direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stadsblokken - Meinerswijk 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.754-0301

Toelichting

bij het bestemmingsplan

'Stadsblokken - Meinerswijk 2015'

(plannummer: NL.IMRO.0202.754-0301)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Situering en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt ten zuiden van de Rijn en omvat de deelgebieden Stadsblokken en Meinerswijk. Het gebied wordt globaal begrensd door de Rijn aan de noordzijde, de John Frostbrug in het oosten, de spoorbrug Arnhem - Nijmegen in het westen en de wijken Elderveld en Elden aan de zuidzijde.

Het gebied Meinerswijk ligt tussen de spoorbrug Arnhem - Nijmegen en de Mandelabrug. Het gebied Stadsblokken ligt tussen de Mandelabrug en de John Frostbrug.

Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding, horend bij dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0001.png" Globale ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0002.png"

Globale begrenzing plangebied

1.2 Aanleiding en doel

Reeds lange tijd koesteren de gemeente Arnhem en de Provincie Gelderland de wens om het gebied Stadsblokken – Meinerswijk om te vormen tot een uiterwaardenpark, als onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk. In verschillende beleidsdocumenten is deze wens vastgelegd, namelijk in De Omgevingsvisie Gelderland, de Structuurvisie Arnhem 2020, het Groenplan Arnhem, de Gebiedsvisie Stadsblokken – Meinerswijk en het Uitvoeringsplan Stadsblokken – Meinerswijk.

De potentie van Stadsblokken en Meinerswijk voor Arnhem ligt in de centrale ligging in de stad in combinatie met de natuurlijke, landschappelijke en historische waarden. De ontwikkeling van Stadsblokken - Meinerswijk geeft Arnhem een kans om haar positie als groene stad nog verder te versterken. In het palet van parken is Stadsblokken - Meinerswijk ook een onderscheidende aanvulling. Anders dan bijvoorbeeld het gecultiveerde Sonsbeek kan Stadsblokken - Meinerswijk zich ontwikkelen tot een waterrijk robuust natuurlijk uiterwaardenpark met grote grazers. De robuuste natuur die tot ontwikkeling wordt gebracht contrasteert met de stedelijke noordoever en de strakke Malburgsebandijk. Dit contrast versterkt de autonome positie van het uiterwaarden park.

Het denken over dit gebied is in een versnelling terecht gekomen door het nationale project 'Ruimte voor de rivier', gericht op het vergroten van de rivierveiligheid. De ingrepen die nodig waren voor de rivierveiligheid, zijn samen met Rijkswaterstaat, zodanig ingezet dat er een grote ruimtelijke kwaliteitsslag is gemaakt: het graven van een nieuwe rivierstrang, het verwijderen van een deel van de zomerdijk en het maken van een open verbinding tussen rivier en een van de plassen vergroot de recreatieve waarde van het gebied sterk. De twee gebiedsdelen, Stadsblokken en Meinerswijk, zijn verbonden tot één functioneel en landschappelijk samenhangend uiterwaardenpark.

Het gebied is rijk aan cultuurhistorische objecten en structuren. Verschillende tijdslijnen ontmoeten elkaar, zoals de Romeinse limes met de restanten van een castellum, de IJssellinie als verdediging tegen Rusland de schipbrug als oude verbinding met het centrum van Arnhem. In het uiterwaardenpark worden de verschillende tijdslagen beter zichtbaar en beleefbaar gemaakt.

De recreatieve mogelijkheden in het gebied worden ook vergroot door de aanleg van struinpaden, de gerealiseerde verbetering van het netwerk aan fietspaden, duidelijke informatievoorziening en de realisatie van een bezoekerscentrum in de voormalige steenfabriek Elden. Stadsblokken – Meinerswijk wordt een 'ontmoetingsplek voor de stad' met grote recreatieve betekenis, waarbij noord, zuid, oost en west met elkaar worden verbonden. In het stadscontract dat tussen de gemeente en de Provincie is gesloten is onderkend dat Stadsblokken Meinerswijk niet alleen lokaal, maar dat het een belangrijke stepstone is naar park Lingezegen en een belangrijke rol kan spelen in de versterking van de regionale recreatieve infrastructuur.

Veel van de maatregelen die nodig zijn om het uiterwaardenpark te realiseren zijn al via omgevingsvergunningen mogelijk gemaakt en zelfs al gerealiseerd. Het is echter wenselijk om deze maatregelen en de functie van het gebied ook in een bestemmingsplan vast te leggen. Hiermee wordt de gerealiseerde situatie van een positieve bestemming voorzien. Het huidige bestemmingsplan is sterk verouderd. Een nieuw bestemmingsplan waarin het actuele beleid voor Stadsblokken – Meinerswijk is verwerkt is dringend gewenst. Ook voor de bestaande woningen en bedrijven in het gebied is het van belang dat er een bestemmingsregeling geldt die past bij de eisen van deze tijd.

In een deel van het gebied zijn nog plannen in voorbereiding om in lijn met de Gebiedsvisie Stadsblokken – Meinerswijk nieuwe functies op het gebied van cultuur en recreatie toe te voegen. Het betreft de omgeving van steenfabriek Meinerswijk, de locatie Stadsblokkenweg 1 (de jachtwerf) en de voormalige ASM-haven. De plannen zijn nog niet concreet genoeg om in het voorliggende bestemmingsplan mee te kunnen nemen. Daarom zijn deze locaties buiten het plangebied gelaten. Op termijn is het voornemen echter om ook deze locaties te betrekken bij het uiterwaardenpark en hier functies op het gebied van cultuur en recreatie tot ontwikkeling te brengen. De gewenste culturele en recreatieve functies zijn 'te gast' in de robuuste natuur van de uiterwaarden. Het huidige gebruik van steenfabriek Meinerswijk en de aanwezige bebouwing zou door deze nieuwe ontwikkelingen vervangen moeten worden.

Met het bestemminsplan Stadsblokken – Meinerswijk 2015 wordt voor het grootste deel van het gebied Stadsblokken – Meinerswijk de reeds in gang gezette ontwikkeling van een uiterwaardenpark ook planologisch van een positieve bestemming voorzien.

1.3 Opzet bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de voorschriften die bij de bestemmingen horen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende overwegingen. In hoofdstuk 5 van de toelichting worden de keuzen in het plan beschreven en worden de regels in detail toegelicht. Dit deel vormt de kern van de toelichting. De voorafgaande hoofdstukken bestaan uit een motivatie en onderbouwing van de inhoud van de regels. Als eerste komt daarbij de huidige ruimtelijke situatie aan de orde (hoofdstuk 2), vervolgens het wettelijk- en beleidskader (hoofdstuk 3) en tevens de milieu- en omgevingsaspecten (hoofdstuk 4). Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan en in hoofdstuk 7 op de procedure.

Dit plan is conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormgegeven volgens de Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Het SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels.

Diverse aspecten in de ruimtelijke ordening zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wabo, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.

1.4 Geldende plannen

Op grond van de Wro diende voor de plannen die vóór 1 juli 2003 onherroepelijk zijn geworden per 1 juli 2013 een nieuw bestemmingsplan of een beheersverordening te zijn vastgesteld. Binnen het plangebied is niet aan deze verplichting voldaan. In dat geval is het tot dan toe geldende bestemmingsplan geldig. Voor het grootste deel van het plangebied geldt daarom het bestemmingsplan ´Polder Meinerswijk´. Dit bestemmingsplan is op 25 maart 1985 vastgesteld door de gemeenteraad en op 11 juni 1986 goedgekeurd. De overige plannen in het plangebied zijn ouder dan het plan ´Polder Meinerswijk´. Plannen die ouder zijn dan 1 augustus 1965 zijn opgesteld onder vigeur van de Woningwet 1901 en komen op basis van artikel 9.3.2 tweede lid van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2013 te vervallen. Voor deze gebieden geldt daarom geen planologisch regime meer. Het gevolg daarvan is dat aanvragen om omgevingsvergunningen nog slechts kunnen worden getoetst aan de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening Arnhem 2003.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0003.png"

Plangebied waarop de vervallen plannen zijn gearceerd

Hoofdstuk 2 Beschrijving ruimtelijke situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Hierbij wordt aandacht besteed aan onderwerpen zoals de historische ontwikkeling van het plangebied en de huidige ruimtelijke en functionele structuur.

2.2 Historische ontwikkeling

Arnhem is ontstaan als een bescheiden nederzetting op het kruispunt van twee handelswegen bij de samenvloeiing van de Jansbeek en de Molenbeek. De hoofdstroom van de Nederrijn had toen een meer zuidelijke loop. In de 16e eeuw werd de rivier naar de stad verlegd doordat men op last van de Hertog van Gelre een nieuwe bedding groef ten zuiden van de toenmalige stadsmuur. Ten gevolge van de nieuwe rivierloop werd het deelgebied Stadsblokken en zuidelijker gelegen gebieden van de stad gescheiden. De stad begon vanaf het midden van de 19e eeuw flink te groeien en kreeg langzamerhand een echt rivierfront. Tegenwoordig kan men de Nederrijn kenschetsen als een landschappelijk element van formaat dat dwars door de stad loopt.

2.2.1 Geologische vorming

Het rivierenlandschap is het gebied tussen de dijken. Het ontstaan en de vorming ervan lopen parallel aan die van de Betuwe. Het vormt van oorsprong in feite een eenheid met het Betuwelandschap. Door bedijking zijn deze twee echter in de loop der tijd min of meer los van elkaar komen te staan.

Het rivierenlandschap kent van nature een grote dynamiek, het is in meerdere opzichten afwisselend. Een natuurlijke rivier vormt een meanderend of vlechtend stelsel met hoofd- en nevengeulen; er liggen zandbanken, eilanden en opwassen. Er treden grote verschillen op in waterstand; bij extreme toevloed van water vinden doorbraken plaats, verleggen bochten zich en worden nieuwe gebieden ingesneden. Tijdens minder waterrijke perioden slibben zijarmen dicht, en verzanden oude beddingen. Moerassige rietlanden, ooibossen, kreken, stranden e.d. ontstaan en verdwijnen dikwijls weer. Kenmerkend voor gebieden die door rivieren zijn gevormd is doorgaans de aanwezigheid van oeverwallen, komgronden en overslaggronden.

Een rivier als de Rijn krijgt regelmatig grote waterhoeveelheden te verwerken. Vooral in vroeger tijden, toen er nog geen dijken bestonden, betekende dit, dat grote gebieden onder water kwamen te staan. Het stromende water van de rivier sleept permanent vanuit de gebergten een grote hoeveelheid geërodeerd materiaal met zich mee, dat zowel uit grind en zand als uit heel fijne deeltjes bestaat (slib). Treedt de rivier buiten zijn oevers, dan zal eerst het grove en zware materiaal bezinken; dit komt dichtbij de bedding terecht. Deze afzettingen vormen de oeverwallen. Door hun grovere structuur zijn deze gronden later goed waterdoorlatend. De fijnere in het water opgenomen slibdeeltjes blijven langer zweven en zetten zich op grotere afstand van de rivier af. Zij vormen de komgronden: een zware, weinig water doorlatende klei. Overslaggronden worden na een dijkdoorbraak afgezet rond de plek waar deze doorbraak plaatsvond. Deze gronden kunnen heel anders van samenstelling zijn dan het reeds aanwezige bodemmateriaal. Naast deze natuurlijke dynamiek heeft de mens vanaf vroege tijden ingegrepen in dit vruchtbare, maar onberekenbare land. Eerst door te gaan wonen op de hogere delen (bijv. op rivierduinen of op terpen ) en later door met behulp van dijken grote gebieden hoogwatervrij te houden. Op de buitendijkse gronden werd vee geweid en klei gewonnen; binnendijks werden de hoger gelegen en zandige gebieden - de oeverwallen - benut voor tuinbouw, boomgaarden en als vestigingsplaats. De lager gelegen komgebieden boden ruimte voor veeteelt. Het huidige rivierenlandschap is daarmee het resultaat van eeuwenlange menselijke strijd met het water; met daarbij aangetekend dat diezelfde mens er economisch grotendeels afhankelijk van was.

2.2.2 Bodemgesteldheid

Het gebied ten zuiden van de Rijn heeft een bijzonder afwisselende samenstelling van de bodem, die ook in het plangebied terug te vinden is. Deze opmerkelijke variatie is ontstaan door het hierboven beschreven ontstaansproces, zoals de opbouw uit een reeks van oeverwallen, komgronden en overslaggronden. Verder o.a. door afzetting van bodemmateriaal door het opdringende landijs in het Pleistoceen (de voorlaatste ijstijd) en het naderhand deponeren van zogenaamde spoelzanden - afkomstig van het Veluwemassief - in de rivierdalen toen het klimaat warmer werd. De Betuwse bodems zijn over het algemeen kalkrijk. Ten westen van Arnhem zijn alleen de gronden langs de zuidoever van de Rijn gevormd zoals hierboven beschreven; de noordoever bestaat uit weggeschuurde stuwwal.

In het gebied Stadsblokken - Meinerswijk bestaat de bovengrond uit zavel in het noorden, zware zavel en lichte klei in het oosten, klei op zand in het westen tot zware klei in het centrum en zuiden. Het is niet goed te achterhalen welke gronden in het verleden precies zijn afgegraven ten behoeve van kleiwinning (het zg. tichelen) voor de baksteenfabricage. Zeker is dit in elk geval van het centrale deel van de polder en de plaatsen waar plassen zijn achtergebleven. De oorspronkelijke laagdikte van de klei varieert tussen 3 en 4 meter; daaronder zit zand. De lager gelegen, afgegraven gronden hebben een 40 à 50 cm dikke zavel- of kleilaag. Het vochtleverend vermogen van de bodem is beperkt, doordat deze laag dun is en er weinig nalevering van grondwater uit diepere, zandige lagen plaatsvindt. De draagkracht van de bodem is goed.

De overige uiterwaarden hebben grotendeels nog de oorspronkelijke opbouw, omdat daar weinig tichelactiviteiten hebben plaatsgevonden.

2.2.3 Reliëf

De gronden in Stadsblokken - Meinerswijk zijn hoofdzakelijk vlak. Op microniveau zijn er hoogteverschillen, gevormd door het dynamische riviermilieu. Verder is er plaatselijk sprake van hoogteverschillen in het terrein door dijken, kaden en tichelactiviteiten. Gemiddeld ligt deze op een hoogte van rond 10 m + NAP. Opvallend zijn de twee vrijwel parallel verlopende kaden tussen de twee steenfabrieken, het reliëf van de hoogwatervrije terpen van de steenfabrieken en de zware dijklichamen in het zuiden en oosten. Verder is er kleinschalig reliëf dat gevormd wordt door de randen van waterplassen, sloten en greppels. Apart moet worden vermeld het reliëf van het voormalige Kasteel Meinerswijk, gelegen ten noorden van het einde van de Meginhardweg.

2.2.4 Archeologie

In het rivierengebied zijn op tal van plaatsen stroomruggen waar te nemen, die zich als slingerende hoogtes in het landschap manifesteren. Dit zijn dichtgeslibde geulen met oude oeverwallen. In Stadsblokken - Meinerswijk bevinden zich afzettingen van de Nederrijn-stroomgordel die de oudere afzettingen van de Meinerswijk-stroomgordel heeft opgeruimd. In grote delen van Meinerswijk manifesteren zich in de ondergrond stroomruggen. Een groot komgebied bevindt zich ten zuiden en zuidwesten van Stadsblokken - Meinerswijk, in de wijken Elden en Elderveld. In het oostelijk gelegen Malburgen zijn in de ondergrond oude Rijnstrangen aanwezig. De meest westelijke hiervan was blijkens de vondst van scheepshout nog tot in de 10e eeuw bevaarbaar, maar toen was het proces van dichtslibbing al enige eeuwen gaande. Aanvankelijk kwam de Rijn ten oosten van Arnhem nabij de stad, om vervolgens met een s-bocht naar het westen af te buigen en bij het huidige Roermondplein weer langszij de stad te komen. Na 1531 is de Rijn in opdracht van de hertog naar de huidige positie verlegd en kwam Arnhem definitief langs de Rijn te liggen.

Stroomruggen en oeverwallen waren voor de mens in het verleden uitstekende vestigingslocaties. De hoger liggende gronden zorgden er voor dat men droge voeten kon houden terwijl water toch dichtbij was. Dit water diende als drink- en voedselbron (vis), maar had ook een transportfunctie. De zandige oeverwallen leenden zich goed voor akkerbouw, in de lager gelegen komgebieden kon het vee worden geweid. Ook werd hier op bijvoorbeeld vogels en ander wild gejaagd. Kortbij de nederzettingen op de hoge gronden konden met andere woorden diverse landschappen en voedselbronnen worden geëxploiteerd. Vandaar dat deze vaak een hoge archeologische verwachtingskans hebben, zo ook de stroomruggen in Meinerswijk. De tot nu toe oudst gevonden sporen in Stadsblokken - Meinerswijk dateren uit de Romeinse tijd en betreffen een Romeins castellum of fort. De oudste fase dateert uit het begin van de 1e eeuw n. Chr.

Het castellum heeft tot en met de 3e en 4e eeuw n. Chr. gefunctioneerd, al zijn de vondsten en sporen uit de laatstgenoemde eeuw schaars. In de jaren '70 en '90 van de vorige eeuw is het castellum onderzocht. Aangetroffen zijn de principia en delen van de ommuring. De principia was het onderkomen van de commandant; daarbuiten bevonden zich onder meer de soldatenbarakken. Van het castellum is dus maar een deel onderzocht. Naar verwachting zijn de resten door vroegmiddeleeuwse riviererosie (deels) beschadigd; ook heeft het castellum gedurende de middeleeuwen als steengroeve gefungeerd. Het castellum is echter wetenschappelijk bijzonder waardevol en heeft dan ook de status van archeologisch rijksmonument. Vanaf 47 n. Chr. vormde de Rijn de (definitieve) grens van het Romeinse rijk in Nederland. Het castellum maakte deel uit van een reeks forten die onderling door een weg met wachttorens verbonden werden. Dit samenstel, lopend van Katwijk tot aan Lobith, lag op of nabij de zuidelijke oevers van de Rijn en moest bescherming bieden tegen invallende Germanen. De limes zal zijn weg buiten Meinerswijk in zuidoostelijke richting op de oeverwallen van de Rijn hebben vervolgd. Sporen van een Romeinse weg zijn in de oudste fase van het castellum gevonden. Wegen buiten de castella bestonden doorgaans uit een strook opgeworpen grond met daarnaast aan weerzijden greppels voor de ontwatering. Met grind of keien werd de weg verhard.

Tijdens zandwinactiviteiten in eveneens de jaren '70 van de vorige eeuw zijn in het noordelijke deel van Meinerswijk, in de Sleuteplas, resten van drie houten rivierschepen gevonden. Alle dateren uit de Middeleeuwen. Eén schip kon destijds maar voor de helft opgegraven. Het restant is verleden jaar geborgen. Het handelt hier om een boomstamkano waarvan het hout aan het begin van de 13e eeuw is geveld. Waarschijnlijk lagen de schepen in een oude bedding van de Rijn. Aan het einde van de jaren '80/begin van de jaren '90 is door de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN), afdeling 17, op diverse plaatsen in Meinerswijk onderzoek verricht. Ter hoogte van De Praets is een booronderzoek uitgevoerd op Het Heuveltje. Dit onderzoek wijst op een 14e-eeuws ontstaan van de nederzetting. Ten zuiden van Huis Meinerswijk is ook booronderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn aanwijzingen voor bewoning uit de 12e of 13e eeuw aangetroffen. Huis Meinerswijk zelf betreft een archeologisch rijksmonument. De exacte bouwdatum is niet bekend, maar op 16e-eeuws kaartmateriaal wordt het huis reeds afgebeeld en aan het einde van de 13e eeuw wordt al over een 'curtis' of 'hof' in Meinerswijk gesproken. In het midden van de 19e eeuw werd huis afgebroken; de locatie laat zich vandaag de dag herkennen door een hoogte in het terrein.

De genoemde archeologische activiteiten hebben, samen met overige waarnemingen, voor Meinerswijk veel vindplaatsen opgeleverd. Dit is niet verwonderlijk gezien de lange bewoningsgeschiedenis, waarop hieronder verder wordt ingegaan. Ondanks aantasting van archeologische waarden door de winning van zand en klei en overige afgravingen, heeft het plangebied dan ook grote kans op aanwezigheid van archeologische waarden. Aan de uiterwaardgebieden is vanwege de natte omstandigheden een lage archeologische verwachtingskans toegekend. Dit geldt echter voornamelijk voor de laatmiddeleeuwse periode en Nieuwe Tijd. De uiterwaarden dekken een oud landschap af met naar verwachting een (middel)hoge verwachtingskans op oudere resten. Daarnaast zijn ter hoogte van de uiterwaarden oude Rijnbeddingen te verwachten, waar ook scheepsresten te verwachten zijn. Dit naar aanleiding van de scheepsvondsten in de Sleutelplas.

De archeologische verwachtingskaart van Arnhem-Zuid toont naast de verwachtingskansen de volgende (potentiële) vindplaatsen:

Lp02   castellum (Romeinse tijd)  
On14   idem  
Ne11   idem  
Ne06   nederzetting, Middeleeuwen  
Ne07   idem  
On07   vondst van Romeins aardewerk  
Ka01   Huis ('kasteel') Meinerswijk  
Ne18   idem  
Ne03   nederzetting, Middeleeuwen  
On18   vondst van een Romeinse of vroegmiddeleeuwse speerpunt  
Sv01-03   vondstlocaties van drie middeleeuwse schepen  
Ne50   nederzetting, vroege middeleeuwen  
On08   aanlegplaats middeleeuws veer het Heuveltje  
Ne27   Praets, middeleeuwse nederzetting  
Ne26   idem  
Ne19   nederzetting, Nieuwe tijd  
2.2.5 Cultuurhistorie

Historische ontwikkeling

Stadsblokken - Meinerswijk kent een lange en rijk geschakeerde geschiedenis die zich zowel ondergronds als bovengronds in de hele polder manifesteert. De oudste sporen stammen uit het begin van de 1e eeuw n. Chr. en hebben betrekking op een Romeins castellum. Ook de Vroege en Late Middeleeuwen zijn vertegenwoordigd. Al in de 9e eeuw wordt gesproken van 'de Prast' (de naam van het huidige gehucht De Praets betreft waarschijnlijk een verbastering van dit oude toponiem) en 'Meginhardiswich' of Meinerswijk. Naar verwachting lag de nederzetting Meginhardiswich in de Prast. Het toponiem Stadsblokken verwijst naar omheinde percelen die bij Arnhem hoorden. De Rijn had toen een meer zuidelijke loop dan vandaag; de Stadsblokken lagen destijds ten noorden van de Rijn.

De kaart van Van Deventer uit circa 1570 betreft één van de vroegste afbeeldingen van Stadsblokken en Meinerswijk. De Rijn was toen al naar de huidige positie verlegd. Te zien zijn onder meer de strekdam bij het veer (in functie vanaf 1257) aan De Praets, het gehucht De Praets zelf, de Meginhardweg en de haaks daarop staande Middenweg. Ten noorden van de Meginhardweg bevindt zich de Sleuteldam; waar Sleuteldam en Meginhardweg bij elkaar komen ligt Huis Meinerswijk.

De polder herbergde in de Late Middeleeuwen twee heerlijkheden (gebieden waar een heer zijn recht liet gelden over de bewoner): Meinerswijk en De Praets. Het centrum van een heerlijkheid werd gevormd door een versterkt huis/havezathe of kasteel. Huis Meinerswijk moet in de context van een versterkt huis worden bezien en niet zozeer als een kasteel. In De Praets werden de eerste huizen aan het einde van de 14e eeuw gebouwd op Het Heuveltje, dat al snel de naam van De Praets overnam. Rond 1500 werden de houten en lemen woningen vervangen door huizen van baksteen. De Sleuteldam, die de bewoning moest beschermen tegen overstromingen, maakte deel uit van de dijkring die aan het begin van de 14e eeuw werd gesloten.

