direct naar inhoud van 5.5 Ecologie
Plan: Noordelijke Rondweg Voorthuizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1054-0003

5.5 Ecologie

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het aspect ecologie. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.

Een planologische ontwikkeling mag geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied.

Een deel van het plangebied is aangemerkt als waardevol landschap. Ontwikkelingen zijn mogelijk mits de kernkwaliteiten worden versterkt. Ten behoeve van de landschappelijke ontwikkeling en het versterken van de kernkwaliteiten wordt nagedacht over een optimale landschappelijke inpassing, zie ook paragraaf 3.2 als onderdeel van de planbeschrijving. Hierin wordt ook ingegaan op de maatregelen die genomen worden om de landschapskwaliteiten te versterken.

Soortbescherming

De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.


Om te beoordelen of dit bestemmingsplan uitvoerbaar is, wordt hierop vooruitlopend, een verwachting uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied.


In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Op 23 februari 2005 is de zgn. "AMvB art. 75" van de Flora- en faunawet in werking getreden, waarin dit verschil is verwoord:

  • alle soorten, opgenomen in Habitat richtlijn bijlage IV, de Vogelrichtlijn en beschermde soorten van de Rode Lijst zijn beschermd onder het zwaarste regime (soorten van tabel 3);
  • soorten met vrijstelling bij een vastgestelde gedragscode (soorten van tabel 2);
  • soorten waarvoor een algemene vrijstelling geldt.

Resultaten onderzoek

Ten behoeve van het plan is een natuuronderzoek uitgevoerd. Het natuuronderzoek gaat in op de effecten van de noordelijke rondweg op beschermde natuurwaarden die beschreven worden in de Natuurbeschermingwet 1998, Flora- en faunawet en het beleidskader van de EHS. De resultaten van het veldonderzoek naar steenuilen, vleermuizen en vogels zijn gepresenteerd in aparte rapportages die als bijlage 6 en 7 zijn opgenomen in de toelichting van dit bestemmingsplan. Ook geeft het natuuronderzoek een analyse van de noodzaak van mitigerende of compenserende maatregelen.

Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 5 van deze toelichting. De onderzoeksresultaten worden onderstaand verwoord.

Uit het natuuronderzoek blijkt ten aanzien van flora- en fauna dat indien de werkzaamheden tenminste voor het broedseizoen starten en er doorgewerkt wordt, dan worden er geen verbodsbepalingen overtreden. Onder 'doorwerken' wordt verstaan dat niet langer dan enkele dagen geen activiteit mag plaatsvinden, vogels zullen zich dan namelijk niet vestigen om te broeden waardoor verstoring voorkomen wordt.

Ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur blijkt de combinatie van areaalverlies (0,15 ha) en negatieve effecten op de kwaliteit van het leefgebied van Flora- en faunawetsoorten tot gevolg hebben dat er sprake is van een significant negatief effect op de EHS. Deze effecten kunnen worden gecompenseerd en gemitigeerd.

Uit de ruimtelijke verordening van de Provincie Gelderland blijkt dat bij kleinschalige, individuele ingrepen EHS-herbegrenzing kan worden toegepast. Mitigatie en compensatie moeten dan wel voldoende geregeld zijn. De provincie Gelderland heeft dit ook impliciet in haar brief van 25 mei (zaaknr. 2012-005896) aangegeven: “… gezien de omvang Van het plan en de beperkte aantasting van de EHS, het mogelijk moet zijn binnen het plan zelf mitigerende maatregelen te nemen ten gunste van de natuur. Hiervoor zou wellicht een (klein) deel van de gronden direct ten noorden van de nieuwe aansluiting op de Hoofdstraat gebruikt kunnen worden.“

Er zijn verschillende maatregelen nodig om effecten op beschermde soorten en de EHS te voorkomen. Het gaat in ieder geval om de volgende mitigerende maatregelen:

  • toepassen van aangepaste verlichting (indien verlichting noodzakelijk is);
  • dichte haagbeplanting langs oostzijde weg;
  • gebruik van dassentunnels met afrastering om verkeerslachtoffers te voorkomen;
  • werkzaamheden minimaal starten buiten het broedseizoen.

Daarnaast moet altijd gelet worden op het voorkomen van beschermde planten en dieren in het kader van de zorgplicht. Opzettelijk doden, verontrusten of verwonden van dieren is strafbaar.

Deze maatregelen worden meegenomen bij de inpassing en de uitvoering van het plan. Daarnaast moet het mitigatieplan uitgevoerd worden zoals dat is beschreven in het natuuronderzoek. Het mitigatieplan moet ook door de provincie gecontroleerd en in orde bevonden worden. Daarnaast moet de herbegrenzing officieel worden vastgelegd.

De meest geschikte mogelijkheid voor compensatie van de EHS is in het thans open gebied tussen het Wilbrinkbos en het geplande tracé (Provincie Gelderland heeft dit ook impliciet in haar brief van 25 mei 2012 (zaaknr. 2012-005896) aangegeven). Deze locatie is circa 0,8 ha groot, grenst direct aan de bestaande EHS en ligt zeer nabij de oppervlaktes die verdwijnen. Door hier natuur te ontwikkelen kan dit een buffer vormen voor het huidige gebied.

Omdat het bos betreft met een langere ontwikkelingsduur is een toeslag van 66% op de oppervlakte nodig. Bij deze toeslag zal er dus 0,25 ha nieuwe natuur moeten worden gerealiseerd. Dit is de formele plicht. Daarnaast wordt vooral de kwaliteit van het leefgebied negatief beïnvloed. Hiervoor geldt dat zit zo veel mogelijk met mitigerende maatregelen voorkomen dient te worden.

Tot slot is in het natuuronderzoek onderzocht wat de mogelijke effecten zijn van de noordelijke rondweg op Natura 2000-gebied Veluwe. Hieruit blijkt dat de depositie effecten van stikstof op Natura 2000-gebieden als gevolg van dit project kunnen worden uitgesloten. Er is daarom geen vergunning nodig.

Conclusie voor de noordelijke rondweg om Voorthuizen

De werkzaamheden zullen gestart worden voor het broedseizoen en activiteiten zullen niet langer dan enkele dagen stil liggen, zodat vogels zich niet zullen vestigen en verstoring wordt voorkomen.

Mitigatie en compensatie vindt plaats op de locatie zoals aangegeven in het natuuronderzoek, het open gebied tussen het Wilbrinkbos en het tracé van de noordelijke rondweg. Deze mitigatie- en compensatielocatie is bestemd als 'Natuur' en als zodanig aangeduid op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.

Effecten van stikstof op Natura 2000-gebieden worden uitgesloten, waardoor een vergunning niet noodzakelijk is.