direct naar inhoud van Regels
Plan: Stadsblokken - Meinerswijk 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.754-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Stadsblokken - Meinerswijk 2015 met identificatienummer NL.IMRO.0202.754-0301 van de gemeente Arnhem.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

Eén of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bebouwingspercentage

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.7 bed and breakfast

Overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt in een woning, gedreven door de bewoner van die woning.

1.8 bedrijf

Een onderneming of gedeelte van een onderneming, die een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en is gericht op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten, hieronder begrepen ondernemingen of gedeelten van ondernemingen, die door of vanwege de overheid worden geleid.

1.9 bedrijfswoning / dienstwoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is.

1.10 beroep aan huis

Een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend.

bestaand

1.11 bestaand

bij bouwwerken: bestaande bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig waren of krachtens een verleende bouwvergunning of omgevingsvergunning voor het bouwen worden of mogen worden gebouwd;

bij gebruik: bestaand gebruik dat bestond op het tijdstip ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

bij locaties: de bestaande locatie op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

1.12 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.13 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.15 bijzondere woonvorm

Een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding) en daar niet verblijven met het doel om therapeutisch behandeld te worden.

1.16 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.17 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag

Een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering casu quo kapruimte.

1.19 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceelgrens.

1.21 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.23 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf en internetverkoop wordt hieronder niet begrepen.

1.24 dienstverlenend bedrijf

Een bedrijf met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, al dan niet met een baliefunctie, zoals een uitzendbureau, kapsalon, kopieerservicebedrijf, een autorijschool en dergelijke. Detailhandel en garagebedrijven worden hieronder niet begrepen

1.25 dunning

Velling welke uitsluitend is bedoeld als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende bo(o)m(en), bos of houtopstand.

1.26 extensieve dagrecreatie

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden alsmede rust- en picknickplaatsen en speelaanleidingen.

1.27 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 gezondheids- en welzijnszorg
  • a. geneeskundige verzorging en verpleging zoals ziekenhuizen;
  • b. medische, tandheelkundige en paramedische praktijken;
  • c. apotheken;
  • d. verpleeg- en verzorgingshuizen;
  • e. dag- en nachtvoorzieningen voor gehandicapten, psychiatrische patiënten, jongeren en maatschappelijke opvang met (therapeutische) behandeling inclusief overnachting;
  • f. maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting: dienstverlening gericht op ouderen en gehandicapten, kinderopvang en buitenschoolse opvang, jeugdzorg, maatschappelijk werk en dergelijke.
1.29 groepsaccommodatie

een (deel van) een gebouw dat blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten. Een kampeerboerderij valt onder het begrip groepsaccommodatie.

1.30 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarbij de bedrijfsvoering geheel of nagenoeg geheel is gericht op het gebruik maken van open grond als agrarisch productiemiddel.

1.31 grondgebonden veehouderij

Onderdeel van een agrarisch bedrijf waarvoor het bedrijf beschikt over voldoende agrarische cultuurgrond om de dieren binnen de veehouderijtak voor meer dan 50 procent zelf te kunnen voorzien van ruwvoer.

1.32 horecabedrijf

Een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.

1.33 horeca - 1

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.34 horeca - 2

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's, grillrooms en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.35 horeca - 3

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)cafés, niet zijnde discotheken en nachtclubs.

1.36 horeca - 4

horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 0.6.00 uur, zoals nachtclubs.

1.37 horeca - 5

horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels, pensions en bed and breakfast-bedrijven met meer dan vier slaapplaatsen.

1.38 lichte horeca

horeca als nevenactiviteit in de vorm van een koffie- / theeschenkerij, theetuin, ijsverkoop of daarmee gelijk te stellen activiteiten.

1.39 hoofdgebouw

Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.40 internetverkoop

Detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet en andere media verloopt.

1.41 kernkwaliteiten GNN en GO

De kernkwaliteiten voor het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone zoals beschreven in de Omgevingsvisie Gelderland van de provincie Gelderland.

1.42 kunstobject

Voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gericht op de vergroting van de cultuurhistorische waarden overeenkomstig de kernkwaliteiten GNN en GO.

