De voor 'Bedrijventerrein – uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
c. bedrijven;
d. verkeer;
e. water en groen;
f. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
g. tuinen, erven en terreinen;
h. bouwwerken.
22.2 Uitwerkingsregels
1. Met toepassing van het in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalde werken burgemeester en wethouders de in artikel 22.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
a. de bestemming wordt uitgewerkt ten behoeve van bedrijvigheid in de milieucategorieën 1 en 2 overeenkomstig bijlage 3, hieronder zijn geen bedrijfswoningen begrepen;
b. de bedrijfsbestemmingen worden zodanig gesitueerd dat geen onevenredige hinder gaat ontstaan voor in de omgeving gelegen functies;
c. het bouwvlak van de gronden welke in aanmerking komen voor een bedrijfsbestemming ligt op minimaal vijf meter afstand van de (voorgenomen) verkeersbestemming;
d. de bedrijfspercelen hebben een oppervlakte van maximaal 2500 m2;
e. de bouwhoogte binnen een uitgewerkte bedrijfsbestemming mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is weergegeven (8 meter);
f. het bebouwingspercentage binnen het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is weergegeven; (80%);
g. maat, schaal en oriëntatie van de bebouwing dient zich te schikken naar de directe omgeving;
h. er dient in het bestemmingsvlak voldoende ruimte beschikbaar te zijn voor parkeren en verkeersafwikkeling dat is gerelateerd aan de te vestigen bedrijvigheid;
i. er dient in het bestemmingsplan voldoende ruimte te worden bestemd ten behoeve van de adequate opvang en afvoer van hemelwater overeenkomstig het voor het plangebied opgestelde Waterstructuurplan.
2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in het uitwerkingsplan op te nemen:
a. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 22.1 voor het (be-) bouwen en gebruiken van gronden en bouwwerken voor bedrijven die in bijlage 3 als categorie 3 zijn aangeduid, mits deze, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kunnen worden aangemerkt als bedrijven die in bijlage 3 zijn aangeduid als categorie 1 of 2;
b. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 22.1 voor bedrijven die niet in bijlage 3, die bij dit plan behoort, worden genoemd en die gelijkwaardig geacht kunnen worden aan de categorieën van bedrijven, die op grond van de bestemming zijn toegestaan;
c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 22.1 voor detailhandel in volumineuze goederen mits wordt aangetoond dat:
de detailhandel ruimtelijk niet in of aansluitend aan bestaande winkelgebieden, respectievelijk woongebieden, kan worden ingepast;
de vestiging van de detailhandel op de gekozen plaats geen structurele verstoring van de voorzieningenstructuur met zich meebrengen.
22.3 Bouwregels
1. Op de gronden als bedoeld in artikel 22.1 mag niet worden gebouwd, zonder een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat rechtskracht heeft verkregen;
2. Zolang een uitwerkingsplan nog geen rechtskracht heeft kan slechts worden gebouwd in overeenstemming met het ontwerpuitwerkingsplan dat ter inzage heeft gelegen.