Plan: | Buitengebied 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0203.1056-0004 |
Bij externe veiligheid gaat het om het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. De risico's moeten aanvaardbaar zijn. Met het oog daarop heeft de rijksoverheid risiconormen vastgesteld waarmee bedrijven, wegbeheerders en vervoerders, maar ook gemeenten en provincies, rekening dienen te houden. Voor situaties waarbij het ontwikkelingsgebied binnen het invloedsgebied van een risicobron ligt, moet het resultaat van een risicoanalyse worden getoetst aan de gestelde risiconormen.
Het hiernavolgende is geënt op de Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Barneveld.
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarvoor zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen moet worden onderzocht:
In het plangebied liggen een aantal bedrijven met een propaantank. In bijlage 6 is een lijst van deze bedrijven opgenomen. Hierbij is ook aangegeven of de 10-6 binnen of buiten het terrein van de inrichting ligt.
Daarnaast zijn in het plangebied zeven tankstations gelegen met lpg-verkoop, die in dit kader van belang zijn. In de volgende subparagraaf wordt daar verder op ingegaan.
Plaatsgebonden risico
In verband met het plaatsgebonden risico en gelet op de doorzet lpg moeten de volgende afstanden (10-6-contour) tot de (beperkt) kwetsbare objecten in acht worden genomen:
Deze contouren zijn voor ieder tankstation afzonderlijk aangegeven op een bijlage. Zie hiervoor de bijlagen 7 tot en met 13. Uit deze bijlagen blijkt, dat binnen de contouren van het plaatsgebonden risico van 10-6 geen kwetsbare objecten liggen.
Groepsrisico
Conform artikel 13 lid 1 Bevi wordt hierna per tankstation ingegaan op de volgende aspecten:
ad a en b.
Voor standaardsituaties kan het groepsrisico bij lpg-tankstations berekend worden met behulp van de berekeningsmodule van www.groepsrisico.nl. Deze rekentool vervangt de tabel met kengetallen voor personendichtheden bij lpg-tankstations, zoals is opgenomen in de 'Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico' van augustus 2004 en de update van 2007. Onder standaardsituaties wordt verstaan een lpg-tankstation waarbij het lpg-vulpunt op minder dan 50 meter van de (al dan niet ondergrondse) lpg-voorraadtank is gelegen en in de omgeving (in een straal van 150 meter rondom het tankstation) uitsluitend woningen, woongebouwen, kantoren, scholen en bedrijven zijn gelegen.
De rekentool heeft als basis het 'Stappenplan Groepsrisicoberekening lpg-tankstations' van het Centrum voor Externe Veiligheid (RIVM) d.d. 1 november 2006.
Binnen de contour voor het groepsrisico zijn geen personen aanwezig. Er is geen groepsrisico aanwezig. Zie bijlage 14 voor de volledige rapportage.
ad c.
In het Besluit lpg-tankstations milieubeheer zijn voorschriften opgenomen voor de exploitatie van het tankstation. De exploitant heeft hieraan te voldoen. Verder is van belang dat de lpg-branche thans maatregelen voorbereidt die tot vermindering van het groepsrisico zullen leiden. Het gaat om de volgende maatregelen:
ad d.
In het invloedsgebied zijn bestemmingsplannen vigerend. Dit zijn gedetailleerde bestemmingsplannen, die bij recht nauwelijks tot geen ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen. De personendichtheden zijn daarmee indirect verankerd in het bestemmingsplan.
ad e.
In de milieuvergunning/omgevingsvergunning is de lpg-doorzet nog niet begrensd tot 1.000 m3 per jaar, maar dit gaat binnen afzienbare tijd plaatsvinden.
ad f.
Ruimte is schaars en de invulling van de ruimte wordt door tal van factoren bepaald. Het groepsrisico als gevolg van een lpg-tankstation is er daar één van. Het gemeentelijke beleid richt zich in beginsel op de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Onder omstandigheden kan een toename onder de oriëntatiewaarde onaanvaardbaar worden gevonden. Dat is in de onderhavige situatie niet het geval, mede gelet op alle andere factoren die de invulling op de onderhavige locatie bepalen, waaronder de stedenbouwkundige inpassing.
ad g en h.