1.43 normaal onderhoud, gebruik en beheer

Gebruik gericht op het in zodanige conditie houden van objecten of de terreingesteldheid dat het voortbestaan van deze objecten of de terreingesteldheid op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehouden. Onder normaal onderhoud, gebruik en beheer wordt ook dunning van beplanting begrepen. Niet onder normaal onderhoud, gebruik en beheer valt het uitvoeren van beheersmaatregelen na achterstallig onderhoud.

1.44 nutsbedrijven

Bedrijven die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op

  • a. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  • b. de verzorging van telecommunicatie;
  • c. de afvoer en verwerking van afvalstoffen.
1.45 onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.46 peil
  • a. voor een gebouw , waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
  • d. voor zover als zodanig aangegeven in de bestemmingsregels: Normaal Amsterdams Peil (N.A.P.).
1.47 onderwijs

Georganiseerde communicatie van niet-incidentele aard met als doel overdracht van kennis, vermeerdering van inzicht en/of aanleren van vaardigheden zoals primair en speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar (beroeps)onderwijs en educatie, tertiair onderwijs en overig onderwijs en bij onderwijs behorende sportvoorzieningen.

1.48 openbare dienstverlening
  • a. openbaar bestuur en overheidsdiensten zoals een politiebureau, gemeentehuis, gerechtsgebouw, brandweerkazerne, bibliotheek en penitentiaire inrichting;
  • b. uitvaartverzorging, crematoria en begraafplaatsen.

1.49 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.50 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig- constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.51 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.52 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.53 prostitué(e)

Degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.54 raamprostitutie

Een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.

1.55 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.56 seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.57 speelaanleidingen

Informele objecten, hoofdzakelijk bestaande uit natuurlijke materialen, niet zijnde bouwwerken, die uitnodigen om te spelen.

1.58 standplaats

Een kavel, waarop nutsvoorzieningen aanwezig zijn, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.

1.59 straatmeubilair

Onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.60 terras

het buiten een gebouw gelegen verhard of onverhard gebied, waar sta- of zitgelegenheid wordt geboden en waar tegen vergoeding dranken of spijzen voor gebruik ter plaatse worden verstrekt.

1.61 thuisprostitutie

Vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

1.62 vestigingsbeleid

Het beleid neergelegd in de nota 'van Rood naar Groen' (vastgesteld 26 juni 2000).

1.63 werken, werkzaamheden van geringe omvang

Werken of werkzaamheden die geen wezenlijke verandering van de terreingesteldheid of van een inrichting tot gevolg hebben.

1.64 werkplek

Een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.

1.65 wijk

Wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

1.66 winkel

Een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd zijn voor de uitoefening van detailhandel, met inbegrip van bijbehorende magazijnruimte of werkruimte.

1.67 wonen

Voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder wonen mede geval begrepen bijzondere woonvormen en bed and breakfast met ten hoogste vier slaapplaatsen;

1.68 woning

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.

1.69 woonwagen

Voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten

2.1 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 brutovloeroppervlak

De oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimtes omhullen, waarbij de oppervlakte van delen van vloeren, waarboven de netto hoogte kleiner is dan 1,5 meter niet worden meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven, met dien verstande dat veehouderij alleen als grondgebonden veehouderij is toegestaan;
  • b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • c. het behoud, het beheer, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen cultuurhistorische-, ecologische- en landschapswaarden;
  • d. ondergeschikte nevenactiviteiten, uitsluitend binnen het bouwvlak, in de vorm van:
    1. verwerking van en (detail)handel in streekeigen (semi)agrarische (eind)producten;
    2. sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en educatieve (buitengebied)functies, waaronder begrepen expositieruimten;
    3. verblijfsrecreatie in de vorm van een bed and breakfast met maximaal 4 bedden, een groepsaccommodatie en daarmee gelijk te stellen activiteiten;
    4. extensieve dagrecreatie, waaronder boerengolf;
    5. lichte horeca;
    6. bijenhouderij;
    een en ander met dien verstande dat de gezamenlijke ten behoeve van nevenactiviteiten in gebruik zijnde vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 25% van de totale vloeroppervlakte van de gebouwen met een maximum van 100 m2 voor wat betreft de onder 1 genoemde nevenactiviteiten en 350 m2 voor wat betreft de onder 2 tot en met 6 genoemde nevenactiviteiten en parkeren volledig op eigen terrein plaatsvindt;
  • e. extensieve recreatie in de vorm van boerengolf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 2';
  • f. struinpaden, bestaande wegen en (fiets)paden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen algemeen

