direct naar inhoud van 4.5 Cultuurhistorie en Archeologie
Plan: Bestemmingsplan Arnhem Zuid-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.748-0301

4.5 Cultuurhistorie en Archeologie

Archeologie

Het plangebied ligt volgens de archeolandschappelijke eenhedenkaart van Arnhem-Zuid in verschillende landschappelijke zones. Het uiterst zuidelijke deel (Rijkerswoerdsestraat en omgeving) betreft een donk of rivierduin. Rivierduinen zijn ontstaan aan het einde van de laatste ijstijd, uit opgewaaid zand uit rivierbeddingen. Tussen circa de Huissensedijk en Mooieweg bevinden zich oeverwalafzettingen in de ondergrond. Een oeverwal betreft een hoog opgeslibd zandlichaam, liggend op de oevers van een riviertak. Verder weg van de rivier werden de fijnere kleideeltjes afgezet. Deze lager liggende gebieden worden als “komgebied” aangeduid. Door hun lage ligging kon er zich ook veen ontwikkelen. Een dergelijk komgebied ligt ten zuiden van de oeverwalafzettingen. Ten noorden van de oeverwalafzettingen/Huissensedijk bevinden zich recente stroomruggronden. Deze zijn ontstaan door meanderende rivieren, die zand (oeverwallen) en klei (komgebieden) sedimenteerden. Het gebied kan als een energetisch milieu worden geduid, waarbij oude afzettingen telkens door nieuwe werden afgedekt of opgeruimd.

Het oude landschap heeft in belangrijke mate bepaald waar de mensen zich vestigden. De hoge oeverwalgronden en rivierduinen waren daarbij favoriet. Dit vanwege hun hoge ligging in een door rivieren gedomineerd gebied; oeverwalgronden lenen zich ook goed voor landbouw. Het schetst dan ook geen verbazing dat de vindplaatsen in het plangebied juist in dergelijke zones zijn gelegen. Ze hebben dan ook een hoge archeologische verwachtingskans. Het plangebied telt meerdere vindplaatsen en AMK (Archeologische MonumentenKaart)-terreinen:

AMK

  • 3927: nederzetting, onbepaald, Rijkerswoerdsestraat, terrein van archeologische waarde (middeleeuwen, bestaat uit meerdere vindplaatsen);
  • 15351: huisplaats, onverhoogd, Mooieweg, terrein van archeologische waarde, nieuwe tijd A-B.

Vindplaatsen

  • ne15: nederzetting, Huissensedijk, late middeleeuwen;
  • on6/ne01: Overmaat, nederzetting, late middeleewen;
  • ne05: Overmaat, nederzetting, vroege middeleeuwen/late middeleeuwen;
  • ne39: Overmaat, nederzetting, vroege middeleeuwen;
  • on12/ht2: De Koppel, nederzetting Romeinse tijd/vroege middeleeuwen-nieuwe tijd;
  • ne37: Korenmaat, nederzetting, late middeleeuwen/nieuwe tijd;
  • on21: Rijn bij Malburgen, steelpan, Romeinse tijd (ligging indirect gereconstrueerd).

De zone met de recente stroomruggronden heeft een middelhoge archeologische verwachtingskans. Door het energetische sedimentatiemilieu zal dit gebied minder aantrekkelijk voor bewoning zijn geweest. Niettemin zijn hier toch vindplaatsen gelegen (ne37/on12/ht2 en on21). Met name bewoning uit de middeleeuwen en nieuwe tijd op ophogingen en verspoelde oudere resten kunnen hier gevonden worden. In het komgebied zijn geen vindplaatsen gelegen, met uitzondering van AMK-terrein 15351. Het betreft hier een onverhoogde huisplaats. De vindplaats ligt echter wel zeer dicht bij de oeverwalgronden/zone met een hoge archeologische verwachting; mogelijk is hiermee een relatie. De zone met een lage archeologische verwachting heeft een gedifferentieerde verwachtingskans. Op ca. 1,5 m-maaiveld eindigen de komafzettingen en vangt een pleistoceen (ijstijd) landschap aan waar archeologisch gezien weinig grip op is, maar waar zich met rivierterrassen en donken wel relevante waarden kunnen bevinden. Deze zone, dus vanaf 1,5 m-maaiveld, heeft vooralsnog een middelhoge archeologische verwachtingskans.

Zuidelijk grenzend aan de Mooieweg heeft op een aantal plaatsen een booronderzoek plaatsgevonden. Dit betreft het project De Groene Long. Tijdens het booronderzoek zijn geen archeologische waarden gevonden, met uitzondering van waarnemingen die tot de definitie van AMK-terrein 15351 hebben geleid. Van de huisplaats/boerderij zijn aan het oppervlak puinresten gevonden.

Cultuurhistorie

Het plangebied is nog niet geheel cultuurhistorisch geïnventariseerd. De informatie is per specifiek deelgebied voorhanden. Zoals bijvoorbeeld m.b.t. Kronenburg.

