Plan: | Buitengebied 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0203.1056-0004 |
De Strategische visie (uit 2009) geeft aan welke doelen het gemeentebestuur nastreeft voor de periode tot 2030. De Strategische visie is de basis voor het actief sturen van de ruimtelijke, agrarische en economische ontwikkeling tot 2030. In de Visie is een uitvoeringsagenda opgenomen.
Opgaven voor de landbouw
De agrarische sector is een belangrijke gebruiker en drager (landschappelijk en economisch) van het buitengebied van de gemeente Barneveld. Alhoewel de verwachting is dat het aantal agrarische bedrijven blijft afnemen, zal de landbouw als belangrijkste gebruiker van het landelijk gebied zijn bestaansrecht behouden.
Het geldende reconstructiebeleid is leidend bij de ruimtelijke inpassing van bedrijven. De gemeente wil goede ruimtelijke randvoorwaarden scheppen om de landbouw een blijvend bestaan en ruimte voor innovaties te kunnen garanderen. Het behoud en het versterken van de pluimveegerelateerde agribusiness, het ondersteunen van initiatieven in het kader van het Food Valley-concept, de ontwikkeling van de biologische landbouw en de ontwikkeling van nichemarkten zijn daarmee van wezenlijk belang.
De gemeente blijft in beginsel uitgaan van het geldende ruimtelijke tweesporenbeleid voor de landbouw, namelijk: het bieden van voldoende ruimte voor schaalvergroting en innovatie en mogelijkheden voor verbreding. De landschappelijke draagkracht is mede bepalend voor de ontwikkelings- of uitbreidingsmogelijkheden.
De gemeente staat positief tegenover schaalvergroting en innovatie van de agrarische sector in het gehele buitengebied. Dit onder de voorwaarde dat de betreffende ontwikkeling ruimtelijk en binnen de beschikbare milieuruimte toelaatbaar is. De gemeente wil ook de kansen voor de landbouw benutten, als deze buiten het landbouwontwikkelingsgebied liggen. Ook in het verwevingsgebied ligt namelijk een belangrijk deel van de toekomstgerichte bedrijven. Gezonde, toekomstgerichte agrarische intensieve veehouderij bedrijven met groeiambitie in de verwevingsgebieden lopen nu tegen hun maximale uitbreidingsmogelijkheden aan op basis van de huidige mogelijkheden voor het vergroten van het bouwblok. Ontwikkelingen in de veehouderij mogen geen significant negatieve invloed hebben op de Natura 2000-gebieden. Initiatieven van individuele bedrijven worden (door de provincie) hierop getoetst in overeenstemming met het Gelderse convenant stikstof en Natura 2000. Uit de MER blijkt dat er zowel in het landbouwontwikkelingsgebied als in het verwevingsgebied bestaande intensieve veehouderijlocaties zijn met milieuruimte voor groei naar minder maar grotere bedrijven.
Daarnaast houdt de gemeente ook rekening met verbrede landbouw in de verwevings- en extensiveringsgebieden.
In de Structuurvisie kernen Barneveld 2022 (vastgesteld november 2011) zijn de stedelijke ontwikkelingen tot 2022 weergegeven. Ook voor het buitengebied is een structuurvisie gemaakt, namelijk Structuurvisie Buitengebied Barneveld (vastgesteld september 2011). De Structuurvisie Buitengebied Barneveld bouwt voort op keuzes die gemaakt zijn de Strategische visie (vastgesteld juni 2009) en de Nota van Uitgangspunten voor het buitengebied. In hoofdstuk 2 is nader ingegaan op deze structuurvisie. Deze structuurvisie vormt de basis voor het voorliggende bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan Buitengebied 2000 is op 30 oktober 2001 vastgesteld en na heroverwegingen op 8 december 2006 onherroepelijk geworden. Het in dit plan ontwikkelde beleid voor noodwoningen en de recreatieve sector is nagenoeg ongewijzigd overgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012'.