Voor gebouwen geldt de volgende algemene bepalingen:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in of achter de op de verbeelding aangegeven 'gevellijn';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' bedraagt het maximum oppervlak aan gebouwen niet meer dan de aangegeven oppervlakte.
3.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. maximaal één bedrijfswoning is toegestaan, uitsluitend op de bestaande locatie;
  • b. de maximumbouwhoogten en maximumgoothoogten bedraagt de aangegeven hoogte;
  • c. bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.
3.2.3 Bedrijfsgebouwen:

Bedrijfsgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de maximumbouwhoogten en maximumgoothoogten bedraagt de aangegeven hoogte;
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van wanden van kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestopslagplaatsen bedraagt 2 m;
  • b. de maximale bouwhoogte van voer- en mestsilo's bedraagt 10 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning bedraagt 1 m;
  • d. de maximale bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn bedraagt 2 m;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 4 m, met dien verstande dat windturbines niet mogen worden gebouwd.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw, overkapping, sleufsilo of mestopslagplaats zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning bedraagt 1 m;
  • b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 1,20 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Aantal wooneenheden

Het aantal wooneenheden per woning bedraagt maximaal het aantal dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.

3.3.2 Strijdig gebruik
  • a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming bedoeld in art 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen:
    • 1. het realiseren van paardenbakken;
    • 2. het aanbrengen van recreatievoorzieningen, dan wel als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
    • 3. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
    • 4. het opslaan, lozen c.q. storten, als dan niet ten verkoop van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines;
    • 5. het op grote schaal stallen van auto's en/of andere voertuigen;
    • 6. gebruik van de bedrijfswoning als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte.
  • b. Het bepaalde in lid 3.3.2 onder 6 is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik ten behoeve van beroep aan huis, hieronder mede begrepen bed and breakfast, door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan en mag het geen detailhandel, internetverkoop hiervan uitgezonderd, prostitutie of horeca betreffen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 vergroting gezamenlijke oppervlakte bebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 voor het vergroten van het toegestane oppervlakte gebouwen, mits:

  • a. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterberging en de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs ten behoeve van de rivier gewaarborgd blijft;
  • b. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  • c. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
  • d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • g. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de rivierbeheerder.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningsplichtige werken of werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  • b. het bebossen van de gronden;
  • c. het scheuren van gras;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of andere apparatuur;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  • f. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  • g. het ophogen, bodem verlagen of vergraven, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet- en rijwielpaden;
  • i. het aanbrengen van oppervlakte verharding groter dan 25 m2;
  • j. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen.
3.5.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in artikel 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. Werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • b. werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.
3.5.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan het desbetreffende bestemming zijn toegekend, en
  • b. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, natuur- en monumentale waarden en de kernkwaliteiten GNN en GO niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsmatige opslag van goederen, met uitzondering van risicovolle inrichtingen en de opslag van vuurwerk;
  • b. bedrijfsmatige reparatie van en handel in motorvoertuigen;
  • c. bedrijven die zijn genoemd in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen bedrijvenlijst met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie A;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan die zijn genoemd in bijlage 1 onder categorie A en B;
  • d. voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur in de vorm van een tentoonstellingsruimte, een atelier, met dien verstande dat bij het atelier de verkoop ondergeschikt is aan het realiseren van kunst;
  • e. productiegebonden detailhandel ten dienste van de in dit lid onder a. genoemde bestemming.
4.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten en maximumgoothoogten uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in of achter de op de verbeelding aangegeven 'gevellijn';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' bedraagt het maximum oppervlak aan gebouwen niet meer dan de aangegeven oppervlakte;
  • d. buiten het bouwvlak mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
  • e. de maximale bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt 1 m;
  • f. de maximale bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn bedraagt 2 m.
4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor de vestiging van, dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf in een bedrijf (of een gedeelte daarvan), dat niet in de bedrijvenlijst voorkomt, mits door vestiging van het desbetreffende bedrijf, in vergelijking met bedrijven die wel in de bedrijvenlijst zijn opgenomen, geen blijvend onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu zal plaatsvinden.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsbedrijven of soortgelijke instellingen en nutsvoorzieningen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van het verkeer en straatmeubilair.
5.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen, met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten en maximumgoothoogten uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' bedraagt het maximum oppervlak aan gebouwen niet meer dan de aangegeven oppervlakte.

