Plan: | Buitengebied 2012 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0203.1056-0003 |
Uit verschillende publicaties is bekend dat fijn stof gezondheidsproblemen en vroegtijdige sterfte bij de mens kan veroorzaken. Concentratie van veehouderijen kan de kans op overschrijding van de fijnstofnormen verhogen. Mogelijk vormt dit een beletsel bij de vergunningverlening voor grotere intensieve veehouderijen, vooral voor pluimveebedrijven. In het toetsingskader is opgenomen dat de concentratie van fijn stof uitsluitend wordt beoordeeld op woonlocaties en op locaties die voor het publiek toegankelijk zijn.
Uit de Grootschalige Concentratiekaart Nederland blijkt dat in 2010 de jaargemiddelde achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10) in het buitengebied van Barneveld overwegend liggen tussen 20 en 30 µg/m3. Dit ligt ruim onder de maximale jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m3 fijn stof, maar boven de (gezondheids)advieswaarde van de WHO (20 µg/m3). De concentraties worden voor een belangrijk deel bepaald door de heersende achtergrondconcentraties.
In 2020 zullen de concentraties mogelijk lager zijn, doordat de emissies uit verkeer mogelijk afnemen. Of de emissies uit de veehouderij afnemen hangt af van de bedrijfsontwikkeling. Enerzijds is waarschijnlijk sprake van afname door de maatregelen vanwege het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (Besluit huisvesting) vooral voor intensieve veehouderijen, anderzijds zal ten gevolge van het legbatterijverbod en de omschakeling naar scharrelhuisvesting of andere systemen (pluimvee, leghennen) de emissies van fijn stof kunnen gaan toenemen. Op de volgende afbeelding is de achtergrondconcentratie weergegeven.
De bijdrage van de veehouderij in de concentratie fijn stof (PM10) ligt in grote delen van de gemeente tussen 0 en 5 µg/m3. Plaatselijk, direct rondom vooral pluimveehouderijen, is die bijdrage groter (tussen 10 en meer dan 30 µg/m3). In gebieden met een hogere achtergrondconcentratie (>25 µg/m3) kan fijn stof een sturende factor zijn voor de milieugebruiksruimte. Dit zal vooral aan de orde zijn bij pluimveebedrijven die omschakelen naar scharrelhuisvesting of andere systemen in verband met dierenwelzijnseisen.
Gemiddeld genomen zal fijn stof voor andere veehouderijen geen bepalende factor zijn voor de milieugebruiksruimte omdat het invloedsgebied veelal beperkt is.