Plan: | Saksen Weimar 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0202.778-0301 |
Om dit deel van Groene Treden een typisch Arnhemse wijk te maken is ingezoomd op de landschappelijke en stedenbouwkundige situatie. Vervolgens is deze gekoppeld aan de conclusies uit een analyse van de wijken in Arnhem noord. Uit dit onderzoek zijn ruimtelijk principes te destilleren die kunnen worden toegepast in dit plandeel. In bijlage 1Groene Treden Saksen Weimar- Arnhem Schets Fase II zijn de resultaten van dit onderzoek verwoord.
Reliëf en raamwerk
Het terras waarop wordt aan de zuidzijde en aan de westzijde duidelijk begrenst door beboste stijlranden langs de Weg Achter Het Bos en de Apeldoornse Weg. Vanaf deze zijdes zal dit plandeel (in ieder geval tijdens voorjaar en zomer) nagenoeg niet zichtbaar zijn. Met behulp van deze beboste stijlranden wordt de beleving van het wonen in het bos gerealiseerd. Aan de noord- en oostzijde ligt dit plandeel juist hoger dan de aansluitende terrassen (fases). De overgangen worden hier ook gemaakt met behulp van beboste stijlranden. Daarnaast loopt de laan van de hoofdontsluiting tussen dit plandeel en fase 1; het kazerne complex Saksen Weimar. Het lagergelegen kazerne complex zal door een filter van bomen zichtbaar zijn. . Het reliëf in de landschappelijke onderlegger en de groene randen uit het landschappelijk raamwerk geven dit plandeel (en de daarop volgde fases) een opzichzelfstaand karakter van een woongebied/ buurtschap in het bos.
Haaks op de hoogtelijnen
Van dit plandeel is de noordoosthoek het hoogste punt en de waterretentie in de zuidwesthoek het laagste punt en heeft dus over een beperkte afstand een behoorlijk verval. De gegeven oost-west verkavelingsrichting (evenwijdig aan de kazerne) uit het Masterplan van de gemeente Arnhem heeft als gevolg dat de straat haaks op de hoogtelijnen ligt.De noordrand van dit plandeel heeft alle aanleidingen in zich om af te wijken van de hoofdverkavelingsrichting uit het Masterplan. Landschappelijke onderlegger en –raamwerk geven hier aanleiding om het hoogste punt en het laagste punt van dit plateau met elkaar te verbinden door middel van een gebogen lijn. De aflopende gebogen lijn biedt daarbij kansen om hoogteverschillen goed zichtbaar te maken met behulp van de verspringende goot- en noklijnen.