegpeilen in de wijk worden opgehoogd tot een niveau tussen 9,20 m +NAP en 10,40 m +NAP. De vloerpeilen van de woningen komen ca. 0,30 m hoger te liggen dan het wegpeil. Deze varieert hiermee tussen 9,60 m +NAP en 10,60 m +NAP.

Met de ontwateringseisen die gehaald dienen te worden en de GHG die op slecht 0,25 m -mv ligt dient het gebied gemiddeld 0,45 m opgehoogd te worden.

Huishoudelijk afvalwater
Voor het toekomstige DWA-stelsel wordt een hoofdstreng onder vrijverval ten noorden van De Lanen-Oost gelegd. Deze streng wordt onder een afschot van 2‰ zo diep mogelijk gelegd ten behoeve van latere aansluiting van toekomstige ontwikkelingen van De Burgt III. Deze hoofdstreng loopt af richting De Lanen West, waar het aansluit op de Willemarslaan met een b.o.b. van 5.01 m +NAP. De DWA-strengen in de Lanen-Oost sluiten op dit DWA-stelsel aan. Rioolstreng vanaf Woudse Erven I naar de inspectieput in de Willemarslaan, krijgt een diameter van 400 mm.

Het huishoudelijk afvalwater van de nieuwe woonwijk wordt onder vrij verval ingezameld. De verwachting is dat circa 738 wooneenheden het vuilwater afvoeren naar het hoofdriool in De Lanen-Oost.

Duurzaamheid aandachtpunten
In het kader van duurzaamheid, klimaatadaptatie en het vergroten van het klimaatbewustzijn onder bewoners worden de volgende aanvullende maatregelen genomen:

  • Het toepassen van een regenton per perceel;
  • Het toepassen van waterpasserende verharding in de parkeerplaatsen van de parkeerkoffers;
  • Eis van tenminste 1 m3 waterberging op eigen terrein toe te passen;
  • Het zoveel mogelijk bovengronds afvoeren van hemelwater.

In het kader van duurzaam bouwen en vanwege de beoogde grond- en oppervlaktewaterkwaliteit mogen in principe geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zink, koper, lood en PAK-houdende materialen) worden toegepast. Er zijn voldoende milieuvriendelijke alternatieven die vergelijkbaar zijn wat betreft uitstraling, gebruiksgemak, levensduur en onderhoud. Indien vanwege zwaarwegende argumenten toch uitlogende materialen worden voorgesteld, is de voorwaarde dat ze jaarlijks gecoat worden om diffuse waterverontreinigingen te voorkomen.

Watervergunning
Voor de realisatie van de woonwijk is een watervergunning van het waterschap Vallei en Veluwe nodig. De watervergunning is minimaal noodzakelijk voor de toename aan verhard oppervlak, het herinrichten van watergangen en voorzieningen voor de waterberging.

De bijlagen 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, en 47 van de toelichting bij het bestemmingsplan liggen ten grondslag aan van deze waterparagraaf en vormen samen de onderbouwing.

Hoofdstuk 6 JURIDISCHE ASPECTEN

6.1 Juridische aspecten

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het afwijken met een omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.

De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene afwijkings- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.

Bevoegdheid
Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Over het algemeen zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het kan echter incidenteel voorkomen dat bijvoorbeeld het Rijk dan wel de provincie het bevoegd gezag is.

Burgemeester en wethouders zijn altijd bevoegd gezag bij het wijzigen van een plan en het stellen van nadere eisen.

6.1.1 Inleidende regels
6.1.1.1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.

De omschrijving van het begrip 'bouwperceel' staat in artikel 1. Een voorbeeld van een bouwperceel is een stuk grond waarop een woning staat met een tuin. De bestemmingen 'Wonen-1' en 'Tuin' horen beiden bij het bouwperceel.

Als bijvoorbeeld wordt aangegeven onder de bestemming 'Wonen - 1':

'de totale oppervlakte van buiten het bouwvlak gelegen bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20% van dat bouwperceel, met een maximum van 150 m2, [...].'

wordt bedoeld dat de maximum oppervlakte die is aangegeven op de verbonden vlakken als één maximum voor beide vlakken geldt en niet voor beiden afzonderlijk.