Artikel 6 Groen - Landschap en park

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschap en park' en park aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. park- en groenvoorzieningen, waaronder recreatieve- en ontmoetingsvoorzieningen en speelaanleidingen;
  • b. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • c. het behoud, het beheer, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, cultuurhistorische, ecologische- en natuurwaarden en de kernkwaliteiten GNN en GO;
  • d. moestuin en/of ontmoetingstuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1';
  • e. uitsluitend agrarisch gebruik ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch' ;
  • f. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1';
  • g. struinpaden, bestaande wegen en (fiets)paden, alsmede fietspaden zoals opgenomen in bijlage 2 .
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, zijnde cultuurhistorische- en kunstobjecten, bedraagt 4,5 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt 1,20 m, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1' 2,5 m. bedraagt.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Kunstobjecten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 voor het bouwen van kunstobjecten met een oppervlakte per stuk van maximaal 50 m2 en een maximale bouwhoogte van 4,5 meter, mits:

  • a. de hierdoor direct, danwel indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. de kernkwaliteiten GNN en GO worden versterkt;
  • c. vooraf schriftelijke advies wordt ingewonnen bij de rivierbeheerder.
6.3.2 Verhoging maximale hoogte van bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 ten behoeve van een verhoging van de maximale hoogte van bouwwerken tot 5 meter, mits dit vanuit landschappelijk-, cultuurhistorisch of ecologisch oogpunt niet op bezwaren stuit.

6.3.3 Het bouwen van gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 voor het bouwen van gebouwen met een maximale oppervlakte van 40 m2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1', mits:

  • a. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  • b. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  • c. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
  • d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • g. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de riverbeheerder.
6.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder gebruik van de gronden in strijd met de bestemming, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden:
    • 1. als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
    • 2. voor het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
    • 3. voor het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines;
    • 4. Voor hobbymatige tuinbouw overeenkomstig de in artikel 6.1 onder d opgenomen bestemmingsomschrijving voorafgaand aan de uitvoering en afronding van een bodemsanering conform bijlage 3.
  • b. De in dit lid onder a genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend,
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Algemeen

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  • b. het aanbrengen van beplantingen;
  • c. het scheuren van gras;
  • d. het aanleggen of aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of andere apparatuur;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  • f. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  • g. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • h. het ophogen, egaliseren of ontginnen van de bodem;
  • i. het aanleggen van reservoirs;
  • j. het aanbrengen van rasters;
  • k. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet- en rijwielpaden;
  • l. het aanbrengen van oppervlakte verharding groter dan 25 m2.
6.5.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

Het in lid 6.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • b. werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.
6.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden en de kernkwaliteiten GNN en GO van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het beheer, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende ecologische-, natuur- en landschapswaarden en de kernkwaliteiten GNN en GO;
  • b. het behoud, het beheer, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende vochtige terreintypen, zoals grasland, bestaande uit graasweiden;
  • c. het behoud, het beheer, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden;
  • d. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • e. extensieve dagrecreatie;
  • f. extensieve hobbymatige beweiding van maximaal 10 paarden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - 1';
  • g. uitzichtpunten in de vorm van een steiger uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 3';
  • h. een vogelkijkhut uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 4';
  • i. struinpaden, bestaande wegen en (fiets)paden, alsmede fietspaden zoals opgenomen in bijlage 2.
7.2 Bouwregels
  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 4' worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, zijnde kademuren bedraagt 4,5 meter;
  • c. maximale bouwhoogte van het bestaande inlaatwerk bedraagt de bestaande hoogte;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt 2 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Brug

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen van een burg met een maximale bouwhoogte van maximaal 10 meter ter plaatse van de aanduiding 'brug', mits:

  • a. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  • b. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  • c. er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
  • d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • g. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de rivierbeheerder.
7.3.2 Kunstobjecten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen van kunstobjecten met een oppervlakte per stuk van maximaal 50 m2 en een maximale bouwhoogte van 4,5 meter, mits:

  • a. de hierdoor direct, danwel indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. de kernkwaliteiten GNN en GO worden versterkt;
  • c. vooraf schriftelijke advies wordt ingewonnen bij de rivierbeheerder.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Algemeen

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  • b. het aanbrengen van beplantingen;
  • c. het aanleggen of aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  • e. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  • f. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • g. het ophogen, egaliseren of ontginnen van de bodem;
  • h. het verbreden of verharden van parkeerplaatsen e.d.;
  • i. het aanbrengen van recreatievoorzieningen;
  • j. het aanleggen van reservoirs;
  • k. het aanbrengen van rasters;
  • l. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet- en rijwielpaden;
  • m. het aanbrengen van oppervlakte verharding groter dan 25 m2.
7.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  • b. werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.
7.4.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke- en natuurwaarden en de kernkwaliteiten GNN en GO van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 8 Recreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie gericht op de beleving van natuur, landschap, cultuurhistorie;
  • b. voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur in de vorm van een tentoonstellingsruimte, een atelier, met dien verstande dat bij het atelier de verkoop ondergeschikt is aan het realiseren van kunst;
  • c. ondergeschikte lichte horeca, met dien verstande dat de oppervlakte van een terras in de buitenruimte maximaal 200 m2 bedraagt;
  • d. maximaal één dienstwoning;
  • e. ondergeschikte verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie of maximaal 4 bedden voor bed & breakfast;
  • f. het behoud, het beheer, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische waarden;
  • g. het behoud, het beheer, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende ecologische-, natuur- en landschapswaarden;
  • h. hoogwatervluchtplaats voor vee.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, met in achtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

8.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen gebruik van de buitenruimte voor parkeren, opslag en stalling van vuilcontainers, tafels en stoelen en ander materieel;
  • b. maximaal 50% van de inhoud van de bebouwing mag worden benut voor dienstwoning en voor opslag of stalling ten behoeve van de dienstwoning;
  • c. een gebruik voor terras is in de hele bestemming toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de bestaande oppervlakte van de verharding niet mag worden vergroot;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'terras' maximaal 50% van de aanduiding mag worden gebruikt voor terras;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'terras' het terras voor maximaal 50% van de gevellengte grenst aan de gevel.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Algemeen

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  • b. het aanbrengen van beplantingen;
  • c. het aanbrengen van afrasteringen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of andere apparatuur;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  • f. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  • g. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • h. het ophogen van gronden;
  • i. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden.
  • j. het aanbrengen van oppervlakte verharding;
8.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • b. werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen;
8.4.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.5.1 Algemeen

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de bestaande bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

8.5.2 Toelaatbaarheid van het slopen van bouwwerken

Het slopen van bouwwerken als bedoeld in 8.5.1 is slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 9 Verkeer - Railverkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. personen- en goederenvervoer per spoor met de daarbij behorende technische en administratieve voorzieningen, zoals bouwwerken voor energievoorziening ten behoeve van het treinverkeer en wacht- en werkruimtes voor het spoorwegpersoneel;
  • b. (on)gelijkvloerse kruisingen, over- en onderbouwingen ten behoeve van weg- en waterverkeer;
  • c. passages ten behoeve van faunaverkeer (ecoducten en dergelijke);
  • d. geluidwerende voorzieningen.
9.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming worden gebouwd met een maximumbouwhoogte van 10 meter vanaf de bovenzijde van de spoorstaaf.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van geluidsschermen maximaal 2 meter bedragen, te meten vanaf de bovenzijde van de spoorstaaf.

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groen-, speel- en watervoorzieningen, alsmede kunstobjecten;
  • d. wandelgebieden en speelgelegenheden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van direct aangrenzende bestemmingen.
10.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 5 meter bedragen.