Het veer werd in 1603 vervangen door de Schipbrug die tot aan de bouw van de huidige John Frostbrug in 1934 dienst zou doen. Enige jaren later, rond 1610 werd De Grift aangelegd, een kanaal dat van Nijmegen naar Arnhem liep. De Grift kwam uit bij de Schipbrug en maakte De Praets tot een nog belangrijker verkeersknooppunt dan het al was. De Grift heeft een eeuw gefunctioneerd; daarna raakte het door verzanding buiten gebruik. Rond 1800 was De Praets blijkens historisch kaartmateriaal een stukje naar het noorden toe uitgebreid. Deze nieuwe woongrond ligt ter hoogte van het straatje 'De Praets'. Rond 1840 bestond het gehucht uit een boerderij, arbeidershuisjes en een uitspanning. In de 17e en 18e eeuw kreeg Stadsblokken - Meinerswijk steeds meer met overstromingen te maken. Feitelijk werd dit mede veroorzaakt door de bedijkingen, waardoor de Rijn opgesloten raakte en het waterpeil steeg. De Sleuteldam had inmiddels zijn waterkerende functie verloren; de Drielse- en Eldensedijk waren de belangrijkste waterkeringen geworden, maar daar lag Stadsblokken - Meinerswijk juist buitendijks van. Noodgedwongen riepen de Staten van Gelderland de polder uit tot overlaatgebied. Afgezien van De Praets was bewoning nauwelijks meer mogelijk en de polder was rond 1800 dan ook grotendeels verlaten, evenals Huis Meinerswijk. Sloop van het huis vond in 1853 plaats.

Aan het einde van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw vangt in Stadsblokken - Meinerswijk de industrialisatie aan. Rond 1875 werden de steenfabrieken Elden, de Galentijnse Waard en Meinerswijk gebouwd. De uiterwaardenklei leende zich goed voor de vervaardiging van baksteen. Door de winning van klei, aanvankelijk met de hand maar later machinaal, transformeerde met name in de 20e eeuw het landschap. Grote kleigaten ontstonden. De komst van de steenfabrieken zorgde ook voor nieuwe bewoning in de vorm van arbeidershuisjes die bij de steenfabrieken werden gebouwd. Een belangrijk overblijfsel van de steenfabrieken is de vlamoven van de steenfabriek Elden. In Stadsblokken vestigde zich ook industrie, met als belangrijkste vertegenwoordiger (vanaf 1889) de Arnhemsche StoomsleephellingMaatschappij, later de Arnhemse Scheepsbouw Maatschappij (ASM). Hiervan resteert nog een sleephelling en een deel van de haven. Dit terrein maakt echter geen deel uit van het plangebied.

Met het uitbreidingsplan van Arnhem in 1933 kreeg Meinerswijk een nieuwe positie. Het werd onderdeel van de zich naar de zuidoever uitbreidende stad. Het uitbreidingsplan voorzag ook in een overloop voor de rivier: De Groene Rivier. In deze periode werden in relatie hiermee in de Eldensedijk en Drielsedijk doorlaatbruggen aangelegd. De Tweede Wereldoorlog had voor Stadsblokken - Meinerswijk geen ingrijpende zichtbare gevolgen, maar de nasleep daarvan wel. Ter verdediging tegen Rusland/het Communisme werd de IJssellinie aangelegd. Door middel van inundatie moet een eventuele Russische opmars vanuit het oosten worden gestuit of in ieder geval worden vertraagd. De inundatie werd veroorzaakt door stuwen in de Rijn (Arnhem), IJssel (Olst) en Waal (Nijmegen) af te zinken waardoor de rivieren buiten hun oevers traden. Zodoende kon tussen het IJsselmeer en Nijmegen een groot gebied onder water worden gezet zodat een barrière werd gevormd. In Arnhem lag de stuw in de Defensiehaven en in de Rosandepolder en Meinerswijk werden voorzieningen getroffen om het systeem te verdedigen. Zoeklicht- en radarinstallaties werden geplaatst, evenals opstelplaatsen voor mitrailleurs. In totaal 21 afgedankte Shermantanks uit de Tweede Wereldoorlog kregen nadat ze in beton waren gegoten ook een functie in de afweer. In het jaar van afronding van de linie, in 1955, trad Duitsland toe tot de NAVO en verschoof de verdedigingslinie naar de Elbe. Ook de hoge onderhoudskosten, het verouderde principe en de hinder voor de normale scheepsvaart droegen bij tot de opheffing van de linie in 1964. Hoewel sloop plaatsvond, zijn in Arnhem in Meinerswijk en Rosande nog veel objecten van de IJssellinie terug te vinden.

Vanaf de jaren '70 is in Meinerswijk op grote schaal zand gewonnen. Hierdoor ontstonden grote zandgaten. In deze periode werden ook enkele van de oude kleigaten verdicht met industrieel afval en huisafval. Mede dankzij de grote plassen die als gevolg van de klei- en zandwinning waren ontstaan, werd de natuurlandschappelijke waarde van Stadsblokken - Meinerswijk versterkt. Tussen 1975 en 1985 moesten als gevolg van milieuwetgeving de steenfabrieken hun deuren sluiten en in 1979 raakte ook de ASM als gevolg van teruglopende orders buiten bedrijf. Wat overbleef was een omvangrijke groene zone midden in de stad Arnhem, met spaarzame bebouwing ter hoogte van cultuurhistorische relicten en liggend in een landschap waarin zowel zichtbare als onzichtbare sporen van een 2000 jaar lange bewoningsgeschiedenis te vinden zijn.

Cultuurhistorische karakteristieken

Het gebied Stadsblokken - Meinerswijk herbergt tal van cultuurhistorische waarden die zich boven de grond manifesteren. Van belang zijn:

  • oude wegenpatronen en dijken;
  • de Sleuteldam;
  • het gehucht De Praets en Heuveltje als voortzetting van middeleeuwse bewoning (kademuur en schipburg);
  • de sporen van laat 19e-eeuwse industrialisering: de vlamoven van de steenfabriek Elden (als relict van de baksteenfabricage, inclusief laadperron van het vroegere spoor), en de in relatie hiermee ontstane kleigaten, en de ASM-haven met resten van de sleephelling;
  • de IJssellinie: Uit het midden van de vorige eeuw stammen verschillende objecten van de IJssellinie. Deze linie liep van Olst naar Nijmegen. Door het afzinken van stuwen in de Rijn, IJssel en Waal moest een groot gebied onder water kunnen worden gezet om de optocht van de Russen/het Communisme te stoppen of minimaal te vertragen. Verschillende onderdelen zijn inmiddels verdwenen, maar er is ook nog veel aanwezig. In Meinerswijk liggen o.a. nog diverse tankkazematten, de militaire doorlaatsluis met stalen schuiven (rijksmonument) en overlaatdijken met dikke lagen asfalt. Ook is er nog een opstelplaats voor een vierlingmitrailleur (nabij Steenfabriek Elden), een dijkverbreding ter hoogte van een verdwenen opstelplaats van een tankkazemat en zijn de contouren van de zandzuigerplas nog herkenbaar (om de pontons van de stuw te vullen).

Niet direct zichtbaar, maar wel in de ondergrond aanwezig, zijn:

  • de Romeinse Limes en het Castellum (beschermd archeologisch monument);
  • restanten van Heerlijkheid Meinerswijk (beschermd archeologisch monument);
  • de resten van de 17e-eeuwse Grift (een kanaal van Arnhem naar Nijmegen, met knolsluis);
  • de resten van de strekdam aan de noordzijde van de plaats, daar waar sinds de 13e eeuw een veerverbinding lag, en van 1603 tot 1934 de schipbrug

Gebouwde cultuurhistorische objecten in het plangebied:

  • doorlaatbrug Drielsedijk (Drielsedijk 1/Meginhardweg 55), rijksmonument;
  • doorlaatbrug Eldensedijk (Gelderse Rooslaan 85), rijksmonument;
  • John Frostbrug (Eusebiusbuitensingel 53), rijksmonument/gemeentelijk monument;
  • Steenfabriek Elden (vlamoven).

Ten zuiden van het plangebied bevinden zich de cultuurhistorische waardevolle (relicten van) park Westerveld en Fort Elden (hoefijzervormige gracht).

Waardering

Meinerswijk kent een rijke geschiedenis en historische gelaagdheid. De sporen hiervan zijn nu nog aanwezig en beleefbaar in het landschap.

Sporen uit Romeinse Tijd, Middeleeuwen en 17e eeuw

In de Romeinse tijd lag in Meinerswijk een Castellum. Het was een van de eerste castella in ons land en daarmee van grote cultuurhistorische waarde. Het Castellum is archeologisch zeer waardevol en heeft de status van archeologisch rijksmonument (zie ook paragraaf over archeologie). De limes(weg) verbond de Romeinse limesforten ten zuiden van de Rijn met elkaar. Onderzoek heeft uitgewezen dat de weg op verschillende plekken in en buiten Meinerswijk nog traceerbaar is. Het is een zeer belangrijke cultuurhistorische structuur van bovenlokale waarde. De Rijn vormde de (natte) noordgrens van het Romeinse Rijk.

Meinerswijk is in de 12e eeuw ingepolderd. Tegenwoordig zijn in Meinerswijk nog steeds overblijfselen te vinden van de polderstructuur, zoals de Sleuteldijk en enkele ontginningslijnen (Meginhardweg, Lange Uitweg). Deze zijn cultuurhistorisch waardevol en vormen bijzondere elementen als stille getuigen van de strijd van de mens tegen het water. De Sleuteldijk of sleuteldam is de oudste structuur. Het aanlandpunt van de schipburg is ook van cultuurhistorische waarde.

In ieder geval vanaf de 13e eeuw bestaat Huis Meinerswijk. Het was een versterkt huis en uit de status van heerlijkheid blijkt dat het heel belangrijk was. De locatie heeft de status van beschermd archeologisch monument.

De Grift was in de 17e eeuw een belangrijke verbinding met Nijmegen (trekvaart). De Grift zelf is gedempt; de dijken van het kanaal groeiden echter al snel uit tot de belangrijkste verbindingsweg tussen Arnhem en Nijmegen. Het oorspronkelijk tracé van de Grift is nog over grote delen goed herkenbaar en als zodanig cultuurhistorisch waardevol.

De Praets is het enige buurtschap in Meinerswijk en bewoond vanaf de 14de eeuw. Het is van cultuurhistorische waarde vanwege de ligging (bij knooppunt van waterwegen, wegen en dijken) en ouderdom.

Industrialisatie 19e eeuw

Tot in de 19e eeuw heeft Meinerswijk vooral in het teken gestaan van de landbouw. Eind 19e eeuw verrezen enkele steenfabrieken in Meinerswijk, die met hun grote fabriekshallen en schoorstenen zeer aanwezig waren in het landschap. De winning van klei voor baksteen transformeerde het gebied door het ontstaan van kleigaten (in de jaren '70 van de vorige eeuw versterkt door plassen gevormd door zandwinning). De steenfabrieken en kleigaten zijn cultuurhistorisch waardevol als relicten van de 19de eeuwse industrialisatie in Arnhem. De vlamoven bij de voormalige steenfabriek Elden is een zeer belangrijk relict van de baksteenfabricage. Andere relevante industrie houdt met name verband met de Arnhemse Scheepsbouw Maatschappij (ASM) waarvan nog resten van een sleephelling en haven resteren. Deze elementen zijn van cultuurhistorische waarde.

20e eeuw en IJssellinie

In de jaren dertig werd een vaste brug aangelegd en waagde Arnhem de sprong over de rivier. Het uitbreidingsplan voorzag ook in een overloop voor de rivier (de Groene Rivier). De doorlaatbruggen die hiermee samenhangend werden aangelegd, zijn cultuurhistorisch en architectuurhistorisch waardevol en beschermd als rijksmonument. De John Frostbrug zelf heeft daarnaast ook grote internationale betekenis in het kader van de Slag om Arnhem.

De restanten van de IJssellinie bij Arnhem zijn in hun samenhang van hoge militair-historische, cultuurhistorische en architectuurhistorische waarde:

  • als onderdeel van de IJssellinie die zich uitstrekte van Nijmegen tot aan Kampen;
  • als tastbare herinnering aan de tijd van de Koude Oorlog;
  • als onderdeel van een technisch waterstaatkundig mega-project, dat vanaf 1950 in hoog tempo werd opgebouwd en na 1963 werd afgebroken;
  • als militair complex;
  • vanwege het gebruik van beton en de toepassing van standaardontwerpen.

De afzonderlijke onderdelen zijn van waarde als ten dienste staand aan het gehele systeem en als specifieke militair objecten uit de tijd van de Koude Oorlog, gebouwd volgens standaardontwerp. Deze onderdelen dienden voor:

  • het stellen van de inundatie;
  • het voorkomen van te hoge waterstanden;
  • de verdediging van de waterstaatkundige werken tegen aanvallen uit het water, uit de lucht of vanaf land.

Waardevol zijn in principe alle nog aanwezige elementen, aangezien zij samen het verhaal van het stuwcomplex vertellen. Bijzonder waardevol zijn die elementen die thans nog relatief gaaf en/of goed herkenbaar aanwezig zijn. In Meinerswijk geldt dat voor de overstortdijken, de opstelplaats van vierlingmitrailleur, de tankkazematten, de verbreding aan de dijk als voormalige opstelplaats tankkazemat en de doorlaatsluizen.

2.3 Landschappelijke en ecologische structuur

2.3.1 De bestaande Natuurwaarden

In de uiterwaarden van de Nederrijn in Arnhem is sinds 1990, in navolging van plan Ooievaar, natuur in ontwikkeling. In 1990 na vaststelling van het Plan voor het Uiterwaardpark Meinerswijk is deze ontwikkeling in Meinerswijk feitelijk gestart. In het gebied kregen natuurlijke processen de ruimte en werd begrazingsbeheer ingevoerd. In 1991 zijn de eerste Koninkspaarden in het gebied los gelaten, gevolgd in 1992, bij uitbreiding van het gebied, met Galloway runderen. Het gebied speelt in potentie een belangrijke rol als stapsteen in het natuurnetwerk van de uiterwaarden voor de natuurlijke migratie- mogelijkheden van flora en fauna langs de Rijn. Het oostelijk deel van Meinerswijk is nog in agrarisch gebruik.

De natuurontwikkeling heeft laten zien dat het gebied van een agrarisch landschap veranderde naar een natuurlijke begrazingslandschap en ooibos. De KNNV (Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging) afdeling Arnhem heeft de ontwikkeling van de vegetatie vele jaren gevolgd. Onderstaande overzichtskaart van de KNNV 2013 geeft in grote lijnen de kwetsbare habitats en groeiplaatsen van de flora aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0004.jpg"

Overzichtskaart KNNV 2013

Ten aanzien van de verspreiding en variatie van diverse planten en diersoorten is het navolgende vermeldingswaardig. Van 21 bijzondere soorten flora in 1970-1980 is dat aantal in 2009-2010 gegroeid naar 42 soorten, het aantal rode lijst soorten steeg van 7 naar 12. Navolgende tabellen geven een overzicht van de soorten in het gebied.

Zeldzame soorten planten die in alle deelgebieden voorkomen

Glansbesnachtschade   Groot warkruid   Klein vlooienkruid   Sikkelklaver  
Kleine aster   Hertsmunt   Oostenrijkse kers   Zacht vetkruid  
Engelse alant   Kaal breukkruid   Schijnraket    

Aantal soorten per gebied

  totaal   uniek  
Meinerswijk   514   118  
Stadsblokken/Groene Rivier   339   22  
Bakenhof   389   29  
Koningspley   290   12  
Totaal   587   -  

Aantallen bijzondere soorten uniek voor van Meinerswijk  
inventarisatiejaar   Rode-Lijstsoorten   Zeldzame soorten  
1977   1   6  
1988   2   11  
vanaf 1993   4   12  

Aantal unieke soorten in de inventarisatieronden van de Stadsblokken  
jaartal   Rode-Lijstsoorten   Zeldzame soorten  
1991   3   10  
2003/2005   0   14  

Ook is Meinerswijk rijk aan mossen. De soortensamenstelling vormt een goede afspiegeling van de variatie in milieuomstandigheden. In totaal zijn 107 soorten mossen aangetroffen. Dat is een hoog aantal voor een gebied dat voor ongeveer 50 hectare bestaat uit land en 70 hectare aan water. De hoogste dichtheid aan zeldzame mossoorten is te vinden in wilgenbossen en op de kribben en beschoeiingen.

De epifytenflora (op andere planten groeiend, in dit geval op bomen) is opvallend rijk, vooral vanwege de bijzondere soorten op wilgen. Zeldzaamheden zoals Stompe haarmuts, Boommos, Boomsterretje, Knikkersterretje, Vliermos en zelfs Tonghaarmuts vormen forse en vitale populaties.

Verdeling van de soorten mossen over de zeldzaamheidscategorieën (percentages)

Zeldzaamheid   Meinerswijk   Blauwe Kamer1   Bovenste Polder2  
Algemeen   60   76   70  
Vrij zeldzaam   27   17   23  
Zeldzaam   11   7   7  
Zeer zeldzaam   2   0   0  
Aantal soorten   107   69   82  

1Bron: BLWG Databank Mossen.

2Bron: Mossenwerkgroep KNNV Wageningen

De veranderde vegetatieontwikkeling is duidelijk ook afleesbaar in de broedvogelpopulatie. Waren het in de jaren 1970-1980 de soorten gebonden aan grasland (grutto, tureluur, zomertaling) die de vogelpopulatie bepaalden, in de jaren 1990 is de pionier vogelgemeenschap goed in ontwikkeling (kluut, kleine plevier visdiefjes, oeverzwaluwen) en is een toenemend aantal soorten aanwezig van de storingsruigten, namelijk bosrietzanger, kneu en rietgors. Daarnaast ontwikkelde bos zich met soorten als fitis en matkop. Inmiddels doen bos- en struweelsoorten het goed door het ouder worden van het ooibos. Door de gewijzigde vegetatie zijn de cultuurland weidevogels sterk afgenomen. De Vogelwerkgroep Arnhem e.o. volgt al 25 jaar de ontwikkeling van de broedvogelstand in Meinerswijk. Het aantal broedende soorten per jaar schommelde tussen 58 in 1988 en 74 in 1993 (in 2000 70 soorten en in 2013 67 soorten). In totaal zijn in de afgelopen 25 jaar bij elkaar 114 broedende soorten vastgesteld.

Ten behoeve van de Ruimte voor de Rivier maatregelen is in 2011 een veldinventarisatie uitgevoerd. Daarbij zijn ook de hiervoor aangegeven bronnen benut. Aangegeven is dat het gebied leefgebied is voor diverse soorten zoogdieren: aardmuis, bosmuis, bosspitsmuis, egel, haas, huisspitsmuis, konijn mol, veldmuis en de bever. Daarnaast is het gebied foerageergebied voor bunzing, hermelijn, vos en zes vleermuissoorten. De aanwezigheid van beverburchten heeft plaatselijk effect op de waterafvoer. Delen van het watersysteem zijn van belang als voortplantingswater voor bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad en bittervoorn.

De gebouwen in Meinerswijk hebben hun eigen karakteristieke soorten. Bij de renovatie van de steenfabriek Elden is het gebouw in 2012 en 2013 op beschermde soorten geïnspecteerd. De ooievaar, huismus, huiszwaluw, boerenzwaluw, kerkuil en steenmarter gebruiken of gebruikten het gebouw. Daarbij bleek dat de Steenmarter de kerkuil verdrong. In 2011 is een enkel exemplaar van overwinterende dwergvleermuis in een enkele oven aangetroffen. In eerdere jaren is ook een grootoorvleermuis aangetroffen. Bij de winterinspectie 2014 zijn geen vleermuizen meer aangetroffen. In 2015 kon geen inspectie plaatsvinden. Ook van andere bebouwingslocaties is de aanwezigheid van huismus en boerenzwaluw bekend.

De natuurwaarden zijn ook inzichtelijk gemaakt op basis van verspreidingskaarten van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Daarbij is de verspreiding/ aanwezigheid van soorten die beschermd zijn volgens tabel 2 en 3 (vergunningplicht) van de Flora en faunawet en de Rode lijst (soorten waarvan het voorbestaan onder druk staat) opgenomen in de kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0005.png"

Kaart NDFF 2013

De natuurontwikkeling in Meinerswijk en de Stadsblokken is al vanaf het begin samen op gegaan met recreatief medegebruik. Recreanten hebben hun eigen struinpaden of volgen koeienpaadjes. Langs de Rijnoever en een aantal plassen wordt gezwommen. Ook is er in een deel van het gebied sportvisserij. In 1994 is er een kijkhuis geplaatst. Bij en in de directe omgeving van de steenfabriek Elden zijn nagenoeg jaarlijks theater producties en natuurontmoetingen. Bij de steenfabriek Meinerswijk werd in 2007 de Arnhemse Modebiënnale gehouden. Op de Stadsblokken zijn er duidelijk pieken in het gebruik. Op de evenementen locatie is een of meerdere keren per jaar een festival. Ook wordt dit gebied gebruikt voor het afsteken van vuurwerk. De Groene Rivier en Meinerswijk zijn ook van belang voor de waterdoorstroming en waterberging van de Nederrijn. Ten behoeve van de waterdoorstroming is in de stroombaan in 2006 aanzienlijke bosopslag verwijderd. Deze werkzaamheden zijn periodiek herhaald. De Ruimte voor de Rivier maatregelen van 2014 hebben een nieuwe balans gecreëerd in de waterdoorstroming en vegetatieruwheid.

2.3.2 Randen en stroombanen

Het gebied kenmerkt zich als een uiterwaardenlandschap tussen de rivieroever en de waterkerende dijk. Vrijwel de gehele rivieroever is voorzien van kribben. Tussen de kribben vindt enige zandafzetting plaats. De oever is plaatselijk bestort met steen en puin. Ter plaatse van de afmeergelegenheid voor de Preats is de oever uitgevoerd als kade. De oever op Stadsblokken is op twee plaatsen onderbroken door havenkommen. De groene oever contrasteert met de stenige Rijnkade van Arnhem Noord. Het gebied wordt aan de zuidzijde begrenst door een dijk (de Malburgse bandijk, de Eldense dijk en de Drielse dijk). De Malburgse bandijk is afgezoomd met een lineaire parkstrook. Het beeld van de Eldense dijk wordt gedomineerd door infrastructuur. In het gebied ligt een stroombaan en een nevengeul. De stroombaan en de nevengeul stromen bij hoge watersstanden (de stroombaan bij waterstanden hoger dan 10.90 + NAP) mee met de rivier zodat de afvoercapaciteit toeneemt en de waterstand in de hoofdgeul minder stijgt. De Groene Rivier heeft een inlaat in het naast het plangebied gelegen gebied Bakenhof, en loopt vervolgens onder de John Frostbrug door, via de laaggelegen graslanden van Stadsblokken, door het doorlaatwerk in de Eldensedijk, onder de Nelson Mandelabrug/Eldenseweg door, en Meinerswijk naar het doorlaatwerk aan de Meginhardweg, om vervolgens net voor de spoorbrug uit te monden in de Nederrijn. Onlangs is in het kader van het project Ruimte voor de Rivier grond weggegraven (uiterwaardvergraving). Zo is er een geul ten westen van de plas van Bruil gegraven die aantakt op de Rijn. Ook ter plaatse van de John Frostbrug is een geul gegraven.

De landschappelijke samenhang tussen Meinerswijk, Stadsblokken en Bakenhof is niet erg sterk. Dit komt door de aanwezigheid van de twee bruggen, de aanwezigheid van het doorlaatwerk naast de Eldenseweg de verbreding van het stroomgebied in Meinerswijk en de verschillen in vegetatie. In Meinerswijk domineert het beeld van grazers in een kruidenlandschap met enig struweel terwijl we in Stadsblokken een gemaaide weide aantreffen.

