direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parapluherziening functieveranderingsbeleid 2016 en woninginhoud
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1391-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

Implementatie Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016
Op 22 maart 2017 heeft de gemeenteraad (de kaders van) het 'Functieveranderingsbeleid Regio Food Valley 2016' (hierna: Functieveranderingsbeleid 2016) vastgesteld. Dit beleid is primair geen nieuw beleid. Wel wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om op een aantal onderwerpen enkele beleidsaanpassingen door te voeren. De beleidsuitgangspunten uit het functieveranderingsbeleid uit 2008 en de nadere invulling hierop uit 2012 blijven in hoofdzaak in stand, evenals de waarborgen voor ruimtelijke kwaliteit zoals de landschappelijke inpassing en de verevening.

In de meeste bestemmingsplannen met betrekking tot het buitengebied (zie de tabel in paragraaf 2.2) zijn in de regels afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen om een ontwikkeling, zoals het vergroten van een woning of bijgebouwen en het omzetten van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing naar een woning of een niet-agrarisch bedrijf, mogelijk te maken. Het functieveranderingsbeleid uit 2008 en de nadere invulling hierop is het onderliggende beleid voor deze bevoegdheden.

Doordat de raad het Functieveranderingsbeleid 2016 heeft vastgesteld, moet dit beleid het uitgangspunt worden om in de bestemmingsplannen mee te werken. Zonder aanpassing van de geldende bestemmingsplannen is dit niet mogelijk. Om deze implementatie mogelijk te maken voor alle bestemmingsplannen in het buitengebied waarop het Functieveranderingsbeleid 2016 van toepassing moet zijn, wordt een zogenaamde parapluherziening opgesteld. Met een parapluherziening wordt in één keer een aantal bestemmingsplannen herzien voor één of meerdere aspecten. In de regels wordt per bestemmingsplan beschreven wat er gewijzigd gaat worden.

Vergroten woninginhoud en afwijkingsbevoegdheid van voorwaardelijke verplichtingen m.b.t. landschappelijke inpassing
Nu er een parapluherziening voor het buitengebied wordt opgesteld, ontstaat de mogelijkheid om twee andere onderwerpen mee te nemen. Eén aanpassing heeft betrekking op het vergroten van de maximum inhoudsmaat voor woningen die de bestemming 'Wonen', 'Wonen - Enkelvoudig' of 'Wonen - 4' hebben in de in het buitengebied geldende postzegelplannen. De tweede aanpassing heeft betrekking op het mogelijk maken om af te wijken van voorwaardelijke verplichtingen die in bestemmingsplannen voor kunnen komen.

De uitvoering van bovenstaande voorstellen is niet mogelijk binnen de geldende bestemmingsplannen. Vandaar wordt een parapluherziening van 80 bestemmingsplannen opgesteld. In hoofdstuk 3 staat een uitgebreidere onderbouwing.

1.2 Leeswijzer

Voorliggende parapluherziening bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit acht hoofdstukken. Na dit hoofdstuk beschrijft hoofdstuk 2 de bestaande situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving van het plan gegeven. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op het beleidskader. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de randvoorwaarden, waarna in het zesde hoofdstuk de juridische aspecten worden besproken. In hoofdstuk 7 is aandacht voor de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat in op de resultaten van de procedure ten behoeve van deze parapluherziening.

Hoofdstuk 2 BESTAANDE SITUATIE

2.1 Begrenzing plangebied

Het plangebied bevat bijna het gehele buitengebied van de gemeente Barneveld, inclusief de plangebieden van de (postzegel)bestemmingsplannen in het buitengebied die geen deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012', waarin regels met betrekking tot functieverandering, de woninginhoud of voorwaardelijke verplichtingen met betrekking tot de landschappelijke inpassing van een perceel zijn opgenomen.