6.1.1.2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten.

6.1.2 Bestemmingsregels
6.1.2.1 Bestemming 'Groen'

Het structureel groen krijgt de bestemming 'Groen'. Onder structureel groen worden wijkparken, grotere groenelementen op buurt- of blokniveau, groen om wegen en waterlopen en wadi's verstaan. Binnen deze bestemming zijn ook speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en paden toegestaan. De bestemming 'Groen' wordt alleen toegepast op openbare gronden, niet op particuliere terreinen.

In de omschrijving van de bestemming 'Groen' staat dat de gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen (et cetera) 'met daaraan ondergeschikt parkeervoorzieningen'. Het is de bedoeling van de raad dat een relatief klein gedeelte van de gronden kan worden gebruikt als parkeervoorziening: om en nabij 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak. De raad beschouwt de parkeervoorzieningen dan als ondergeschikt. Die 10% is geen harde norm. De regeling is bewust flexibel geformuleerd. Als de parkeervoorzieningen meer dan de helft van de oppervlakte van het bestemmingsvlak beslaan, dan is in elk geval geen sprake van ondergeschiktheid.

Wanneer de aanduiding 'geluidscherm' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor geluidscherm. De maximale bouwhoogte van het geluidscherm staat op de verbeelding.

Wanneer sprake is van landschappelijke waarden wordt aan de hand van de geldende bestemming en de eigendomssituatie bepaald welke bestemming wordt toegekend. Bij gemeentelijk eigendom kan het hierbij gaan om diverse bestemmingen, zoals 'Groen' en 'Verkeer' in combinatie met de dubbelbestemming 'Waarde-Landschap'. Bij particulier eigendom kan het gaan om de bestemming 'Tuin', met de aanduiding 'groen'.

Het is mogelijk om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels voor de aanleg van in- en uitritten.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Groen' in 'Tuin' te wijzigen. Deze wijzigingsbevoegdheid kan toegepast worden wanneer de gemeente grond verkoopt aan particulieren ter uitbreiding van tuinen.

6.1.2.2 Bestemming 'Tuin'

De bestemming 'Tuin' is gelegen bij andere bestemmingen zoals 'Wonen-1'. De bestemming wordt alleen toegepast op terreinen van particulier eigendom. Dit deel van het perceel mag beperkt bebouwd worden.

In een tuinbestemming mag verharding worden gerealiseerd. Het is ook mogelijk om binnen een tuinbestemming te parkeren.

De grens tussen de bestemming 'Wonen-1' en de bestemming 'Tuin' verspringt. Buiten het bouwvlak is tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn geen bebouwing toegestaan. Zo is gewaarborgd dat hoofdgebouwen hun prominente positie behouden. Dit is wenselijk vanuit stedenbouwkundig oogpunt. Bebouwing buiten het bouwvlak is ondergeschikt.

Wanneer de aanduiding 'geluidscherm' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor geluidscherm. De maximale bouwhoogte van het geluidscherm staat op de verbeelding.

Wanneer de aanduiding 'groen' is aangegeven, is de grond alleen bestemd voor groen. Bouwwerken en verharding zijn niet toegestaan.

De aanduidingen 'geluidscherm' en 'groen' komen niet voor op de verbeelding van het bestemmingsplan 'de Lanen-Oost' bij gronden waaraan de bestemming 'Tuin' is toegekend.

Situering van bijbehorende bouwwerken in de voortuin van woningen
Het begrip 'bijbehorende bouwwerken' geeft het al aan; deze bouwwerken dienen ruimtelijk ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw. De bouwmassa's op een perceel kennen een hiërarchie waarbij het woonhuis het hoofdgebouw is en het bijbehorende bouwwerk of eventueel de bijbehorende bouwwerken ondergeschikt aan zijn.

