direct naar inhoud van 3.9 Waterbeleid
Plan: Bestemmingsplan Arnhem Zuid-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.748-0301

3.9 Waterbeleid

Europees beleid

Vanaf 2000 is ter verbetering van de chemische en ecologische waterkwaliteit van alle Europese wateren de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De kaderrichtlijn omvat regelgeving voor zowel het oppervlaktewater als het grondwater. De streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, maar eventueel kan, mits goed onderbouwd, uitstel worden verleend tot uiterlijk 2027 (derogatie). De plannen voor de deelstroomgebieden zijn in 2009 door de verschillende partijen in hun eigen beleidsplannen vastgesteld en bevatten doelen, ambities en maatregelen.

Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is in diverse nota's vastgelegd. Het meest directe beleidsplan is de Vierde Nota Waterhuishouding en het vernieuwde Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel 2008). Het bestuursakkoord heeft tot doel “om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden en te anticiperen op de klimaatsverandering”. Verder is de watertoets ook in het NBW-actueel een belangrijk instrument om water verantwoord in te passen in ruimtelijke ontwikkelingen.

In de Nota Ruimte is water een belangrijk, structurerend principe voor bestemming, inrichting en gebruik van de ruimte. Om problemen met water te voorkomen moet, anticiperend op veranderingen in het klimaat, de ruimte zo worden ingericht dat water beter kan worden vastgehouden of geborgen. Dit anticiperen is ook terug te vinden in de Waterwet die op 22 december 2009 van kracht is geworden. In de Waterwet zijn ondermeer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor het vasthouden en afvoeren van regenwater en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.

Beleidslijn grote rivieren

In 2005 is de Beleidslijn “ruimte voor de rivier” (1997) geëvalueerd. De evaluatie van de beleidslijn was noodzakelijk om aan te kunnen geven of, en zo ja hoe de beleidslijn kon worden aangepast. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat het toetsingskader van de beleidslijn ruimte voor de rivier in het algemeen helder en duidelijk is ten aanzien van de toelaatbaarheid van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. De bestaande ruimte die de rivier nodig heeft is mede dankzij dit toetsingskader behouden.

Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Tevens geldt dat het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, binnen de randvoorwaarden die de veiligheid stelt, van belang is voor het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed.

Voor de Beleidslijn grote rivieren gelden twee concrete doelstellingen:

  • 1. de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden;
  • 2. ontwikkelingen tegen gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.

Deze doelstellingen zijn bij de herziening van de beleidslijn niet gewijzigd.

Een klein deel van het plangebied (in het westen ten zuiden van de pleybrug) ligt buitendijks en valt hiervoor geldt deze beleidslijn.

Provinciaal en regionaal beleid

Op provinciaal niveau is het waterbeheer vastgelegd in het Waterplan Gelderland 2010-2015.

Het Waterplan gaat verder op de ingeslagen weg van het derde Waterhuishoudingsplan. Nieuw is de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water en de verplichtingen die voortvloeien uit de waterwet. Een belangrijk aanpassing uit de Waterwet is dat de vergunningverlening voor het onttrekken van grondwater grotendeels is overgedragen aan de waterschappen. Slechts in drie gevallen is de provincie hiervoor nog aanspreekpunt;

  • onttrekkingen voor drinkwaterwinning;
  • onttrekkingen ten behoeve van bodemenergiesystemen zoals koude- en warmte opslag (KWO);
  • onttrekkingen meer dan 150.000 m³ per jaar.

Grondwaterbescherming

Het doel van grondwaterbeschermingsgebieden is er voor te zorgen dat het grondwater op eenvoudige wijze (zonder ingrijpende en kostbare zuivering) kan worden gebruikt voor de bereiding van drinkwater. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in waterwingebieden (begrensd door de z.g. 1-jaarszone) en grondwaterbeschermingsgebieden begrensd door de z.g. 25-jaarszone).

De waterwingebieden omvatten de directe omgeving van het puttenveld. Het belang van de waterwinning is hier zo evident, dat het projecteren van andere bestemmingen, niet mogelijk is. De mogelijkheden tot uitbreiding van reeds aanwezige bebouwing (anders dan voor de waterwinning) moeten tot het uiterste worden beperkt.

In bijna alle gevallen is de provincie het bevoegd gezag wat betreft de grondwateronttrekkingen en de bescherming van de intrekzones (25-jaarszone). Uitzondering hierop zijn de stedelijke winningen van o.a. Arnhem-zuid. Voor deze uitzonderingen moet de bescherming van de intrekzones geregeld worden via de bestemmingsplannen. Het grondwater moet uiteindelijk wel aan dezelfde voorwaarden voldoen. Aangezien het einddoel voor stedelijke als niet-stedelijke winningen hetzelfde moet zijn, volgt de gemeente dan ook de provinciale richtlijnen. In dit bestemmingsplan zijn het waterwingebied en het grondwaterbeschermingsgebied apart bestemd.

Dit houdt in dat het “stand still/step forward” principe gehanteerd wordt. Dit betekent dat er geen veranderingen in het gebied mogen plaatsvinden die een negatief effect hebben op de kwaliteit van het grondwater. Dit stelt tevens beperkingen aan het (ongecontroleerd) afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater of van infiltratie naar het grondwater. Uitbreiding van al bestaande risicovolle situaties is slechts aanvaardbaar als wordt aangetoond dat daardoor de risico's van de winning van drinkwater niet worden vergroot. Bodemenergiesystemen (KWO) zijn binnen de 25-jaarszone niet toegestaan.

Voor nieuwe ontwikkelingen geldt dat de risico's moeten worden afgewogen tegen de risico's van de huidige activiteiten. Aanbevolen wordt alleen grondwatervriendelijke functies toe te staan. Onder voorwaarden is ook een intensiever gebruik mogelijk. Voor de lijst met verboden inrichtingen wordt verwezen naar de Provinciale Milieuverordening.

Beleid waterschap en gemeente

Het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Zuid is overgedragen aan het Waterschap Rivierenland waardoor de gemeente Arnhem rekening dient te houden met het vigerende beleid van waterschap. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het Waterbeheerplan 2010-2015 en de keur en de legger van het waterschap.

Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen.

  • Gemeentelijk RioleringsPlan (2009-2013), vastgesteld op 26 mei 2008; dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied.
  • Waterplan Arnhem (2009-2015). Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit Tweede Waterplan Arnhem opgesteld. De gemeenteraad heeft op 19 oktober 2009 het waterplan vastgesteld. Op 26 februari 2010 hebben gemeente en de beide waterschappen de intentieovereenkomst ondertekend. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen:
      • 1. Arnhem aantrekkelijke waterstad;
      • 2. Klimaatbestendig watersysteem en waterketen;
      • 3. Goede kwaliteit water en waterbodem;
      • 4. Bewustwording

Resumé

Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

  • er grondwaterneutraal gebouwd moet worden.
  • er geen negatieve verstoring van de grondwaterstanden en -stromingen mag worden veroorzaakt om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen.
  • er maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling.
  • er voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie.
  • het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt.
  • het gebruik van uitloogbare materialen niet is toegestaan.
  • binnen 25-jaarszone het “stand still/step forward” principe wordt gehanteerd.