Artikel 11 Verkeer - Wegverkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn, met inachtneming van de aangegeven maximum aantal rijstroken, bestemd voor:

  • a. wegen, fiets- en voetpaden, trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • b. het behoud, het beheer, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende cultuurhistorische, ecologische-, natuur-, en landschapswaarden;
  • c. groen-, speel- en watervoorzieningen alsmede kunstobjecten;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken zoals bruggen, viaducten, straatmeubilair en bouwwerken ter geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bruggen en viaducten mag ten hoogste 12 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals geluidwerende voorzieningen, mag ten hoogste 4 meter bedragen.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen, met dien verstande dat het aantal wooneenheden per woning maximaal het aantal bedraagt dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. uitsluitend parkeren, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

en daaraan ondergeschikt voor:

  • a. groen- en speelvoorzieningen;
  • b. verblijfsgebieden.

en tevens voor:

  • c. horeca - 5 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van de categorie 5', met dien verstande dat het aantal bedden maximaal 20 bedraagt;
  • d. horeca - 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van de categorie 3' ;
  • e. het hobbymatig houden van 10 veulens of paarden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch'.
12.2 Bouwregels
  • a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden mogen met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogten en maximumgoothoogten en het bepaalde onder b., uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, bijbehorende bouwwerken en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in of achter de op de verbeelding aangegeven 'gevellijn';
  • c. op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen:
    • 1. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, voor zover het betreft:
      • uitbreiding van de hoofdbebouwing, tot een maximumbouwhoogte gelijk aan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, vermeerderd met maximaal 40 centimeter ten behoeve van isolatie of afschot;
      • andere bijbehorende bouwwerken, met een maximumbouwhoogte gelijk aan de goothoogte van het hoofdgebouw, waarbij de goothoogte van vrijstaande bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane-grondbouwlaag van de hoofdbebouwing, of de op de verbeelding aangegeven hogere bouwhoogte;
    • 2. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, passend binnen de bestemming, met een maximumbouwhoogte van 3 meter;

waarbij de oppervlakte van het totaal van deze bebouwing per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijdt.

oppervlakte gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel   maximale oppervlakte bouwwerken  
< 90 m2   50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel met een minimum van 20 m2  
90-150 m2   45 m2  
150-300 m2   55 m2  
300-500 m2   65 m2  
500-1000 m2   75 m2  
  • d. in aanvulling op de subleden a tot en met c geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' het maximum oppervlak aan gebouwen niet meer dan de aangegeven oppervlakte mag bedragen.
12.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
  • a. Het bepaalde in lid 12.3 onder a.is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik ten behoeve van beroep aan huis, hieronder mede begrepen bed and breakfast, door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan en mag het geen detailhandel, internetverkoop hiervan uitgezonderd, prostitutie of horeca betreffen.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Algemeen

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  • b. het aanleggen of aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of andere apparatuur;
  • c. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, beken en andere watergangen;
  • d. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • e. het ophogen, egaliseren of ontginnen van de bodem;
  • f. het aanbrengen van oppervlakte verharding groter dan 25 m2.
12.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

Het in lid 12.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • b. werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.
12.4.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 12.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke- en natuurwaarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 13 Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
    • 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 50 m2 bedraagt.
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst
13.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 13.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  • b. Afwijken als bedoeld in lid 13.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • c. Afwijken als bedoeld in lid 13.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van diepwortelende beplanting, bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
13.4.2 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 13.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen;
  • c. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
13.4.3 Uitzonderingen

Het verbod, als bedoeld in lid 13.4.1 sub a, is niet van toepassing indien:

  • a. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 50 m2 of een omvang van 50 m1;
  • b. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • d. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
13.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 50 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.

13.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 14 Waarde - Archeologie (hoge verwachting)

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie (hoge verwachting)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

14.2 Bouwregels

Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
    • 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 200 m2 bedraagt.
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst
14.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 14.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  • b. Afwijken als bedoeld in lid 14.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • c. Afwijken als bedoeld in lid 14.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (hoge verwachting)' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van diepwortelende beplanting, bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
14.4.2 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 14.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen;
  • c. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
14.4.3 Uitzonderingen

Het verbod, als bedoeld in lid 14.4.1 sub a, is niet van toepassing indien:

  • a. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 200 m2 of een omvang van 200 m1;
  • b. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • d. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
14.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (hoge verwachting)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 200 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.