Deze hiërarchie vertaalt zich ruimtelijk enerzijds in de massa van de gebouwen, het hoofdgebouw, het woonhuis is groter dan het bijbehorende bouwwerk. Anderzijds is dit terug te zien in de positionering van de massa's, de bijbehorende bouwwerken staan achter het hoofdgebouw. De regel is dat het bijbehorende bouwwerk minimaal 1 meter achter de voorgevel van het woonhuis staat. Indien dit niet wordt nageleefd is het bijgebouw te dominant aanwezig en verstoord het de hierboven omschreven hiërarchische opbouw van de bouwmassa's.

Naast een heldere hiërarchische opbouw moet verrommeling van het straatbeeld zoveel mogelijk worden voorkomen. Als in het bestemmingsplan er bewust voor is gekozen om geen bijbehorende bouwwerken voor de voorgevel toe te staan dan dient hieraan vastgehouden te worden. Latere toevoegingen van bijbehorende bouwwerken, die voor de voorgevel van het woonhuis staan, geven een rommelig beeld en leveren daarmee een negatieve uitstraling op het totale straatbeeld.

Voortuinen vormen een overgang van de bebouwde ruimte naar de verharde straten. Hiermee hebben ze een belangrijke functie en bepalen voor een groot deel de uitstraling en beleving van een straat. Door een bijbehorende bouwwerken in de voortuin te situeren wordt de (groene) openheid beperkt en wordt lucht en ruimte uit de straat ontnomen.

Vanuit bovenstaande argumenten moet een bijbehorende bouwwerk minimaal 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw staan, waarbij carports ook onder de noemer bijbehorende bouwwerk vallen en erkers zijn uitgezonderd.

6.1.2.3 Bestemming 'Verkeer'

De bestemming 'Verkeer' wordt opgenomen voor wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden. Daarnaast zijn parkeer-, groen- en speelvoorzieningen mogelijk. Evenals waterhuishoudkundige doeleinden en bermen.

Wanneer de aanduiding 'geluidscherm' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor geluidscherm. De maximale bouwhoogte van het geluidscherm staat dan op de verbeelding.

Wanneer de aanduiding 'pad' is aangegeven, is de grond alleen voor pad bestemd. Hiermee wordt voorkomen dat auto's gebruik kunnen maken van het pad. Dit is van belang als het fiets- of voetpad twee wijken verbindt.

6.1.2.4 Bestemming 'Water'

Alleen wanneer het water een belangrijk element vormt in zijn omgeving dan wel van groot belang is voor de waterhuishouding, wordt de bestemming 'Water' toegekend. Ook kan de bestemming 'Waterstaat-waterlopen' toegepast worden indien het bijvoorbeeld gaat om een waterloop welke ondergronds of via een overkluisd gedeelte loopt. In de andere gevallen valt water onder de bestemming 'Groen'.

6.1.2.5 Bestemming 'Wonen-1'

De bestemming 'Wonen-1' wordt opgenomen voor het woonperceel (met eventuele uitbreidingsmogelijkheden van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken). Het gedeelte van het perceel tussen de woning en de weg krijgt de bestemming 'Tuin'.

Bij de bestemming 'Wonen-1' is de functie wonen toegestaan. Het begrip wonen is gedefinieerd als 'het zelfstandig gehuisvest zijn van één afzonderlijk huishouden'. Dit betekent dat kamerverhuur niet zonder meer is toegestaan.

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken is een regeling opgenomen waarbij de toegelaten oppervlakte is gekoppeld aan de omvang van het bouwperceel met een maximum van 150m2. In uitzonderingsgevallen is er een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding weergegeven.

Omdat aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden (bedrijfs-)activiteiten zowel in de woning als in de aan- en uitbouwen onder voorwaarden zijn toegestaan, is gekozen voor een algemene gebruiksbepaling in een apart artikel. Kleinschalige bedrijven, zoals schilders, stukadoors en elektriciens vallen onder de noemer 'hiermee gelijk te stellen gebied'. Dit zijn bedrijfjes waarbij aan huis hoofdzakelijk administratie-/kantoorwerkzaamheden plaats vinden, er beperkte opslag plaatsvindt en de hoofdwerkzaamheden elders (op locatie) plaats vinden. In de specifieke gebruiksregels staat dat er geen detailhandel mag plaatsvinden. Internetwinkels zonder fysieke bezoekmogelijkheid beschouwt de raad niet als detailhandel. Dergelijke internetwinkels zijn wel toelaatbaar onder de daar genoemde voorwaarden. Het gaat om internetwinkels waarbij de klant op geen enkele manier fysiek in contact staat met de internetwinkel. Alle klantcontacten en verzending van goederen gebeurt uitsluitend digitaal of per post. Van enige consument aantrekkende werking is geen sprake. Deze internetwinkels passen als ondergeschikte functie in de woonbestemming. Als de opslag, logistiek en/of administratie de hoofdfunctie is, is een bestemming als bedrijf of kantoor van toepassing.