2.3.3 Plassen

In Meinerswijk liggen een groot aantal geïsoleerde plassen. 1/3 van het gebied is water. De plassen zijn ontstaan door klei- en zandwinning. De diepte varieert van 1,5 tot tot 15 m. De waterkwaliteit en variatie aan watervegetatie verschilt sterk. De waterkwaliteit is afhankelijk van de aanwezigheid van afval in de bodem, woelende vissen en de kwaliteit van kwelwater. Veel plassen worden gevoed door kwel. Er zijn twee soorten kwel. Korte- of rivierkwel met kwelwater afkomstig van de rivier en lange, of diepe kwel van water uit het Veluwe massief dat onder de rivier doorstroomt en in de klei- en zandwinputten opborrelt. De lange of diepe kwel is relatief schoon en biedt goede kansen voor de ontwikkeling van ecologische waardevolle watervegetatie. De schone kwel wordt het meest benut als overtollig kwelwater kan afvloeien en de overstromingsfrequentie van rivierwater beperkt wordt tot het hoogst noodzakelijke. Voor het afvoeren van overtollig kwelwater is een kleine stuw in de westelijke uitlaat, beschikbaar.

2.3.4 Begroeiing

Het landschap in Meinerswijk is relatief open met plaatselijk struweel en ooibossen, bijzondere mossen en varens en opgaande begroeiing zoals onder andere langs de oevers van de zuidelijke plassen en de Uitweg. De zuidelijke plassen en het zuidwestelijke gebied maken deel uit van natuur ontwikkelingsplan 'Ooievaar'. Dit deel wordt natuurlijk beheerd met runderen. Hier worden diverse diersoorten en insecten aangetroffen, waaronder ooievaars en bevers. Stadsblokken - Meinerswijk heeft een rijke vegetatie. Een derde van alle bijzondere plantsoorten in Nederland wordt hier aangetroffen. Dat geldt niet voor de watervegetatie. Hoewel een derde van het oppervlak uit water bestaat is er nauwelijks sprake van een bijzondere moeraswater- en oevervegetatie. De huidige plassen hebben over het algemeen te steile oevers of zijn te diep voor de ontwikkeling van bijzondere watervegetatie. Het noordelijke en noordoostelijke deel van Meinerswijk wordt voor een groot deel gebruikt door de enige agrariër die nog actief is in het gebied. Stadsblokken heeft een begroeiing bestaande uit bomen en struiken. De huidige vegetatie is minder waardevol dan die in Meinerswijk.

2.4 Ruimtelijke en functionele structuur

2.4.1 Meinerswijk

De spoorbrug vormt de karakteristieke begrenzing met de polder Meinerswijk. Dit uiterst waardevolle open gebied begint aan de westzijde smal maar wordt breder door de bocht van de rivier. Het is begrensd door dijken, rivier en verkeerswegen; achter de dijk ligt de woonwijk Elderveld.

De polder Meinerswijk ligt buitendijks en heeft een oppervlakte van ca. 250 ha. Hiervan is zo'n 1/5 deel water. De rest bestaat hoofdzakelijk uit weiland en natuurgebied. Delen ervan hebben een hoge cultuurhistorische waarde. De aanwezige waterplassen zijn ontstaan door het afgraven van klei (tichelen) ten behoeve van de steenfabrieken die in het gebied gevestigd waren. Vooral het centrale deel van de polder is afgegraven; de in het noorden gelegen Plas van Bruil is het gevolg van zandwinning.

De visuele hoofdelementen die in deze omgeving het landschap bepalen kwamen voor een deel reeds ter sprake:

  • de open uiterwaarden langs de Rijn, de polder Meinerswijk en de Rosandepolder aan de overkant van de Rijn;
  • de Rijn zelf. Dat de rivier zo nabij gelegen is, wordt vooral ervaren wanneer voorbijvarende schepen boven de rivierdijk uitsteken;
  • de stuwwal, waarop Arnhem-noord is gebouwd ten noorden en ten noordwesten;
  • de dijken in en rond Meinerswijk;
  • de oeverwal ten zuiden van Meinerswijk, waarop Elden is gebouwd.

Vooral de bebouwing van Arnhem-Noord maakt door de hoge ligging op de stuwwal de landschappelijke situatie van Meinerswijk opmerkelijk. Belangrijke gebouwde oriëntatiepunten hier zijn de torens van de Grote Kerk en de St. Walburgis, de Mandelabrug met in het verlengde de Eldenseweg. In het westen is het de spoorbrug, in het zuiden en oosten zijn het stadion Gelredome, flats van Elderveld en verder de hoge bomen rond Elden en Malburgen die als oriëntatiepunten tevens het ingesloten karakter van Meinerswijk aangeven. Naast het feit dat Meinerswijk door een zeer zichtbare verstedelijking is omringd, benadrukken de dijken dat dit gebied een op zichzelf staande, duidelijk begrensde ruimte is. Een belangrijke karakteristiek van deze uiterwaard is de ruimtelijkheid, die Meinerswijk doet ervaren als een eenheid met een eigen identiteit. Belangrijke elementen van deze eigen identiteit zijn: weilanden afgewisseld met plassen, wilde en aangeplante begroeiing zoals solitaire struiken en bomen, hagen, grienden, reliëfverschillen; voorts gebouwde elementen zoals (restanten van) de steenfabrieken, woningen (gegroepeerd op terpachtige ophogingen) en de doorlaatbrug. De begroeiing zorgt voor een microstructuur en biedt landschappelijke en natuurlijke afwisseling, die ook voor de recreant aangenaam is. Het contrast met de stuwwal vergroot de eigen identiteit van Meinerswijk nog.

In de jaren '90 is hier het Uiterwaardpark Meinerswijk tot stand gekomen, een natuur-ontwikkelingsproject met ooibossen, rietlanden, plassen en moerassen. De leefruimte voor vogels, vissen en zoogdieren van het hoogdynamische riviermilieu staat centraal. Grote grazers (Galloway-runderen en Konik-paarden) maken deel uit van het beheer. Het gebied vervult een belangrijke functie voor rustige recreatie vlakbij de stad. Het noordelijk deel van Meinerswijk is meer gecultiveerd; op de weilanden grazen koeien en 's zomers recreëert men rond de plas van Bruil. De ruige natuur vlak bij het stadscentrum is een unieke combinatie. Het beheer van het natuurgebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Het eigendom berust bij enkele particulieren en de gemeente. Meinerswijk is vroeger niet alleen gebruikt voor zand- en kleiwinning, maar ook als afvalstortplaats. Niet alleen huisvuil maar ook chemisch afval is gestort in oude kleigaten. De bebouwing is geconcentreerd op enkele opgehoogde plaatsen in het gebied. Behalve enkele individuele woningen bij de restanten van de steenfabrieken zijn er de kernen 'De Praets' met café, woonhuizen en bedrijfsgebouwen en 'het Heuveltje' met een agrarisch bedrijf en woningen. Het agrarische bedrijf betreft een melkveehouderij. Dit gedeelte van Meinerswijk is per auto bereikbaar; de rest is alleen voor fietsers en wandelaars ontsloten.

2.4.2 Stadsblokken

Het gebied Stadsblokken ligt tussen de twee Rijnbruggen. Dit gebied is lang in gebruik geweest voor bedrijfsdoeleinden zoals scheepsbouw. Bij een hoog rivierpeil is een winterbed nodig om de grote watertoevloed te bergen en zo de dijken en kaden bij Arnhem te beschermen. Ten zuiden van Stadsblokken ligt een dergelijke zone genaamd De Groene Rivier. Het is een zone van ca. 200 m breed ten zuiden van Stadsblokken die doorloopt in Meinerswijk. Bij hoge waterstand loopt deze Groene Rivier vol en is Stadsblokken echt een eiland.

Bij een lage waterstand (het grootste deel van het jaar) is het gebied een buitendijks grasland. Ook hier heeft in het verleden vuilstort plaatsgevonden, evenals op Stadsblokken. In de perioden dat Stadsblokken geen eiland is, ervaart men de Rijn vanaf de Malburgsedijk door de boombeplanting niet. Samen met de hoge populieren langs deze dijk geeft dit zelfs een bosachtige indruk. De strandjes en de bossages aan de noordoever vormen een opvallend contrast met het historische stadscentrum aan de overzijde. Arnhem-zuid is echter vanaf de Rijnkade niet zichtbaar.

Het gebied is goed bereikbaar via de Mandelabrug. Aan de oostzijde van deze brug, ter hoogte van De Praets, ligt een jachtwerf. De daarnaast gelegen Haven van Coers vormt een met bomen omzoomde woonboten-enclave. Het grote terrein waar vroeger de ASM-scheepswerf was gevestigd is sinds de sluiting ervan verlaten en verwilderd. Er is nog een betonnen scheepshelling- en kadecomplex aanwezig rond de voormalige ASM-haven. Van deze terreinen maakt alleen de omgeving van de haven van Coers deel uit van het plangebied.

2.5 Ruimtelijke kwaliteit

Door de ligging van het plangebied en de vele 'tijdslagen' die in het gebied te beleven zijn is er sprake van een bijzondere ruimtelijke kwaliteit. Uniek is het contrast tussen het stadhart met haar stedelijke dynamiek grenzend aan het uiterwaardenpark met haar natuurlijke rivierdynamiek. Over en weer zijn er verschillende zichtrelaties die aan de ruimtelijke kwaliteit bijdragen. Bovendien draagt de ligging van het uiterwaardenpark tussen Arnhem-noord en Arnhem-zuid bij aan het tweepolige karakter van de stad als geheel.

Vanuit het uiterwaardenpark is er zicht op de skyline van de binnenstad met als markante punten die Rijnkade, de Rijnbruggen, de koepelgevangenis en de kantoorbebouwing bij het stationsgebied. Zichtrelaties zijn er ook vanaf de binnenstad naar het uiterwaardenpark.

Binnen het uiterwaardenpark wordt de ruimtelijke kwaliteit bepaald door de vele tijdslagen die zichtbaar aanwezig zijn. Naast de huidige tijd, is de 19e-eeuwse industrialisering zichtbaar in de zandwinputten ten behoeve van de bouw van de Batavierenweg en in de steenfabriek Elden en de achtergebleven kleiputten. Binnenkort is ook het Romeinse Castellum weer zichtbaar in het landschap. Het agrarische gebruik midden in de stad draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit, mede doordat het een constante functie vormt, die reeds vanaf eeuwen zichtbaar is geweest.

Ook de variatie in de aanwezige bebouwing draagt bij aan de specifieke kwaliteit van deze omgeving. Het betreft bebouwing met een stedelijk karakter in het buurtschap De Praets, in contrast met bebouwing met een meer ongeordend karakter zoals (voormalige) agrarische bebouwing en (voormalige) bedrijfsbebouwing. Ook is er een afwisseling van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en meer moderne panden. Samenhangend hiermee is er sprake van een grote variatie in typen bebouwing. Om deze variatie te behouden is zowel de bouwhoogte als de goothoogte van iedere woning en van ieder bedrijfsgebouw in de regels van dit bestemmingsplan vastgelegd.

Deze bestaande ruimtelijke kwaliteit vormt het uitgangspunt voor toekomstige ontwikkelingen in het plangebied. De ontwikkelingen zullen bijdragen aan het versterken en beleefbaar maken van de bestaande ruimtelijke kwaliteit.

Hoofdstuk 3 Wettelijk- en beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen algemeen ruimtelijk beleid en het beleid voor de verschillende sectorale aspecten zoals wonen en milieu- en omgevingsbeleid. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

3.2 Algemeen ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijks-, provinciaal en regionaal beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de visie worden ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden. De structuurvisie vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De Structuurvisie Nationaal Waterplan blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan.

In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).

De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk 'concurrerend', 'bereikbaar' en 'leefbaar&veilig'. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De drie hoofddoelstellingen en dertien nationale belangen zijn:

  • Concurrerend = Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd:
    - Nationaal belang 1: een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
    - Nationaal belang 2: Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
    - Nationaal belang 3: Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
    - Nationaal belang 4: Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • Bereikbaar = Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat. Hiervoor zijn de volgende nationale belangen benoemd:
    - Nationaal belang 5: Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor- en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
    - Nationaal belang 6: Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor- en vaarweg;
    - Nationaal belang 7: Het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor- en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  • Leefbaar & veilig = Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn:
    - Nationaal belang 8: Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
    - Nationaal belang 9: Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
    - Nationaal belang 10: Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
    - Nationaal belang 11: Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
    - Nationaal belang 12: Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;

Naast de drie hoofddoelen wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor is voor stedelijke ontwikkelingen een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

Voor dit bestemmingsplan zijn de nationale belangen 7 en 9 van toepassing vanwege het invloedsgebied van de Rijn, met haar scheepvaart en hoogwaterrisico's. Tevens is het nationaal belang 10 van toepassing vanwege de aanwezigheid van een archeologisch monument.

Toetsing plan

Het bestemmingsplan sluit aan bij de nationale belangen. De aanwezige cultuurhistorische waarden worden beschermd en beter beleefbaar gemaakt. Ook wordt de doorvoer van hoogwater veiliggesteld door een toename aan bebouwing zoveel mogelijk te voorkomen. Er vinden geen ontwikkelingen plaats die een negatief effect hebben op het instandhouden van het hoofdnet van vaarwegen of de waterveiligheid. Het bestemmingsplan ziet juist toe op het beschermen van deze rijksbelangen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Voor een aantal onderwerpen uit het SVIR zijn in het Barro algemene regels opgenomen waaraan ruimtelijke plannen moeten worden getoetst. Voor dit bestemmingsplan zijn de regels met betrekking tot grote rivieren, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, rijksvaarwegen, de ecologische hoofdstructuur en primaire waterkeringen buiten het kustfundament, van belang.

Toetsing plan

Er vinden geen ontwikkelingen plaats die een negatief effect hebben op het instandhouden van het hoofdnet van vaarwegen of de waterveiligheid. Het bestemmingsplan ziet juist toe op het beschermen van deze rijksbelangen.

Een groot deel van het plangebied is op basis van de provinciale verordening aangemerkt als Gelders Natuurnetwerk of Groene ontwikkelingszone (Gelderse invulling van de Ecologische hoofdstructuur). Een groot deel van het plangebied is bestemd als 'Natuur' en 'Groen'. Deze bestemmingen zien onder meer toe op de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken van het Gelders Natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone. Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden is een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden opgenomen in de regels.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die een negatief effect op cultuurhistorische elementen binnen het plangebied hebben. Het bestemmingplan maakt het beter beleefbaar maken van de cultuurhistorische waarden mogelijk door het toestaan van de ingrepen die op grond van het uitvoeringsplan Stadsblokken - Meinerswijk zijn beoogd om dit doel na te streven.

Omgevingsvisie en -verordening

Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Gelderland vervangt het Streekplan en enkele andere structuurvisies. De Omgevingsvisie richt zich formeel op de komende tien jaar, maar wil ook een doorkijk bieden aan Gelderland op een langere termijn. Veel maatschappelijke vraagstukken zijn zo complex dat alleen een gezamenlijke inzet succesvol kan zijn. In de omgevingsvisie zijn de opgaven voor Gelderland daarom in nauwe samenwerking met partners uitgedacht. Daarbij kijken de provincie en partners vanuit een integraal en internationaal perspectief naar Gelderland. Met deze bestuurlijke strategie kunnen voor Gelderland toekomstbestendige keuzes gemaakt worden.

De provincie heeft in de Omgevingsvisie twee doelen gedefinieerd. Het zijn doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.

  • 1. Een duurzame economische structuurversterking.
    Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om sterke steden en een vitaal landelijk gebied met voldoende werkgelegenheid. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door het duurzaam versterken van de ruimtelijk-economische structuur. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.
  • 2. Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
    Dit doel betekent vooral:
    • a. ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek; uitgaan van doelen, niet van regels,
    • b. zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap,
    • c. een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed,
    • d. een gezonde en veilige leefomgeving.

Om deze doelen in beleid te vertalen, hanteert de provincie drie aandachtsgebieden: Dynamisch, Mooi en Divers Gelderland. Ontwikkelingen in Gelderland wil de provincie benaderen vanuit elk van deze drie perspectieven, die elkaar aanvullen:

  • Dynamisch: de (ruimtelijk-economische) ontwikkelingen en de geleiding daarvan op provinciaal niveau.
  • Mooi: de Gelderse kwaliteiten die bescherming nodig hebben en ruimte voor behoud door ontwikkeling.
  • Divers: het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten.

Omgevingsverordening

De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

Ten aanzien van onderhavig plangebied zijn de regels ten aanzien van de onderwerpen 'grond- en drinkwater' en 'Natuur en Landschap' relevant.

Grond- en drinkwater

Op de navolgende afbeelding wordt duidelijk dat het plangebied in een intrekgebied ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0006.png"

Ligging plangebied t.o.v. intrekgebied

In gebieden die in een intrekgebied liggen, zijn geen bestemmingen toegestaan die de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maken.

Natuur en landschap

Om de biodiversiteit nu en voor toekomst veilig te stellen wordt het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) onderscheiden. Het GNN is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit GNN bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS en bevat tevens een 'Zoekgebied nieuwe natuur'. De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling van bestaande bedrijven, woningen en bouwwerken en andere functies, in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. Op de navolgende afbeelding maakt duidelijk dat delen van het plangebied Meinerswijk en de Groene Rivier onderdeel uitmaken van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0007.png"

Ligging plangebied t.o.v. GNN en GO

Het beleid met betrekking tot het GNN is allereerst gericht op de bescherming en het herstel van de aanwezige natuurwaarden en daarnaast op de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden. De GO bestaat uit alle gebieden met een andere bestemming dan natuur binnen de voormalige Gelderse EHS. Bij een aantasting van de kernkwaliteiten zal een compensatieplan gemaakt moeten worden waarbij de bestaande natuurwaarden worden versterkt. Voor het GNN en GO binnen het plangebied zijn onder andere de volgende natuur- en landschapsdoelen geformuleerd:

  • natuurcomplex Meinerswijk en oostelijk gelegen Bakenhof;
  • ontwikkeling stroomdalgraslanden en glanshaverhooilanden;
  • ontwikkeling struwelen en zomen op de overgang van bos naar uiterwaard;
  • ontwikkeling water- en oeverhabitats;
  • ontwikkeling hard- en zachthoutooibossen;
  • ontwikkeling moerassen, ruigteranden en laag gelegen bloemrijke graslanden;
  • ontwikkeling populaties van water-, oever- en moerasvogels;
  • ontwikkelen biotopen voor vlinders, reptielen en amfibieën, w.o. ringslang en kamsalamander;
  • ontwikkeling populatie bevers (en otters);
  • Limes met castella;
  • cultuurhistorische waarden van de uiterwaarden, oude kavelpatronen, doorbraakkolken, waterstaatswerken (kades en sluisjes), kleiwinningen;
  • ecosysteemdiensten: recreatie, wateropvang en -afvoer;
  • rust, ruimte en donkerte m.u.v. de omgeving van stedelijk gebied.

Daarnaast maakt het hele plangebied deel uit van de Romeinse Limes. In de verordening zijn hierover regels opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0008.png"

Ligging plangebied t.o.v. de Romeinse Limes

De kernkwaliteiten van de Romeinse Limes zijn te omschrijven als: de Limes is de unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven voormalige (militaire) grens van het Romeinse Rijk. De Limes ligt naast de toenmalige loop van de Rijn met archeologische overblijfselen uit de periode 0 tot 400 na Chr. bestaande uit:

  • forten (castella), burgerlijke nederzettingen (kampdorpen/vici) en grafvelden;
  • militaire infrastructuur, bestaande uit wegen, waterwerken en wachttorens;
  • scheepswrakken.

Het castellum dat in het plangebied aanwezig is, is een kernkwaliteit van de Romeinse Limes. Een bestemmingsplan voor gronden die deel uitmaken van de Romeinse Limes mag geen activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten aantasten. De toelichting van een bestemmingsplan bevat een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden, het door de gemeente te voeren beleid en de onderbouwing hiervan. De wijze waarop met eventuele veranderingen wordt omgegaan, wordt vervat in daartoe strekkende planregels in het bestemmingsplan.

Toetsing plan

In dit bestemmingsplan is geen sprake van het bestemmen van functies die een negatief effect op het intrekgebied of op het GNN en de GO hebben (zie hiervoor tevens paragraaf 4.6). Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden is een groot deel van het plangebied bestemd als Natuur en als Groen - Landschap en Park en is een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden opgenomen in de regels. Het bestemmingsplan heeft eveneens geen negatief effect op de cultuurhistorische waarde binnen het plangebied. De regeling van het bestemmingsplan ziet toe op bescherming en het beleefbaar maken van de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen het plangebied.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciale beleid.

Regionaal Plan Stadsregio Arnhem Nijmegen

Het Regionaal Plan Stadsregio Arnhem Nijmegen 2005-2020 'Werken aan een aantrekkelijke en concurrerende stadsregio in Noordwest Europa', heeft de formele status van 'Regionaal Structuurplan', conform artikel 36 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Binnen de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft het plan, conform artikel 9.1.2. van de invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (IWro), de status gekregen van provinciale structuurvisie, conform artikel 2.2 Wro.

Het Regionaal Plan is de opvolger van het Regionaal Structuurplan KAN 1995 - 2015. Het doel van dit Regionaal Plan is het werken aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat van de regio Arnhem-Nijmegen voor haar inwoners, ondernemers en bezoekers. De Stadsregio wil burgers en bedrijven aan de regio binden door hen mogelijkheden te bieden om in een mooie en aantrekkelijke omgeving te wonen en werken. Er worden hierbij vier speerpunten onderscheiden:

  • 1. versterken van het economisch vestigingsklimaat;
  • 2. verbetering van de bereikbaarheid;
  • 3. vergroten van de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid van het landelijk gebied voor de natuur en voor de recreatie;
  • 4. verbeteren van de kwaliteit van het wonen in stad, dorp en landelijk gebied, waarbij de relatie met landschap, bereikbaarheid en voorzieningen kwaliteitsfactoren zijn.

Dit plan heeft betrekking op het derde speerpunt. Om het landelijk gebied van de regio Arnhem-Nijmegen te ontwikkelen is er in het Regionaal Plan gekozen voor een strategie waarbij stad en land integraal benaderd worden: het regionaal landschapspark. Een benadering waarbij stad en land niet langer tegenpolen van elkaar zijn, maar het landschap in alle variëteit van functies en waarden centraal stelt. In het regionaal landschapspark staat centraal:

  • 1. Kwaliteit van stad en landschap (aantrekkelijk);
  • 2. Toegankelijkheid van het buitengebied;
  • 3. Roep om identiteit (landschappelijk en cultureel);
  • 4. Plaats bieden aan diverse leefstijlen (multi-cultuur);
  • 5. De vraag naar multifunctionele gebieden;
  • 6. Private participatie zorgt voor sociale inbedding;
  • 7. Stimuleren van samenwerking in uitvoering.

Inzet is de ontwikkeling van een landschap waar naast agrarisch gebruik ruimte wordt gemaakt voor het benutten van cultuurhistorische waarden, toeristische en recreatieve voorzieningen en natuur- en landschapsontwikkeling. Door deze functies met elkaar te verbinden middels een recreatief netwerk wordt het landschap toegankelijk en beleefbaar gemaakt. Daarmee vormt het landschap een extra aantrekkelijke omgeving om in te leven en te recreëren. Het regionaal landschapspark wordt opgevat als een ruimtelijk samenstel van:

  • 1. Regionaal netwerk van recreatieve routes als verbinding tussen stad en land;
  • 2. Natuur- en landschapsontwikkeling in nabijheid van de stad;
  • 3. Cultuurhistorische hotspots/zones als identiteitservaring;
  • 4. Kleinschalige initiatieven bij agrarische bedrijven gericht op zorg, spel en vermaak, streekverkoop, kleine horeca, tuinbeleving en verwerking van eigen producten.