2.2 Geldende bestemmingsplannen

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012', met inbegrip van de wijzigingen en de partiële herzieningen die daarvan inmiddels zijn vastgesteld, én in de (postzegel)bestemmingsplannen in het buitengebied die geen deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' waarin, regels met betrekking tot functieverandering zijn opgenomen. Deze worden in onderstaande tabel weergegeven:

Naam bestemmingsplan   IMRO-idn.   Vastgesteld  
Buitengebied 2012 (inclusief partiële herzieningen)   NL.IMRO.0203.1056-0003   28-3-2013  
Aarderweg I   NL.IMRO.0203.1129-0003   25-10-2011  
Achterveldseweg-Laageinderweg   NL.IMRO.0203.1176-0002   23-10-2012  
Apeldoornsestraat-Stoutenburgerweg   NL.IMRO.0203.1340-0002   9-2-2017  
Barnseweg V   NL.IMRO.0203.1179-0002   25-9-2012  
Baron van Nagellstraat-Oude Zeumerseweg   NL.IMRO.0203.1237-0002   30-9-2015  
Baron van Nagellstraat VIII   NL.IMRO.0203.1271-0003   11-11-2015  
Brugveenseweg I   NL.IMRO.0203.1111-0002   25-9-2012  
Bijschoterweg I   NL.IMRO.0203.1038-0002   1-3-2011  
De Lucht I   NL.IMRO.0203.1163-0002   24-4-2012  
Dijkerweg I   NL.IMRO.0203.1216-0002   6-5-2014  
Dijkerweg II   NL.IMRO.0203.1335-0002   25-5-2016  
Drieënhuizerweg-Heetkamperweg   NL.IMRO.0203.1264-0002   28-1-2015  
Dunenkamperweg I   NL.IMRO.0203.1196-0002   1-10-2013  
Dwarsgraafweg V   NL.IMRO.0203.1290-0002   13-5-2015  
Esvelderbeekzone   NL.IMRO.0203.1173-0002   26-2-2013  
Esvelderbeekzone I   NL.IMRO.0203.1242-0002   4-3-2015  
Esweg I   NL.IMRO.0203.1318-0002   27-1-2016  
Garderbroekerweg-Kerkweg   NL.IMRO.0203.1189-0003   4-3-2015  
Garderbroekerweg-Wencopperweg   NL.IMRO.0203.1236-0002   10-6-2015  
Garderbroekerweg XIII   NL.IMRO.0203.1194-0002   9-7-2013  
Garderbroekerweg XIV   NL.IMRO.0203.1195-0002   17-12-2013  
Garderbroekerweg XV   NL.IMRO.0203.1212-0002   28-1-2014  
Garderbroekerweg XVIII   NL.IMRO.0203.1315-0002   11-11-2015  
Grote Fliertweg I   NL.IMRO.0203.1174-0002   23-10-2012  
Gruttoweg I   NL.IMRO.0203.1295-0002   30-9-2015  
Harskamperweg V   NL.IMRO.0203.1362-0002   9-11-2016  
Harskamperweg-Kootwijkerdijk   NL.IMRO.0203.1304-0002   2-3-2016  
Hazendonkweg I   NL.IMRO.0203.1211-0002   12-11-2013  
Heideweg-Garderbroekerweg   NL.IMRO.0203.1322-0002   25-5-2016  
Hessenweg XI   NL.IMRO.0203.1361-0002   5-7-2017  
Hunnenweg II   NL.IMRO.0203.1099-0002   29-3-2011  
Hunnenweg III   NL.IMRO.0203.1151-0002   3-7-2012  
Hunnenweg IV   NL.IMRO.0203.1269-0002   16-12-2014  
Hunnenweg V   NL.IMRO.0203.1328-0002   13-4-2016  