In artikel 3.1, eerste lid van de Wro is vastgelegd dat de gemeenteraad de bestemming van de in het bestemmingsplan begrepen grond aanwijst en met het oog op de bestemming regels geeft. De regels kunnen strekken ten behoeve van de uitvoerbaarheid van in het plan opgenomen bestemmingen, met dien verstande dat deze regels ten aanzien van woningbouwcategorieën uitsluitend betrekking hebben op percentages gerelateerd aan het plangebied. Op basis van de genoemde bepaling is in de regels opgenomen welk aandeel van het totale aantal woningen in het plangebied sociale huurwoningen, sociale koopwoningen dan wel door particulier opdrachtgeverschap te verwezenlijken woningen dient te zijn.

Binnen woningen is het mogelijk af te wijken van de gebruiksregels voor een bed & breakfast. Ter voorkoming van het ontstaan van een zelfstandige wooneenheid wordt geen keukenblok toegestaan in een bed & breakfast. Een keukenblok wordt niet noodzakelijk geacht voor een bed & breakfast, omdat de verzorging van bed & breakfast zich beperkt tot logies en ontbijt. Tevens wordt hiermee de kans op permanente bewoning tegengegaan.

6.1.2.6 Bestemming 'Wonen-2'

De bestemming 'Wonen-2' wordt opgenomen wanneer sprake is van gestapelde woningen.

Bij de bestemming 'Wonen-2' is de functie wonen toegestaan. Het begrip wonen is gedefinieerd als 'het zelfstandig gehuisvest zijn van één afzonderlijk huishouden'. Dit betekent dat kamerverhuur niet zonder meer is toegestaan.

Omdat aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden (bedrijfs-)activiteiten zowel in de woning als in de aan- en uitbouwen onder voorwaarden zijn toegestaan, is gekozen voor een algemene gebruiksbepaling in een apart artikel.

In artikel 3.1, eerste lid van de Wro is vastgelegd dat de gemeenteraad de bestemming van de in het bestemmingsplan begrepen grond aanwijst en met het oog op de bestemming regels geeft. De regels kunnen strekken ten behoeve van de uitvoerbaarheid van in het plan opgenomen bestemmingen, met dien verstande dat deze regels ten aanzien van woningbouwcategorieën uitsluitend betrekking hebben op percentages gerelateerd aan het plangebied. Op basis van de genoemde bepaling is in de regels opgenomen welk aandeel van het totale aantal woningen in het plangebied sociale huurwoningen, sociale koopwoningen dan wel door particulier opdrachtgeverschap te verwezenlijken woningen dient te zijn.

6.1.3 Algemene regels
6.1.3.1 Anti-dubbeltelregel

Het doel van de anti-dubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

6.1.3.2 Algemene bouwregels

In artikel 10.1 is een regeling opgenomen voor ondergronds bouwen. De regeling houdt in dat ondergronds bouwen is toegestaan waar ook bovengronds bouwen is toegestaan, tenzij anders is aangegeven.

6.1.3.3 Algemene gebruiksregels

Ter verduidelijking van het plan wordt aangegeven dat het gebruiken van gronden ten behoeve van een seksinrichting in ieder geval strijdig is met de bestemming.

Ten behoeve van nieuwe ontwikkelingen wordt in deze regels aangegeven dat er voldoende parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn conform de nota parkeernormen. Hierbij wordt het vergroten van een woning uitgesloten.

6.1.3.4 Algemene aanduidingsregels

De aanduidingen bevatten specificaties van de (dubbel-)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bijzondere regels, extra regels of nadere afwegingen gelden. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend.