Toetsing plan

Het plangebied heeft een functie als uiterwaardenpark. Om hier invulling aan te geven is door de gemeente Arnhem de gebiedsvisie Stadsblokken - Meinerswijk opgesteld. Deze gebiedsvisie is vastgesteld door de gemeenteraad. Het bestemmingsplan is overheersend beheersgericht. Een uitzondering hierop vormt de steenfabriek Elden, deze wordt herbestemd tot een recreatieve functie. Er worden verder geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De regeling van het bestemmingsplan laat de functie van het gebied als uiterwaardenpark wel toe en is daarmee in overeenstemming met het Regionaal plan. Met het herbestemmen van de recreatieve functie van de voormalige steenfabriek Elden wordt bijgedragen aan het creëren van een recreatief netwerk.

3.2.2 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Arnhem 2020

De Structuurvisie Arnhem 2020 (vastgesteld in 2012) biedt een strategisch kader voor ruimtelijke planning op stedelijk niveau voor de komende tien jaar. Exacte voorspellingen kunnen voor deze periode niet worden gedaan. Wel tekenen zich bepaalde ontwikkelingen af; een gestaag doorzettende trendmatige groei ligt niet in het verschiet, ruimtevragende functies in de domeinen van wonen, werken en voorzieningen zullen anders kleuren en andere eisen stellen aan de stad.

De nieuwe structuurvisie kan omgaan met onzekerheden en biedt toch houvast door het uitzetten van een koers die voortbouwt op de bestaande karakteristieken en diversiteit van de stad. Ruimte moet er zijn om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen, ruimte moet er zijn voor kansen die zich voordoen. De ruimtelijke strategie van de toekomst moet beide verbinden: koers bepalen en kansen benutten. In deze lijn schetst de structuurvisie voor een aantal 'koersgebieden' de globale ontwikkelingsrichting en formuleert daarnaast principes. Daarmee wordt duidelijkheid geboden aan toekomstige initiatieven in de stad, zonder een pretentie van het maken van eindplannen.

Na de typologering van de bestaande stad is in de Structuurvisie een aantal koersgebieden gemarkeerd waar zich ontwikkelingen aftekenen voor de korte of lange termijn. Het plangebied valt binnen het koersgebied 'Stadsblokken en Meinerswijk'.

Over dit koersgebied staat:

"De potentie van Stadsblokken en Meinerswijk voor Arnhem ligt in de centrale ligging in de stad in combinatie met de natuurlijke, landschappelijke en historische waarden. Het best komen deze kwaliteiten tot hun recht in een toekomst van het gebied als uiterwaardenpark met grote recreatieve betekenis in het hart van de stad, dat noord, zuid, oost en west met elkaar kan verbinden: Stadsblokken en Meinerswijk als 'ontmoetingsplek voor de stad'. Het denken over dit gebied is in een versnelling terecht gekomen door het nationale project 'Ruimte voor de rivier', gericht op het vergroten van de rivierveiligheid. De ingrepen die nodig zijn voor de rivierveiligheid, worden zodanig ingezet dat er een grote ruimtelijke kwaliteitsslag wordt gemaakt: het graven van een nieuwe rivierstrang, het verwijderen van een deel van de zomerdijk en het maken van een open verbinding tussen rivier en een van de plassen vergroot de recreatieve waarde van het gebied sterk. Aanwezige cultuurhistorische objecten en structuren worden meer zichtbaar en beleefbaar gemaakt. De twee gebiedsdelen worden verbonden tot één functioneel en landschappelijk samenhangend uiterwaardenpark.

Essentieel is het versterken van de 'schakel- en ontmoetingsfunctie' van het gebied voor de stad als geheel; Stadsblokken - Meinerswijk als plek waar noord en zuid elkaar ontmoeten. Sterk wordt dan ook ingezet op de realisatie van verbindingen met de rest van de stad voor langzaam verkeer. Zo wordt er uitgegaan van een extra verbinding met het centrale deel van de binnenstad (een brug of veer-verbinding). Ook worden er aanvullende verbindingen met Malburgen gemaakt en wordt ingezet op verbetering van de toegangen vanuit de Nijmeegseweg en Eldenseweg. Passende P&R-voorzieningen bij deze entrees maken de overstap mogelijk van auto of bus naar fietsen of wandelen.

Een passende 'publieke bestemming' kan worden gerealiseerd bij de aanlanding van de verbinding met de binnenstad: een 'stepping stone' in Stadsblokken als bestemming voor bezoekers uit de binnenstad en het stadsdeel zuid. Deze stepping stone is onderdeel van het stedelijk 'ontmoetingspark' Stadsblokken en Meinerswijk, een centrale schakel in een verbindende reeks door het hart van de stad: de 'Stadspassage' die vanaf Arnhem-Centraal loopt naar de historische binnenstad, naar het Nieuwstraatkwartier aan de rivier, die van daaruit de verbinding legt met Stadsblokken en vervolgens naar 'Zuid'-Malburgen en de beide flanken bij de bruggen."

Toetsing plan

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt het mogelijk de eerste stappen te zetten richting de realisatie van het uiterwaardenpark zoals bedoeld in de Structuurvisie Arnhem 2020. Het uiterwaardenpark wordt mogelijk gemaakt door versterking van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten en de vergroting van de recreatieve mogelijkheden. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Structuurvisie Arnhem 2020.

Gebiedsvisie Stadsblokken - Meinerswijk

Vanwege het project Ruimte voor de Rivier is er een rijksopgave gesteld voor de Nederrijn ter plaatse van Arnhem. Bij extreem hoogwater is ten oosten van de John Frostbrug een waterpeilverlaging nodig van 7 cm. De benodigde ingrepen worden gezocht in het traject Bakenhof, Stadsblokken en Meinerswijk. Het effectueren van de waterstandsdaling is in een stroomversnelling gekomen.

In de slipstream van deze opgave is ook de betekenis van Stadsblokken - Meinerswijk voor de stad hoog op de agenda komen te staan. Het gebied ligt pal tegenover hartje binnenstad, heeft een strategische positie tussen noord en zuid, is rijk aan cultuurhistorie en heeft een potentiële waarde voor Arnhem als groene stad.

Om die reden is voor het plangebied een gebiedsvisie opgesteld met als doel om de gebiedskwaliteiten te vergroten én meer ruimte voor de rivier te bieden. Deze gebiedsvisie is opgesteld in samenwerking met Rijkswaterstaat en door de gemeenteraad vastgesteld op 23 april 2012. Juridisch gezien is dit een structuurvisie voor een gedeelte van het Arnhems grondgebied (Wet ruimtelijke ordening).

De ontwikkeling van Stadsblokken - Meinerswijk geeft Arnhem een kans om haar positie als groene stad nog verder te versterken. In het palet van parken is Stadsblokken - Meinerswijk ook een onderscheidende aanvulling. Anders dan bijvoorbeeld het gecultiveerde Sonsbeek kan Stadsblokken - Meinerswijk zich ontwikkelen tot een waterrijk robuust uiterwaardenpark met grazers. De robuuste natuur contrasteert met de stedelijke noordoever en de strakke Malburgsebandijk. Dit contrast versterkt de autonome positie van het uiterwaarden park. De betekenis van het park voor de stad kan uitgroeien van recreatief uitloopgebied voor noord en zuid tot culturele 'hot spot' met nationale en internationale bekendheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0010.png"

Gebiesvisiekaart

Zonering

Het uiterwaardenpark wordt ingedeeld in drie zones. De noordelijke zone, van Stadsblokken tot en met Steenfabriek Elden heeft de grootste dynamiek. Stadsblokken vormt hierin het zwaartepunt. De noordelijke zone is ook het meest gecultiveerd. Tussen Stadsblokken en Malburgen ligt de Groene Rivier met een uitloop in Meinerswijk. De zone reikt van Bakenhof tot de uitlaat in Meinerswijk. In deze zone domineert de beschikbaarheid voor de rivier. De derde zone ligt zuidelijk van de Groene Rivier in Meinerswijk. Dit deel van het projectgebied heeft de laagste dynamiek is het minst gecultiveerd en biedt de meeste ruimte voor spontane natuurontwikkeling.

Landschappelijke structuur

Het gebied Stadsblokken - Meinerswijk wordt beschouwd als één robuust uiterwaardenpark behorend tot de Nederrijn. Aan de noordzijde van de rivier verrijst de stad en in het zuiden begrenst een waterkerende dijk het uiterwaardenpark. Het stedelijk weefsel kruist ongelijkvloers met de Eldenseweg en de Nijmeegseweg. De continuïteit van het landschap komt het meest tot uitdrukking in de rivier, een robuuste doorgaande oeverwal, de Groene Rivier, de waterkerend dijk en de eenheden ooibos. De aanwezigheid van lange, of diepe kwel in kleiputten en zandwinputten is uniek. In de visie wordt daarom ingezet op het ontwikkelen van een laagdynamisch kwelplassensysteem.

Rivierkundige ingrepen

De gebiedsvisie biedt ook ruimte voor de uitvoering van de maatregelen die in het kader van Ruimte voor de Rivier zijn gesteld:

  • de oeverwal ter plaatse van de inlaat tot de insteek naar de ASM-haven;
  • de Groene rivier;
  • de oeverwal ten noorden van de Plas van Bruil;
  • de noordelijke Rijnkade.

Programma

Met de ontwikkeling van het uiterwaardenpark heeft Arnhem een unieke kans om haar positie als groene en culturele stad te versterken. Het gebied is in de eerste plaats een aantrekkelijk natuurpark voor Noord en Zuid. De ontmoeting tussen de gecultiveerde stad en het uiterwaardenpark met robuuste natuur is het meest manifest ter plaatse van Stadsblokken met een uitloop naar Meinerswijk en Praets. Dit deel van het uiterwaardenpark leent zich voor het ontwikkelen van een programma met iconische waarde. De visie gaat uit van drie programmalagen:

  • cultureel programma op Stadsblokken;
  • cultuurhistorisch programma verspreid in het gebied;
  • recreatief programma vooral in de noordelijkwestelijke zone.

Toetsing plan

Met het voorliggende bestemmingsplan wordt het mogelijk de eerste stappen te zetten richting de realisatie van het uiterwaardenpark zoals bedoeld in de Gebiedsvisie Stadsblokken - Meinerswijk. Het uiterwaardenpark wordt mogelijk gemaakt door versterking van cultuurhistorische, lanschappelijke en natuurlijke kwaliteiten en de vergroting van de recreatieve mogelijkheden. Ook herontwikkeling van steenfabriek Elden is mogelijk gemaakt door hier een recreatie bestemming aan te geven. Het ruimtelijke programma is nog niet in dit bestemmingsplan opgenomen omdat de plannen die hiervoor in ontwikkeling zijn nog verder uitgewerkt en onderbouwd moeten worden. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de gebiedsvisie.

Uitvoeringsplan Stadsblokken - Meinerswijk

De natuur, het landschap en de rijke gebiedsgeschiedenis bieden grote kansen voor de ontwikkeling van het uiterwaardenpark. Natuurlijk gericht op recreatieve gebruiksmogelijkheden die passen bij het karakter van dit gebied. Daarvoor heeft de gemeente een aantal uitvoeringsmaatregelen opgesteld die de recreatieve - en belevingswaarde versterken.

Natuur en landschap

  • Toename van het natuurareaal ten koste van intensief agrarisch land. Het gaat hier om de gronden in de groene rivier (ca. 16 ha) en de struinvlakte (ca. 8 ha). Kleinschalige agrarische activiteiten zijn mogelijk rondom De Praets.
  • Duurzame bescherming en ontwikkeling van de habitats stroomdalgrasland, zachthoutooibos, struweel, ruigte, natuurlijk grasland, oervegetaties, open water en moeras;
  • Ontwikkeling van hardhoutooibos en essen en iepenbos;
  • Zoneren in rust en ruimte voor kwetsbare soorten als: bever, ijsvogel, blauwborst kwartelkoning en roerdomp;
  • Begrazing met Galloway runderen en Konikpaarden is het sturende mechanisme in het natuurlijke landschap van Meinerswijk. Sporadisch wordt gemaaid en gezaagd (groene rivier -doorstroming, behoud oevervegetaties);
  • Beleefbaar houden en maken van het landschap door grote doorzichten op strategische punten;
  • Verfraaien inrichting rond woonenclave(s) in het landschap;
  • Wegnemen verrommeling (lelijke beplanting, rommel, lelijke bebording, onsamenhangend materiaalgebruik, padenstructuur);
  • Omvormen van civieltechnische situaties (rondom bedrijven en (auto) infrastructuur) naar natuurlijk uiterwaarden landschap.

De hiervoor genoemde vegetatietypen zijn een uitwerking van de Gebiedsvisie Stadsblokken - Meinerswijk. In het kader van deze Gebiedsvisie zijn de gewenste vegetatietypen in samenwerking met Rijkswaterstaat bepaalt met als uitgangspunt om de ruimte voor de rivier niet te hinderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0011.png"

Cultuurhistorie

  • Begrijpelijk en leesbaar maken van de geschiedenis van het landschap;
  • Zichtbaar maken van de belangrijkste cultuur-historische elementen: de Romeinse limes en het castellum, de IJssellinie op een prikkelende non-museale manier;
  • Beschermen van alle cultuurhistorische relicten (planologisch, fysieke afscherming, informatie- verstrekking en/of ontwikkeling/opknappen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0012.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0013.png"

Recreatie

  • Een aantrekkelijk uiterwaardenpark maken voor de inwoners van Arnhem
  • Het park vanuit de stad en de omliggende wijken goed vindbaar en bereikbaar maken met auto, fiets, boot, openbaar vervoer en te voet, (bebording, rechtstreekse/logische verbindingen);
  • Goed herkenbare entrees en duidelijk voelbare en zichtbare overgangen van stad naar uiterwaard;
  • Toegankelijkheid, ook voor minder validen, binnen het park verbeteren (bijv. extra struinpaden, klaphekjes, bruggetjes);
  • Recreatieve functies toevoegen die de beleving van de bestaande waarden (water, natuur, cultuurhistorie) van het park versterken;
  • Informatieverstrekking over de regels in het park en de waarden (water, natuur, cultuurhistorie) van het park.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0014.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0015.png"

Toetsing plan

Het bestemmingsplan maakt de uitvoering van het Uitvoeringsplan Stadsblokken - Meinerswijk mogelijk voorzover deze binnen het plangebied is gelegen. Een deel van de ingrepen worden reeds gerealiseerd via een omgevingsvergunning.

3.3 Woonbeleid

3.3.1 Provinciaal beleid

Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3)

Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben op 12 januari 2010 het nieuwe Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (KWP3) vastgesteld. De provincie, de woningcorporaties, de gemeenten en de regio's in Gelderland hebben met elkaar afspraken gemaakt over de woningbouw en bestaande woningvoorraad voor de komende tien jaar. De partijen willen ervoor zorgen dat het woningaanbod in iedere regio van Gelderland ook in de toekomst goed aansluit bij de behoefte van de inwoners. In het programma zijn de afspraken vastgelegd. Deze afspraken zijn tot stand gekomen door een goede en intensieve samenwerking met de regio's, de gemeenten en de woningcorporaties.

Toetsing plan

Het bestemmingsplan past binnen dit beleid van het KWP3. Met het plan worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Uitsluitend op de bestaande locaties zijn woningen toegestaan.

3.3.2 Gemeentelijk beleid

Woonvisie 2015

In de Woonvisie Gemeente Arnhem 2015 (vastgesteld in 2004) is de basis gelegd voor het gemeentelijk te voeren woonbeleid. In deze Woonvisie staat het motto 'Arnhem aantrekkelijke woonstad in balans' centraal. Bij het opstellen van de Arnhemse Woonvisie is rekening gehouden met wet- en regelgeving en de beleidskaders van andere overheden zoals Brussel, het Rijk, de provincie en de Stadsregio.

De gemeente stuurt op een gedifferentieerde woningvoorraad in de stad en op o.a. de (fysiek en sociale) samenstelling en kwaliteit van de woningvoorraad en de woon en leefomgeving in wijken.

De hoofddoelen van de Woonvisie zijn:

  • het bouwen van voldoende nieuwe woningen, daarbij wordt niet alleen gestuurd op aantallen, maar gaat het vooral om de kwaliteit, toekomstwaarde en duurzaamheid van de nieuwe woningen;
  • het vergroten van de keuzevrijheid en zeggenschap van bewoners bij hun woning en woonomgeving;
  • het bevorderen van de doorstroming en het doorbreken en verbeteren van de eenzijdige grote goedkope woningvoorraad door te bouwen waar in de woningvoorraad vraag en een tekort aan is;
  • het vraaggericht toevoegen van woningen met een gevarieerde mix aan woningtypen in verschillende prijsklassen waarbij naast het toevoegen van betaalbare koop, het accent ligt op toevoegen van woningen in de daarop aansluitende prijscategorieën middelduur en duur;
  • het bevorderen van het eigen woningbezit in de stad om zo in 2015 meer evenwicht te bereiken in de eigendomsverhouding van huurwoningen en koopwoningen;
  • het stimuleren van allerlei vormen van particulier opdrachtgeverschap of vormen van collectieve samenbouw voor mensen met een grote of kleine beurs, specifieke behoeften (creatieven, zelfstandig ondernemers, idealisten, senioren of mensen met een functiebeperking), die op deze manier hun woonwensen kunnen realiseren.

Het Arnhemse woonbeleid speelt hiermee in op de behoefte en wensen van alle woonconsumenten en draagt bij aan meer diversiteit in de bevolkingsamenstelling en de kenmerken die verschillende wijken en buurten bezitten.

Toetsing plan

Het bestemmingsplan past binnen dit beleid. Met het plan worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Uitsluitend op de bestaande locaties zijn woningen zijn toegestaan.

3.4 Welstandsbeleid

Arnhem kiest in haar welstandsnota (2012) voor variatie waar het kan, bescherming waar het moet. Er wordt getoetst op welstand in gebieden waar dat nodig is om een bepaalde samenhang in de omgeving te borgen. Er is een indeling gemaakt in drie welstandsniveaus die van elkaar verschillen de mate waarin getoetst wordt op welstandscriteria: 'zware toets', 'lichte toets', of 'géén toets'.

Toetsing plan

Volgens de welstandskaart geldt in dit plangebied geen welstandstoets. In wijken met veel variatie in bouwstijl, in type woningen, oriëntatie van gebouwen op de openbare ruimte en dergelijke, worden bouwaanvragen niet meer vooraf getoetst. Als de wetgeving zegt dat een vergunning nodig is voor (ver)bouw dan blijven altijd de regels gelden die in het bestemmingsplan staan, zoals regels over grootte, bouwhoogte e.d. Maar de keuze voor materiaal, vorm en kleur is in deze gebieden vrij. De verantwoordelijkheid voor de invulling ligt bij de bewoners en eigenaren.

3.5 Verkeersbeleid

3.5.1 Provinciaal en regionaal beleid

De Stadsregio Arnhem Nijmegen heeft haar mobiliteitsbeleid voor de periode tot 2020 verwoord in de Regionale Nota Mobiliteit (2006). Deze nota is geactualiseerd onder de noemer Mobiliteitsaanpak, actualisering Regionale Nota Mobiliteit (2011). De mobiliteitsdoelstellingen (bundelen en verknopen) uit de Regionale Nota Mobiliteit zijn onverminderd van kracht: een betere regionale bereikbaarheid, aantrekkelijker openbaar vervoer en het beter op elkaar aansluiten van auto, trein, bus en fiets. De actualisatie richt zich nog meer op een robuust en samenhangend verkeers- en vervoerssysteem in 2020 door te streven naar betrouwbare doorstroming, voldoende capaciteit, keuzemogelijkheden door verbetering van de overstap en sublieme reisinformatie zowel thuis en onderweg.

3.5.2 Gemeentelijk beleid

Het verkeersbeleid van de gemeente Arnhem is verwoord in het Stedelijk Verkeers- en Vervoersplan SVVP Arnhem 2010. De essentie ervan – overeenstemmend met die van rijk, provincie en regio – is het terugdringen van de verkeersonveiligheid en het geleiden van de mobiliteit. Daarbij geldt het principe van vrijheid van keuze voor de mobilist, die de gemeente probeert te beïnvloeden door 'verleidelijke' alternatieven aan te bieden. Ook speelt het prijsmechanisme hierin een steeds grotere rol.

Voor de werkingsduur van voorliggend bestemmingsplan is de uitwerking van het SVVP in het Categoriseringsplan Arnhem 2000 richtinggevend. Het categoriseringsplan werkt uit hoe de verkeersruimte in Arnhem duurzaam veilig (her-)ingericht wordt. Arnhem kent twee typen wegen:

  • de verblijfsgebieden; en
  • de verkeersaders.

Deze laatste zijn de hoofd- en ontsluitingswegen en vormen het Arnhemse hoofdwegennet voor het autoverkeer. Deze wegen kennen een maximum snelheid van 50 km/uur of hoger. Alle andere wegen vallen onder de categorie verblijfsgebieden. Deze wegen en straten krijgen het karakter van de 30 km/uurzone. Ze hebben een verblijfsfunctie en ontsluiten percelen. Veelal zijn het woonstraten.

Het parkeerbeleid is nader vormgegeven in de Parkeernota Arnhem 2003-2010 en in uitwerkingen van deze nota.

Als voorzet voor een nieuw Arnhems verkeersbeleid is begin 2010 de discussienota 'Arnhem…aantrekkelijk bereikbaar' opgesteld. Het college van burgemeester en wethouders geeft in deze nota een eerste voorzet voor de mogelijke hoofdlijnen van een nieuw Arnhems verkeersbeleid tot en met 2020. Het college stelt voor om niet zozeer de groei van de automobiliteit tegen te gaan, maar vooral op zoek te gaan naar handige manieren om met deze groei om te gaan en voldoende aantrekkelijke alternatieven aan te bieden. Slim reizen naar belangrijke plekken in de stad vindt het college daarbij van steeds groter belang.

Toetsing plan

Met het plan is geen sprake van ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het aantal gemotoriseerde verkeersbewegingen. Het plangebied is voor het grootste gedeelte niet toegankelijk voor auto's, met uitzondering van bestemmingsverkeer. Bezoekers kunnen parkeren op parkeerplaatsen bij het Hannesstraatje en bij de Eldensedijk onder de Nelson Mandelabrug.

3.6 Milieu- en omgevingsbeleid

In deze paragraaf wordt het milieu- en omgevingsbeleid beschreven. De toetsing van het milieu- en omgevingsbeleid vindt plaats in hoofdstuk 4.

3.6.1 Geluid

Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Naast woningen zijn er nog een aantal geluidgevoelige objecten aangewezen zoals scholen en zorginstellingen.

In de Wet geluidhinder staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken. Bij (planologische) wijzigingen moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen.

De Wet geluidhinder kent een normenstelsel met een voorkeurswaarde en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er vanuit de wet geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere grenswaarde).

Voor het verlenen van een hogere grenswaarde is de nota uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde van de gemeente Arnhem van toepassing.

Beleidsplan Geluid

Op 5 augustus 2008 is het geactualiseerde beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2010. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naar mate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.

3.6.2 Luchtkwaliteit

Wet luchtkwaliteit 2007

De Europese richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Wet luchtkwaliteit. Het doel van de Wet Luchtkwaliteit is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.

Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:

  • PM10 (fijnstof)
    • 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet worden overschreden;
    • 2. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 µg PM10/m3 mag met ingang van 1 januari 2005 niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
  • NO2 (stikstofdioxide)
    • 1. de jaargemiddelde concentratie van 40 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet worden overschreden;
    • 2. de uurgemiddelde concentratie van 200 µg NO2/m3 mag met ingang van 1 januari 2010 niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.

Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.


Op 15 november 2007 is de nieuwe Wet Luchtkwaliteit van kracht geworden. De nieuwe wet is nodig bevonden omdat de aanleg van een groot aantal bouwprojecten en bestemmingsplannen stilgelegd zijn door uitspraken van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De grenswaarden zijn ongewijzigd gebleven, maar de nieuwe wet geeft net als het voorgaande BLK2005 (Besluit Luchtkwaliteit) meer armslag om ruimtelijke plannen die gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit uit te voeren. Hierbij wordt tevens de term “in betekenende mate (IBM)” geïntroduceerd. Dit wil zeggen dat projecten met een bepaalde mate van verslechtering toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Deze 3% is gekoppeld aan de IBM projecten opgenomen in het Nationale Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). De NSL wordt inmiddels gestaafd door de nieuwe Wet luchtkwaliteit. Dit is augustus 2009 van kracht geworden.

Beleidsnota Lucht en Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit
Het Arnhemse beleid op gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Beleidsnota Lucht uit 2005. Deze nota is erop gericht nieuwe overschrijdingen van de normen uit het toenmalige Besluit Luchtkwaliteit 2005 te voorkomen en bestaande of dreigende overschrijdingen voor 2010 op te lossen. Daarnaast richt de Beleidsnota Lucht zich op het beperken van overlast door geurhinder. Voor wat betreft het halen van de normen uit het BLK2005 en de onlangs van kracht geworden Wet Luchtkwaliteit is de beleidsnota vertaald naar maatregelen in het Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit 2005-2010 van februari 2006.

3.6.3 Hinder

In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.

3.6.4 Externe Veiligheid

Algemeen

Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).

Landelijk beleid

Voor bedrijven is op 28 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi worden milieukwaliteitseisen (artikel 5.1 van de Wet milieubeheer) vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.

Voor de routes (weg, water, spoor en ondergrondse leidingen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, komt in 2009/2010 een AMvB transport. In deze AMvB (Algemene Maatregel van Bestuur) worden ook milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.

Gemeentelijk beleid

Op 21 november 2005 is het beleidsplan Externe Veiligheid 2005-2008 vastgesteld dat op 14 februari 2009 met 2 jaar is verlengd. Dit beleidsplan beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.

Om het bereikte gebiedsgerichte externe veiligheidsniveau vast te houden, en omdat er na 2010 vanuit het Rijk niet veel nieuwe wet- en regelgeving te verwachten is, heeft gemeenteraad op 14 februari 2011 besloten om het beleidsplan met nog eens 4 jaar te verlengen. Wel zijn de punten “risico's in stadswijken” en “objecten in de directe omgeving van risicovolle activiteiten” in het plan verhelderd en duidelijker omschreven.

3.6.5 Groen en ecologie

Flora- en Faunawet 2002

De opdrachtgever / initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet. De wet gaat uit van het “nee-tenzij” principe, waarbij de mogelijkheid wordt geboden bepaalde ingrepen toe te staan middels ontheffing of vrijstelling. Daarnaast kent de wet een zorgplichtbepaling voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

Eind januari 2005 is het Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen (AMvB artikel 75) van kracht. Er zijn 3 beschermingscategorieën:

  • tabel 1. algemeen beschermde soorten;
  • tabel 2. beschermde soorten;
  • tabel 3. streng beschermde soorten.

Rijksnatuurvisie 2014

Het natuurbeleid is door veranderingen in de samenleving in een nieuwe fase beland. Er is een vrij robuust Natuurnetwerk Nederland, maar we slagen er nog onvoldoende in om de achteruitgang van natuur helemáál te stoppen. Rijk en provincies, hebben samen met maatschappelijke partijen, in het Natuurpact hun ambities neergelegd om de natuur in Nederland blijvend te versterken. De maatschappelijke en economische betekenis van natuur kan en moet groter worden. De visie geeft richting aan een natuurbeleid dat aansluiting houdt bij de tijdgeest en flexibel genoeg is om mee te veranderen. Duidelijk is wat nodig is om nationale en internationale doelen te realiseren daarin is al veel in geïnvesteerd: behoud van biodiversiteit en een sterkere en duurzame betekenis van natuur voor de samenleving en economie. Belangrijke thema's in de rijksvisie zijn:

  • Betrokkenheid van de samenleving;
  • Naar een robuuste en veelzijdige natuur: natuur als bron van maatschappelijke en economische ontwikkeling;
  • Het Natuurnetwerk Nederland (de voormalige Ecologische Hoofdstructuur, EHS) wordt gerealiseerd;
  • Natuurcombinaties zoals de verduurzaming van landbouw en voedselproductie kunnen veel maatschappelijke winst opleveren;
  • Het natuurbouwwerk stuurt op condities voor N 2000 doelen; sturen op condities voor natuurlijke processen, mogelijk in combinatie met maatschappelijke diensten zoals waterberging;
  • Een aanpak op de schaal van landschappen en regio's, waarbij stad en platteland in samenhang worden beschouwd;
  • Internationaal afstemmen en samenwerken is nodig om druk op de internationale natuur te verminderen;
  • In de Natuurambitie Grote Wateren, wordt de robuuste natuur in 2050/2100 in synergie met waterveiligheid, recreatie en voedselproductie uitgewerkt.

Groenplan Arnhem

Met het groenplan 2004-2007/2015 streeft de gemeente Arnhem ernaar om de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van het groen, door versterking en zonering, optimaal tot hun recht te laten komen, waarbij voldoende ruimte voor gebruikswens moet zijn. De ontwikkelingsinitiatieven en het beheer in en om de stad worden afgestemd op dat streefbeeld.

De uitgangspunten uit het Groenplan dienen als randvoorwaarde voor herontwikkeling. Dit betekent dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant, en versnippering wordt voorkomen.

Vanuit ecologisch perspectief vormen gebieds- en soortbescherming het basisdoel. Achterliggende ambitie is een versterking en verdere ontwikkeling tot een zo volledig mogelijk ecosysteem van kenmerkende Arnhemse natuur. Deze komt tot uitdrukking in de verscheidenheid aan planten en dieren in een samenhangend netwerk. Er worden 5 samenhangende natuurdoeltypen geformuleerd: Natuurkernen, Natuurzones en stapstenen, Natuurlijke groenzones, Overig groen en De Stenen stad. Aan de natuurdoeltypen zijn doelsoorten gekoppeld.

Vanuit de visie op het gebruik van het groen geeft het Groenplan aan dat dit is gericht op een

zonering van het groen naar draagkracht en intensiteit van gebruik. Een goede verhouding tussen de verschillende zones is van groot belang voor een optimaal woongenot. De zone aangegeven als Wijk en Stadsdeelgroen geven een intensieve padenstructuur en voorzieningen de wijkparken veel gebruiksruimte. Deze gebieden hebben een eigen karakteristiek die aansluit op die van de wijk en van de grote groengebieden in de omgeving.

Meinerswijk en Stadsblokken zijn binnen Arnhem onderdeel van het Rivierengebied, een natuurkerngebied op stadsniveau. Vegatietypen zijn ooibos, moeras- grasland en openwater. Als doelsoorten zijn aangegeven ijsvogel, ooievaar, patrijs, steenuil, kwartelkoning, edelhert, ree, das en bever. Naast de uitwisselingsmogelijkheden langs de rivier zijn de verbindingen met het groenblauwe raamwerk in het stedelijk gebied van belang om uitwisseling van natuurwaarden binnen en buitendijks mogelijk te maken.

In het Groenplan zijn de afronding van Meinerswijk en het realisering van een nieuw park in Stadsblokken en een deel van Meinerswijk, twee van de aangegeven ambities van formaat. Vermeld is dat de opgave is te combineren met een verruiming van de bergings- en afvoerfunctie van de rivier en een versterking van de natuurfunctie. In het streefbeeld Rivierengebied is een eerste koers voor deze ambitie aangegeven die inmiddels is uitgewerkt en vastgesteld in de Gebiedsvisie Stadsblokken Meinerswijk.

Door de uitvoering van de Ruimte voor de Rivier maatregelen en de aanleg van de recreatieve route is inmiddels de eerste uitwerking gerealiseerd.

 

Compensatiebeleid

In het provinciaal beleid is voorzien, indien aantasting van kernkwaliteiten optreed, dat compensatie wordt gerealiseerd aan of nabij het aangetaste gebied; op gronden die nog geen natuurbestemming hebben in of grenzend aan de GO of grenzend aan het GNN of in het zoekgebied nieuwe natuur. Er dient een duurzame situatie te ontstaan die planologisch wordt beschermd. De omvang van de compensatie wordt bepaald door de omvang van het aangetaste areaal waarbij een toeslag op de omvang van het aangetaste areaal wordt berekend. De toeslag is afhankelijk van de ontwikkeltijd van de aangetaste waarde. Indien fysieke compensatie aantoonbaar niet, of niet volledig mogelijk is, wordt een financiële compensatie bepaald aan de hand van de verwerving, inrichting en het ontwikkelingsbeheer van vervangende grond.

Ook binnen het gemeentelijk beleid zijn er Spelregels groencompensatie. Uitgangspunten uit het Gemeentelijk Groenplan is dat het bestaande groen zoveel mogelijk behouden blijft, zo zuinig mogelijk wordt omgegaan met bestaande en potentiële kwaliteiten, op kansrijke plekken groen wordt aangeplant en versnippering wordt voorkomen. Bij veranderingen dient een groenbalans te worden opgesteld, waarin is aangegeven hoe de groencompensatieregels zijn toegepast. Als de provinciale compensatieregels gelden treden de gemeentelijke regels terug.

Toetsing plan

Het uitvoeringsplan dat ten grondslag ligt aan dit bestemmingsplan, geeft uitwerking aan de in het Groenplan aangegeven ambitie van formaat. Het streefbeeld voor dit deel van het Rivierengebied is voor Meinerswijk en Stadsblokken uitgewerkt en vastgesteld in de Gebiedsvisie. Behoud en ontwikkeling van natuurwaarde zijn uitgangspunt, daarnaast wordt het archeologisch erfgoed zichtbaar gemaakt. Dit bestemmingsplan zorgt voor de juridische borging van de bestaande en toekomstige waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie.

3.6.6 Water

Rijksbeleid

Nationaal Waterplan 2009-2015

Op rijksniveau is waterbeleid vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015 (2009). Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het plan is zelfbindend voor het rijk, dit is onder meer vastgelegd in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren. Wel vraagt het kabinet de andere overheden het nationale waterbeleid zoveel mogelijk door te vertalen in hun plannen. Voor onderdelen die het rijk wel juridisch bindend voor andere overheden wil laten zijn, staat aangegeven welke instrumenten hiervoor worden ingezet.

Het Nationaal Waterplan heeft betrekking op het gehele watersysteem, zowel oppervlaktewater, grondwater als de bijbehorende waterkeringen, oevers en dergelijke. Het Nationaal Waterplan vervangt de Vierde Nota waterhuishouding en zet veel van het in de voorgaande nota's waterhuishouding opgenomen beleid voort waaronder integraal waterbeheer en de watersysteembenadering. Daarnaast kijkt het plan verder vooruit om tot een klimaatbestendige aanpak te komen.

Nationaal Waterplan 2016-2021 (ontwerp)

De Waterwet schrijft voor dat elke zes jaar een nieuw Nationaal Waterplan uitgebracht wordt. Om die reden ligt momenteel het Nationaal Waterplan 2 (NWP2) als ontwerp ter inzage.  De inspraakperiode loopt conform de Waterwet van 23 december 2014 tot en met 22 juni 2015. Het definitieve plan zal voor 22 december 2015 worden vastgesteld. Het NWP2 is opgesteld vanuit het perspectief om een nationale Omgevingsvisie te ontwikkelen richting 2018 conform de Omgevingswet in wording. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het beleid en de maatregelen in het nieuwe Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Voor het rivierengebied zet het rijk in op een combinatie van rivierverruiming en dijkversterking. Om ruimte te behouden voor toekomstige maatregelen worden de ruimtelijke reserveringen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) uiterlijk in 2016 aangepast. Het NWP2 beschouwd het integraal verbinden van wateropgaven met andere ambities essentieel voor het behalen van de doelen van het Deltaprogramma. Daarom wordt gestreefd om opgaven ten aanzien van natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het Hoogwaterbeschermingsprogramma biedt mogelijkheden voor het koppelen van andere ruimtelijke opgaven aan dijkversterkingsprojecten.

Beleidslijn grote rivieren

De Beleidslijn grote rivieren is erop gericht de veiligheid tegen overstromingen te waarborgen en de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. De beleidslijn heeft als doel de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed van de grote rivieren te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging feitelijk onmogelijk maken. De Bgr is het afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierbed en is aan de orde bij de concrete regulering van afzonderlijke activiteiten via de Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving, zoals het Waterbesluit. Van belang is om op te merken dat het rivierbed primair tot taak heeft de veilige afvoer en berging van rivierwater bij hoogwatersituaties te regelen. Het bouwen in het rivierbed is voor eigen risico van de initiatiefnemer.

De Beleidslijn bestaat uit vier documenten, te weten een beleidsdocument, kaarten, beleidsregels en een brief van de Minister. In de regels is bepaald wat mogelijk is op de gronden in het rivierbed.

in de Beleidslijn wordt onderscheid gemaakt tussen twee typen activiteiten, waarvoor een verschillend regime geldt:

  • riviergebonden activiteiten (“Ja, mits” regime);
  • niet-riviergebonden activiteiten (“Nee, tenzij” regime).

Riviergebonden activiteiten zijn:

  • de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;
  • de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
  • de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
  • de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
  • de aanleg of wijziging van scheepswerven;
  • de realisatie van natuur;
  • de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
  • de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden; of
  • de winning van oppervlaktedelfstoffen.

Overige niet-riviergebonden activiteiten zijn niet toegestaan, tenzij sprake is van:

  • een groot openbaar belang en de activiteit niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
  • een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd;
  • een functieverandering binnen de bestaande bebouwing;
  • een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie; of
  • een activiteit die deel uitmaakt van een projectbesluit als bedoeld in de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier en waarvan de uitvoering door de Staatssecretaris wordt gefinancierd.

De beleidslijn maakt verder een onderscheid tussen twee afwegingsregimes:

  • Het 'stroomvoerend regime'. Dit geldt voor delen van het rivierbed waar, op grond van rivierkundige overwegingen, in principe alleen specifiek omschreven 'riviergebonden' activiteiten zijn toegestaan (“Ja, mits”). Deze activiteiten dienen te voldoen aan rivierkundige voorwaarden. Niet-riviergebonden activiteiten zijn niet toegestaan; alleen onder specifieke criteria zijn uitzonderingen mogelijk (“Nee, tenzij”).
  • Het 'bergend regime'. Dit geldt voor delen van het rivierbed waar – in principe – alle activiteiten kunnen worden toegestaan, mits deze voldoen aan de gestelde rivierkundige voorwaarden (“Ja, mits”).

Op de navolgende afbeelding is te zien dat het gehele gebied Stadsblokken - Meinerswijk onder het stroomvoerend regime valt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0016.jpg"

Kaart Beleidslijn grote rivieren

Concreet betekent dit dat, met het oog op de doorstroming ten tijde van hoogwater, de bebouwing in het plangebied slechts zeer beperkt mag toenemen. Voor niet-riviergebonden activiteiten geldt dat de oppervlakte bebouwing per perceel met maximaal 10% mag toenemen ten opzichte van de situatie in 1997. Dit betreft alle woningen en bedrijven in het plangebied. Voor het aanwezige agrarische bedrijf geldt een uitzondering. Onder voorwaarden die ten doel hebben de doorstroming op peil te houden is hier wel een grotere uitbreiding van de oppervlakte bebouwing toegestaan.

Ook voor riviergebonden activiteiten kunnen onder voorwaarden meer bouwmogelijkheden worden geboden. Riviergebonden activiteiten zijn echter niet in het plangebied aanwezig.

Provinciaal beleid

Op provinciaal niveau maakt het waterbeheer onderdeel uit van de Omgevingsvisie Gelderland (vastgesteld 9 juli 2014).

Water maakt onderdeel uit van tweede centrale doelstelling namelijk het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. Het aspect Water heeft, net als andere beleidsvelden, geen autonoom beleidsplan meer, maar maakt onderdeel uit van de totale leefomgeving; het is nu verweven met aspecten waar het in de praktijk ook mee samenhangt. Realisatie van de doelstelling betekent onder meer:

  • ontwikkelen met kwaliteit, met respect voor ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten;
  • een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle functies; bij droogte, hitte en waterovervloed;
  • een gezonde en veilige leefomgeving
  • een gezonde vrijetijdseconomie en aandacht voor beleving, bereikbaarheid en toegangelijkheid van cultuur, natuur en landschap.

Daarnaast is de provincie nog aanspreekpunt voor drie zaken:

  • onttrekkingen voor drinkwaterwinning;
  • onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals koude- en warmte opslag (KWO);
  • industriële onttrekkingen meer dan 150.000 m3 per jaar.

Beleid waterschap en gemeente
Het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Zuid is overgedragen aan het Waterschap Rivierenland waardoor de gemeente Arnhem rekening dient te houden met het vigerende beleid van het waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het vastgestelde Waterbeheerplan (2010-2015) en de Keur en legger van het waterschap.

Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen.

  • Gemeentelijk RioleringsPlan (2009-2013), vastgesteld op 26 mei 2008; dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.
  • Waterplan Arnhem (2009-2015). Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit Tweede Waterplan Arnhem opgesteld. De gemeenteraad heeft op 19 oktober 2009 het waterplan vastgesteld. Op 26 februari 2010 hebben gemeente en de beide waterschappen de intentieovereenkomst ondertekend. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen:
    • 1. Arnhem aantrekkelijke waterstad;
    • 2. klimaatbestendig watersysteem en waterketen;
    • 3. goede kwaliteit water en waterbodem;
    • 4. bewustwording.

Samenvatting

Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

  • 1. er grondwaterneutraal gebouwd moet worden;
  • 2. er geen negatieve verstoring van de grondwaterstanden en -stromingen mag worden veroorzaakt om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen;
  • 3. er maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling;
  • 4. regenwater binnen het plangebied afgekoppeld moet worden van de riolering;
  • 5. er voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie;
  • 6. het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt;
  • 7. het gebruik van uitloogbare materialen niet is toegestaan.
3.6.7 Bodem

Algemeen

In een gebied waarvan de bestemming wijzigt, of waarvan het bestemmingsplan wordt herzien, is inzicht in de milieuhygiënische bodemkwaliteit wettelijk vereist (artikel 9 Besluit ruimtelijke ordening). De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het plan. Het rijks- en provinciale beleid op het gebied van bodemkwaliteit in ruimtelijke plannen is in diverse wetten, nota's en handreikingen vastgelegd. De belangrijkste wetten/nota's zijn:

  • 1. Wet Bodembescherming (2013);
  • 2. Voor 2015 alle ernstige en spoedeisende gevallen van bodemverontreiniging saneren en/of beheersbaar maken (NMP -3 doelstelling).

Gemeentelijk bodembeleid

De gemeente Arnhem volgt het landelijke bodemsaneringbeleid. Wel heeft de gemeente het landelijke beleid nader ingevuld in de nota “Wegwijzer in bodemland, beleidsnota bodemsanering” van december 2012. Het doel van deze nota is om de voortgang van de saneringsoperatie te stimuleren en te bewaken en een kader te geven om onderzoeken en/of saneringsplannen te kunnen toetsen.

Daarnaast heeft de gemeente het beleid voor hergebruik van grond vastgelegd in de Bodembeheernota van 26 september 2011. De milieuhygiënische bodemkwaliteit speelt vooral een rol wanneer op een bepaalde locatie een functiewijziging plaatsvindt en bouwactiviteiten voorzien zijn. De nieuwe bestemming dient op een voor de functie geschikte ondergrond te worden gerealiseerd. Voordat een omgevingsgunning voor de nieuwbouw verstrekt kan worden moet een zogeheten 'geschiktheidverklaring' afgegeven worden. Deze geschiktheidverklaring resulteert uit minimaal een historisch- (conform de NVN 5725) en verkennend bodemonderzoek (conform de NEN 5740).

Wanneer de bodem op een bepaalde locatie dusdanig verontreinigd is dat geen geschiktheidverklaring kan worden afgegeven, zal deze locatie eerst gesaneerd moeten worden, voordat er bouwactiviteiten plaats kunnen vinden.

3.6.8 Archeologie en cultuurhistorie

Rijksbeleid

Monumentenwet

Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Monumentenwet 1988 is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. De Monumentenwet 1988 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Cultuurhistorie moet op basis van het Bro (art 3.1.6 ) goed in bestemmingsplannen verankerd worden. Dit behelst niet alleen een beschrijving van de aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden, maar ook een waardering ervan en een advies over toekomstige omgang ermee, gelet op de ruimtelijke opgave die in het bestemmingsplan aan de orde is. Aangegeven moet worden hoe met de cultuurhistorische waarden rekening is gehouden in het bestemmingsplan.

Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg

De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:

  • 1. archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
  • 2. vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
  • 3. bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.

In 2007 is het verdrag vertaald in de Monumentenwet 1988.

Provinciaal beleid

Programma 'Gelderland Cultuurprovincie'

In 2012 is het Programmaplan voor Cultuur en Erfgoed 2013-2016 vastgesteld. De visie die hieraan ten grondslag ligt, is dat cultuur en erfgoed een wezenlijke bijdrage leveren aan de Gelderse samenleving. Cultuur en erfgoed zijn bouwstenen voor een goede economische en maatschappelijke ontwikkeling en bepalen mede de identiteit van Gelderland. Bij erfgoed gaat het om het duurzaam benutten van monumenten, archeologie en landschap. Enkele thema's die in het programma aan de orde komen, zijn: het vergroten van de zichtbaarheid en beleefbaarheid van erfgoed; het bevorderen van kennis en vakmanschap; het stimuleren van herbestemming en het investeren in buitenplaatsen en militaire linies.

Gemeentelijk beleid

Erfgoednota 'Panorama Arnhem'

In de Erfgoednota 'Panorama Arnhem' wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert in hoog tempo. Het erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.

Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht van alle cultuurhistorische elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt.

Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:

  • 1. Behouden door ontwikkelen
  • 2. Behouden door beschermen
  • 3. Adviseren, stimuleren en verleiden
  • 4. Kennis verwerven en verspreiden

Archeologische verwachtingenkaart

Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.

Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:

  • 1. in archeologisch waardevolle gebieden (buiten monumenten) dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 30 m2;
  • 2. in gebieden met een hoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 200 m2;
  • 3. in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 500 m2;
  • 4. in gebieden met een lage archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 2.000 m2.

Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten, geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.

Structuurvisie

De Structuurvisie Arnhem (2011) biedt een strategisch kader voor ruimtelijke planning op stedelijk niveau voor de lange termijn. Uitgangspunt is het voortbouwen op de karakteristieken van de historisch gegroeide stad. In de cultuurhistorische hoofdstructuur zijn de ruimtelijke, historische elementen weergegeven, die essentieel zijn voor Arnhem als geheel. Per landschappelijke karakteristiek zijn de ambities weergegeven. Vervolgens is een selectie gemaakt van die cultuurhistorische belangen en structuren die kansen bieden bij nieuwe gebiedsontwikkelingen in de stad: de 'Cultuurhistorische Kansenkaart'. De rijkdom van de Arnhemse cultuurhistorie is kader en inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad.