Kootwijkerbroekerweg I   NL.IMRO.0203.1094-0002   28-6-2011  
Kootwijkerdijk-Harderwijkerkarweg   NL.IMRO.0203.1323-0002   25-5-2016  
Kootwijkerdijk I   NL.IMRO.0203.1138-0002   28-2-2012  
Kootwijkerdijk II   NL.IMRO.0203.1293-0002   8-7-2015  
Laageinderweg I   NL.IMRO.0203.1235-0002   6-5-2014  
Laageinderweg V   NL.IMRO.0203.1383-0002   24-5-2017  
Laageinderweg-Drieënhuizerweg   NL.IMRO.0203.1283-0002   9-11-2016  
Landgoed Westerveld   NL.IMRO.0203.1057-0002   20-12-2011  
Lange Zuiderweg II   NL.IMRO.0203.1219-0002   10-6-2014  
Lankerenseweg III   NL.IMRO.0203.1182-0002   22-1-2013  
Molweg I   NL.IMRO.0203.1201-0002   9-7-2013  
Molenweg III   NL.IMRO.0203.1342-0002   6-7-2016  
Nachtegaalweg-Appelseweg   NL.IMRO.0203.1180-0002   27-1-2016  
Noordelijke Rondweg Voorthuizen   NL.IMRO.0203.1054-0002   9-7-2013  
Noordersingel I   NL.IMRO.0203.1336-0002   6-7-2016  
Oosterbrinkweg III   NL.IMRO.0203.1188-0002   22-1-2013  
Otelaarseweg II   NL.IMRO.0203.1220-0002   6-5-2014  
Oud Milligenseweg VI   NL.IMRO.0203.1254-0002   30-9-2014  
Oud Vellerseweg/Hunnenweg   NL.IMRO.0203.1169-0002   10-6-2015  
Overhorsterweg I   NL.IMRO.0203.1331-0002   14-12-2016  
Platanenstraat V   NL.IMRO.0203.1148-0002   22-11-2011  
Puurveenseweg III   NL.IMRO.0203.1321-0002   9-7-2013  
Rijksweg I   NL.IMRO.0203.1100-0002   20-11-2012  
Rijksweg II   NL.IMRO.0203.1110-0002   25-9-2012  
Rijksweg III   NL.IMRO.0203.1139-0002   25-10-2011  
Rijksweg IV   NL.IMRO.0203.1314-0002   27-1-2016  
Rubensstraat II   NL.IMRO.0203.1291-0002   4-3-2015  
Schoonderbekerweg I   NL.IMRO.0203.1181-0002   23-1-2013  
Schoonengweg I   NL.IMRO.0203.1339-0002   25-5-2016  
Schoonengweg-Postweg   NL.IMRO.0203.1393-0002   5-7-2017  
Sleedoornweg-Harskamperweg-Engelsestadweg   NL.IMRO.0203.1152-0003   10-6-2014  
Speulderbosweg I   NL.IMRO.0203.1204-0002   9-2-2017  
Stationsweg XI   NL.IMRO.0203.1263-0002   13-5-2015  
Stroeërweg I   NL.IMRO.0203.1200-0002   8-7-2015  
Valkseweg-Nijkerkerweg   NL.IMRO.0203.1350-0002   6-7-2016  
Veluweweg-Essenerweg   NL.IMRO.0203.1297-0002   10-6-2015  
Veluweweg-Lankerenseweg   NL.IMRO.0203.1202-0002   10-6-2015  
Veluweweg-Lankerenseweg I   NL.IMRO.0203.1289-0002   10-6-2015  
Veluweweg XIII   NL.IMRO.0203.1160-0002   28-2-2012  
Vinkelaar I   NL.IMRO.0203.1047-0002   24-5-2011  
Wencopperweg II   NL.IMRO.0203.1245-0002   6-7-2016  
Wencopperweg IV   NL.IMRO.0203.1357-0002   14-12-2016  
Wethouder Rebellaan II   NL.IMRO.0203.1367.0002   1-2-2017  
Wielweg I   NL.IMRO.0203.1121-0002   28-6-2011  
Wolweg I   NL.IMRO.0203.1330-0002   28-9-2016  