Bij wijzigingen en herzieningen van het bestemmingsplan is het veelal noodzakelijk afspraken met betrekking tot het slopen van gebouwen of het realiseren van inrichtingsmaatregelen vast te leggen. Om dit te waarborgen wordt in het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Hierbij worden aan het bestemmingsplan specifieke regels toegevoegd die de verzoeker verplichten om bij gebruikmaking van de toegestane ontwikkeling ook de inrichtingsmaatregelen te realiseren of bebouwing te slopen. In dit geval is de voorwaardelijke verplichting gericht op de instandhouding van parkeerplaatsen.

6.1.3.5 Algemene afwijkingsregels

Er is een algemene afwijkingsregel opgenomen wanneer dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.

Het is niet de bedoeling dat deze algemene bevoegdheid wordt toegepast in combinatie met het afwijken zoals dat bij een specifieke bestemming is genoemd. Met andere woorden: cumulatie van deze bevoegdheden is uitgesloten. Een voorbeeld: de maximale goothoogte voor een woning is 6 meter. Bij de bestemming 'Wonen-1' is de bevoegdheid opgenomen om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en die goothoogte te vergroten met maximaal 3 meter. Het is niet de bedoeling dat dan nog eens toepassing wordt gegeven aan de algemene afwijkingsbevoegdheid met een vergroting van nog eens 10% tot gevolg.

Het is toegestaan om af te wijken van de goot- en bouwhoogte en inhoud en buiten het bouwvlak te bouwen wanneer de bestaande en eventueel bij te bouwen nieuwe bebouwing op het bouwperceel wordt geïsoleerd. De uitbreiding is uitsluitend bedoeld wanneer de isolatiemaatregelen een grotere omvang van de bebouwing vragen om eenzelfde oppervlakte te krijgen als wanneer er geen of een beperkter isolatiepakket zou worden gehanteerd dat alleen aan de eisen uit het Bouwbesluit voldoet. Het gaat hier dus bijvoorbeeld om dikkere muren en/of een hoger dak.

6.1.3.6 Algemene wijzigingsregels

In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven. De bevoegdheid is bedoeld voor aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein.

6.1.3.7 Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging een besluit nemen omtrent de wijziging.

Voor het stellen van nadere eisen is geen procedure opgenomen in de wet. De procedure staat beschreven in hoofdstuk 3 "Algemene regels" van dit bestemmingsplan.

6.1.4 Overgangs- en slotregels
6.1.4.1 Overgangsregels

Voor de overgangsregels is onderscheid gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. Zowel de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken als de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik gelden vanaf inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht. Vooraf dient een afweging te worden gemaakt tussen legaliseren (positief bestemmen) dan wel handhaving van illegale situaties. De overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik zijn overgenomen uit artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

6.1.4.2 Slotregel

Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het voorliggende bestemmingsplan.

6.2 Handhaving

De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:

  • de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving;
  • handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren;
  • niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.

Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (onder andere in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, afwijken van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.

In 2016 heeft de gemeente de Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving, VTH-beleid vastgesteld. In dit VTH-beleid staat beschreven hoe het college van burgemeester en wethouders op hoofdlijnen omgaat met de uitvoering van VTH-taken en welke prioriteiten hieraan zijn toegekend. Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de VTH-taken en heeft de uitvoering van deze taken met ingang van 1 april 2013 grotendeels belegd bij de Omgevingsdienst de Vallei.

Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.

Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:

  • de regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels;
  • het afwijkingenbeleid.

In dit bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.

Verder zijn aan de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.

Hoofdstuk 7 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

7.1 Kostenverhaal en zekerstellingen

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Nu het plan de bouw van 226 woningen (artikel 6.2.1 Bro) mogelijk maakt, is dit aan de orde.

Doordat (i) het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden hierdoor anderszins verzekerd is, (ii) het bepalen van een tijdvak of fasering en (iii) het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels niet noodzakelijk is, behoeft de raad op grond van artikel 6.12, tweede lid Wro in dit geval geen exploitatieplan vast te stellen.