Een belangrijk aspect betreft bestrijdbaarheid. Bestrijding van de direct optredende effecten is in het geval van een BLEVE niet realistisch, omdat een BLEVE zich te snel ontwikkelt. De inzet van de brandweer zal derhalve voornamelijk gericht zijn op het bestrijden van secundaire branden. Bronbestrijding ligt - indien mogelijk - in de regel in het blussen van het object dat de lpg-tankauto aanstraalt.
In geval van een dreigende BLEVE kan de brandweer bij tijdige aankomst trachten de lpg-tankwagen te koelen. Indien ze niet tijdig aanwezig zijn, dan gaat de brandweer op afstand staan en wordt de inzet met name op de bescherming van de omgeving gericht. Om te koelen is bluswater nodig en de bluswatervoorziening in de directe omgeving zal daar op afgestemd moeten zijn. Tevens kan een sprinklerinstallatie voor koeling zorgen. Hierdoor wordt drukopbouw in de tank, die tot een BLEVE leidt, voorkomen.
ad i.
Een belangrijk aspect in het kader van het groepsrisico dat bestaat ten gevolge van het lpg-tankstation betreffen de mogelijkheden ten aanzien van de zelfredzaamheid van de bevolking. De tijd tussen het begin van een brand en een BLEVE (een explosie van een lpg-tankwagen) varieert tussen circa 10 en 30 minuten. De beschikbare tijd voor personen om zichzelf in veiligheid te brengen is dus slechts kort. Aangezien het evacueren van de bevolking in zo'n korte tijd organisatorisch naar alle waarschijnlijkheid niet realiseerbaar is, wordt verondersteld dat het merendeel van de aanwezigen in de omgeving zichzelf in veiligheid kan brengen. Het verloop van de wegenstructuur rond het lpg-station is zodanig dat een ieder zich bij een (dreigende) explosie in veiligheid kan brengen (binnen 150 meter is het advies vluchten en schuilen en daarbuiten is het schuilen). In veiligheid brengen is vluchten en dat betekent weg van de brand.
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van dit lpg-station het groepsrisico binnen aanvaardbare grenzen zal blijven.
2. Tankstation Palmpol, Rijksweg A1
Gezien de standaardsituatie kan het groepsrisico bij dit lpg-tankstation eveneens berekend worden met behulp van de berekeningsmodule van www.groepsrisico.nl.
Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico meer dan een factor 100 lager ligt dat de oriënterende waarde. Zie bijlage 15 voor de volledige rapportage.
ad e.
In de milieuvergunning/omgevingsvergunning is de lpg-doorzet begrensd tot 1.000 m3 per jaar.
Voor de overige punten wordt verwezen naar het gestelde bij tankstation Van Ginkel.
3. Tankstation Servauto Nederland, Baron van Nagellstraat 62
Gezien de standaardsituatie kan het groepsrisico bij dit lpg-tankstation eveneens berekend worden met behulp van de berekeningsmodule van www.groepsrisico.nl.
Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico een factor 100 lager ligt dan de oriënterende waarde. Zie bijlage 16 voor de volledige rapportage.
ad e.
In de milieuvergunning/omgevingsvergunning is de lpg-doorzet begrensd tot 500 m3 per jaar.
Voor de overige punten wordt verwezen naar het gestelde bij tankstation Van Ginkel.
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van de lpg-stations het groepsrisico binnen aanvaardbare grenzen zal blijven.
4. Tankstation BP Tolnegen, Rijksweg A1
Gezien de standaardsituatie kan het groepsrisico bij dit lpg-tankstation eveneens berekend worden met behulp van de berekeningsmodule van www.groepsrisico.nl.
Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico meer dan een factor 100 lager ligt dat de oriënterende waarde. Zie bijlage 17 voor de volledige rapportage.
ad e.
In de milieuvergunning/omgevingsvergunning is de lpg-doorzet begrensd tot 1.000 m3 per jaar.
Voor de overige punten wordt verwezen naar het gestelde bij tankstation Van Ginkel.
5. Tankstation Van Kooten en Zn.,Veluweweg 60
Gezien de standaardsituatie kan het groepsrisico bij dit lpg-tankstation eveneens berekend worden met behulp van de berekeningsmodule van www.groepsrisico.nl.
Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico een factor 100 lager ligt dan de oriënterende waarde. Zie bijlage 18 voor de volledige rapportage.
ad e.
In de milieuvergunning/omgevingsvergunning is de lpg-doorzet begrensd tot 1.000 m3 per jaar.