Tabel: Na het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' vastgestelde plannen

In totaal gaat het om 80 bestemmingsplannen. De implementatie van het Functieveranderingsbeleid 2016, het vergroten van de woninginhoud en het opnemen van de afwijkingsbevoegdheid voor voorwaardelijke verplichtingen heeft per bestemmingsplan betrekking op verschillende bestemmingen. Deze bestemmingsplannen worden beschreven in hoofdstuk 2 van de regels.

De uitvoering van dit plan is binnen de verschillende bestemmingen niet toegestaan. In de bestemmingsplannen zijn geen mogelijkheden opgenomen die uitvoering van voorliggend plan mogelijk maken, bijvoorbeeld door wijziging of afwijken met een omgevingsvergunning. Daarom zijn (partiële) herzieningen van de bestemmingsplannen noodzakelijk.

Hoofdstuk 3 PLANBESCHRIJVING

Implementatie fucntieveranderingsbeleid
In april 2008 is de “Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten” vastgesteld met regionale beleidsafspraken over hoe de betrokken gemeenten om willen gaan met het toenemende probleem van leegstand van agrarische bedrijfsgebouwen. Het beleid stelt agrarische bedrijven in staat om de bedrijfsvoering op een maatschappelijk en ruimtelijk verantwoorde wijze te beëindigen. Daarnaast leidt het tot kwaliteitsverbetering in het buitengebied door de sloopverplichting van overtollige bebouwing en landschappelijke inpassing bij hergebruik / nieuwbouw ten behoeve van nieuwe woonfuncties of niet- agrarische bedrijfsfuncties. Dit regionale beleid is destijds tot stand gekomen als uitwerking van het provinciale functieveranderingsbeleid vanuit het Streekplan 2005. In 2012 is een “Nadere invulling” van de “Regionale beleidsinvulling functieverandering en nevenactiviteiten” opgesteld om een nadere uitwerking en aanvulling te geven van de beleidskaders en om in uitzonderingsgevallen maatwerk te kunnen toepassen in het verlengde van de beleidskaders.

Vanuit de ervaringen van de regionale coördinatiegroep functieverandering en jurisprudentie van de Raad van State, is de wens ontstaan om de beide beleidskaders samen te voegen en te actualiseren. Het Functieveranderingsbeleid 2016 is primair geen nieuw beleid. Wel wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om op een aantal onderwerpen enkele beleidsaanpassingen door te voeren. De beleidsuitgangspunten uit de voornoemde beleidskaders blijven in hoofdzaak in stand, evenals de in dit beleid aangegeven waarborgen voor ruimtelijke kwaliteit zoals de landschappelijke inpassing en de verevening.

De hoofdlijnen van de aanpassingen in het Functieveranderingsbeleid 2016 zijn als volgt:

  • samenvoeging en actualisering van de beleidsdocumenten uit 2008 en 2012;
  • vereenvoudiging van de systematiek voor afroming/korting van sloopmeters;
  • een toekomstbestendige en flexibele basissystematiek voor functieverandering naar wonen/werken, met onder meer het 'woningrecht' en het 'bedrijfsrecht' als basis voor functieverandering naar wonen en/of werken. Deze biedt de regio een tool/knop voor bijsturing op beleid (verhoging/verlaging van benodigde sloopmeters) zonder aanpassing van de systematiek;
  • (lichte) stijging van de benodigde compensatie van sloopmeters voor functieverandering naar wonen en werken om in te spelen op de trend en ontwikkeling dat meer agrarische bedrijven zullen stoppen en dat meer (voormalige) agrarische bebouwing vrijkomt.

Op 9 maart 2017 is het Functieveranderingsbeleid 2016 besproken in de commissie Grondgebied, waarna de gemeenteraad vervolgens op 22 maart heeft ingestemd met:

  • de algemene en aanvullende voorwaarden, basissystematieken en regelingen voor functieverandering naar wonen en werken als beschreven in hoofdstuk 4 en de paragrafen 6.1.1 en 6.2.1 tot en met 6.2.3 als toetsingskader voor initiatieven met betrekking tot functieverandering;
  • de verbrede mogelijkheden als beschreven in de paragrafen 6.1.2 en 6.2.4;
  • de kortingssystematiek en afspraken voor de intergemeentelijke inzet en registratie van sloopmeters als beschreven in de hoofdstukken 5.1 en 5.3;
  • de overgangsregeling als beschreven in hoofdstuk 7.

Dit parapluplan implementeert het herziene functieveranderingsbeleid in de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden in de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 en van de andere bestemmingsplannen in het buitengebied.

Vergroten woninginhoud
In de bestemmingsplannen buitengebied van de gemeente Barneveld wordt voor de toegestane omvang van woningen sinds tientallen jaren gewerkt met inhoudsmaten. In november 2015 heeft het college van Burgemeester en wethouders, bij de beantwoording van raadsvragen, aangegeven een oplossing te willen zoeken om bij recht een grotere maximum inhoudsmaat voor woningen, niet zijnde een bedrijfswoning, kleine woning, (voormalige) recreatiewoning of woongebouw, in het buitengebied op te nemen. Inmiddels zijn er argumenten om naar de maximum inhoudsmaat voor woningen in het buitengebied te kijken:

  • na de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' zijn de mogelijkheden voor vergunningsvrij bouwen in het buitengebied, op grond van Bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht, aanzienlijk ingeperkt;
  • daarnaast is de verplichting om de landelijk voorgeschreven wijze van meten te hanteren, zoals deze is toegepast in het genoemde bestemmingsplan, komen te vervallen;
  • verder zijn er in toenemende mate mensen die een zeer duurzame woning willen bouwen. De extra isolatiemaatregelen en eventuele installaties kosten de nodige ruimte waardoor de bruikbare binnenruimte feitelijk minder wordt.