Voor de kosten van tegemoetkoming in schade, bedoeld in artikel 6.1 van de Wro (planschade) is een bepaling opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst (artikel 2.14.6).

Hoofdstuk 8 OVERLEG EN MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Conform artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft het college op 23 december 2021 in het Gemeenteblad (nr. 469125) en langs elektronische weg kennisgegeven van het voornemen om het voorliggende bestemmingsplan voor te bereiden. Aangegeven is verder dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).

8.1 Participatie

De voorbereiding van bestemmingsplan "De Lanen-Oost" is gestart in december 2021. Dit is vóór de vaststelling van het participatiebeleid. Op 20 april 2022 heeft de raad het “Participatiebeleid Gemeente Barneveld” vastgesteld. Vanzelfsprekend is in dit geval het toentertijd nog niet tot stand gekomen beleid dan ook niet toegepast.

Er is al wel gehandeld in de geest van het nieuwe beleid. In een vroegtijdig stadium van de voorbereiding van het bestemmingsplan is aan een ieder gevraagd om een inspraakreactie over het voorontwerp in te dienen en op die manier te adviseren over de planvorming. Zo is de opzet van de woonwijk voorgelegd aan de omgeving.

In de volgende fase van de voorbereiding van het bestemmingsplan is de omgeving opnieuw betrokken door de gelegenheid te geven om een zienswijze naar voren te brengen over het ontwerp-bestemmingsplan. Op 19 april 2023 hebben vertegenwoordigers van de gemeente in samenwerking met de externe projectontwikkelaar een informatiebijeenkomst verzorgd ten behoeve van omwonenden aan het begin van de inzageperiode.

Een ieder kreeg ruim voldoende gelegenheid om kennis te nemen van het plan onder meer via de informatiebijeenkomst. Er is publicitaire aandacht voor het plan via de projectwebsite, de digitale nieuwsbrief, een audiovisuele presentatie, social media en aankondigingen in de Barneveldse Krant. Het streven was om transparant te zijn over de delen van het plan die wel of juist niet ter discussie kunnen worden gesteld. Zaken die vaststaan (zoals de verdeling in woningbouwcategorieën) werden als zodanig benoemd.

8.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.


In het kader hiervan wordt het bestemmingsplan voor overleg aan onderstaande instanties toegezonden:

  • KPN
  • Liander N.V.
  • Natuur en Milieu Gelderland
  • N.V. Nederlandse Gasunie
  • Provincie Gelderland
  • Tennet
  • Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
  • Vitens N.V.
  • Waterschap Vallei en Veluwe

Er is in het gebied van de voorgenomen ontwikkeling geen sprake van bijzondere waarden of andere situaties waardoor deze ontwikkeling zou raken aan enig nationaal belang.

Belangen van omliggende gemeenten zijn bij dit plan niet in het geding.

Op grond van artikel 3.1.1 lid 2 Bro kan worden afgezien van overleg in door de provincie en het Rijk aangegeven gevallen. Gelet op de brief van het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft geen vooroverleg plaatsgevonden, aangezien de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) geen adviserende en coördinerende rol meer heeft met betrekking tot de advisering over een voorontwerp betreffende gemeentelijke ruimtelijke plannen. Nu er sprake is van een gemeentelijk ruimtelijk plan, waarbij er geen nationale rijksbelangen aan de orde zijn en de betrokken rijksdiensten niet als direct belanghebbende zijn aan te merken, behoeft het plan niet voor vooroverleg naar de ILT opgestuurd te worden.

8.3 Inspraak

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 2 tot en met 15 september 2022 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een reactie over het plan naar voren te brengen. Tijdens deze twee weken is één reactie ingediend.

Deze reacties hebben niet geleid tot aanpassing van het plan. In bijlage 27 bij deze toelichting van het bestemmingsplan is het inspraakverslag bijgevoegd.

8.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft - tezamen met de overige stukken - van 7 april tot en met 18 mei 2023 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken is één zienswijze naar voren gebracht.

Deze reacties hebben geleid tot aanpassing van het plan. In bijlage 28 bij de toelichting van dit bestemmingsplan is de Nota Zienswijzen bijgevoegd.

Bijlagen bij de toelichting