Het Barneveldse bedrijfsleven wil de komende jaren kunnen functioneren in een goed en uitdagend ondernemersklimaat. Mede daartoe is in 2006 het Economisch actieplan ontwikkeld. Het plan bevat een analyse van de Barneveldse economie en de daarop afgestemde beleidsrichtingen. De gemeente wil zich onderscheiden binnen de totale regionale ontwikkeling. Groei en ontwikkeling worden gezien als kansen waarvoor bewuste keuzes nodig zijn. Er wordt actief en ambitieus te werk gegaan. Een belangrijk onderdeel van het actieplan is de uitvoering van het plan in concrete acties.
In de uitwerking van het plan ligt de nadruk op de sectoren food, transport & distributie en toerisme. Omtrent recreatie worden in het voorliggend bestemmingsplan de bestaande, legale voorzieningen als zodanig bestemd. De overige branches mogen bij de economische ontwikkeling niet worden vergeten, maar krijgen in het plan geen bijzondere aandacht. De indruk kan ontstaan dat de uitwerking van de agrarische sector minder urgent is. Dit is echter geenszins het geval. In het voorliggende bestemmingsplan worden ontwikkelingsmogelijkheden geboden voor agrarische bedrijven.
In de Visie op wonen 2010-2020 is aangegeven dat de gemeente Barneveld de komende jaren meer woningen bouwt voor lagere inkomensgroepen, starters en de groeiende groep senioren. In het buitengebied wil de gemeente mantelzorg faciliteren. Dat betekent dat het mogelijk moet zijn en worden gemaakt dat, met dit doel, in één gebouw met één woonbestemming twee zelfstandig te bewonen eenheden worden gecreëerd.
In de notitie Ruimte voor mantelzorg (uit 2011) is het beleidskader voor woonruimte voor mantelzorg in het buitengebied nader uitgewerkt.
De gemeente hanteert de volgende uitgangspunten:
Voor het bestemmingsplan betekent dit dat ruimte moet worden geboden voor onderdeel 3. In het voorliggende bestemmingsplan is, gezien de bescheiden ruimtelijke effecten, onderdeel 3 mogelijk gemaakt door middel van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid.
De nota Van Schaffelaar tot Otelaar betreft de beleidsevaluatie van het gemeentelijk beleid voor nieuwe landgoederen. In de nota wordt een perspectief geboden op het ontstaan van een landgoederenzone. Deze landgoederenzone kan op den duur zelfs de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe met elkaar verbinden. De zone is goed bereikbaar voor recreanten dankzij de ligging aan de hoofdkernen van de gemeente. De ontwikkeling van nieuwe natuur en de uitstraling van het landgoed staan voorop, zodat sprake is van een concrete verbetering van de bestaande landschappelijke- en ecologische kwaliteit. In het beleid zijn de uitgangspunten voor nieuwe landgoederen opgenomen.
Nieuwe landgoederen worden niet via dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Initiatieven daartoe zullen, vanwege de mogelijke impact op de omgeving, een aparte afweging moeten ondergaan. Daarvoor is een afzonderlijke planologische procedure nodig.
Recreatie en toerisme is een belangrijke sector voor de Barneveldse economie. Het toeristisch recreatief ontwikkelingsplan Barneveld Poort naar de Veluwe (uit 2008) dient als basis voor de verdere ontwikkeling van recreatie en toerisme en onderstreept de kansen en mogelijkheden om samen met de partners in het werkveld tot samenwerking en actie te komen.
De toeristische sector in de gemeente Barneveld moet zich richten op de volgende ambities:
Met name de tweede en derde ambitie zijn (indirect) via het bestemmingsplan te regelen. Het bestemmingsplan biedt via een aantal sporen de mogelijkheid om te komen tot bijvoorbeeld een herinrichting, kwaliteitsverbetering of verhoging van het voorzieningenniveau op de kampeer- en recreatiewoningenterreinen.
In de Clustervisies Verblijfsrecreatie Kootwijk en Garderen heeft de gemeente Barneveld voor de groeiclusters Kootwijk en Garderen clustervisies vastgesteld binnen het kader van de streekplanuitwerking groei en krimp. In deze visies zijn de mogelijkheden opgenomen voor uitbreiding van verblijfsrecreatie rondom de kernen Kootwijk en Garderen. Vanwege de impact op de omgeving is ervoor gekozen deze ontwikkelingen niet via een ontwikkelingsregeling of wijzigingsbevoegdheid in het voorliggend bestemmingsplan mogelijk te maken. Nieuwe verzoeken zullen separaat in behandeling worden genomen waarna een afweging zal worden gemaakt of via een afzonderlijke planologische procedure medewerking verleend wordt.