Deze argumenten geven aanleiding om de maximum inhoudsmaat te vergroten van woningen in het buitengebied, die de bestemming 'Wonen', 'Wonen - Enkelvoudig' of 'Wonen - 4' hebben.

Voor het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012', met inbegrip van de wijzigingen en de partiële herzieningen die daarvan inmiddels zijn vastgesteld, is deze vergroting niet van toepassing omdat dit al is geregeld in het onherroepelijke bestemmingsplan 'Vergroten inhoud woningen, partiële herziening Buitengebied 2012', zoals de raad deze op 1 februari 2017 heeft vastgesteld.

Afwijkingsbevoegdheid van voorwaardelijke verplichtingen m.b.t. landschappelijke inpassing
In de bestemmingsplannen van de gemeente Barneveld wordt sinds enkele jaren gewerkt met voorwaardelijke verplichtingen om onder andere de landschappelijke inpassing van een perceel te regelen en deze vervolgens in stand te laten.

Nadat een bestemmingsplan met een degelijke voorwaardelijke verplichting(en) onherroepelijk is geworden, kan in sommige gevallen niet voldaan worden aan deze verplichting(en). Grondruil tussen buren of het planten van beplanting op een andere locatie dan waarop de verplichting ziet kan hiervoor een oorzaak zijn. Om een dergelijk geval planologisch te regelen, is momenteel een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Dit is een zware planologische procedure voor een relatief kleine aanpassing. Dit is niet wenselijk.

Hoofdstuk 4 BELEIDSKADER

De regeling in deze parapluherziening heeft met name betrekking op de implementatie van het Functieveranderingsbeleid 2016. Dit is regionaal beleid. Aangezien deze implementatie, het vergroten van de woninginhoud en het opnemen van de afwijkingsbevoegdheid voor voorwaardelijke verplichtingen bij recht geen extra woningen en/of niet-agrarische bedrijven mogelijk maakt, is er geen sprake van directe doorwerking van Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Vandaar dat deze beleidskaders niet zijn opgenomen.

Hoofdstuk 5 RANDVOORWAARDEN

Het is gebruikelijk om een bestemmingsplanherziening te toetsen aan de volgende randvoorwaarden: bodem, cultuurhistorie, ecologie, externe veiligheid, geluid, geur, ladder voor duurzaamheid, leidingen, luchtkwaliteit, milieueffectrapportage, milieuzonering, natuur en landschap, veiligheid, verkeer en water. De regeling in deze parapluherziening heeft slechts betrekking op de implementatie van het Functieveran- deringsbeleid 2016, het vergroten van de woninginhoud en het opnemen van de afwijkingsbevoegdheid voor voorwaardelijke verplichtingen. In de situatie van deze parapluherziening zijn deze randvoorwaarden niet in het geding en kan toetsing achterwege blijven.

Hoofdstuk 6 JURIDISCHE ASPECTEN

6.1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende onderdeel van het bestemmingsplan.

De planregels bestaan uit vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels.
  • Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik.
  • Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene afwijking- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels.
  • Hoofdstuk 4 betreft het overgangsrecht en de slotbepaling.

Voorliggende parapluherziening wijzigt in de regels van de in paragraaf 2.2 genoemde bestemmingsplannen het daarin voorkomende functieveranderingsbeleid uit 2008 en 2012, en/of de woninginhoud en/of voegt een afwijkingsbevoegdheid voor voorwaardelijke verplichtingen toe.

Deze regels zijn opgesteld op basis van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP). Dit is een landelijke norm die onderdeel uitmaakt van de 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening'.

6.2 Bestemmingsregels

Voorliggende parapluherziening wijzigt in de regels van de in paragraaf 2.2 genoemde bestemmings- plannen het daarin voorkomende functieveranderingsbeleid uit 2008 en 2012, en/of de woninginhoud en/of voegt een afwijkingsbevoegdheid voor voorwaardelijke verplichtingen toe. De overige regels worden niet herzien.

6.3 Overgangs- en slotregels

Voor de overgangsregels is onderscheid gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. Zowel de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken als de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik gelden vanaf inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht. Vooraf dient een afweging te worden gemaakt tussen legaliseren (positief bestemmen) dan wel handhaving van illegale situaties. De overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik zijn overgenomen uit artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Bro.