3.6.9 Duurzaam Bouwen

Regionaal beleid

Het Groene Akkoord

De gemeenten binnen de Stadsregio Arnhem Nijmegen hebben op 26 april 2013 de beleidsnotitie 'Het Groene Akkoord: de nieuwe uitdaging in duurzaam bouwen' ondertekend. In het akkoord hebben de deelnemende partijen afgesproken om de komende twee jaar één gezamenlijke taal te gaan hanteren voor duurzaam bouwen en renoveren. Het gaat daarbij om de methodieken GPR Gebouw en GPR Stedenbouw. Deze gaan uit van vijf thema's; energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Per thema worden prestaties geformuleerd, zodat er gestuurd kan worden op hoofdlijnen. Het is een nieuwe methodiek, waarmee in de praktijk nog ervaring moet worden opgedaan. Met het akkoord stemmen de deelnemende partijen in met een achttal afspraken waaraan uitvoering gegeven dient te worden.

Gemeentelijk beleid

Beleid energie en duurzaam bouwen in ontwikkelingen Arnhem

Nieuwe gebouwen en woningen moeten volgens landelijke regelgeving voldoen aan het Bouwbesluit. In het bouwbesluit worden de energieprestaties voor nieuwe gebouwen en woningen fasegewijs aangescherpt. Per 1 januari 2015 is de Energieprestatiecoëfficient (EPC) voor nieuwbouw en grootschalige renovatie aangescherpt tot 0,4 (was vanaf 2011 0,6). Verwachting is dat deze per 2020 nul wordt. Dit laatste betekent energieneutrale bouw.

Het regionale beleid duurzaam bouwen is in april 2013 vastgelegd in "Het Groene akkoord, de uitdaging in duurzaam bouwen”. Het akkoord is ondertekend door alle gemeenten in de stadsregio Arnhem-Nijmegen, corporaties en bouwpartijen. In dit akkoord zijn afspraken gemaakt om te werken aan een duurzaam gebouwde omgeving en daarbij GPR te gebruiken als taal en instrument voor duurzaam bouwen.

Het gemeentelijke beleid op het gebied van Energie en Duurzaam bouwen is vastgelegd in het Programmaplan Arnhem Energiestad 2011-2014 en in de Structuurvisie 2020-2040 (31 mei 2011, respectievelijk 10 december 2012 door de gemeenteraad van Arnhem vastgesteld).

Energievisie

De gemeente vraagt bij gebiedsontwikkelingen van meer dan 50 woningequivalenten een energievisie van de initiatiefnemer. Uitgangspunt van de visie is een Energieprestatie op Locatie (EPL) van 8 met zicht op verdere verduurzaming.

Met behulp van een energievisie kan een geschikte combinatie van energieconcepten gekozen worden. De energievisie brengt verschillende energieopties (mate/toepassing van isolatie, elektriciteit en warmte) voor het gebied in beeld en beschrijft de consequenties (energetisch, financieel, comfort, etc) daarvan voor bijvoorbeeld de locatie, de woningen, de projectontwikkeling, de bewoners en gebruikers.

GPR - Gemeentelijke Praktijk Richtlijn

Om te meten hoe energiezuinig en duurzaam gebouwen zijn, gebruikt de gemeente het instrument GPR Gebouw. GPR Gebouw bestaat uit de thema's energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Per thema krijgt een gebouw een rapportcijfer. Bouwen volgens het huidige bouwbesluit levert in principe een GPR Gebouw score van 6. Het maximale cijfer is een 10.

Voor duurzaam bouwen hanteert Arnhem de volgende ambities, gebaseerd op de 'GPR':

  • 1. Energie 8;
  • 2. Milieu 7;
  • 3. Gezondheid 7;
  • 4. Gebruikskwaliteit 7,5;
  • 5. Toekomstwaarde 7.

De gemeente Arnhem heeft als doel deze GPR-streefwaarden voor gemeentelijke bouwwerken bij planvorming in 100% te halen. De ambities zijn opgenomen in het Programma van Eisen (Vastgoedbedrijf Arnhem, 1 november 2012) voor de ontwikkeling van gemeentelijk vastgoed. Marktpartijen worden gestimuleerd en gefaciliteerd met als doel deze GPR streefwaarden te bereiken.

3.7 Economisch beleid

3.7.1 Kadernota Economisch beleid 2003-2006 (2003)

In de Kadernota Economisch beleid 2003-2006 (2003) is het economisch beleid voor de komende jaren neergelegd. De nota bouwt voort op de ambities van de Stadsvisie Arnhem 2015 en kiest op economisch gebied voor: Arnhem Dienstenstad van Oost-Nederland. Annex hieraan dient de Arnhemse ruimte en het Arnhems potentieel beter benut te worden en neemt Arnhem de taak op om uit te bouwen tot attractieve stad. Dit wordt uitgewerkt via vier strategische sporen: verbetering dienstverlening, het bieden van ruimte, promotie en acquisitie en structuurversterkende maatregelen.
In de Kadernota wordt, onder meer, gesteld dat Arnhem er voor kiest de belevingswaarde van de stad te vergroten. Arnhem is voor de wijde omgeving het regionaal centrum met de daarbij behorende voorzieningen op het gebied van detailhandel, horeca, kunst, cultuur, sport, recreatie en dergelijke. De gewenste schaalsprong van Arnhem kan niet zonder vergroting, aanpassing en modernisering van deze voorzieningen. Kwaliteit staat hierbij voorop.

3.7.2 Wijkeconomie

Het stimuleren van 'werken in de wijk' oftewel wijkeconomie, zoals vastgelegd in de gelijknamige Nota Wijkeconomie (2001) blijft een belangrijk thema. De ontwikkeling van kleinschalige bedrijvigheid en werkgelegenheid levert een bijdrage aan de verbetering van de leefbaarheid en sociale samenhang in de wijk. In dit verband is het werken aan huis, binnen duidelijk beperkte kaders, toegestaan. Concreet betekent dit dat de gemeente actief blijft bij het stimuleren van woon-werkeenheden en het ontwikkelen van kleinschalige bedrijfsverzamelgebouwen in wijken, bedoeld voor bedrijven in de ambachtelijke bedrijvigheid en de persoonlijke, zakelijke en overige dienstverlening.

3.8 Prostitutiebeleid

In de nota Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000) is het beleid neergelegd, dat gevoerd wordt in verband met de afschaffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000. Gemeenten krijgen hierdoor de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om de prostitutie te reguleren

Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de volgende elementen:

  • 1. concentratie van de raamprostitutie op één plek;
  • 2. het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken, waarbij het huidige aantal van 240 ramen verlaagd wordt naar 120;
  • 3. het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast;
  • 4. concentratie van de tippelprostitutie.

Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zélf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privé-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.

In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig en ook in het CBS-telgebied is geen seksinrichting aanwezig. In Arnhem mogen maximaal 8 seksinrichtingen zijn, waarbij er maximaal één seksinrichting per telgebied is toegestaan. Arnhem kent op dit moment 8 vergunde seksinrichtingen. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat een nieuwe aanvraag voor een seksinrichting zal worden gehonoreerd.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied.

4.2 Geluid

4.2.1 Toetsing

De Wet geluidhinder regelt de mate waarin geluid bepaalde functies mag belasten. Indien geluidgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting een akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van wegen en spoorwegen. Onderwijsgebouwen en woningen zijn geluidgevoelige objecten. De geluidbelasting op deze objecten mag in principe de 48 dB niet overschrijden.

In het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten gerealiseerd. Om die reden is een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk.

4.2.2 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.3 Luchtkwaliteit

4.3.1 Toetsing

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die een onderzoek naar luchtkwaliteit nodig maken. Er is geen sprake van een toename van het aantal gemotoriseerde verkeersbewegingen van en en naar het plangebied. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.3.2 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.4 Hinder

4.4.1 Toetsing

Binnen het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die voor hinder zorgen. Het hergebruik van de voormalige Steenfabriek Elden leidt wel tot nieuwe functies in het gebied. In de steenfabriek zijn dagrecreatieve functies mogelijk op het gebied van de beleving van natuur en cultuurhistorie, evenals voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur en verblijfsrecreatie. Voor dergelijke functies geldt een richtafstand van 10 tot 30 m. De dichtstbijzijnde hindergevoelige functie (wonen) ligt op circa 38 m ten noorden van deze steenfabriek. Deze afstand voldoet aan de richtafstand.

De locaties Meginhardweg 1a en Meginhardweg 15 is reeds lang kleinschalige bedrijvigheid mogelijk. Dat is ook nu weer mogelijk gemaakt. Hiervoor is een bedrijvenlijst in de regels opgenomen waarbij alleen bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan die geen hinder vormen voor de nabijgelegen woningen. Het betreft bij Meginhardweg 1a activiteiten die dermate weinig milieubelastend zijn voor hun omgeving, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen vanuit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend. Voor Meginhardweg 15 betreft het dezelfde activiteiten, aangevuld met activiteiten die geen hinder vormen mits zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies plaats vinden.

4.4.2 Conclusie

Het aspect hinder vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.5 Externe veiligheid

4.5.1 Toetsing

De navolgende afbeelding bevat een fragment van de risicokaart Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0017.png"

Uitsnede risicokaart Nederland

Daarmee worden er geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten, dan wel risicovolle activiteiten mogelijk gemaakt. Ter indicatie is een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en in de omgeving van het plangebied.

Mobiele bronnen

Het plangebied ligt in de directe omgeving van de Rijn waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Uit het Basisnet water volgt dat er op dit traject van de Rijn geen 10-6 PR contour is. De transportaantallen zijn daarnaast dusdanig laag dat er geen verantwoording van het groepsrisico hoeft plaats te vinden.

Vanuit het Basisnet Water moet getoetst worden aan het plasbrandaandachtsgebied. Binnen dit gebied (25 meter uit de oever van de Rijn) mogen in principe geen nieuwe kwetsbare objecten worden bestemd. In dit bestemmingsplan is daar ook geen sprake van, zodat aan dit criterium wordt voldaan.

Stationaire bronnen

LPG tankstation (Eldenseweg 2)

Het LPG-tankstation aan de Eldenseweg 2 heeft een 10-6 PR contour van 40 meter vanaf het LPG vulpunt. Deze contour ligt buiten het plangebied. Het invloedsgebied van groepsrisico bedraagt 150 m. Binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van het LPG-tankstation bevinden zich geen (beperkt)kwetsbare objecten.

Scheepvaartwinkel BV (Stadsblokkenweg 1)

De scheepvaartwinkel is op basis van de omgevingsvergunning voor het in werking hebben van een inrichting (voorheen milieuvergunning) op de risicokaart opgenomen. Ter plaatse van deze inrichting is een bovengrondse propaantank met een inhoud van 5.000 liter gesitueerd. De 10-6 contour van deze opslag bedraagt 10 meter. Deze contour ligt buiten het plangebied. De inrichting heeft geen groepsrisico. Nadere toetsing aan het groepsrisico is daarom niet noodzakelijk.

4.5.2 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.6 Groen en ecologie

Binnen het Provinciaal beleid is het natuurcomplex Meinerswijk één van de kernkwaliteiten. Daarnaast zijn de verschillende natuurtypen en aandachtssoorten als kernkwaliteit benoemd. Limes met castella cultuurhistorische waarden van de uiterwaarden, waterstaatswerken (kades en sluisjes), kleiwinningen, maar ook de ecosysteemdiensten: recreatie, wateropvang en -afvoer zijn onderdeel van deze kernkwaliteiten.

De gebiedsvisie heeft tot doel de natuurwaarden te versterken in een robuust natuurnetwerk, maar ook de landschappelijke- en cultuurhistorische waarden te behouden en beleefbaar te maken. Daarvoor is in de gebiedsvisie een zonering opgenomen die ook vertaald is in het bestemmingsplan en de regels.

Ook de provincie heeft in de reactie op de bevindingen rapportage, de lijn onderschreven voor een bescheiden, bijzonder programma voor Stadsblokken-Meinerswijk:. Dat de bevindingenrapportage voorziet in de basiswaarden voor natuur, water en cultuur die er nu zijn en bij uitvoering ook moeten kunnen blijven. Dat het toe te voegen programma de betekenis van die waarden moeten versterken en dat deze bij voorkeur een openbaar karakter krijgen.

De gebiedsvisie is een uitwerkingen van deze bevindingenrapportage en de basis geweest voor contractafspraken met de Provincie waarbij de realisatie van robuuste uiterwaardnatuur en stimulering van natuurontwikkeling naast het bevorderen van de toegankelijkheid en het behouden en beleefbaar maken van cultuurhistorische waarden en ontwikkeling van recreatie enkele van de te realiseren doelen zijn.

Het realiseren van die doelen is vertaald in de gebiedsvisie naar een zonering. Deze zonering is ook de basis voor de planologische bescherming. zonering die grotendeels aansluit op de begrenzing van het Gelders natuurnetwerk (GNN) het de Groene Ontwikkelingszone (GO). De meest intensieve plekken liggen of buiten het GNN of zijn onderdeel van de Groene Ontwikkelzone In tegenstelling tot wat het provinciaal beleid aangeeft (GNN bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming), dient opgemerkt te worden dat in Meinerswijk ook gebieden onder GNN zijn geplaatst die (nog) geen natuurbestemming hadden of natuur zijn. Ook is in het gebied geen zoekzone nieuwe natuur aangegeven. Wel is bij de kernkwaliteiten aangegeven de ontwikkeling van diverse rivier gebonden vegetatie structuren, daaruit kan geconcludeerd worden dat niet alleen bestaande natuur, maar ook ontwikkeling van nieuwe natuur onderdeel is van de te realiseren kwaliteiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0018.jpg"

Het huidige bestemmingsplan regelt dat totaal 19,3 ha. bestaande natuur (gebied 1,2 en 7) ook als zodanig bestemd wordt. Daarnaast worden de in het kader van de Ruimte voor de Rivier/Gebiedsvisie uitgevoerde werken binnen GNN 13,5 ha. nieuwe natuur en planologisch toegevoegd (gebied 3 en 4). Op een enkel perceel moet hier de feitelijke natuur invulling nog plaats vinden. Binnen GO krijgt 15,1 ha. (gebied 5) de bestemming groen- Landschap park en 3,9 ha. de bestemming natuur.

4.6.1 Groenbalans

De nu voorgestelde planologische veranderingen geven onderstaand effect op het areaal groen.

Bestemmingen   Huidige Bestemmingsplannen **   Ontwerp BP 2015  
vervallen bestemmingsplannen   Totaal ca. 69,6 ha
(gebieden 5,6,7,8)  
0 m2  
natuur   ca. 79 ha.   158,4 ha.  
water   ca. 8,7 ha.   0 ha.  
agrarisch   ca. 72,9 ha.   0 ha.  
agrarisch met waarde     49 ha.  
groen- landschap/ park   0 m2   40,73 ha.  
recreatie   0 m2   0,42 ha.  
wonen   pm   pm  
verkeer   pm   8,2 ha.  

** oppervlakte van analoge plankaart is niet exact aan te geven.

Met de wijziging van de bestemmingen en de feitelijke realisatie van natuur wordt de planologische bescherming geregeld, daarnaast wordt de natuur ook feitelijk ontwikkeld. Op deze wijze wordt uitvoering gegeven om de in de Omgevingsvisie Gelderland aangegeven kernkwaliteiten, ontwikkeling stroomdalgrasland struweel en ooibos daadwerkelijk de ruimte te geven zich te ontwikkelen en deze waarden planologisch te borgen .De afronding van Meinerswijk en het realiseren van een nieuw park op de Stadsblokken en een deel van Meinerswijk zijn twee van de ambities van formaat uit het gemeentelijk groenbeleid. Naast het realiseren van natuurwaarden met struinnatuur, is een toeristisch recreatief aantrekkelijk gebied beoogd en wordt een passende functie voor de steenfabriek Elden binnen de ecologische doelstelling geambieerd. Daarbij zijn het gebruik en de rustgebieden voor de fauna gezoneerd. Picknick en verblijf vind plaats in natuurlijke open ruimten. Koers voor het beheer is dat het rivierengebied één beheerregime kent. Verschillende typen water zijn en blijven aanwezig.

Het beleid uit het groenplan is inmiddels uitgewerkt en vastgesteld in de Gebiedsvisie. Binnen deze visie is een duidelijke zonering voor het recreatief gebruik aangegeven. De visie wordt gefaseerd in de tijd uitgevoerd.

Inmiddels zijn de Ruimte voor de Rivier maatregelen in 2014 uitgevoerd, het areaal water is daardoor in de Groene Rivier (Groene Ontwikkelzone) vergroot en het eerste deel van de landschappelijke en ecologische verbinding met het oostelijke gebied de Bakenhof is gelegd. Door de aanleg van een struinvlakte en waterzone westelijk van de Plas van Bruil is agrarisch gebied heringericht en vormt de basis voor nieuwe, begraasde, natuur. Een feitelijke verbinding met het bestaande begraasde natuurgebied wordt momenteel onderzocht. Een zuidelijk van Meginhardweg gelegen zone tussen het bestaande begrazingsgebied en de nieuwe struinvlakte is daarvoor beoogd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0019.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0020.png"

Inmiddels is ook het grootste deel van de recreatieve wandel- en fietsroute aangelegd. Daarbij is hoofdzakelijk de bestaande wegen- en padenstructuur aangehouden. De uitwerking is getoetst aan de Flora- en faunawet en de aanbevelingen zijn verwerkt bij de uitvoering.

Ook de werkzaamheden uit het uitvoeringsprogramma zijn aan de wetgeving en de effecten op de bestaande natuur getoetst. Deze toetsing (KNNV-Arnhem, Veldcontrole Uitvoeringsplan Stadsblokken Meinerswijk 1e fase 2014, juli 2014) is opgenomen als bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan. Bij de voorgenomen activiteiten bij de Nelson Mandelabrug, de woonenclaves Haven van Coers, De Praets en 't Heuveltje komen geen rode lijst of anderszins bijzonder soorten voor en zijn er geen strijdigheden met de Flora- en faunawet.

Bij de steenfabriek Elden wordt binnen de recreatieve bestemming aan de westzijde van het complex, ruimte geboden voor de uitbreiding van de recreatieve buitenruimte. Uit de veldcontrole blijkt dat op het terrein rondom de steenfabriek de beschermde soort Veldsalie voorkomt (tabel 2) en een groot aantal Rode lijst- en fluviatiele soorten, waaronder Grote centaurie, Cypreswolfsmelk en Kleine ratelaar. Het gebied is grotendeels stroomdalgrasland (habitattype 6120). Aanleg en uitbreiding van het terras aan de zuidwestzijde van de steenfabriek leidt niet tot directe schade aan beschermde planten of anderszins tot substantieel verlies aan natuurwaarden. Wel is er het risico van intensieve betreding van het aanliggende gebied waar naast Veldsalie onder meer Grote centaurie groeit. Om die reden wordt een duidelijke scheiding tussen het terras en het natuurgebied aangebracht. Met deze maatregel is er geen strijdigheid met de Flora- en faunawet.

De strook beoogd voor culturele evenementen aan de zuid- westzijde bevat geen beschermde soorten. Er is geen strijdigheid van het gewijzigde gebruik met de Flora- en faunawet. In het aangrenzende gebied komen wel bijzondere soorten voor. Door de bestaande rozenstruiken als grens te hanteren worden nadelige gevolgen voor deze soorten voorkomen.

De aanwezigheid van steenmarter en jaarrond beschermde nesten in en op het gebouw van de steenfabriek Elden hoeft geen strijdigheid op te leveren met de nieuwe bestemming. Het is een groot complex waardoor in de planuitwerking voldoende gelegenheid is om bestaande beschermde soorten in combinatie met de nieuwe functie een plaats te geven. Bij de uitvoering zal afgewogen worden of een vergunning in het kader van de Flora- en faunawet nodig is.

De uitbreiding van de buitenruimte/ terras en het nog niet gerealiseerde fietspad noordelijk van de Meginhardweg leidt tot een vermindering van het areaal GNN. Deze intensievere recreatieve functies van totaal 3.340 m2 wordt gecompenseerd door 1.995 m2 (de voormalige zomerkade) van GO naar natuur te bestemmen. Daarnaast krijgt binnen GO 15,1 ha (de Groene Rivier) de bestemming groen-landschap/park waarbij behoud en ontwikkeling van natuurwaarden een doeleinde is.

Het open maken van de oeverlijn naar de Rijn en het visualiseren van het castellum kan door maatwerk in de uitvoering, zodanig worden uitgevoerd dat geen strijdigheid met bijzonder soorten en kernkwaliteiten van de gelderse natuur optreedt. Het castellum betreft een betrekkelijk klein gedeelte van het hele gebied. Dit deel bevat geen bijzondere soorten die alleen daar voorkomen. De natuurwaarden van het gebied worden door de werkzaamheden nauwelijks aangetast. Er zijn geen strijdigheden met de Flora- en faunawet die de uitvoering in de weg staan. Met het visualiseren van de Limes wordt inhoud gegeven aan de kernkwaliteit Limes en castella.

De visualisering van de IJsselinie en de aanvullingen op het recreatieve netwerk en de plaatsing van de hangbrug beslaan een betrekkelijk klein oppervlak en liggen niet op plaatsen met beschermde soorten. Bij de uitwerking wordt op een enkel punt de routing aangepast zodat recreatief gebruik en natuurontwikkeling samen op kunnen gaan.

Conclusie

Het uitvoeringsprogramma geeft inhoud aan de ontwikkeling van de natuurlijke kernkwaliteiten en de ecosysteemdiensten die de Omgevingsvisie Gelderland aangeeft. De uitvoering kan zodanig plaats vinden dat beschermde soorten worden ontzien, door planning en wijze van uitvoering. Er is een zeer beperkte verschuiving van het GNN nodig om in de directe omgeving van de steenfabriek Elden en de nog geplande fietsrouting, de openbare functies en toekomstige recreatieve functies goed te combineren. In het plan wordt nu 19,3 ha. bestaande natuur planologisch beschermd daarnaast wordt nog eens 13,5 ha. nieuwe natuur en planologisch toegevoegd. Daarnaast krijgt ca. 40 ha de bestemming Groen-landschap/park waarbij behoud en ontwikkeling van natuurwaarden een doeleinde is. De realisatie van een recreatieve zonering zorgt dat delen van het gebied iets drukker worden, maar andere delen ook rustiger kunnen blijven. Dit is verwerkt in dit bestemmingsplan.

4.7 Water

4.7.1 Algemeen

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en waterlast voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het noodzakelijk dat gebiedseigen water zo lang mogelijk in het gebied zelf blijft. Dit gebeurt door middel van het afkoppelen van het schone hemelwater (regen) wat op verhardingen en daken valt.

Per 1 juli 2008 is de Wro in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen.

4.7.2 Situatie plangebied

Waterkwantiteit

In het plangebied zijn rivierverruimende maatregelen uitgevoerd in het kader van de Planologische Kernbeslissing 'Ruimte voor de Rivier'. De reeds uitgevoerde maatregelen zijn in dit bestemmingsplan positief bestemd. Het plangebied valt onder het stroomvoerend regime van de Beleidslijn grote rivieren. In de bestemming Waterstaat is geregeld dat in het gehele plangebied de doorstroming ten tijde van hoogwater is beschermd. Tevens is de doorstroming beschermd door een toename van bebouwing strikt te beperken.

Oppervlaktewater

Het plangebied behoort tot de uiterwaarden van de rivier de Neder-Rijn. Het oppervlaktewater in het plangebied is daarmee sterk afhankelijk van het waterpeil op Nederrijn. Normaliter heeft de Nederrijn een waterpeil van circa 8 m + N.A.P. Vanaf een waterpeil van circa 11 m + N.A.P. wordt de 'De Groene Rivier' tussen de Stadsblokken en de winterdijk en door Meinerswijk, watervoerend. Vanaf een hoogwaterpeil van circa 12,5 m + N.A.P. stroomt het water over de gehele breedte van de rivierbedding (van waterkering tot waterkering) mee, op een aantal hoogwaterplaatsen na. Als de uiterwaarden niet overstroomt zijn, dan bestaat het oppervlaktewater in het plangebied uit enkele waterplassen. De plassen bestaan o.a. uit een oude kolk, kleiafgravingen voor de baksteenindustrie en de Sleutelplas welke is afgegraven om het zand te gebruiken bij de aanleg van de Pleyroute.