Voor de overige punten wordt verwezen naar het gestelde bij tankstation Van Ginkel.
6. Tankstation Bouwman, Garderbroekerweg 59
Gezien de standaardsituatie kan het groepsrisico bij dit lpg-tankstation eveneens berekend worden met behulp van de berekeningsmodule van www.groepsrisico.nl.
Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico meer dan een factor 10 lager ligt dan de oriënterende waarde. Zie bijlage 19 voor de volledige rapportage.
ad e.
In de milieuvergunning/omgevingsvergunning is de lpg-doorzet begrensd tot 500 m3 per jaar.
Voor de overige punten wordt verwezen naar het gestelde bij tankstation Van Ginkel.
7. Tankstation De Schaffelaar, Wesselseweg 48
Gezien de standaardsituatie kan het groepsrisico bij dit lpg-tankstation eveneens berekend worden met behulp van de berekeningsmodule van www.groepsrisico.nl.
Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico meer dan een factor 100 lager ligt dan de oriënterende waarde. Zie bijlage 20 voor de volledige rapportage.
ad e.
In de milieuvergunning/omgevingsvergunning is de lpg-doorzet begrensd tot 500 m3 per jaar.
Voor de overige punten wordt verwezen naar het gestelde bij tankstation Van Ginkel.
Op 17 september 2010 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) gepubliceerd en op 1 januari 2011 in werking getreden.
Het Besluit is gebaseerd op de artikelen 5.1, eerste lid, 5.2, eerste lid, en 5.3, eerste en tweede lid, en 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 3.37 en 4.3, eerste en tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.
In het plangebied liggen vijf buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Het betreft de volgende leidingen:
De PR-contouren liggen volgens de Risicokaart bij de leidingen op 0 meter.
In het kader van het nieuwe Bevb is voor deze leidingen een berekening uitgevoerd met behulp van het programma Carola.
Omdat het onderhavige plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt in het invloedsgebied van de gasleidingen wordt alleen uitgegaan van de bestaande situatie.
Uit de berekeningen blijkt ook hier, dat de 10-6-contouren op 0 meter liggen van de leiding en dat de FN-curves ruim onder de oriëntatiewaarde liggen. Zie hiervoor bijlage 21.
Derhalve vindt de gemeente het niet onverantwoord om het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' verder te ontwikkelen.
Volgens het Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt in het bestemmingsplan de ligging weergegeven van de aanwezige buisleidingen en ook de volgens artikel 14 lid 1 Bevb daarbijbehorende belemmeringenstrook voor onderhoud van de buisleiding. Deze belemmeringenstrook aan weerszijden van de leiding bedraagt bij 40 bar en meet 4 meter aan weerszijden van een buisleiding, gemeten uit het hart van de leiding. De gronden die binnen deze strook zijn gelegen krijgen de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'.
In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (2005) wordt een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangekondigd, dat naar verwachting in de loop van 2012 wordt voorzien van een wettelijke basis. In dat kader zijn op 4 december 2008 de ontwerpen voor de Basisnetten Water en Weg, alsmede het conceptontwerp Basisnet Spoor aan de Tweede Kamer aangeboden.
Daarna is op 17 februari 2009 door de Basisnet-werkgroep Weg de eindrapportage 'Voorstel Basisnet Weg' gepresenteerd en in oktober 2009 de definitieve eindrapportage. Op 9 juli 2010 is het Basisnet Spoor door de Tweede Kamer vastgesteld.
In deze stukken wordt ook aandacht besteed aan het begrip 'Plasbrandaandachtsgebied' (PAG). Onder een PAG wordt verstaan het gebied tot 30 meter van de rechterrand van de weg waarin, bij realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Een plasbrand is verbranding van een door bijvoorbeeld lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof. Een PAG geldt alleen voor nieuw te bouwen kwetsbare objecten. Bestaande objecten binnen de PAG hoeven niet te worden gesaneerd.
Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. Op basis van deze beleidsstukken gelden normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wat betreft het plaatsgebonden risico geldt ten opzichte van woningen (kwetsbare objecten) een grenswaarde van 10-6 per jaar.
Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute. Wat betreft het groepsrisico is de oriëntatiewaarde bij het vervoer van gevaarlijke stoffen per transportsegment gemeten per kilometer per jaar:
Weg
Uit de eindrapportage Basisnet Weg blijkt dat zowel de A1 als de A30 op dit moment geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour (PR) heeft en dat een dergelijke contour voor deze wegen ook niet wordt verwacht op basis van het hoogste groeiscenario (Global Economy). Langs beide rijkswegen hoeft ook geen rekening te worden gehouden met een veiligheidszone.
Wel moet bij de A1 rekening worden gehouden met een plasbrandaandachtsgebied.
De A1 en de A30 hebben verder een groepsrisico (GR), dat zowel in de huidige als in de toekomstige vervoerssituatie beneden de 0,1*oriëntatiewaarde ligt, uitgaande van de nu aanwezige bebouwing binnen een zone van 200 meter vanaf het midden van de weg.
In de Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Barneveld wordt ook nog de N301 genoemd als weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Het vervoer over de weg brengt vooralsnog geen externe veiligheidsrisico's met zich mee.
Verder wordt op de Risicokaart nog vermeld dat bij een deel van de N310 en de Apeldoornsestraat ter hoogte van het Stroesche Zand rekening moet worden gehouden met het feit, dat het gebied een brandbaar natuurgebied betreft.
Water
In of in de directe omgeving van het onderhavige bestemmingsplan vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het water.
Spoor
Door het plangebied loopt de intercitylijn Amersfoort - Apeldoorn en de verbinding tussen Amersfoort en Ede-Wageningen.
Het Basisnet Spoor zal bestaan uit 3 hoofdcategorieën en het eerstgenoemde traject zal daarin behoren tot categorie 3: er gelden wel vervoersbeperkingen, maar geen ruimtelijke beperkingen. De risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen bij categorie 3 worden begrensd door middel van gebruiksruimtes op basis van de risicobenadering. Naast gebruiksruimtes worden rondom de infrastructuur veiligheidszones gedefinieerd. Het betreft hier corridors rondom infrastructuur waarbinnen restricties gelden voor bebouwing. Voor categorie 3-routes geldt geen veiligheidszone en mag dus het dichtst op de infrastructuur worden gebouwd.
Gezien het consoliderende karakter van het onderhavige bestemmingsplan is dit hier evenwel niet aan de orde.
Over het spoor tussen Barneveld en Ede vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.
Uit het voorgaande blijkt dat er in het buitengebied van de gemeente Barneveld geen knelpunten zijn met betrekking tot de externe veiligheid.
Om een veilige omgeving te creëren of te behouden, zijn er op het gebied van fysieke veiligheid een aantal aspecten waarmee rekening gehouden moet worden.
Zo worden er eisen gesteld aan de bereikbaarheid van de openbare wegen voor de hulpverleningsdiensten. Dit leidt tot het stellen van minimale afmetingen en bochtstralen, zodat hulpverleningsvoertuigen een object of calamiteit goed kunnen bereiken en adequate hulp kunnen verlenen.
Met betrekking tot voldoende bluswater in het openbare wegennet zijn er ook eisen gesteld. Deze eisen hebben betrekking op de afstanden vanaf de bluswatervoorziening tot aan een gebouw en de capaciteit ervan. In de 'Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid' zijn deze eisen gesteld. Voor wat betreft de bereikbaarheid zijn er binnen de gemeente Barneveld hoofd- en subaanrijdroutes vastgesteld.
Tevens worden er eisen gesteld aan de opkomsttijden voor brandweervoertuigen. Deze zijn afhankelijk van de functie. Voor gebouwen waarin geslapen wordt en verminderd zelfredzame mensen verblijven, worden strengere eisen gesteld dan gebouwen waar dit niet het geval is. De opkomsttijden zijn gesteld in de Wet veiligheidsregio's met het Besluit veiligheidsregio's. In het besluit zijn de tijdsnormen voor de opkomsttijden vastgelegd.
In het voorliggend bestemmingsplan worden in de regels bij nieuwe ontwikkelingen nadere eisen gesteld in verband met de bereikbaarheid van hulpverleningsdiensten. Daarnaast zullen nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan de 'Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid', aan de eisen van de aangewezen hoofd- en subaanrijdroutes en het Besluit veiligheidregio's en. Dit zal gebeuren bij de bouwplannen en inrichtingsplannen van de openbare ruimte. De uitwerking van de openbare ruimte in het buitengebied zal worden voorgelegd aan de brandweer.