Bereikbaarheid is een basisvoorwaarde voor het goed functioneren van de samenleving, zowel in sociaal als in economisch opzicht. De gemeente streeft naar duurzaam veilige verkeerssituaties. Het gemeentelijk verkeer- en vervoersplan (gvvp) Barneveld bereikbaar voor de toekomst (uit 2009) geeft aan hoe vanuit verkeer en vervoer integraal ingespeeld gaat worden op de toekomstige ontwikkelingen. Het plan gaat in op de relevante schaalniveaus, van nationaal tot lokaal.
In de gemeente liggen de nationale wegen A1 en A30 en de spoorlijnen Amersfoort - Apeldoorn en Amersfoort - Ede-Wageningen. De strategische ligging, zowel voor bedrijvigheid als voor de woonfunctie, vraagt er om verder opgepakt te worden door de gemeente. De rust van de landelijke omgeving is een belangrijke kwaliteit die niet onder druk moet komen van de ontwikkelingen, maar die zo goed mogelijk gehandhaafd moet worden.
Met name in het buitengebied neemt de verkeersdruk steeds verder toe. Daar ontstaat steeds meer spanning tussen autoverkeer en fietsers en voetgangers. Ook conflicteert landbouwverkeer meer dan eens met recreatief en utilitair fietsverkeer. Er dient een fietsroutenetwerk te worden gerealiseerd. De gewenste vormgeving van fietsroutes in het netwerk is afhankelijk van diverse factoren zoals de functie van de verbinding of de intensiteit van het auto- en fietsverkeer. Voor het goederenvervoer is het van belang ontwikkelingen te geleiden door het instellen van voorkeursroutes voor vracht- en bevoorradingsverkeer.
In het voorliggende bestemmingsplan zijn de aanwezige interregionale, interlokale en lokale verharde en onverharde wegen als zodanig bestemd.
Het Groenstructuurplan (uit 2011) biedt kaders voor de ontwikkeling van de groenstructuren binnen de gemeente Barneveld. Dit betreft de inrichting van het openbaar groen om de groenstructuren in en de herkenbaarheid van de kernen te behouden, ontwikkelen en versterken. Bestaande groenstructuren en -elementen worden zoveel mogelijk behouden en verweven met nieuwe structuren. Voor het buitengebied betekent dit dat de bestaande structuren gehandhaafd moeten blijven. Daarvoor is in het voorliggende bestemmingsplan een passende bestemming opgenomen. Bij ontwikkelingen in het buitengebied die de groenstructuur aantasten kan als voorwaarde worden gesteld om passende maatregelen te nemen.
De gemeente Barneveld besteedt de komende jaren nadrukkelijker aandacht aan het klimaat en het milieu. Met het Milieu(klimaat)beleidsplan 2009-2013 wil de gemeente zich inzetten voor een kwalitatief goede en duurzame leefomgeving. Zowel binnen de wettelijke milieutaken die de gemeente moet uitvoeren, als binnen de niet-wettelijke milieutaken vormen duurzaamheid, klimaat en energie de speerpunten voor de komende jaren.
In navolging op de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) heeft de gemeente Barneveld in 2008 een eigen geurbeleid ontwikkeld, namelijk de Gebiedsvisie en verordening Wet geurhinder en veehouderij. Dit beleid bestaat uit een gebiedsvisie, een verordening en bijbehorende kaarten. De gemeente heeft hiermee voor een aantal deelgebieden de geurnormen verhoogd, om zo nieuwe ontwikkelingen in en bij een aantal dorpen mogelijk te maken. De verordening kan gevolgen hebben voor de vergunningverlening van individuele bedrijven of kan woningbouw mogelijk maken op plaatsen waar dit eerst niet mogelijk was. In de Milieueffectrapportage, zie hoofdstuk 4, en paragraaf 5.5 is aangegeven hoe hiermee rekening is gehouden in het voorliggend bestemmingsplan.