Grondwater

Het grondwater in het plangebied is in sterke mate afhankelijk van het rivierpeil. Bij een normaal rivierpeil werkt de zomerbedding drainerend op het omliggende uiterwaardengebied. Dat wil zeggen dat het ondiep grondwater richting de rivier stroomt. Bij een stijgend rivierpeil zal de stromingsrichting veranderen en van de rivier afstromen wat tot kwel in de binnendijkse gebieden kan leiden. Het diepe grondwater afkomstig van de Veluwe, stroomt onder de rivierbedding van de Nederrijn door. Dit komt als kwelwater in de Betuwe aan de oppervlakte.

Afvalwatersysteem

Het grootste gedeelte van het gebied is onverhard waardoor regenwater direct in de bodem infiltreert of in het oppervlaktewater terecht komt. Alleen de Praets is met behulp van een persleiding op het gemeentelijk riool aangesloten. Het vuilwater van overige bebouwing wordt zoveel mogelijk met behulp van IBA's ( Individuele Behandeling Afvalwater) verwerkt.

Waterkering

De zuidkant van het plangebied wordt begrensd door de beschermingzone van de primaire waterkering. De waterkering en de beschermingszone worden beschermd door de keur en legger van het Waterschap Rivierenland. De beschermingszone reikt tot in het plangebied van dit bestemmingsplan. In de regels is daarom een 'vrijwaringszone - dijk' opgenomen, waarin de bescherming van de primaire waterkering is geregeld.

4.7.3 Watertoets

Algemeen

De watertoets is in feite geen 'toets', maar een proces waarbij de waterbeheerder samenwerkt met de overheid die verantwoordelijk is voor een ruimtelijk plan. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het uitvoeren van een watertoets betrekt de waterbeheerder actief bij ruimtelijke besluitvormingsprocessen en geeft water een duidelijke plek binnen de ruimtelijke ordening.

Meestal is het waterschap de waterbeheerder, maar soms moeten ook andere waterbeheerders worden betrokken bij de planvorming (bijvoorbeeld Rijkswaterstaat).

In dit plan zijn twee waterbeheerders betrokken: Rijkswaterstaat en waterschap Rivierenland.

Rijkswaterstaat

Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het beheer van de uiterwaarden van de rivier de Rijn. Rijkswaterstaat is in het kader van het vooroverleg betrokken bij het opstellen van het bestemmingsplan.

Waterschap Rivierenland

Waterschap Rivierenland is verantwoordelijk voor het beheer van de waterkering aan de zuidzijde van het plangebied. Voor het doorlopen van de watertoets gebruikt dit waterschap de website www.dewatertoets.nl. Het waterschap kijkt, op basis van de antwoorden die op de website worden ingevuld, of bij de ruimtelijke ontwikkeling voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding ter plaatse en geeft een wateradvies.

Op basis van de ingevulde digitale watertoets wordt door het waterschap geconcludeerd dat er sprake is van een normale watertoetsprocedure1. Dit betekent dat er nader overleg plaats moet vinden met Waterschap Rivierenland. De ingevulde watertoets is als bijlage bijgevoegd. Het waterschap is in het kader van het vooroverleg betrokken bij het opstellen van het bestemmingsplan.

4.7.4 Conclusie

Uit het gevoerde overleg met Rijkswaterstaat en het waterschap blijkt dat het aspect water geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan.

4.8 Bodem

4.8.1 Toetsing

Bekende (mogelijke) bodemverontreinigingen

Met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem is een inventarisatie uitgevoerd van de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in of direct grenzend aan het betreffende plangebied. Uit de inventarisatie is gebleken dat in het of direct grenzend aan het plangebied de volgende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn:

Adres   BISnr.   Aangetoond of potentieel geval   Omschrijving  
Stadsblokken - Groene Rivier (vml. stortplaats)   0023   aangetoond   Het gaat om het gebied ten zuiden van Stadsblokken, de Groene Rivier. In het verleden is het westelijk deel in gebruik geweest als gemeentelijke noodstortplaats. De bodem is in het grootste deel van het gehele gebied matig tot sterk verontreinigd. De sterke verontreiniging betreft zware metalen en PAK.
Het grondwater is licht verontreinigd.  
Stadsblokkenweg   0027   aangetoond en (deels) beschikt   Het gaat om het gebied ten zuidwesten van de Stadsblokkenweg. In het verleden is de locatie in gebruik geweest als gemeentelijke noodstortplaats. De bodem in het gebied is matig tot sterk verontreinigd. De sterke verontreiniging betreft zware metalen, PAK en minerale olie.
Het grondwater is licht verontreinigd.  
Langs Eldensedijk   0029   aangetoond   Het gaat om een strook oostelijk langs de Eldensedijk en om de meest westelijke strook van de Groene Rivier. In het verleden is de locatie in gebruik geweest als gemeentelijke noodstortplaats. De bodem in het gebied is licht tot sterk verontreinigd. De sterke verontreiniging betreft zware metalen, PAK en minerale olie. Het grondwater is licht verontreinigd.  
Stadsblokkenweg – voormalig ASM-terrein
(buiten plangebied)  
0037   aangetoond   Het gaat om het terrein van de voormalige ASM (scheepswerf). Het oostelijke deel van het terrein is niet of nauwelijks verontreinigd. Maar gaande in westelijke richting neemt de mate van verontreiniging duidelijk toe. De bodem in het middendeel en vooral in het westelijke deel van het terrein is matig tot sterk verontreinigd. De sterke verontreiniging betreft lood en zink.
Het grondwater is licht verontreinigd.  
Meinerswijk 'achter steenfabriek'   0039   aangetoond en (deels) beschikt   De locatie ligt ten noorden/noordwesten van de Meginhardweg. In het verleden hebben daar stortingen van onbekend materiaal plaatsgevonden. De bodem van het zuidoostelijk deel en van een spot in het noordwestelijk deel is sterk verontreinigd; de sterke verontreiniging betreft zware metalen en PAK. De bodem van het overige terrein is niet tot licht verontreinigd.
Het grondwater is licht verontreinigd.  
Stadsblokkenweg tussen Van Workum en ASM   0074   aangetoond   De locatie ligt aan de noordoostkant van de Stadsblokkenweg, tussen Van Workum en voormalig ASM-terrein. Op de locatie zijn een autosloperij en een metaalgieterij aanwezig geweest. De bodem van het noordelijke deel van het terrein is ernstig verontreinigd. De sterke verontreiniging betreft PAK en minerale olie. Het midden en het zuidelijke deel zijn licht verontreinigd.
Het grondwater is licht verontreinigd.  
Steenfabriek Meinerswijk
(buiten plangebied)  
0144   aangetoond   De locatie bevindt zich bij de voormalige steenfabriek Meinerswijk. De locatie is grotendeels licht verontreinigd. De bodem van een viertal deellocaties is echter sterk verontreinigd. De sterke verontreiniging betreft zware metalen, PAK en minerale olie.
Het grondwater is licht verontreinigd.  
Voormalige stortplaatsen Meinerswijk     potentieel   In Meinerswijk liggen, behalve de hierboven vermelde locaties, nog ca. 14 voormalige stortplaatsen. Het gaat om voormalige tichelgaten van de steenfabrieken waarin veel afval is gestort. Dit zijn potentiële gevallen van ernstige bodemverontreiniging, die niet spoedeisend zijn. De mogelijkheid bestaat om de stortplaatsen als één geval van bodemverontreiniging te beschouwen. Er is potentieel risico in verband met de contactmogelijkheden met het stortmateriaal en de dunne afdeklaag van de stortplaatsen; begrazing is in principe wel toegestaan. Ook het risico op nalevering van verontreinigende stoffen aan het freatisch grondwater en het grondwater van het eerste watervoerende pakket wordt relevant geacht (Rapport VOSGE/030, 2001).  

De navolgende afbeelding geeft een overzicht van de (aangetoonde) gevallen van ernstige bodemverontreiniging. De nummers verwijzen daarbij naar de BIS-nummers in voorgaande tabel. De met 'vos-' aangeduide locaties verwijzen naar de voormalige stortplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0021.png"

Overzicht van (aangetoonde) gevallen van bodemverontreiniging

Direct aangrenzend aan het plangebied ligt de volgende waterbodemverontreiniging:

Adres   BISnr.   Omschrijving  
Haven van Coers   0236   De waterbodem van de Haven van Coers/Haven van Workum is matig tot sterk verontreinigd met zware metalen en PCB's (klasse 3 en 4). In 2006 is de toegang vanaf de Nederrijn naar de haven gebaggerd. Het overige deel van de haven is niet gebaggerd; hier is de verontreiniging derhalve nog aanwezig.
Van de in de nabijheid gelegen ASM-haven zijn bij de gemeente geen bodemkwaliteitsgegevens bekend.  

Beschrijving algemene bodemkwaliteit in het plangebied

Het gebied Stadsblokken/Meinerswijk ligt niet in een zone van de Arnhemse bodemkwaliteitskaart. In uiterwaarden is nagenoeg altijd sprake van diffuse bodemverontreiniging doordat bij overstromingen verontreinigd slib achterblijft. Volgens de Bodemzoneringskaart Rijntakken (RWS/RIZA, 2002) is het gebied grotendeels ingedeeld in zone 2 en 3, wat betekent dat ca. 60 tot 70% van de bovengrond matig tot sterk verontreinigd is.

Bij de voormalige stortplaatsen en in de omgeving van de bebouwing in het gebied bestaat er een grote kans op het aantreffen van asbest.

Gevolgen bestemmingsplan

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied ten behoeve van dit bestemmingsplan. Er is een aantal (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Bij voortzetting van het huidig gebruik bestaat er geen saneringsnoodzaak. Bij herinrichting en/of wijziging van het gebruik kan nader onderzoek of sanering wel noodzakelijk blijken.

In het plangebied worden twee nieuwe gevoeligere functies mogelijk gemaakt. Ten oosten van de Haven van Coers wordt een moestuin/ontmoetingstuin mogelijk gemaakt en de voormalige steenfabriek Elden krijgt een recreatieve functie.

Moestuin/ontmoetingstuin

Op initiatief van de bewoners van de Haven van Coers maakt dit bestemmingsplan, in het gebied tussen de Haven van Coers en de Stadsblokkenweg, de aanleg van een moestuin/ontmoetingstuin mogelijk. Dit terrein is in het verleden opgehoogd, waarbij de bovengrond (0-0,5 m-mv) plaatselijk een sterke bijmenging van bodemvreemd materiaal (o.a. puin en asbest) bevat, waardoor matig tot sterke verontreinigingen met asbest, koper, nikkel, zink en PAK zijn aangetroffen. In 2013 heeft een asbestonderzoek plaatsgevonden (Nader onderzoek asbest in bodem, BOOT organiserend ingenieursburo, P11-0444-025, 7 januari 2013) waaruit blijkt dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest.

Om het gebied geschikt te maken voor de beoogde functie is een bodemsanering noodzakelijk. Het doel van de sanering is het terugbrengen van het verontreinigingniveau zodanig, dat de (humane) risico's, in relatie tot de toekomstige functie van de locatie, weggenomen zijn. Dit betekent dat de bovengrond functiegericht wordt gesaneerd. De asbesthoudende bovengrond wordt gedeeltelijk ontgraven, zodat een leeflaag wordt gecreëerd met een dikte van 1 m-mv, waarin de asbestconcentratie tot een aanvaardbaar niveau (< Maximale waarde wonen/interventiewaarde) is teruggebracht. Voor de sanering is een saneringsplan opgesteld (Deelsaneringsplan Stadsblokkenweg Arnhem, BOOT organiserend ingenieursburo, P13-0718-001, 20 januari 2014). Met het uitvoeren van dit saneringsplan vormt het aspect boden geen belemmering voor de aanleg van de moestuin/ontmoetingstuin. Om te borgen dat de sanering daadwerkelijk plaatsvindt is de aanleg van de moestuin/ontmoetingstuin is in artikel 6.4 van de regels van dit bestemmingsplan gekoppeld aan het saneringsplan. Dit betekent dat de aanleg pas mogelijk is nadat de sanering heeft plaatsgevonden conform het saneringsplan zoals dat als bijlage bij de regels is opgenomen.

4.8.2 Conclusie

Rekening houdend met de noodzakelijke sanering ter plaatse van de moestuin/ontmoetingstuin vormt het aspect bodemhygiëne geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

4.9.1 Toetsing

Archeologie

Voor het grootste deel van Meinerswijk geldt een hoge archeologische verwachtingskans. In het plangebied is bijna 2000 jaar onafgebroken bewoning geweest; sporen hiervan zijn door nagenoeg heel de polder terug te vinden. De Romeinse periode wordt vertegenwoordigd door het castellum en de limes. Ook buiten het castellum zijn Romeinse sporen te verwachten. Niet zelden werden bij castella dorpen door de inheemse bevolking gebouwd die zo op velerlei wijze van de nabije Romeinse aanwezigheid kon profiteren. De middeleeuwse periode is in Meinerswijk rijk geschakeerd aanwezig. Het gebied wordt reeds in de 9e eeuw meermaals genoemd als locatie van de oude nederzetting Meginhardiswich. Ook De Praets betreft een nederzetting uit de Middeleeuwen. Middenin Meinerswijk ligt de locatie van Huis Meinerswijk dat zijn oorsprong mogelijk in de 13e eeuw heeft. Met de Arnhemse binnenstad kan Meinerswijk worden geclassificeerd als één van de belangrijkste archeologische gebieden in Arnhem. Het castellum en Huis Meinerswijk hebben de status van archeologisch rijksmonument. Alleen het uiterst noordelijke en oostelijke deel van het plangebied heeft een lage archeologische verwachtingskans. De vondst van drie middeleeuwse schepen in naar verwachting verzande rivierbeddingen wijst echter uit dat ook hier rekening moet worden gehouden met archeologische waarden.

De navolgende afbeelding betreft een uitsnede van de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart. Voor de bij de binnen het plangebied voorkomende verwachtingswaarden is in de legenda een beschermingsregime opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0022.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.754-0301_0023.png"

Gevolgen bestemmingsplan

Binnen het plangebied komen rijksbeschermde archeologische waardevolle gebieden voor. Hier vinden geen bodemingrepen plaats. Op de overige gronden vinden incidenteel bodemingrepen plaats bij bijvoorbeeld de realisatie van een hangbrug en het herstellen van fietspaden. Deze ingrepen zijn echter kleiner dan 30 m2 en/of minder diep dan 40 cm.

Binnen het plangebied worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor bodemingrepen worden uitgevoerd. Om die reden is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Ter bescherming van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden in het plangebied is het gemeentelijk archeologiebeleid in dit bestemmingsplan verwerkt. Op de verbeelding en in de regels zijn, bij de verwachtingswaarden passende, dubbelbestemmingen voor archeologie opgenomen. Op deze manier worden mogelijke archeologische waarden in de bodem beschermd tegen bodemingrepen in de toekomst.

Cultuurhistorie

Meinerswijk is cultuurhistorisch een zeer bijzonder gebied. Van belang zijn o.a. het Castellum en de Limes (dit is een belangrijk element om het verhaal van de Romeinse tijd beleefbaar te maken); locatie huis Meinerswijk, de 17e-eeuwse Grift, het aanlandpunt van de schipbrug, oude weg- en dijkpatronen, de Sleuteldam, het gehucht De Praets als voortzetting van middeleeuwse bewoning en de sporen van laat 19e-eeuwse industrialisering. Bij dat laatste moet vooral worden gedacht aan de vlamoven van de steenfabriek Elden, als relict van de baksteenfabricage, en de in relatie hiermee ontstane kleigaten, maar ook de ASM-haven met resten van de sleephelling. Met de IJssellinie zijn in Meinerswijk cultuurhistorische relicten aanwezig die zich uitstrekken tot buiten Arnhem en van bovenlokaal belang zijn. De afzonderlijke objecten zijn hierbij van belang, maar een goed begrip van de werking van de linie ontstaat pas als de lineaire structuur in stand wordt gehouden.

Gevolgen bestemmingsplan

Met de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied moet zorgvuldig worden omgesprongen. Het bestemmingsplan moet dan ook voorzien in een verantwoorde omgang met de aanwezige cultuurhistorische waarden. Uitgangspunt hierbij is het niet alleen behoud en versterking van de afzonderlijke elementen, maar om het sturen van ontwikkelingen die de hele historische gelaagdheid van het landschap tonen, respecteren en benutten. Het bestemmingplan maakt het beter beleefbaar maken van de cultuurhistorische waarden mogelijk.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die een negatief effect op cultuurhistorische elementen binnen het plangebied hebben. Binnen de afzonderlijke bestemmingen zijn beschermende regels opgenomen voor de aanwezige cultuurhistorische elementen. Daarnaast bevinden zich binnen het plangebied een aantal monumenten. Deze monumenten worden beschermd via de Monumentenwet.

4.9.2 Conclusie

De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving en -verantwoording

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels toegelicht. De keuze voor de verschillende bestemmingen wordt gemotiveerd alsmede de gebruiks- en bouwmogelijkheden die in dit bestemmingsplan worden geboden.

5.2 Opzet van de regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen is verplicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  • Overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • artikel 1
    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
  • artikel 2
    Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Op de verbeelding zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.

5.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming aangegeven.

Deze bestemmingen zijn in de regels onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan (wonen, bedrijvigheid etc.);
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
  • Afwijken van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels
  • Verboden gebruik: welke vormen van gebruik zijn uitgesloten.

In paragraaf 5.3 worden de verschillende bestemmingen toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen. Daarnaast wordt, indien gekozen wordt af te wijken van de bestemming uit het geldende bestemmingsplan, aangeven waarom daarvoor is gekozen.

5.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  • Anti-dubbeltelregel
    Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend.
  • Algemene bouwregels
    Hierin zijn de algemene bouwregels opgenomen zoals de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak en de uitleg van het bebouwingspercentage.
  • Algemene gebruiksregels
    In dit artikel zijn de algemene gebruiksregels opgenomen. Hierin is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan. Daarnaast is opgenomen dat het niet is toegestaan om gronden of bouwwerken te gebruiken indien niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de in de Arnhemse beleidsregels voor parkeren opgenomen normen. Deze bepaling is noodzakelijk omdat met de komst van de Reparatiewet BZK 2014 de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening zijn komen te vervallen. In de bouwverordening was opgenomen dat er voldoende parkeerplaatsen moesten worden gerealiseerd voor de betreffende ontwikkeling. Om het aspect parkeren voldoende te waarborgen, moet hiervoor een regeling in het bestemmingsplan worden opgenomen.
  • Algemene aanduidingsregels
    Hierin zijn regels opgenomen ter bescherming van de primaire waterkering.
  • Algemene afwijkingsregels
    In dit artikel worden de afwijkingsvoorwaarden beschreven. Deze afwijkingen gelden voor het hele plangebied. De afwijkingen die uitsluitend gelden voor een bepaalde bestemming zijn in het betreffende artikel van die bestemming opgenomen.
  • Overige regels
    In dit artikel zijn regels met betrekking tot parkeren en laden en lossen opgenomen. Deze bepaling komt eveneens voort uit de komst van de Reparatiewet BZK 2014.
5.2.4 Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk staan de overgangs- en slotregels. In het overgangsrecht is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

5.3 Verantwoording van de regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van o.a. ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

5.3.1 Afzonderlijke bestemmingen

In de volgende subparagrafen worden de afzonderlijke bestemmingen die voorkomen in het bestemmingsplan besproken.

Per bestemming wordt ingegaan op:

  • a. welke gronden zijn zo bestemd;
  • b. wat houdt de bestemming in;
  • c. eventuele aanduidingen of andere bijzonderheden.
5.3.2 Agrarisch met waarden

Het bestaande agrarische bedrijf aan de Meginhardweg 5 en 5a heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden' (Artikel 3). Binnen deze bestemming zijn agrarische bedrijven toegestaan. Alle bedrijfsgebouwen (inclusief schuren, loodsen, mestplaten en silo's) en één agrarische bedrijfswoning vallen binnen deze bestemming. In lijn met de Verordening Ruimte van de provincie Gelderland is veehouderij alleen grondgebonden toegestaan. Dit houdt in dat het bedrijf grotendeels in zijn eigen ruwvoerbehoefte moet voorzien. Op deze manier blijft de omvang van het bedrijf afgestemd op de in het gebied aanwezige landbouwgronden. Naast de agrarische functie zijn ook verschillende nevenactiviteiten toegestaan. Het betreft met name nevenactiviteiten op het gebied van dag- en verblijfsrecreatie, zoals boerengolf, de verkoop van streekeigen producten, bed & breakfast, een groepsaccommodatie enzovoorts. Voor deze activiteiten geldt als voorwaarde dat ze ondergeschikt blijven aan de agrarische functie. Het agrarische bedrijf, met haar kleinschalige recreatieve voorzieningen, vormt een waardevol element in het uiterwaardenpark Stadsblokken - Meinerswijk en vormt een verwijzing naar het agrarische verleden van dit gebied dat nu volledig door de stad is ingesloten.

Rondom de bestaande gebouwen is op de verbeelding een bouwvlak opgenomen. In de regels is bepaald dat de bedrijfswoning en bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak moeten worden opgericht. Op de verbeelding zijn in het bouwvlak de maximale bouw- en goothoogten opgenomen. Daarnaast geldt voor de bedrijfswoning een maximale inhoudsmaat en is bepaald dat de bedrijfswoning uitsluitend op de bestaande locatie gesitueerd moet zijn. Hiermee wordt voorkomen dat de bedrijfswoning te dicht op de N225 gebouwd kan worden waardoor een, akoestisch gezien, slechtere situatie zou ontstaan.

Het agrarisch bedrijf ligt in een buitendijks gebied met een stroomvoerende functie, zodat bij hoogwater in de Rijn, het gehele gebied ingezet kan worden voor de afvoer van dit rivierwater. Om te voorkomen dat nieuwe bebouwing in de uiterwaard de afvoer van het water belemmert, gelden er beperkingen ten aanzien van het bouwen. Bij recht mag de gezamenlijke oppervlakte van de woning en de bijgebouwen met niet meer dan 10% toenemen. Hetzelfde geldt voor de gezamenlijke oppervlakte voor de bedrijfsgebouwen. Via een omgevingsvergunning kan een grotere oppervlakte aan bedrijfsgebouwen worden toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorwaarden vanuit de Beleidslijn Grote Rivieren, zoals opgenomen in de regels.

Ook een aantal weidegronden zijn voorzien van een bestemming Agrarisch met waarden. De cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden op deze gronden zijn beschermd via een omgevingsvergunning voor werken. Omdat deze gronden privaat eigendom zijn is gekozen voor een bestemming Agrarisch met waarden en niet voor een bestemming Natuur hoewel een deel van deze gronden is gelegen in de GNN. De reden hiervoor is dat de uitvoerbaarheid van de bestemming Natuur vanwege het private eigendom niet is aan te tonen.

5.3.3 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' (Artikel 4) is toegekend aan een bedrijfsgebouw gelegen aan de Meginhardweg 1a en Meginhardweg 15. Op dit moment zijn op beide adressen weinig bedrijfsactiviteiten aanwezig. Het past echter bij het karakter van het gewenste uiterwaardenpark dat er ook enige dynamiek in de vorm van bedrijvigheid in het gebied aanwezig is. De voorkeur heeft ambachtelijke bedrijvigheid die tevens een recreatieve attractie vormt doordat het werkproces of de producten worden getoond aan passanten. Te denken valt bijvoorbeeld aan werkplaatsen of ateliers. Ook voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur in de vorm van een tentoonstellingsruimte zijn mogelijk. Verder is andere kleinschalige bedrijvigheid toegestaan die weinig hinder met zich mee brengt is echter ook mogelijk. Deze zijn beschreven in de bedrijvenlijst die als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan is opgenomen. Omdat de bebouwing bij Meginhardweg 1a direct grenst aan bebouwing met een woonfunctie, is voor dit adres bepaalt dat alleen categorie A bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. Dit zijn activiteiten die dermate weinig milieubelastend zijn voor hun omgeving, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen vanuit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Via een omgevingsvergunning kan toestemming verleend worden voor vergelijkbare typen bedrijven die niet zijn genoemd in de bedrijvenlijst bij de regels. Ook is er binnen de bestemming een bedrijfskantine mogelijk, evenals productiegebonden detailhandel. Dit betreft detailhandel in goederen die in het productieproces van het betreffende bedrijf worden toegepast. Als voorwaarde geldt dat de detailhandelsfunctie ondergeschikt moet blijven aan de productiefunctie van het bedrijf.