14.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (hoge verwachting)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 15 Waarde - Archeologie (lage verwachting)

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

15.2 Bouwregels

Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  • b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
    • 2. een bouwwerk waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 2000 m2 bedraagt;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
15.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 15.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  • b. Afwijken als bedoeld in artikel 15.3 sub a. is mogelijk, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • c. Afwijken als bedoeld in artikel 15.3 sub a. is voorts mogelijk, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • b. het aanleggen of rooien van diepwortelende beplanting, bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
15.4.2 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van artikel 15.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  • a. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het doen van opgravingen;
  • c. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
15.4.3 Uitzonderingen

Het verbod, als bedoeld in artikel 15.4.1 sub a, is niet van toepassing indien:

  • a. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 2000 m2 of een omvang van 2000 m1;
  • b. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingsvergunning;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  • d. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
15.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 2000 m2 en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.

15.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (lage verwachting)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  • a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 16 Waarde - Landschap

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke waarden.

16.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.2.1 Algemeen

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  • b. het aanbrengen beplantingen;
  • c. het aanbrengen van leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het afgraven of verlagen van de bodem;
  • e. het ophogen, egaliseren of ontginnen van de bodem, waaronder tevens wordt verstaan het het aanleggen van wegen t.b.v. bestemmingsverkeer;
  • f. het verbreden of verharden van voetpaden, rijwielpaden, ontsluitingswegen en parkeerplaatsen;
  • g. het aanbrengen van recreatievoorzieningen;
  • h. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van sloten, greppels, beken en andere waterpartijen.
16.2.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

De in lid 16.2.1 vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  • a. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • b. werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.
16.2.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 16.2.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemmingen zijn toegekend en
  • b. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden en kwaliteiten van de gronden onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 17 Waterstaat

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. waterberging en de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs ten behoeve van de rivier;
  • b. het treffen van maatregelen voor het vergroten van de afvoercapaciteit van de rivier;
  • c. de waterhuishouding.
17.2 Bouwregels

Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden mogen in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene bouwregels

19.1 Bouwen binnen bouwvlak
  • a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  • b. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.
19.2 Bebouwingspercentage
  • a. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
  • b. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven geldt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
  • c. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.
19.3 Bestaande maatvoering
19.3.1 Bestaande goothoogte, bouwhoogte, en/of inhoud van bouwwerken

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de regels van dit plan is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 20 Algemene gebruiksregels

Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning;
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.
  • c. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de in de Arnhemse beleidsregels voor parkeren opgenomen normen.

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

21.1 Vrijwaringszone - dijk
21.1.1 Algemeen

De voor 'vrijwaringszone - dijk' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de beschermingszone van de primaire waterkering.

21.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen mogen op de in artikel 21.1.1 bedoelde gronden uitsluitend nieuwe bouwwerken ten dienste van de waterkering worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 2 m, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op bestaande bouwwerken.

21.1.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn door middel van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 21.1.2, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

Artikel 22 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • 1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte, en de maximuminhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
  • 2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 19.1 mits:
    • a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter, de bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons, keldergaten (koekoeken) of galerijen;
    • b. voorzover het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
      • een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
      • het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
      • geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
      • de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
  • 3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
    • a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3, en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;

met dien verstande dat vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de rivierbeheerder.

  • 4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
    • a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
    • b. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
  • 5. het bepaalde in artikel 20 voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat:
    • a. er geen nieuwe gebouwen worden opgericht;
    • b. het geen raamprostitutie betreft;
    • c. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
    • d. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het afwijken van de regels niet meer dan acht zal bedragen;
    • e. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
    • f. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
    • g. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
    • h. er geen onevenredige vergroting van de parkeerdruk ontstaat;
    • i. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
    • j. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.

Artikel 23 Overige regels

23.1 Parkeren
  • a. Indien de omvang of bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • b. De onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's.
  • c. Aan het bepaalde onder a. wordt geacht te zijn voldaan indien de ruimte voor parkeren of stallen voldoet aan de in de Arnhemse beleidsregels voor parkeren daartoe opgenomen normen.
23.2 Laden of lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in, of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

23.3 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 23.1 en 23.2:

  • a. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien of
  • b. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit. Indien de omvang of bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken
24.1.1 Overgangsbepaling

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
24.1.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid 24.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid 24.1.1 met maximaal 10%.

24.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in sulid 24.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.2 Overgangsrecht gebruik
24.2.1 Overgangsbepaling

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

24.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid 24.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

24.2.3 Verbod hervatten strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in sublid 24.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

24.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in sublid 24.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Stadsblokken - Meinerswijk 2015.