Verder speelt ook de Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Barneveld een rol. Zie paragraaf 5.4 voor meer informatie over het beleid en de in de gemeente voorkomende risico's en de bijbehorende contouren. Hierbij is ook aangegeven op welke wijze hiermee is omgegaan in het voorliggend bestemmingsplan.
De Watervisie 2004-2025 maakt onderdeel uit van het gemeentelijk waterplan. Doel van het waterplan is te komen tot een integrale visie en daarop gebaseerde maatregelen, om de gebruikswaarde en belevingswaarde van het water in de gemeente te verhogen. Door een verantwoord gebruik en duurzame ontwikkeling van het water kan in de toekomst een gezond watersysteem beschikbaar blijven. De watervisie beschrijft de beoogde ontwikkelingen tot 2025 van het water binnen het gehele gemeentelijk grondgebied. Dit betreft al het natuurlijke grond- en oppervlaktewater en de keten van drinkwater, afvalwater en zuivering. Om de wensen te verwezenlijken zijn oplossingen gekozen, waarbij rekening is gehouden met bestaande knelpunten en kansen die zich de komende jaren zullen voordoen. In de watervisie is met streefbeelden aangegeven wat de gewenste toekomstige situatie is (in het jaar 2025). Er zijn algemene uitgangspunten en principes die de participanten zullen hanteren. Deze komen voort uit landelijk beleid. Het algemene beleid is uitgewerkt in streefbeelden die voor het hele gebied gelden en streefbeelden die specifiek op een deelgebied betrekking hebben.
Het Hemelwaterbeleidsplan 2011-2015 beschrijft hoe de gemeente wil omgaan met het inzamelen en verwerken van hemelwater in bestaande situaties en bij nieuwbouw. In het plan wordt inzicht verschaft in het streven om het hemelwater op een duurzame wijze voor mens en natuur te verwerken.
Gestreefd wordt naar vermindering van de verdroging van de natuur, beperking van wateroverlast bij hevige regenval, zorgdragen voor een betere volksgezondheid, verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater en bijdragen aan de goede werking van de rioolwaterzuivering. Daarnaast wil de gemeente Barneveld met haar hemelwaterbeleid een voorbeeldfunctie vervullen richting haar burgers en bedrijven.
In het plan is een uitvoeringsprogramma opgenomen. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt welke maatregelen uitgevoerd worden om de doelstellingen op het gebied van hemelwater te realiseren.
Voor de gemeente Barneveld geldt de Ruimtelijke Atlas en Welstandsnota.
De Ruimtelijke Atlas is een verhaal in kaartbeelden van de gemeente Barneveld en haar kernen. De atlas fungeert als onderbouwing van de welstandsnota. De welstandsnota is dus gebaseerd op de ruimtelijke opbouw van de gemeente en haar verschillende kernen. De welstandskaart is een specifieke uitwerking van de atlas voor het welstandsbeleid.
Het uitgangspunt van de Welstandsnota is dat welstandstoezicht alleen plaatsvindt op plekken waar dat door het gemeentebestuur belangrijk wordt gevonden. Ten opzichte van voorgaande welstandsnota's, is het beleid in de geldende nota gericht op deregulering: voor minder omgevingsvergunningaanvragen is een welstandstoets nodig en er is sprake van minder, maar duidelijkere regels. Dus de welstandsnota stuurt in plaats van toetst. De gemeente heeft een eigen dorpsbouwmeester. In de welstandsnota wordt niet omschreven hoe het gebouw moet worden, maar wordt aangegeven waarop de dorpsbouwmeester de beoordeling van het ontwerp moet baseren. De welstandskaart geeft aan waar wel en waar geen welstandsbeleid van toepassing is. In de welstandsnota is onderscheid gemaakt tussen verschillende welstandsregimes: welstandsvrij, beperkt welstandsregime, regulier welstandsregime en bijzonder welstandsregime. Het verschil tussen de welstandsregimes heeft te maken met een beoordeling op één, twee of maximaal drie schaalniveaus: omgeving, gebouw en detail.