Rondom de bestaande gebouwen is op de verbeelding een bouwvlak opgenomen. In de regels is bepaald dat de bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak moet worden opgericht. Dit betekent dat de uitbreiding van gebouwen plaats moet vinden binnen het bouwvlak. Binnen het bouwvlak zijn tevens de maximale bouw- en goothoogte opgenomen.

De bedrijfslocaties liggen in een buitendijks gebied met een stroomvoerende functie, zodat bij hoogwater in de Rijn, het gehele gebied ingezet kan worden voor de afvoer van dit rivierwater. Om te voorkomen dat nieuwe bebouwing in de uiterwaard de afvoer van het water belemmert, gelden er beperkingen ten aanzien van het bouwen. De gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen mag met niet meer dan 10% toenemen. De toegestane oppervlakte is op de verbeelding weergegeven.

Ter hoogte van de bestaande voorgevelrooilijn is op de verbeelding de aanduiding 'gevellijn' opgenomen. In de regels is bepaald dat bebouwing uitsluitend achter deze lijn gebouwd mag worden. Deze voorgevelrooilijn vervult ook een functie bij het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken waarbij de locatie of de hoogte is afgestemd op de locatie van de voorgevel. Op die manier wordt voorkomen dat de voorerven bebouwd raken, zodat het open en vaak groene karakter behouden blijft.

5.3.4 Bedrijf - Nutsvoorziening

De bestaande nutsvoorziening (transformatorhuis) aan Meinerswijk 8 is bestemd als 'Bedrijf - Nutsvoorziening (Artikel 5). Binnen deze bestemming zijn nutsbedrijven of soortgelijke instellingen en nutsvoorzieningen toegestaan. Ten aanzien van het bouwen geldt dezelfde regeling als bij de bestemming Bedrijf (5.3.3).

5.3.5 Groen - Landschap en park

Binnen deze bestemming is het mogelijk om het gebied als uiterwaardenpark met park-, groen- en watervoorzieningen en o.a. recreatieve- en speelaanleidingen in te richten. Binnen deze bestemming worden verschillende maatregelen mogelijk gemaakt die zijn opgenomen in het Uitvoeringsplan Stadsblokken - Meinerswijk. De maatregelen uit deze visie hebben als doel de recreatieve functie van het gebied te versterken en het landschap, de cultuurhistorie en de natuur in het gebied beter beleefbaar te maken.

Uiteindelijk is het gewenst een groter gebied te voorzien van een bestemming 'Groen - Landschap en park'. Het was echter niet mogelijk om de gronden die op dit moment in privaat eigendom zijn en in agrarisch gebruik zijn, van deze bestemming te voorzien omdat vanwege het private bezit de uitvoerbaarheid van deze bestemming in de planperiode niet is aan te tonen.

Vanwege het fraaie landschap, de verschillende natuurwaarden en de aanwezigheid van verschillende historische bouwwerken en relicten die o.a. verwijzen naar de Romeinse tijd en de Koude oorlog zijn de gronden met de bestemming 'Groen - Landschap en park' tevens bestemd voor het behoud, het beheer, het herstel en de versterking van deze waarden. Ter bescherming van deze waarden, moet voor verschillende ingrepen in het gebied een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Deze ingrepen zijn in het kader van de visie namelijk al beoordeeld en zijn juist bedoeld om de verschillende waarden in het gebied te versterken.

Een deel van de gronden nabij de Haven van Coers zijn tevens bestemd voor een moestuin/ontmoetingstuin die door omwonenden wordt beheerd. Met name het deel dat als moestuin kan worden gebruikt is specifiek op de verbeelding aangeduid. Omdat er eerst een bodemsanering moet plaatsvinden, is dit gebruik, volgens de specifieke gebruiksregels, pas na afronding van de bodemsanering toegestaan.

Naast de hiervoor genoemde functies zijn binnen het gebied tevens struinpaden en bestaande wegen en bestaande (fiets)paden toegestaan. Ook bouwwerken ten behoeve van deze functies zoals bruggetjes zijn mogelijk. Daarnaast kan binnen deze bestemming nog een nieuw fietspad worden aangelegd, zoals deze is opgenomen in de gebiedsvisie Stadsblokken - Meinerswijk. Binnen de bestemming zijn ook kunstobjecten mogelijk. Hieronder wordt beeldende kunst verstaan in welke vorm dan ook.

5.3.6 Natuur

Het zuidelijk deel van het plangebied heeft reeds overwegend een natuurfunctie en is daarom bestemd als 'Natuur' (Artikel 7). Binnen deze bestemming staat het behoud, het beheer, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende ecologische, natuur -en landschapswaarden voorop. Maar ook recreatie is binnen deze bestemming mogelijk zoals wandelen, fietsen, vissen of bijvoorbeeld door de natuurbeherende instantie georganiseerde groepsactiviteiten gericht op de beleving van natuur- of cultuurhistorie. Binnen deze bestemming worden verschillende maatregelen mogelijk gemaakt die zijn opgenomen in het Uitvoeringsplan Stadsblokken - Meinerswijk. De maatregelen uit deze visie hebben als doel de recreatieve functie van het gebied te versterken en het landschap, de cultuurhistorie en de natuur in het gebied beter beleefbaar te maken.

Omdat in dit gebied ook verschillende bouwwerken en relicten verwijzen naar het verleden zijn de gronden ook bestemd voor het behoud, het beheer, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden. Ter bescherming van deze waarden, en de aanwezige natuur- en landschapswaarden, moet voor verschillende ingrepen in het gebied een omgevingsvergunning worden aangevraagd.

Het normaal beheer en onderhoud is uitgezonderd van de verplichting voor een omgevingsvergunning. Het normaal beheer en onderhoud heeft tot doel de bestaande situatie via een regelmatige cyclus van beheermaatregelen in stand te houden. Voor grote gebieden/ complexen is dit veelal vastgelegd in een beheerplan. Bij achterstallig onderhoud is een aantal beheercycli niet uitgevoerd. Het weer in conditie brengen van de oorspronkelijke situatie dient geborgd in een beheerplan/ visie. Daarbij is de eerste keer dat het beheer wordt opgestart vergunningplichtig omdat een nieuwe richting in beheer wordt ingezet. Er is dan namelijk nog geen sprake van normaal beheer of onderhoud.

Binnen deze bestemming zijn ook een aantal recreatieve voorzieningen mogelijk, waaronder de bestaande vogelkijkhut en op drie specifieke locaties een steiger die als uitzichtspunt over het water dient. De locaties waar deze voorzieningen mogelijk zijn, zijn aangegeven op de verbeelding. Tevens worden er plaatselijk speelaanleidingen aangebracht die zoveel mogelijk in de natuurlijke omgeving zullen opgaan.

Aansluitend op de woning bij Meginhardweg 33 is een gebied op de verbeelding weergegeven waar extensieve beweiding van paarden is toegestaan. Dit betreft een voortzetting van hobbymatige activiteiten behorende bij Meginhardweg 33.

Voor de (recreatieve) ontsluiting van het gebied zijn binnen de bestemming tevens struinpaden, bestaande wegen en bestaande (fiets)paden toegestaan. Ook bouwwerken ten behoeve van deze functies zoals bruggetjes zijn mogelijk. Daarnaast kan binnen de bestemming een enkel nieuwe fietspad worden aangelegd, voor zover deze opgenomen zijn in de gebiedsvisie voor Meinerswijk. Als onderdeel van een recreatieve struinroute kan ter plaatse van de aanduiding 'brug', een touwbrug van 10 meter hoog worden opgericht. Omdat het overleg met Rijkswaterstaat over deze brug nog niet is afgerond is deze aan een afwijking gebonden onder de voorwaarde dat advies wordt gevraagd aan Rijkswaterstaat. Binnen de bestemming zijn ook kunstobjecten mogelijk. Hieronder wordt beeldende kunst verstaan in welke vorm dan ook.

5.3.7 Recreatie

De voormalige steenfabriek Elden, krijgt in lijn met de Gebiedsvisie Stadsblokken - Meinerswijk, de bestemming 'Recreatie' (Artikel 8), waarbij het mogelijk wordt om dit beeldbepalende fabriekspand her te gebruiken voor dagrecreatieve functies gericht op de beleving van natuur, landschap, cultuurhistorie of voor voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur in de vorm van een tentoonstellingsruimte (bezoekerscentrum) of een atelier. In aansluiting op deze functies is ondergeschikt lichte horeca mogelijk en verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie of in de dienstwoning maximaal 4 kamers voor bed & breakfast. Ondergeschikt wil in dit kader zeggen dat de dagrecreatieve functies en de voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur de hoofdfunctie dienen te vormen.
In de buitenruimte is binnen de bestemming een terras toegestaan van maximaal 200 m2. Het is gewenst dat de historische ovens altijd voor passanten te beleven blijven. Voor het geval dat het terras aan de zuidzijde van het pand wordt gerealiseerd, is in de regels bepaald dat het terras maximaal 50% van de oppervlakte van de aanduiding 'terras' mag beslaan. Deze 50% heeft betrekking op de gevellengte. De gevellengte aan de zuidzijde dient voor 50% vrij toegankelijk te blijven voor passanten en mag niet worden geblokkeerd door een terras. Ook is het mogelijk om de gronden met grasbodem binnen de aanduiding 'terras' als terras te gebruiken, bijvoorbeeld door picknickbanken in het gras te plaatsen. Het oppervlak verharding mag in principe niet toenemen, tenzij hiervoor een omgevingsvergunning wordt verleend, waarbij als voorwaarde geldt dat de aanwezige natuur- en landschapswaarden niet mogen worden aangetast.

De hoogtemaat van de schoorsteen van de voormalige steenfabriek is afgestemd op het herstellen van de oorspronkelijke hoogte.

In het bestaande bedrijfspand kan bovendien een dienstwoning worden gerealiseerd. Hoewel er een breed scala aan functies mogelijk is, blijft de omvang van deze functies beperkt. Het bestaande pand moet namelijk behouden blijven en biedt vanwege haar karakter slechts beperkte gebruiksmogelijkheden. Bovendien is de locatie voor gemotoriseerd verkeer uitsluitend voor vergunninghouders toegankelijk.

Om te garanderen dat er vooral ruimte wordt geboden aan recreatieve of culturele functies is in de regels bepaalt dat de dienstwoning met de bergingsruimte voor de dienstwoning maximaal 50% van de inhoud van het gehele pand mag beslaan. Dit is inclusief de inpandige parkeerplaats.

De buitenruimte moet geleidelijk overgaan in de natuur in de omgeving. Daarom is in de regels bepaalt dat de opslag of stalling van containers, tafels, stoelen en andere materieel niet in de buitenruimte is toegestaan, maar alleen in het pand zelf.

Vanwege de cultuurhistorische waarde van het pand en het perron zijn sloopwerkzaamheden aan een vergunning gebonden, waarbij als voorwaarde geldt dat de cultuurhistorische waarden behouden dienen te blijven. Bovendien is in de regels opgenomen dat de bebouwing niet mag worden uitgebreid, door uitsluitend de bestaande oppervlakte bebouwing toe te staan. Wel kan de schoorsteen worden verhoogd om hem op zijn oorspronkelijke hoogte terug te brengen.

Omdat de locatie van steenfabriek Elden verhoogd is, vervult deze ook een rol als hoogwatervluchtplaats voor het vee dat ingezet wordt voor het begrazingsbeheer. Om deze functie ook in de toekomst veilig te stellen is zij opgenomen in de regels van deze bestemming.

5.3.8 Verkeer - Railverkeer

De spoorburg voor de railverbinding Arnhem - Nijmegen is voor een deel gelegen binnen het plangebied. Het betreft de brug en de brugpeilers. Deze gronden zijn bestemd als 'Verkeer - Railverkeer' (Artikel 9). Naast voorzieningen voor het railverkeer zijn hier passages ten behoeve van faunaverkeer (ecoducten en dergelijke) toegestaan en geluidwerende voorzieningen.

5.3.9 Verkeer - Verblijfsgebied

De Praets heeft geen doorgaande verkeersfunctie en is daarom bestemd als 'Verkeer - Wegverkeer' (Artikel 10). Binnen deze bestemming zijn (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op bestemmingsverkeer en verblijfsfunctie mogelijk. Daarnaast kunnen binnen de bestemming o.a. parkeervoorzieningen, groen- en watervoorzieningen, terrassen en speelvoorzieningen worden aangelegd.

5.3.10 Verkeer - Wegverkeer

De bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' (Artikel 11) is bedoeld voor de wegen in het plangebied. Het betreft de N225/Eldenseweg (Nelson Mandelabrug) met afrit die het plangebied doorsnijdt, de Eldensedijk, de Meginhardweg en het westelijk deel van Meinerswijk (tot aan nummer 20). Daarnaast zijn een deel van de brugpijlers van de John Frostbrug, die in het uiterste westen van het plangebied liggen, voorzien van deze bestemming. Binnen de bestemming is o.a. het gebruik toegestaan van wegen, fiets- en voetpaden, groen- en watervoorzieningen. geluidwerende voorzieningen. Daarnaast zijn binnen de bestemming passende bouwwerken mogelijk waaronder bruggen en viaducten.

5.3.11 Wonen

De woningen in het gebied zijn bestemd als 'Wonen' (Artikel 12). Binnen deze bestemming is het wonen toegestaan (met uitzondering van het wonen in woonwagens of woonschepen). Onder het wonen worden ook bijzondere woonvormen toegestaan zoals bijvoorbeeld begeleid wonen of mantelzorgwoningen. Tevens zijn binnen deze bestemming o.a. groen- en speelvoorzieningen en verkeersvoorzieningen mogelijk. Naast het wonen kunnen de gronden ook gebruikt worden voor een beroep aan huis. Dit betekent dat een deel van de woning gebruikt kan worden voor bijvoorbeeld een tandarts- of dokterspraktijk, een administratiekantoor of atelier. Daarnaast kan een deel van de woning ook als Bed&Breakfast gebruikt worden. Voorwaarde is dat het beroep in de woning uitsluitend uitgeoefend kan worden door een bewoner van de woning en dat het gedeelte dat voor het beroep gebruikt wordt, niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Daarnaast worden in de regels nog enkele aanvullende voorwaarden gesteld om overlast naar omwonenden te voorkomen.

Met uitzondering van de meer stedelijke omgeving van De Praets is bij de woningen tevens het maximaal toegestane aantal wooneenheden per locatie bepaald. Dit is op de verbeelding weergegeven. Hiermee wordt een te grote druk op het gebied vanwege vergunningsvrije bouwwerken en parkeerbehoefte voorkomen.

In de huidige situatie zijn op een aantal woonpercelen, naast de woonfunctie, ook andere niet-woonfuncties aanwezig. Deze functies kunnen worden voortgezet en zijn op de verbeelding daarom voorzien van een specifieke aanduiding. Bij de woning aan de Meginhardweg 33 is het hobbymatige houden van maximaal 10 paarden of veulens toegestaan. Op de woning De Praets 33/35 is horeca in de vorm van een (eet)café toegestaan. Op De Praets 1a, b, c kan de bebouwing tevens gebruikt worden voor een hotels, pension of een bed & breakfast-bedrijf met maximaal 20 bedden. Dit aantal is mede gebaseerd op de in het verleden verleende omgevingsvergunning, waarbij het aantal slaapplaatsen is afgestemd op de ruimte voor parkeerplaatsen te plekke. Vanwege de noodzakelijke parkeervoorzieningen is bepaalt dat de buitenruimte ter plaatse uitsluitend gebruikt mag worden voor parkeren.

Rondom de bestaande hoofdbebouwing is op de verbeelding een bouwvlak opgenomen. In de regels is bepaald dat deze bebouwing binnen het bouwvlak moeten worden opgericht. Op de verbeelding zijn in het bouwvlak de maximale bouw- en goothoogten opgenomen.

In de directe omgeving van de woning, is een gebied aangegeven met de aanduiding 'bijgebouwen'. Binnen dit gebied zijn bijbehorende bouwwerken zoals aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de woning toegestaan. Het oppervlak aan bijbehorende bouwwerken is afhankelijk van de grootte van het erf. Hoe groter het erf hoe meer bijgebouwen mogelijk zijn. Om te kunnen bepalen hoe groot het oppervlak aan bijbehorende bouwwerken mag zijn, is in de regels een tabel opgenomen. Hierbij geldt wel de aanvullende voorwaarde dat het totale oppervlak aan gebouwen op het perceel (dus inclusief de woning zelf) niet mag worden overschreden. De woningen liggen namelijk in een buitendijks gebied met een stroomvoerende functie, zodat bij hoogwater in de Rijn, het gehele gebied ingezet kan worden voor de afvoer van dit rivierwater. Om te voorkomen dat nieuwe bebouwing in de uiterwaard de afvoer van het water belemmert, geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken met niet meer dan 10% mag toenemen. Om die reden is per woonperceel op de verbeelding het maximaal toegestane oppervlak aan bebouwing opgenomen. Dit oppervlak is gebaseerd op het bestaande oppervlak aan bebouwing (woning + bijbehorende bouwwerken) + 10%.

Ter hoogte van de bestaande voorgevelrooilijn is op de verbeelding de aanduiding 'gevellijn' opgenomen. In de regels is bepaald dat bebouwing uitsluitend achter deze lijn gebouwd mag worden. Deze voorgevelrooilijn vervult ook een functie bij het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken waarbij de locatie of de hoogte is afgestemd op de locatie van de voorgevel. Op die manier wordt voorkomen dat de voorerven bebouwd raken, zodat het open en vaak groene karakter behouden blijft.

5.3.12 Waarde - Archeologie

De gronden met een archeologische bestemming (artikelen 13, 14 en 15) zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden. Vanaf een bepaalde oppervlakte is voor het realiseren van gebouwen, werkzaamheden of werken verplicht vooraf een archeologisch rapport te overleggen. Het college kan vanwege de archeologische waarden voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het bouwen of het uitvoeren van werken verbinden. De bedoelde werkzaamheden of werken zijn aan een omgevingsvergunning geboden en betreffen de volgende activiteiten: afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage.

De in het gebied aanwezige archeologische rijkmonumenten worden geschermd in de Monumentenwet 1988. Het rijk en niet de gemeente is het bevoegd gezag. In het bestemmingsplan zijn hiervoor daarom geen regels opgenomen.

5.3.13 Waarde - Landschap

Temidden van de infrastructuur rondom de N225 met haar op en afrit zijn grote groene percelen gelegen met beplanting. Ter bescherming van de landschappelijke waarde hebben deze delen een dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' gekregen, waarbij via een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden de landschappelijke waarde wordt beschermd.

5.3.14 Waterstaat

Het hele plangebied heeft de bestemming 'Waterstaat' (Artikel 17). Deze dubbelbestemming heeft betrekking op gronden die behoren tot een oppervlaktewaterlichaam waarop het stroomvoerend regime van de Beleidslijn Grote Rivieren van toepassing is. Behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen zijn de gronden bestemd voor waterberging en de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs ten behoeve van de rivier en het treffen van maatregelen voor het vergroten van de afvoercapaciteit van de rivier.

In deze bestemming zijn geen regels opgenomen voor een omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit, omdat de Waterwet reeds regels kent voor dergelijke activiteiten. Voor de gemeente geldt in dit kader geen aanvullende beoordelingsbevoegdheid in het kader van de waterveiligheid.

5.3.15 Vrijwaringszone - dijk

Een deel van de gronden binnen het plangebied maken deel uit van de beschermingszone van de primaire waterkering. Om te voorkomen dat op deze gronden ingrepen plaatsvinden die de dijk kunnen verzwakken, geldt voor deze gronden de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone - dijk (artikel 21.1). Met deze aanduiding zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de beschermingszone van de primaire waterkering. Dit betekent dat binnen het gebied uitsluitend nieuwe bouwwerken (bestaande bouwwerken zijn wel toegestaan) mogen worden opgericht, mits deze ten dienste staan van de waterkering. De maximale bouwhoogte hiervan bedraag 2 meter.

5.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

  • 1. In 1991 is door het College van Burgemeester en Wethouders de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” vastgesteld. In deze nota zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
  • 2. stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • 3. géén stilzwijgend gedogen;
  • 4. gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
  • 5. gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Thans is een actualisatie van de voorgenoemde nota handhaving in voorbereiding. Er is echter geen aanleiding om de bovenstaande uitgangspunten te wijzigen. Het echter niet reëel is om te pretenderen alle strijdigheden op het vlak van bouwregelgeving binnen redelijke termijn op te sporen en daar ook actie op te ondernemen. Daarom zal in deze actualisatie een prioriteitsstelling worden opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht zal worden besteed.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in werking treden c.q. het in ontwerp ter visie leggen van een bestemmingsplan. Als gevolg op deze inventarisatie zullen de verleende bouwvergunningen en gevolgde afwijkingsprocedures geregistreerd worden.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 11.250). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet

Hoofdstuk 6 Exploitatie

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Het opstellen en de procedure van het bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen plankosten met zich mee. Hiervoor staan fondsen uit de algemene middelen ter beschikking.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan Stadsblokken - Meinerswijk is, in het kader van het overleg 3.1.1 ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening, toegezonden aan de volgende organisaties:

  • Provincie Gelderland
  • Waterschap Rivierenland
  • Waterschap Rijn IJssel
  • Rijkswaterstaat
  • Ministerie van EL&I/energie
  • Rijksdienst Cultureel Erfgoed
  • Groenforum
  • Stichting Gelderse Milieufederatie

Van de volgende organisaties is een reactie ontvangen:

  • Provincie Gelderland
  • Waterschap Rivierenland
  • Rijkswaterstaat
  • Rijksdienst Cultureel Erfgoed
  • KNNV, als onderdeel van het Groenforum
  • Stichting Gelderse Milieufederatie

In antwoord op de verschillende reacties is nader gemotiveerd dat het niet mogelijk alle gronden binnen de GNN te bestemmen tot Natuur. Voor agrarische gronden in privaat eigendom acht de gemeente Arnhem een bestemming Natuur niet mogelijk, omdat niet te garanderen is dat het gebruik van deze gronden binnen de planperiode in lijn met deze bestemming wordt gebracht. Daarom was ervoor gekozen om conform het huidige gebruik een bestemming te hanteren waarin het agrarische gebruik zondermeer mogelijk was.

Tevens zijn de volgende wijzigingen als gevolg van de reacties doorgevoerd:

Er is een paragraaf over ruimtelijke kwaliteit in de toelichting opgenomen;

De mogelijkheden voor bebouwing zijn aangescherpt met het oog op het belang van de doorstroming van water tijdens hoogwatersituaties en met het oog op de bescherming van natuur- en landschapswaarden. Ook is de advisering door Rijkswaterstaat beter in de regels geborgd. Ook zijn werken en werkzaamheden in meer bestemmingen aan een vergunning gebonden om de natuur- en landschapswaarden in het gebied nog beter te beschermen.

7.2 Terinzagelegging (ontwerp-bestemmingsplan)

Te zijner tijd worden in deze paragraaf of in een separate bijlage de zienswijzen verwerkt.