De slotregel is het laatste artikel van de regels en betreft de citeertitel van het voorliggende bestemmingsplan.

6.4 Handhaving

De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:

  • De regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving.
  • Handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren.
  • Niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.

Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (zoals in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, afwijking van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.

In 2007 heeft de gemeente de 'Nota handhaving ruimtelijke - en bouwregelgeving gemeente Barneveld' opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de achtergronden die geleid hebben tot de totstandkoming van de nota. Ook geeft het voor overtredingen op het gebied van bestemmingsplan- en bouwregelgeving aan hoe met geconstateerde overtredingen om te gaan en welke prioriteitsstelling daarbij te hanteren is (repressieve handhaving).

Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.

Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:

  • De regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels.
  • Het beleid voor afwijkingen.

In voorliggend bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.

Verder zijn aan de in het plan opgenomen afwijkingsmogelijkheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.

Hoofdstuk 7 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

Op grond van artikel 6.12, eerste lid Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Bro is aangewezen. Bij voorliggend plan is dit niet aan de orde.

De regeling in deze parapluherziening heeft slechts betrekking op de implementatie van het Functieveran- deringsbeleid 2016, het vergroten van de woninginhoud en het opnemen van de afwijkingsbevoegdheid voor voorwaardelijke verplichtingen. Aangezien deze voorstellen bij recht geen extra woningen en/of niet-agrarische bedrijven mogelijk maakt, is er voor gekozen geen planschadeovereenkomst op te stellen. Verder zijn er bij dit plan geen kosten die in een exploitatieplan of exploitatieovereenkomst opgenomen moeten worden.

Hoofdstuk 8 OVERLEG EN MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Conform artikel 1.3.1. Bro heeft het college op 30 maart 2017 in de Barneveldse Krant en Barneveld Huis-aan-Huis en langs elektronische weg kennis gegeven van het voornemen om het voorliggende bestemmingsplan voor te bereiden. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).

8.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het Bro (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Er is in het gebied van de voorgenomen ontwikkeling geen sprake van bijzondere waarden of andere situaties waardoor deze ontwikkeling zou raken aan enig nationaal belang.

Het Functieveranderingsbeleid Food Valley 2016 is afgestemd met de provincie. Het gaat hier slechts om de implementatie van dit herziene beleid in de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden van de bestemmingsplannen waarvoor dit beleid relevant is. Daarbij zijn geen provinciale belangen in het geding die bij het beleid niet al aan de orde zijn geweest.

Het Waterschap Vallei & Veluwe heeft aangegeven dat geen vooroverleg nodig is indien de toename van de verharding kleiner is dan 4.000 m² en de waterhuishoudkundige doelen van het waterschap niet in het geding komen door een bestemmingsplan. Hier is sprake van zo een geval. Om die reden heeft geen vooroverleg met het waterschap plaatsgevonden.

Ook belangen van omliggende gemeenten zijn bij dit plan niet in het geding.

Op grond van artikel 3.1.1 lid 2 Bro kan worden afgezien van overleg in door de provincie en het Rijk aangegeven gevallen. Gelet op de brief van het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft geen vooroverleg plaatsgevonden, aangezien de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) geen adviserende en coördinerende rol meer heeft met betrekking tot de advisering over een voorontwerp betreffende gemeentelijke ruimtelijke plannen. Nu er sprake is van een gemeentelijk ruimtelijk plan, waarbij er geen nationale rijksbelangen aan de orde zijn en de betrokken rijksdiensten niet als direct belanghebbende zijn aan te merken, behoeft het onderhavige plan niet voor vooroverleg naar de ILT opgestuurd te worden.

Aangezien er geen sprake is van een provinciaal belang dat niet al bij de beleidsontwikkeling aan de orde is geweest, is er geen vooroverleg gevoerd met de provincie.

8.2 Inspraak

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.

Op 15 december 2009 heeft het college besloten dat bij bestemmingsplannen alleen inspraak wordt gevoerd bij plannen waarbij maatschappelijke belangen een rol spelen, die politiek gevoelig liggen of waarbij inspraak een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit en/of snellere doorlooptijd van het plan.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 7 april tot en met 18 mei 2017 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn geen reacties ingediend.