In 1968 begon de Arnhemse Dienst Gemeentewerken met de eerste aanzet voor het wijkdeel Kronenburg in het plan Groot-Malburgen. Een belangrijke plek was ingeruimd voor het winkel- ofwel stadsdeelcentrum Kronenburg, dat als een volwaardig verzorgingscentrum voor Malburgen diende te functioneren. Net als het eerder gereed gekomen Presikhaaf moest

Kronenburg een combinatie zou worden van winkels, kantoren, sociaalculturele en recreatieve voorzieningen.

In het voorlopige Programma van Eisen werd bovendien vermeld:”menging van sociale, economische en culturele activiteiten voorkomen [sic] het ontstaan van “mono-culturen” en “stilte-eilanden” die het centrum op bepaaldetijdstippen van de dag “doods” maken en daarmee de aantrekkelijkheid verlagen.” Doordat de bevolkingsgroei toch niet zo groot bleek te zijn als

verwacht belemmerde dit niet alleen de voortgang van het uitbreidingsplan Groot-Malburgen maar ook de ambitieuze ontwikkeling van het winkelcentrum Kronenburg. Pas in de vroege jaren 1970 was er weer voldoende draagkracht om de plannen 'in uitgeklede versie' verder te

ontwikkelen.

Vanaf 1976 is het winkelcentrum dan in fasen tot stand gekomen. Rondom het centrum ontwikkelden zich in de wijken '70 en '80 de wijken Kronenburg en Vredenburg. De Nijmeegseweg vormde hier de westgrens, Ondertussen werden ook plannen ontwikkeld voor uitgestrekte woonwijken ten westen en zuiden van het dorp Elden, dat, op den duur omgeven door de wijk Elderveld geheel binnen de nieuwe stadsgebieden ingekapseld raakte.

Voor de Tweede Wereldoorlog was er over het algemeen vrij weinig aandacht voor de stedenbouwkundige planning van de winkelsector als zelfstandige opgave. Winkels werden meestal binnen de woongebieden op prominente straathoeken, bij kruispunten en langs verbindingswegen gerealiseerd. Vanaf het einde van de 19de eeuw transformeerden de binnenstedelijke hoofdstraten geleidelijk aan tot winkelgebied, waarbij in de grotere steden soms grootschalige ingrepen werden gedaan, zoals het inpassen van grote warenhuiscomplexen, het verleggen van rooilijnen en het invoegen van passages en galerijen.

Na de oorlog werd het winkelbedrijf als een aparte functie benaderd en als een wezenlijk en uiterst belangwekkend onderdeel van de stadsplanning beschouwd. Dit begon reeds in het kader van de grote wederopbouwprojecten, met de Rotterdamse Lijnbaan (architectenbureau

Van den Broek en Bakema, 1948-1953) als het bekendste voorbeeld. Een echte winkelstraat die uitsluitend bestemd is voor voetgangers is dan het resultaat, met in de onmiddellijke nabijheid gelegen expeditie- en parkeerterreinen. Dit verschilt in belangrijke mate van een voorbeeld als de Arnhemse Steenstraat, een vanaf circa 1900 tot winkelgebied omgevormde

woonstraat die ook voor het gemotoriseerde verkeer toegankelijk bleef. Ook de na de oorlog nieuw aangelegde Looierstraat met zijn vele winkels bleef voor auto's e.d. toegankelijk.

Vanuit de op de sociale cohesie gerichte wijkgedachte die zo bepalend was voor de naoorlogse stedenbouw, ontwikkelde zich in de loop van de jaren vijftig en zestig het principe van de winkelcentra. In navolging van de Amerikaanse shopping malls verrezen in de vele nieuwbouwwijken buurt- en wijkverzorgende concentraties van winkels. Ze dienden evenwel een verzorgingsgebied te omvatten dat verder reikte dan de wijken en buurten zelf. Supermarkten en kleine warenhuizen maar bijvoorbeeld ook winkels in huishoudelijke artikelen, meubels of kleding zetten er dan ook de toon. De belangrijkste kenmerken waren dat de winkelcentra exclusief voor voetgangers bestemd waren, het publiek door middel van luifels en

overkappingen tegen weer en wind werd beschermd en dat er aan de achterzijde van de winkels expeditie- of servicestraten gesitueerd werden.

Vanaf 1976 is dit winkelcentrum in fasen tot stand gekomen, naar een ontwerp van het Rotterdamse architectenbureau Bakker en Verhoeff. De keuze voor het Rotterdamse bureau betekende het opzij schuiven van de plannen van de Engelse architect Percy Gray die reeds in een vergevorderd stadium waren uitgewerkt. Bakker en Verhoeff werkte op Kronenburg

overigens samen met de te Heerlen gevestigde Architektengroep Sigmond. Ontwikkelaar en uitvoerder van de plannen was Nationaal Vastgoed B.V. uit Weert, in samenwerking met Wilma Projectontwikkeling. De plannen werden in een uitgeklede versie verder ontwikkeld. De aanvankelijk beoogde niet-commerciële voorzieningen zoals een zwembad, een cultureel centrum en een medisch centrum kwamen dan ook niet tot stand. Verder verdwenen ook de zwak-commerciële voorzieningen (bowlingbaan, bioscoop, restaurant en hotel). De nadruk kwam nu dus vooral te liggen op het winkelbestand, met daarnaast enkele niet-commerciële

voorzieningen als een bibliotheek (architectenassociatie Salomons, Tempelman en Egberts) en een jongerencentrum.

Na de oplevering van de eerste fase en de opening van het complex in 1979 is nog in hetzelfde jaar gestart met de tweede fase, eveneens naar plannen van Bakker en Verhoeff, ditmaal in samenwerking met het raadgevend ingenieursbureau Aronsohn uit Rotterdam. De tweede fase stond alleen nog maar ten dienste van een commercieel gebruik. In zijn uiteindelijke verschijningsvorm bestaat het op de hoek van de Kronenburgsingel en de Burgemeester Matsersingel gelegen winkelcentrum uit een gedeeltelijk boven een parkeergarage gelegen ruime passage met langsgelegen winkels. Alle winkels zijn er met de voorzijde op de langs enkele bouwlagen gelegen passage gericht, met enkele als ontmoetingsplekken fungerende hallen op het snijvlak van de loopgangen. De bevoorrading vindt net als in Presikhaaf op de expeditieterreinen aan de achterkant van het complex plaats. Om het complex ook voor de aan de overzijde van de drukke Burgemeester Matsersingel gelegen woonwijken Vredenburg en Holthuizen veilig bereikbaar te maken is in 1980 een direct op het winkelcentrum aansluitende Passerelle gebouwd. Twee jaar later realiseerde men bovendien een markante en metershoge reclamezuil (ontwerp Janse Lichtreclame b.v. uit Eindhoven).

Conclusie

Archeologie: het plangebied heeft een gedeeltelijk lage, middelhoge en hoge archeologische verwachtingskans. Er zijn belangrijke concrete waarden in de vorm van vindplaatsen en AMK-terreinen gelegen (“archeologisch waardevolle gebieden”). Met de middelhoge verwachting van het komgebied beneden 1,5 m-maaiveld geldt voor bijna het hele plangebied een middelhoge dan wel hoge archeologische verwachtingskans. Bij bodemingrepen dieper dan 40 cm en vanaf een omvang zoals bepaald in de erfgoedverordening, dient archeologisch onderzoek plaats te vinden. De geeigende stappen zijn (in volgorde van uitvoering): bureauonderzoek – booronderzoek – proefsleuvenonderzoek – opgraving. Bij iedere stap wordt afgewogen of een vervolgstap noodzakelijk is. Behoud van archeologische waarden op de plaats waar ze zijn aangetroffen (in situ) staat voorop. Bovenstaand moet in de regels van het bestemmingsplan (bouw-, aanleg en sloopvergunning) verdisconteerd te worden. Het Rijn-Waalpad betreft een ontwikkeling waarbij mogelijk archeologische waarden in het geding zijn. Dit pad is deels gepland ter hoogte van het rivierduin/de donk onder de Rijkerswoerdsestraat, met AMK-terrein. Nadrukkelijk wordt vermeld dat indien de bodemingrepen hier groter dan 30 m2 zijn en dieper dan 40 cm gaan, archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Daar waar reeds onderzoek is uitgevoerd (De Groene Long), hoeft geen onderzoek meer plaats te vinden.

Cultuurhistorie: Het plangebied is nog niet volledig geïnventariseerd op aanwezigheid van cultuurhistorisch waardevolle objecten, ensembles en structuren. Dit onderzoek wordt dringend aanbevolen.

Het gebied is deels en uitgaande van specifieke vraagstellingen geïnventariseerd, zoals bijvoorbeeld de wijk en het winkelcentrum Kronenburg

Kronenburg

Voor de stedenbouw in de jaren '70 en '80 karakteristieke hoofdstructuur met kronkelende ringweg (Kronenburgsingel), die wijkdelen met complexe honingraatachtige structuren ontsluit.

De objecten en/of ensembles zijn voor de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied van (enig) historisch belang, maar niet direct beschermenswaardig. De objecten voegen zich in schaal, hoofdvormen en typologie min of meer binnen de historisch gegroeide situatie en dragen dus in beperkte mate bij aan de cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Behoud is mogelijk,maar niet noodzakelijk.

De cultuurhistorische waarden in het plangebied lijken zich veelal te beperken tot structuur- en ensembleniveau. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat het gebied slechts gedeelteijk cultuurhistorisch is geïnventariseerd.

Het winkelcentrum Kronenburg heeft enige cultuurhistorische betekenis als uiting van de visie op stedenbouw in de jaren '70 en '80 van de vorige eeuw. Ook is sprake van enige waarde in relatie tot de historische ontwikkeling van winkelcentra in Nederland en Arnhem.